Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie (31324).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Een paspoort zal nog meer dan voorheen een vereenvoudigde biometrische weergave van onszelf worden. Werkten wij vroeger met een boekje met stempels en daarin een zwart-witte foto, in de nabije toekomst zal, als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, het paspoort tal van informatie over de persoon bevatten, zoals gezichtsopname, vingerafdrukken en handtekening. Deze gegevens zijn gedigitaliseerd en in een chip verwerkt. Dit alles om het paspoort authentiek en uniek te laten zijn, zodat mensen te allen tijde geïdentificeerd kunnen worden en hun ware identiek daarmee bekend is.

Ik hoef niemand meer te vertellen over nut en noodzaak van een sluitend systeem van identiteitsbewijzen. Terrorisme, mensen- en kinderhandel, illegalenproblematiek en zware criminaliteit zijn stuk voor stuk zaken die wij zo veel mogelijk willen uitbannen. Hiervoor hebben wij nu eenmaal een betrouwbaar systeem van identiteitsbewijzen nodig.

Als er op 11 september 2001 geen aanslag op de VS was gepleegd, hadden wij het voorstel voor wet wat er nu ligt al lang tevoren behandeld. Door de internationale ontwikkelingen, de voortschrijdende inzichten, de technieken van de biometrie en de overtuiging dat je dit soort zaken zo veel mogelijk op Europees niveau moet oppakken, is er enige vertraging ontstaan. Het had wellicht allemaal wat sneller gekund, maar onze fractie is blij dat dit op Europees niveau vertaald is in richtlijnen voor de lidstaten, zodat wij nu ook in Nederland de Paspoortwet kunnen wijzigen op basis van deze uniforme Europese regels.

Aan de hand van de ordening zoals die gekozen is in de nota naar aanleiding van het verslag – waarvoor hartelijk dank – wil onze fractie een aantal punten uit het wetsvoorstel vandaag met de regering bespreken. Ik ga eerst in op de plaatsonafhankelijke uitgifte. In antwoord op vragen van onze fractie bevestigt de staatssecretaris het belang van een goed functionerende GBA voor een succesvolle implementatie van de rijksdocumentenadministratie. Kan zij ons informeren over de stand van zaken en ons de garantie geven dat het GBA deze implementatie van de rijksdocumentenadministratie aankan? Zo nee, op welke termijn kan dit wel?

Over de inhoud van de rijksdocumentenadministratie hebben wij in het verslag een aantal vragen gesteld. Een vraag blijft echter onbeantwoord. Wat stelt de regering voor bij jonge kinderen, wier uiterlijke kenmerken snel kunnen veranderen? Accepteert zij dan afwijkingen, of blijven de biometrische kenmerken, de gezichtsopname, feitelijk onveranderd? Graag een reactie.

Over de beveiliging het volgende. De leden van de CDA-fractie onderschrijven de argumentatie om te komen tot één locatie. Is de regering er overigens al uit of het één locatie of meerdere locaties zouden moeten worden? De nota naar aanleiding van het verslag geeft hierover geen duidelijkheid en suggereert meerdere locaties. Als het meerdere locaties worden, kan men zich afvragen in hoeverre er gesproken kan worden van een centrale reisdocumentenadministratie. Graag een reactie.

Ik neem aan dat wij ervan uit mogen gaan dat een dergelijke locatie een zeer vitaal object is, of wordt beschouwd als een zeer vitaal object, vergelijkbaar met centrale computers van de Belastingdienst en elektriciteitscentrales. De betrouwbaarheid en daarmee de acceptatie van dit nieuwe systeem valt of staat immers met een goede beveiliging. De gegevens die hier opgeslagen zijn, mogen op geen enkele wijze in handen vallen van hiertoe ongeautoriseerde lieden, die zich toegang willen verschaffen. Hetzelfde geldt voor het afschermen van de bestanden voor de daartoe bevoegde functionarissen. Wij kennen allemaal de verhalen van de gekraakte telebankierensites. Kan de staatssecretaris ons verzekeren dat ook de decentrale systemen absoluut veilig zijn?

Over de privacybescherming het volgende: De CDA-fractie heeft vragen gesteld over de mogelijkheid om de reisdocumentenadministratie open te stellen voor de mogelijkheid om in alle zaken waarin sprake is van misdrijven en overtredingen, hiervan gebruik te maken. Wij danken haar voor de beantwoording, waarin zij gemotiveerd heeft aangegeven dat wat haar betreft het beste kan worden aangesloten bij het in het Wetboek van Strafvordering vastgelegde uitgangspunt dat dwangmiddelen die een inbreuk maken op de lichamelijke integriteit alleen kunnen worden bevolen in een situatie waarin er sprake is van een verdenking van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. In het tot tweemaal gewijzigde artikel 4b is nu zorgvuldig begrensd wie en onder welke condities de beschikking kan hebben over de biometrische kenmerken uit de reisdocumentenadministratie, met het oog op het voorkomen en bestrijden van misbruik en fraude en het vervolgen van strafbare feiten.

Op het terrein van de administratieve lasten en het bij het kabinet heersende inzicht over de kosten, zijn wij teleurgesteld. Het is duidelijk dat de rekening van de invoering van de reisdocumentenadministratie bij de burger wordt gelegd, en wel volledig. Op de vraag hoe hoog die rekening is of wordt, kan de regering geen antwoord geven. Zij kan zelfs geen raming geven. Dit geeft de burger weinig vertrouwen in een goede afloop. Op hetzelfde moment dat de Kamer zich in de werkgroep buigt over de wijze waarop ICT-projecten binnen de overheid worden uitgevoerd en gemanaged, wordt hier een blanco cheque gevraagd. Ik vraag op dit punt een verduidelijking. Wat gaat het nieuwe paspoort nu kosten?

Verder wil het kabinet niet speculeren over de verbeterde mogelijkheden om misdrijven op te lossen. Waarom niet? Het is toch geen probleem om de begrote voordelen – ik ga ervan uit dat die er zijn, want de regering spreekt er immers zelf over – in beeld te brengen? Vanwaar deze aarzelingen? Het veelbesproken en gewijzigde artikel 4b draait hier toch om?

Het voorstel is gedaan om mensen van 75 jaar en ouder een levenslang geldig identiteitsbewijs te verstrekken. De beantwoording op dit punt is verre van overtuigend. Het kabinet spreekt over het feit dat het "niet denkbeeldig is dat landen een paspoort met een dergelijk lange geldigheidsduur niet zullen aanvaarden". Kan het nu of kan het niet? Sluiten de Europese richtlijnen iets dergelijks uit, of heeft Nederland de vrijheid om op dit punt af te wijken?

Verder spreekt de regering over paspoorten die een zeer lange geldigheidsduur kunnen hebben. Is de staatssecretaris het met de CDA-fractie eens dat over het algemeen de uiterlijke kenmerken vanaf de leeftijd van 75 jaar niet veel meer veranderen, afgezien van wat rimpels, een verhoogde haargrens en een andere haarkleur? Als ik in de Kamer rondkijk, dan constateer ik dat dit ook al vanaf jongere leeftijd gebeurt. Het argument van de regering is dus niet zo sterk.

Vervolgens een opmerking over het vergemakkelijken van de procedure rond de vermissing van reisdocumenten. De regering noemt een aantal argumenten en het amendement-Balkenende uit 2000 om aan te tonen dat het weghalen van de politie uit de vermissingsketen een weg is die zij niet wil bewandelen. Deze weg is volgens de regering een stap terug. Tegelijkertijd straalt de regering niet de wil uit om echt kritisch te kijken naar een manier om deze omslachtige procedure te vereenvoudigen. Het blijft bij de reactie dat de regering de procedures rond vermissing verder wil analyseren en wil bekijken of vereenvoudiging mogelijk is, waarna zij de Kamer zal informeren. Dit kabinet zet zwaar in op vermindering van administratieve lasten. Het zou het kabinet dan ook sieren om daar serieus werk van te maken. Mogen wij op korte termijn de uitkomsten van een dergelijke analyse verwachten?

Ten slotte enkele opmerkingen over de toekomstige Europese ontwikkelingen. In de beantwoording van onze vraag over nut en noodzaak van één persoon per paspoort en de vraag waarom kinderen niet langer in het paspoort van een van hun ouders kunnen worden bijgeschreven, blijft een en ander onduidelijk. Waarom gaat men over tot deze drastische maatregel? Is de veiligheid van het kind niet meer gediend als juist uit de bijschrijving duidelijk blijkt dat het bij één of bij beide ouders hoort? Dit is immers aan te tonen.

De regering motiveert waarom kinderen een eigen paspoort moeten hebben en constateert tegelijkertijd dat een van de belangrijkste argumenten om dat te doen – een zo veilig en compleet mogelijk identiteitsbewijs – in de praktijk anders uitpakt, doordat van kinderen jonger dan zes jaar geen vingerafdruk genomen kan worden en zij op die leeftijd vaak snel van uiterlijk veranderen. Ik heb het paspoort van mijn echtgenote meegenomen. Daar staat ons zoontje in bijgeschreven. Ik herken hem niet meer. Ik wil hiermee maar aantonen dat een foto in een paspoort niet zo veel zegt.

Wij moeten bedenken dat een eigen paspoort voor de kinderen betekent dat de kosten fors zullen stijgen. Voor ons is dan de vraag of de voorgestelde maatregel niet disproportioneel is. Overigens gaat de regering in haar berekening uit van € 48,35 per paspoort. Als gevolg van de invoering van de reisdocumentenadministratie kan deze prijs echter nog verder oplopen. Invoering van een dergelijke maatregel – de regering gaat zelf uit van 250.000 extra uit te geven paspoorten – kost derhalve ongeveer 10 mln. per jaar. Een gezin met drie kinderen beneden zestien jaar is al snel € 435 kwijt aan paspoorten, nog exclusief de mogelijke stijging van de prijs van het paspoort als gevolg van de centrale reisdocumentenadministratie, waarover ik de regering eerder een vraag heb gesteld. Kan de staatssecretaris nog eens uiteenzetten wat volgens haar de meerwaarde is van de eis dat kinderen onder de zes jaar over een eigen paspoort – overigens niet volwaardig, vanwege het ontbreken van een vingerafdruk – moeten beschikken? Kan zij aangeven hoe het ermee staat in Brussel? In de nota naar aanleiding van het verslag werd nog gemeld dat de Europese Raad medio 2008 zijn standpunt zal bepalen. Klopt dit nog steeds? Graag ontvangen wij op dit punt een reactie.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Op bladzijde 42 van de toelichting op dit wetsvoorstel stelt de staatssecretaris voor, een bij algemene maatregel van rijksbestuur vast te stellen bedrag volgens een bij algemene maatregel van rijksbestuur vast te stellen systematiek, bij ministeriële regeling te indexeren en bekend te maken, zodat op basis van die algemene maatregel van bestuur vast te stellen criteria de indexering van verschillende delen voor het Koninkrijk kan worden vastgesteld.

Dat klinkt voor mij onbegrijpelijk en dat is het, denk ik, ook. Dit voorbeeld is systematisch voor deze wijziging van de Paspoortwet. Wij telden in dit wetsvoorstel meer dan 25 nadere regelingen: algemene maatregelen van rijksbestuur, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Soms betreft het een onschuldige uitwerking, maar soms is er wel degelijk sprake van politieke keuzes. Ik begrijp natuurlijk best dat je niet alles in een wet kunt regelen, maar dit is toch te gek. Wij moeten weten waar wij "ja" tegen zeggen. Waarom legt de staatssecretaris een wet voor waarin nog zoveel geregeld moet worden? Deelt zij onze zorgen dat deze Kamer niet voldoende kan beoordelen hoe deze wet in de praktijk precies zal uitpakken? Is zij het met ons eens dat bijvoorbeeld de toegankelijkheid van de data veel ruimer kan worden gemaakt door dit kabinet of in de toekomst, als wij dit voorstel aannemen?

De staatssecretaris wil een centrale reisdocumentenregistratie. Daarmee wordt het gemakkelijk, een paspoort aan te vragen en wordt het eenvoudiger om identiteitsfraude op te sporen. Bovendien krijgen politie, justitie en veiligheidsdiensten meer mogelijkheden om criminelen op te sporen en terroristen aan te pakken.

Dat doet mij denken aan een jaar geleden, toen wij in deze Kamer de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten behandelden. Even ter herinnering: destijds kregen bedrijven en organisaties de verplichting om informatie te verstrekken aan de veiligheidsdiensten.

Nu behandelen wij deze wijziging van de Paspoortwet en een onderdeel daarvan is een centrale reisdocumentenadministratie. Opnieuw krijgen wij een geweldige databank. Wij lijken soms wel digitale hamsters.

De SP heeft destijds tegen de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gestemd. Wij vonden het een onvoldragen wetsvoorstel. Diezelfde wet ligt nu al meer dan een jaar bij de Eerste Kamer, waar veel kritiek klinkt. En de senatoren zijn niet de enigen. In het rapport "Data voor daadkracht", dat werd uitgevoerd in opdracht van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, werd forse kritiek geuit op het aanleggen van zulke databestanden. Het was weinig zinvol, er valt niet mee te werken en er is gevaar voor de privacy. Dat beeld werd ook geschetst door het College Bescherming Persoonsgegevens.

Wij hebben destijds een overzicht gevraagd van alle wet- en regelgeving die van toepassing is op het inwinnen van gegevens uit externe bestanden. Wij vroegen een samenhangende visie van de staatssecretaris op de veiligheid en privacy. Geen van beide verzoeken is gehonoreerd. Wij hebben nog niets ontvangen. Kan dat alsnog gebeuren? Het was voor onze beoordeling van deze nieuwe Paspoortwet heel erg behulpzaam geweest als wij dat wel hadden gehad.

Op 16 oktober van dit jaar heeft deze Kamer een motie van mij aangenomen over het aantal bevragingen van databestanden. Deze motie is nog steeds niet uitgevoerd. Wanneer gaat de regering dat wel doen?

Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft in een advies aangegeven, zich ook niet te kunnen verenigen met deze wijziging van de Paspoortwet. Daarop heeft de staatssecretaris enkele wijzigingen doorgevoerd, maar wij hebben geen advies gekregen over die wijziging. Is de staatssecretaris bereid om alsnog een nader onderzoek van het College Bescherming Persoonsgegevens te vragen?

De SP heeft nog veel vragen. Ik zal ze zo kort mogelijk opsommen. Van Europa moeten wij vingerafdrukken opnemen in onze paspoorten. Maar lang niet alles wat Europa wil, is goed. Vingerafdrukken zijn bepaald niet foutloos; zo'n 6% van de afdrukken in de huidige administratie is niet juist, zo heb ik begrepen. Kan de staatssecretaris nog eens uitleggen waarom deze Europese richtlijn goed is?

Behalve de grote foutenmarge heeft de vingerafdruk nog een aantal andere nadelen. Vingerafdrukken zijn fraudegevoelig en ook zijn er mensen zonder vingers. Deze bezwaren gelden niet voor de irisscan. Waarom kiest de staatssecretaris niet voor een irisscan op het paspoort in plaats van de toch wat ouderwetse vingerafdruk?

Europa heeft ook liever niet meer dat wij kinderen laten bijschrijven op het paspoort van de ouders. Je vraagt je af: waar bemoeien die Europeanen zich mee? Kinderen moeten zelf een paspoort hebben waarop hun eigen pasfoto staat. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom het zo'n goed idee is dat kinderen niet meer worden bijgeschreven op het paspoort van de ouders en kan zij uitleggen hoe lang een pasfoto van een kind blijft lijken?

Van Europa naar de gemeente! Een centrale reisdocumentenadministratie kan niet functioneren zonder een goede Gemeentelijke Basisadministratie. Laat nou juist die niet op orde zijn. Gemeenten werken sinds kort met een nieuw systeem. De staatssecretaris heeft onlangs laten weten dat alleen de gemeente Hilvarenbeek de zaakjes op orde heeft. Hoe staat het met alle andere gemeenten in Nederland? Deelt de staatssecretaris onze opvatting dat deze wet pas in werking kan treden als de Gemeentelijke Basisadministratie in alle gemeenten op orde is? Anders hebben wij een paspoort voor alleen Hilvarenbeek. Is de staatssecretaris bereid om de behandeling van deze wet op te schorten totdat alle gemeenten zover zijn?

Het is de bedoeling dat mensen straks overal een paspoort kunnen aanvragen. Dat gaat dan als volgt. Er zal vraag en aanbod zijn en de prijzen zullen verschillen, zodat er concurrentie tussen de gemeenten is. Hoe gaat de staatssecretaris voorkomen dat gemeenten zodanig gaan concurreren dat een paspoortenindustrie ontstaat?

Van de gemeente naar de burger! Bij het maken van een nieuw paspoort maakt men gebruik van nieuwe technieken en dit brengt nieuwe kosten met zich mee. Eerder zei ik al dat kinderen niet meer kunnen worden bijgeschreven op het paspoort van hun ouders, maar hoeveel gaat het nieuwe paspoort extra kosten voor een gezin met, laten wij zeggen, drie jonge kinderen?

Voor ouderen kan verlenging van het paspoort lastig zijn, bijvoorbeeld doordat zij dementerend zijn. Bovendien neemt de kwaliteit van de vingerafdruk met de jaren af. Is de staatssecretaris bereid om voor mensen van 75 jaar en ouder het paspoort automatisch te verlengen?

De centrale reisdocumentenadministratie is bedoeld om de uitgifte van paspoorten te vergemakkelijken en om identiteitsfraude te voorkomen. Tegelijkertijd zal de nieuwe databank gebruikt worden door politie en justitie voor de identificatie van criminelen. De databank zal ook gebruikt worden door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten voor de bestrijding van terrorisme. Opsporingsdiensten als de AID en de FIOD kunnen gebruik maken van de informatie, maar ook particulieren, banken en verzekeraars. In dit verband is er nog erg veel onduidelijk. Wie beveiligt de centrale reisdocumentenadministratie? Hoe ziet die beveiliging eruit? Wie houdt het databestand bij de tijd? Welke gegevens worden precies opgenomen? Wie hebben allemaal toegang tot het databestand en onder welke voorwaarden? Wat gaat er met de informatie gebeuren? Ik heb geen idee, en dat is een slecht teken voor deze wet.

Het kan zijn dat de centrale reisdocumentenadministratie alleen wordt gebruikt voor de uitgifte van paspoorten, maar het ligt voor de hand dat het databestand ook een opsporingsregister wordt. Het is zelfs mogelijk dat het databestand voorwerp van datamining wordt. Dat kan allemaal: het een én het ander. Ik vraag daarom aan de staatssecretaris: wat gaat het worden?

Er zullen nog nadere regelingen komen waarmee wordt bepaald, en nu som ik maar een aantal zaken op: welke instellingen en personen toegang krijgen, welke gegevens ter beschikking worden gesteld, welke zoekingangen kunnen worden gebruikt, hoelang gegevens bewaard worden, welke beveiligingsmaatregelen worden genomen, hoe gegevens worden gewijzigd, welke gegevens worden gewijzigd en wanneer dat gebeurt en hoe gegevens worden vernietigd, welke worden vernietigd en hoe.

Op pagina 26 van de nota naar aanleiding van het verslag zegt de staatssecretaris: "Het kabinet vindt het niet verstandig om in het kader van dit wetsvoorstel te speculeren over de mogelijkheden om misdrijven op te lossen door het gebruik van de reisdocumentenadministratie." Maar, voorzitter, laten wij dat toch vooral wel doen. Wij maken hier een wet en dan wil ik weten waar die allemaal voor gebruikt zal worden. Welke nieuwe mogelijkheden biedt deze wet voor de opsporing en de vervolging van misdrijven? De centrale reisdocumentenadministratie zal ook gebruikt worden door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Waarom wordt deze mogelijkheid in het bijzonder genoemd? Wat is het doel om de AIVD en MIVD toegang te bieden? Kan deze reisdocumentenadministratie bijvoorbeeld gebruikt worden voor datamining?

De wetten die wij aannemen, moeten uitvoerbaar zijn. Ik wil niet dat deze wet weer strandt in de Eerste Kamer. Als dat gebeurt, staan wij in ons hemd en staat de staatssecretaris in haar hemd, en dan zijn wij niets opgeschoten. Er is nog veel onduidelijk bij lezing van dit wetsvoorstel. Wie gaat met de centrale reisdocumentenadministratie werken? Wat gaat men ermee doen? Wat zijn de voorwaarden?

Uit recent onderzoek van het College Bescherming Persoonsgegevens blijkt dat de meeste politiekorpsen niet kunnen voldoen aan de eisen van de Wet politiegegevens. Die wet regelt de voorwaarden voor de ruimere informatieverstrekking door de politie. Niet te controleren is of onbevoegden toegang hebben tot gevoelige persoonsgegevens. Kan de staatssecretaris verzekeren dat de toegang van al die verschillende personen en organisaties met deze wetswijziging goed wordt geregeld? Ik weet het niet. Ik weet ontzettend veel niet en de staatssecretaris vraagt wel heel veel vertrouwen. Eigenlijk vraagt zij een vrijbrief en die kan ik haar vooralsnog niet geven. Te veel is nog onduidelijk, te veel moet nog worden geregeld en te veel kan worden uitgebreid en opgerekt. Ik kan de staatssecretaris nu geen vrijbrief geven. Ik hoop dat zij mij wel wat duidelijkheid kan geven.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid staat positief tegenover dit wetsvoorstel. De betrouwbaarheid van paspoorten, reisdocumenten en rijbewijzen wordt bevorderd door het toevoegen van vingerafdrukken. Een betrouwbaar paspoort en reisdocument levert een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van identiteitsfraude. Het centrale register helpt bij het voorkomen en bestrijden van fraude en misbruik van reisdocumenten, bij de identificatie van slachtoffers bij rampen, bij opsporing en vervolging van strafbare feiten en bij onderzoek naar terrorisme. Dit is aan strenge beperkingen gebonden.

Het College Bescherming Persoonsgegevens adviseerde in eerste instantie negatief, maar de aanpassingen waar dat advies toe heeft geleid in het huidige wetsontwerp leidden bij mij tot de conclusie dat er ten opzichte van de huidige situatie niets verandert. Er is alleen mogelijkheid tot inzage bijgekomen die kan worden gevorderd door een officier van justitie ten behoeve van identiteitsvaststelling in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Met andere woorden: er verandert niets ten opzichte van de huidige rechtsbescherming van personen. Daarmee is voor ons de privacy in voldoende mate gewaarborgd.

Meer moeite heeft de Partij van de Arbeid met de invoering van dit nieuwe paspoort per 28 juni 2009. Het is nog volstrekt onduidelijk hoe dat in de praktijk zal gaan. De staatssecretaris schrijft dat zij verwacht dat het de burger 65.000 manuren per jaar kost. Het kost nu eenmaal meer tijd om vingerafdrukken te maken bij de balie dan wanneer dit niet wordt gedaan. Dit is echter een raming, die niet is gebaseerd op ervaringen in de praktijk. Een kort rekensommetje leert dat daar ten minste 50 fte's mee gemoeid zullen zijn om tegenover die 65.000 manuren ambtelijke capaciteit te zetten. Dat moet dan allemaal in één keer goed gaan op 28 juni. Dat is een moment waarop bij de gemeentelijke balies de rijen van mensen die een reisdocument komen halen toch al wat langer zijn dan normaal omdat de vakantieperiode eraan komt. Wij hebben op dit moment geen vertrouwen in een zorgvuldige en voorspoedige invoering per 28 juni. Ik stel daarom de volgende vragen. Is het mogelijk om de invoering later te laten plaatsvinden ondanks de richtlijn die invoering per 28 juni 2009 voorschrijft? Zijn alle landen die onderhevig zijn aan de Europese richtlijn wel per 28 juni begonnen met het uitgeven van de nieuwe paspoorten op basis van die richtlijn of zijn er andere landen die ook wat meer tijd nodig hebben? Ik neem aan dat de staatssecretaris vasthoudt aan die datum, maar ik ben wel benieuwd naar haar antwoorden. Als zij eraan vasthoudt, wil zij dan de Kamer een uitvoeringsplan doen toekomen dat gebaseerd is op praktijkervaringen en waaruit blijkt hoeveel tijd en geld het zal kosten voor zowel de uitgevende instanties als voor de burgers?

De fractie van de Partij van de Arbeid maakt zich echt zorgen over deze invoering. Zij wil niet weer een echec voor de burgers dat het vertrouwen in de mogelijkheid van onze regering om dingen te regelen aantast.

Ik wil mij kortheidshalve aansluiten bij de vragen van de twee voorgangers over het voornemen om ook kinderen een eigen paspoort of identiteitsbewijs te geven. De redenen die de staatssecretaris daarvoor aangeeft, namelijk dat het in achttien EU-lidstaten wel wordt gedaan en dat andere landen het wellicht ook gaan doen, zijn voor ons niet overtuigend. Het is een soort waarschuwing voor de wetswijziging die er mogelijk aankomt. Op dit moment zien wij de noodzaak daartoe niet. Wij sluiten ons ook van harte aan bij de vraag of je voor bepaalde groepen, zoals 75-plussers, niet een langere geldigheidsduur van paspoorten en reisdocumenten kunt overwegen.

Eerder heb ik al vragen gesteld over het meldpunt identiteitsfraude. Ik heb vandaag geprobeerd om erachter te komen wat dit nu precies gaat doen, maar daar ben ik niet in geslaagd. Van wie is het? Hoe kun je daar terecht, met wat voor kwesties? Er is met enige bombarie een persbericht uitgegeven bij de start van het meldpunt identiteitsfraude. Gelet op het belang van dit onderwerp en het feit dat wij dit wetsvoorstel gaan aannemen, als het aan mij ligt, kan het toch niet zo zijn dat de Kamer niet geïnformeerd is over dat meldpunt identiteitsfraude? Het is van belang voor mensen die in het GBA zijn ingeschreven op een adres waar iemand anders staat ingeschreven. Het is in het belang van mensen van wie het paspoort of de ID-kaart is ontvreemd of verloren. Kan de staatssecretaris ons hierover een uitgebreid bericht geven? Wij hebben er recht op om met haar mee te denken, maar ik denk dat de burgers en instanties er ook behoefte aan hebben.

Als ik mijn pinpas verlies of als deze gestolen wordt, heb ik een telefoonnummer dat ik kan bellen en dan wordt deze à la minute geblokkeerd. Na enige dagen heb ik voor € 7,50 een nieuwe pinpas. Als je je paspoort verliest of als dit gestolen wordt, moet je naar het politiebureau en dan wordt er een proces-verbaal opgemaakt, waarbij de politie zich op geen andere informatie baseert dan welke je opgeeft. Dan kun je met dat proces-verbaal naar het gemeentehuis. In Den Haag betaal je dan € 33 extra vermissingsleges. Dan wordt gecontroleerd of al eerder een paspoort is verloren of gestolen, want dat is wel reden om nog even goed te kijken. Na enige tijd krijg je dan een nieuw.

Zou dat centraal register, waarover een aantal mensen zich zorgen maakt, niet een zegen kunnen zijn voor het gemak en de dienstverlening aan burgers, het terugdringen van kosten en van administratieve lasten voor de burgers? Kan de staatssecretaris uiteenzetten wat de betekenis kan zijn van de centrale administratie reisdocumenten om dat proces van herstel, aangifte en het uitgeven van nieuwe reisdocumenten aanzienlijk te vereenvoudigen en de kosten ervan te drukken? In antwoord op vragen van collega's van het CDA kondigt de staatssecretaris aan dat zij bezig is om de noodzaak van aangifte bij de politie te evalueren. Ik begrijp dat hieraan een motie-Balkenende ten grondslag ligt. Ik vraag de staatssecretaris om hiermee enige spoed te betrachten, want ik denk dat wij de burger dan een grote dienst bewijzen. Met die extra handeling bezorgen wij ze meer administratieve lasten, maar daar mag ook wat tegenoverstaan.

De heer Van Raak (SP):

De heer Heijnen is altijd erg begaan met de Gemeentelijke Basisadministratie die niet op orde is. Zonder Gemeentelijke Basisadministratie is er ook geen centrale reisdocumentenregistratie. Hoe zit dat nu? Moet volgens hem de Gemeentelijke Basisadministratie eerst op orde zijn, voordat wij deze wet gaan aannemen en uitvoeren? Anders wordt het een rommeltje. Wat vindt hij van de kwaliteit van de wet, met meer dan 25 nadere regels die de reikwijdte ervan heel erg kunnen oprekken? Weet de heer Heijnen wel waar hij "ja" tegen zegt?

De heer Heijnen (PvdA):

Ja, er wordt een heleboel aan de regering overgelaten bij de nadere invulling van deze wet. Het zal aan de Kamer worden voorgelegd, als er iemand anders inzage heeft in het centrale reisdocumentenadministratie dan in dit voorstel staat. Ik deel de angst van de heer Van Raak als dat de strekking ervan is, maar ik heb er alle vertrouwen in dat hier klip en klaar wordt gezegd dat dit niet zal gebeuren anders dan met instemming van de Kamer.

Het is interessant dat enkele woordvoerders zich vreselijk druk maken over de centrale reisdocumentenadministratie. Wij praten over een administratie van 16 miljoen Nederlanders. Wij kennen nu 441 uiteenlopende administraties, uiteenlopend van 700.000 inwoners, in Amsterdam en Rotterdam, tot 1200 in de gemeente Roosendaal in Gelderland. Als Nederland één gemeente zou zijn, zou de heer Van Raak toch ook niet zulke problemen zien? Tokyo, São Paulo, New York en Londen kennen net zoveel inwoners als heel Nederland. Waarom maakt de heer Van Raak zich nu opeens druk? Er zijn allerlei administraties die alleen in omvang wat beperkter zijn. Nu krijgen wij er een van 16 miljoen mensen.

De heer Van Raak (SP):

Dat was mijn vraag helemaal niet. De voorwaarde om deze wet goed uit te kunnen voeren, is dat de Gemeentelijke Basisadministratie op orde is. Maar die is helemaal niet op orde! Wij kunnen deze wet dan toch niet aannemen?

De heer Heijnen (PvdA):

Deze voorwaarde geldt voor de huidige en voor de gewijzigde Paspoortwet. Het is mij een doorn in het oog dat deze voorwaarde op dit moment niet vervuld is. De heer Van Raak kent mijn pogingen vanuit de Kamer om het kabinet erop aan te spreken, dat het er eindelijk eens werk van moet maken. Ik wil daar volgende week bij de begrotingsbehandelingen op terugkomen. Dit is net zo min beperkend voor de uitgifte van reisdocumenten op dit moment, als voor de uitgifte onder de nieuwe wet.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik hoor de heer Heijnen zeggen dat het helemaal geen probleem is dat er één centraal databestand komt van 16 à 17 miljoen Nederlanders. Hij gaat dan wel voorbij aan het feit dat het hacken van vierhonderdzoveel bestanden, administraties, toch een heel ander verhaal is dan het hacken van één centraal databestand. De heer Heijnen heeft toch zelf ook vragen aan het kabinet over de wijze waarop dit bestand beveiligd gaat worden, wat de gevolgen kunnen zijn voor burgers, hoe burgers ingelicht worden, et cetera? Hij gaat nu wel heel gemakkelijk voorbij aan de risico's die met centralisatie gepaard gaan.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik wil de uitvoerige verslagen en de antwoorden daarin, niet plenair overdoen. Ik wijs erop dat er altijd risico's zijn, maar die risico's zijn er nu ook. De risico's bij de gedecentraliseerde bestanden zijn wellicht nog groter dan die bij één centraal bestand, waar je misschien veel meer maatregelen kunt nemen om de veiligheid ervan te garanderen.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik zie aan de ene kant zeker de voordelen van een centrale reisdocumentenadministratie, zoals het tegengaan van fraude. Ik maak mij aan de andere kant grote zorgen over de beveiliging en de toegang tot deze administratie. Bij de centrale administratie kan worden nagegaan of een persoon en een paspoort, dan wel een ID-kaart, bij elkaar horen. Dit is ook mogelijk wanneer met een paspoort gerommeld is. Als het goed is, komen valse paspoorten namelijk niet in de landelijke database voor.

Een ander voordeel van de centrale reisdocumentenadministratie is de plaatsonafhankelijke uitgifte van reisdocumenten. Voortaan kunnen burgers bij elke gemeente reisdocumenten aanvragen en ophalen, zoals je van een servicegerichte overheid mag verwachten.

Een centrale administratie lijkt bovendien efficiënter dan het alternatief van een decentrale administratie met een centrale verwijsindex. Bij een decentraal systeem zouden voor een aanvraag van een reisdocument alle decentrale administraties moeten worden geraadpleegd. Uit de nota naar aanleiding van het verslag maak ik op dat elke dag 15.000 aanvragen worden gedaan en dat er zo'n 700 verschillende administraties zijn. Kortom, het decentrale systeem is omslachtiger. Om zinvol te zijn, zal een centrale verwijsindex bovendien identificerende gegevens van een persoon moeten bevatten.

Ik heb toch mijn twijfels bij het voorliggende wetsvoorstel. De centrale reisdocumentenadministratie zal veel privacygevoelige informatie bevatten. Gezichtsopnames en vingerafdrukken zijn hier voorbeelden van. Wie weet wat er in de toekomst nog meer bij komt. Dat leidt eigenlijk voor mij tot een heel principiële vraag: kan de staatssecretaris garanderen dat in de toekomst niet ook andere gegevens, zoals DNA zullen worden toegevoegd? Kan ik dat de staatssecretaris wel vragen? Weten wij wel of deze stap niet vanzelf tot meer gaat leiden? Dat is iets waar ik in ieder geval veel meer moeite mee zou hebben. Bovendien kun je je afvragen wat de effectiviteit van een dergelijk systeem zal zijn. Mensen zullen nieuwe technieken ontwikkelen om dit soort systemen ook weer te misleiden of te kraken. Of ze zullen gewoon slimmer zijn dan het systeem. Zo bleken twee NRC-redacteuren gemakkelijk een vingerafdrukscanner te kunnen misleiden. Vanwege de privacygevoeligheid van de gegevens is de beveiliging hiervan nu juist essentieel.

Natuurlijk moeten wij wel realistisch blijven. Fraude of onterechte toegang tot de gegevens valt nooit 100% uit te sluiten. Zo hebben wij afgelopen zondag bij Zembla kunnen zien hoe gehackte creditcardgegevens kunnen worden verhandeld. Gisteren oordeelde het College Bescherming Persoonsgegevens dat de informatiebeveiliging van ziekenhuizen volstrekt niet aan de norm voldoet. Binnenkort, en dat weet de staatssecretaris als geen ander, stemmen wij ook weer met het rode potlood. Kan de staatssecretaris zeggen wat voor maatregelen er zullen worden getroffen om te voorkomen dat het systeem kan worden gehackt? Wat gebeurt er als het systeem toch wordt gehackt? Hoe zullen burgers van wie gegevens in het systeem zijn opgenomen, worden beschermd? Worden zij bijvoorbeeld op de hoogte gebracht?

Ook het heel goed regelen van rechtmatige toegang is wat mijn fractie betreft erg belangrijk. Hieraan moeten strenge voorwaarden worden verbonden. Hoeveel mensen zullen op basis van het huidige wetsvoorstel toegang krijgen tot deze gegevens en onder welke voorwaarden gebeurt dat? Ik ben kritisch over de toegang van de officier van justitie tot deze gegevens. Wij moeten oppassen dat de centrale opslag niet een soort opsporingsregister wordt. De officier van justitie kan een foto, vingerafdrukken en het geslacht van de verdachte doorgeven aan de beheerder van de centrale administratie. Vervolgens worden deze gegevens door de beheerder vergeleken met de centrale administratie. Wie is deze beheerder? Hoeveel zijn het er? Welke bevoegdheden zijn er?

De gegevens van niet verdachte burgers, waaronder kinderen van zes jaar, worden ook opgeslagen in het register. Deze gegevens worden dus vergeleken met de gegevens van de officier van justitie. Het resultaat van de vergelijking wordt aan hem overlegd. Welke gegevens zal de officier van justitie precies krijgen? De kans bestaat dat onschuldige burgers bij een opsporingsonderzoek worden betrokken, nu de techniek om vingerafdrukken te herkennen niet 100% betrouwbaar is, laat staan de techniek voor het herkennen van gezichtsopnamen. Laat ik eens gewoon een vraag stellen waarvan ik niet weet of de staatssecretaris erop kan antwoorden. Hoeveel hits levert een foto nu gemiddeld op? Is daar enig inzicht in? Bovendien zitten niet de gegevens van iedereen in het systeem; denk aan illegalen, mensen zonder paspoort of buitenlanders. Wij zagen dat onlangs weer bij de verkrachtingszaak op de Herengracht, waarbij de kans groot was dat het om een toerist ging. Dat blijkt nu, geloof ik, toch niet zo te zijn, maar de kans is er.

Het College Bescherming Persoonsgegevens waarschuwt terecht voor "function creep". Dit betekent dat de eenmaal opgeslagen gegevens de belangstelling zullen krijgen van andere personen en organisaties en voor andere doeleinden zullen worden gebruikt. Ik vind het daarom zorgelijk dat bij de AMvB de toegang tot deze gegevens kan worden uitgebreid naar andere organen en personen. Dat lees ik in artikel 4b en in lid 2 en 3 van het wetsvoorstel. De doelen voor uitbreiding zijn wel erg ruim geformuleerd. Kan de staatssecretaris concreet aangeven in welke gevallen de toegang kan worden uitgebreid?

Zoals de wetswijziging er nu uitziet, zullen ook kinderen vingerafdrukken afstaan indien zij om een reisdocument vragen. Op Europees niveau is er een discussie gaande over het instellen van een leeftijdsgrens van twaalf jaar. Hoe staat de staatssecretaris tegenover het instellen van een leeftijdsgrens van twaalf jaar? In hoeverre biedt de Europese regelgeving Nederland de mogelijkheid tot het stellen van een eigen leeftijdsgrens? Hoeveel zullen de aanpassingen die het wetsvoorstel meebrengt, gaan kosten? Hoe staat het inmiddels met de programmatuur voor de opslag? Zal de datum van 28 juni 2009 kunnen worden gehaald? De PvdA-fractie was er ook al kritisch over. Ik ken deze staatssecretaris als iemand die realistisch met data omgaat; graag een antwoord.

Ten slotte heeft een centrale reisdocumentenadministratie voordelen. Maar om de nadelen en risico's niet te laten overschaduwen, moeten de randvoorwaarden wel heel erg goed worden geregeld. Ik ben er op dit moment nog absoluut niet van overtuigd dat dit wetsvoorstel hieraan voldoet.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Wij bespreken vandaag een voorstel tot wijziging van de Paspoortwet, maar de vraag is, of wij niet het risico op een groot feest voor hackers bespreken. Opnieuw is er een voorstel voor een digitale databank, waarvan het nut niet helemaal duidelijk is, maar de risico's wel.

Dit wetsvoorstel heeft een lange voorgeschiedenis als het gaat om beveiliging van persoonsdocumenten. Een van de problemen die voortdurend spelen, is het fenomeen van de identiteitsfraude, waarbij iemand andermans persoonsgegevens misbruikt door zich voor die ander uit te geven. Wie de beschikking heeft over andermans identiteitsdocument of burgerservicenummer, kan bijvoorbeeld kinderlijk eenvoudig rechtshandelingen verrichten in naam van de ander. Concrete cijfers ontbreken, maar de gevolgen voor slachtoffers van identiteitsfraude kunnen aanzienlijk zijn. Eind oktober presenteerde de Nationale ombudsman een onderzoek over een man die ruim dertien jaar het slachtoffer is geweest van identiteitsfraude. Een drugsverslaafde had zich al die tijd voor het slachtoffer uitgegeven, waardoor deze een strafblad met maar liefst 43 drugsgerelateerde delicten op zijn naam kreeg staan. Het duurde eindeloos lang voordat de naam van het slachtoffer gezuiverd werd in de officiële overheidsregisters. Dit voorbeeld toont niet alleen aan hoe ingrijpend de gevolgen van identiteitsfraude kunnen zijn, maar vooral ook hoe kwetsbaar en tegelijkertijd onbuigzaam overheidsregistraties zijn.

Identiteitsfraude moet met kracht worden bestreden wat GroenLinks betreft, maar de principiële vraag is: hoe? In december 2004 aanvaardde de EU-Raad de verordening van de Europese Commissie waarmee lidstaten verplicht worden, biometrische kenmerken in identiteitsdocumenten op te nemen. Maar dat is het dan ook wel, wat de EU betreft. Nederland heeft zich de afgelopen jaren voortdurend opgeworpen als voortrekker in Europa bij de invoering van extra biometrische kenmerken in het paspoort. Toenmalig minister Verdonk en toenmalig minister Pechtold – die helaas nu niet meer als Kamerlid aanwezig is in deze zaal – konden niet wachten om de vingerafdruk in het paspoort vast te leggen. Die voortrekkersrol blijkt ook uit de ijver om extra maatregelen te nemen. Europa schrijft namelijk niet voor dat er een centraal databestand moet komen. Europa schrijft niet voor dat wij alle vingerafdrukken van alle Nederlanders vanaf zes jaar in dat bestand moeten vastleggen. Europa schrijft ook niet voor dat wij vervolgens van dat databestand een soort opsporingsregister maken. Dat zijn allemaal eigen initiatieven van het vorige kabinet en van dit kabinet.

Dan kom ik nu op de doelbinding. Het is opmerkelijk hoe gemakkelijk het kabinet van het doel om een soepeler en beter functionerend proces voor reisdocumenten te realiseren, overstapt naar een veel breder bereik aan doelen. Feit is, dat biometrische kenmerken worden verzameld voor een bestuurlijk doel, namelijk het versterken van de betrouwbaarheid van identiteitsdocumenten. Het opzetten van een database is niet nodig om te garanderen dat er een betrouwbaarder verband bestaat tussen het paspoort en de houder ervan. Toch kiest het kabinet hiervoor. Zonder slag of stoot creëert het kabinet hiermee een nieuw en potentieel veel verdergaand opsporingsregister. Niet alleen is er het bestand van vingerafdrukken van mensen die verdacht worden van of veroordeeld zijn voor bepaalde misdrijven, waarbij deze bestanden voor bijvoorbeeld vingerafdrukken geregeld worden door de Wet politieregisters, neen, nu is heel Nederland, met uitzondering van kleuters jonger dan zes jaar, wier vingertjes fysiek niet geschikt zijn – anders zouden zij ook worden meegenomen – opgenomen in dit bestand.

Met dit voorstel gaan wij wat mijn fractie betreft al te gemakkelijk voorbij aan het feit dat is aangetoond dat ook met het gebruik van biometrische gegevens fouten gemaakt kunnen worden. Nu kan dat nooit worden voorkomen. Geen enkel systeem is onfeilbaar, maar het is al vervelend als je te maken hebt met decentrale bestanden, zoals bleek uit het eerdere voorbeeld van de Nationale ombudsman. Als een hacker er echter in slaagt, centrale bestanden te vervuilen, wordt het nog veel moeilijker voor onschuldige slachtoffers om dit recht te zetten. Aangezien het bij reisdocumenten om enorme aantallen mensen en situaties gaat – per jaar worden er zo'n 3 miljoen reisdocumenten aangevraagd – kunnen zelfs bij relatief kleine foutmarges grote problemen ontstaan. Graag een reactie hierop. De foutmarge is afhankelijk van het functioneren van de GBA. De staatssecretaris heeft de afgelopen jaren veelvuldig kritiek geuit op het functioneren van de GBA en op de gemeenten, en daarbij aangegeven hoe zij het beter zouden moeten doen. Er is echter een wisselwerking tussen de GBA en dit voorstel. De staatssecretaris kan daar niet aan voorbij gaan.

Nu zal de staatssecretaris zeggen dat dit bestand niet is bedoeld als opsporingsregister. Dat begrijp ik. Dat neemt niet weg dat wij helaas moeten constateren dat er wel vaker van gedachten is veranderd. Wanneer deze centrale reisdocumentenadministratie eenmaal is gecreëerd, zullen er, zo leert de praktijk, nieuwe doeleinden en gebruiken ontstaan. Dit is het bekende "function creep", waarover de heer Pechtold het had. Dat is een gevaar. Dat is een risico waarop de staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het verslag niet ingaat, terwijl het wel een reëel gevaar is voor de toekomst. Wie heeft er toegang? Hoe wordt er gecontroleerd? Welke monitor is er? Wat zijn de bewaartermijnen? Hoe garandeert de staatssecretaris ons dat er geen nadere gegevens bij kunnen komen in de toekomst? Als het centrale databestand er is – misschien nog niet volgend jaar, misschien wel het jaar daarop – kan zij niet voorkomen dat andere organisaties en andere personen met legitieme doelen, daar niet van, belangstelling krijgen voor deze gegevens. Wellicht zullen zij er met behulp van het democratisch proces toch in slagen om het bedoelde gebruik van de databank verder op te rekken, wat niet de bedoeling was van de staatssecretaris.

Het is nog helemaal de vraag wat veiliger is: een centrale of een decentrale administratie. Een centrale administratie is steviger te beveiligen dan meer dan vierhonderd verschillende punten van administratie. Als iemand kwaadwillend is, kan hij echter na het passeren van de centrale administratie naar hartenlust enorme schade toebrengen. Het kabinet kiest voor een centrale administratie en houdt tegelijkertijd die decentrale punten aan. In geen van de stukken wordt volgens GroenLinks de keuze voor die centrale administratie goed beargumenteerd. De vraag blijft waarom voor het efficiënt en betrouwbaar afgeven van reisdocumenten niet kan worden volstaan met het huidige decentrale administratiesysteem. Waarom is het onmogelijk – om met het College Bescherming Persoonsgegevens te spreken – om met een decentraal systeem een centrale verwijsindex te creëren die 24 uur per dag, zeven dagen per week, beschikbaar is? Waarom wordt er zoveel dubbel werk gecreëerd met het voorstel dat de staatssecretaris nu voorlegt? Waarom kan er om identiteitsfraude tegen te gaan, niet mee worden volstaan om beide vingerafdrukken in het reisdocument te houden? Het Europees Parlement heeft dit destijds dringend geadviseerd.

Dit wetsvoorstel is indertijd sterk gekleurd door de "War on terror" na 9/11. Zijn er echter gevallen bekend – in Europa of in Nederland – van terroristen die reisden met vervalste documenten? Voor zover ik weet, zijn er alleen gevallen van terroristen bekend die hun eigen legale reisdocumenten gebruikten. Ik sluit hiermee aan bij de vragen van de heer Van Raak over het gebruik en de mogelijke toegang van de AIVD en de MIVD. Voorts wil ik weten hoe een fenomeen als "data mining" kan worden voorkomen. Op dit fenomeen is veel kritiek geweest, ook van de Eerste Kamer en ook van de CDA-senatoren in de Eerste Kamer.

Niet te ontkennen valt dat bij het kraken van een decentrale beveiliging de schade aanmerkelijk beperkter is dan bij het kraken van een centrale database. De kans bestaat dat dit gebeurt. Wat gebeurt er als het systeem wordt gehackt? Wat zijn de consequenties voor burgers? Worden zij ingelicht en hoe gebeurt dit? Hoe kunnen zij vervolgens hun rechten halen?

De kosten blijven, ook voor de burgers, nog redelijk onduidelijk. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de vragen van de PvdA, de SP en het CDA over de verplichting om ook voor kinderen vanaf zes jaar een paspoort aan te vragen, terwijl het nut daarvan, gelet op veranderingen in de gelaatstrekken, niet helemaal duidelijk is.

Tot slot: dit wetsvoorstel wordt op deze late, en misschien zelfs sensationele avond behandeld, maar het betreft een heel wezenlijk punt. Deze centrale reisadministratie met vingerafdrukken kan tot grote risico's leiden voor onschuldige burgers. Het gaat om risico's waartegen zij niets kunnen doen. Voordat een dergelijk voorstel wordt gedaan, verwacht je een heel serieuze afweging van de voor- en nadelen en van mogelijke alternatieven. De GroenLinks-fractie vindt dat dit onvoldoende is gebeurd. Voor dit soort vergaande voorstellen is een "pressing social need" vereist, zoals door meerdere criticasters naar voren is gebracht. De fractie van GroenLinks vindt dat daaraan niet is voldaan. Heel veel keuzes worden in lagere en in latere wetgeving vastgelegd. Van heel veel keuzes is onduidelijk wat de gevolgen zijn. Voor de fractie van GroenLinks leidt dat, helaas, tot de conclusie dat we de voorstellen in deze vorm op dit moment niet kunnen steunen.

Ik heb nog een laatste vraag die hier niet direct mee te maken heeft, maar ik wel erg benieuwd naar ben. Een tijd geleden zijn wij opgeschrokken door het gemak waarmee verdachte producenten van kinderporno aan noodpaspoorten konden komen om de rechtsgang in Brazilië te ontvluchten en naar Nederland te kunnen vliegen. Minister Verhagen heeft indertijd aangegeven er in overleg met de staatssecretaris van BZK voor te zorgen dat dit soort fenomenen onmogelijk zou worden gemaakt. Is dit ondertussen geregeld?

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Paspoorten vormen een politiek gevoelig onderwerp. Dat komt doordat er hoge eisen moeten worden gesteld aan paspoorten en wij er eigenlijk elke keer weer tegenaan lopen dat er anderen zijn die slimmer zijn, geraffineerder zijn of gemener zijn en er toch weer iets fout gaat. Wij willen er graag aan meewerken om weer een stapje te zetten om het nog weer wat beter te doen. Daar heeft dit wetsvoorstel betrekking op. Er worden meer biometrische gegevens toegevoegd en er wordt geprobeerd om de kans op fraude te verkleinen. Een van de dingen die wij vanavond moeten beoordelen, is of dat inderdaad gebeurt met de voorstellen die nu voorliggen.

Er zijn heel veel vragen te stellen, maar dat hebben de andere woordvoerders voor een groot deel al gedaan. Ik zal ze niet allemaal herhalen, maar ik wil er nog een paar punten aan toevoegen.

Een van de grote ergernissen is dat er ontzettend veel documenten zijn verdwenen. Als je bijvoorbeeld wordt beroofd of iets verliest, komt je natuurlijk vaak in een heel vervelend pakket. Als dat één keer gebeurt, moet dat hersteld kunnen worden. Dan moet er de kans zijn om een nieuw document te verkrijgen. Er zijn echter ook wel mensen die dat wat vaker overkomt. Dat vraagt dat er nader aandacht aan wordt besteed. Op welke wijze is het nieuwe systeem daar beter op ingericht dan het huidige? Wij hebben het gevoel dat men nu nogal makkelijk weer aan nieuwe documenten kan komen. Het gevaar is altijd dat de goeden onder de kwaden lijden. Dat realiseren wij ons heel erg goed. Je zal immers maar bestolen zijn. Wij hebben toch het gevoel dat er een behoorlijke markt is voor dit soort documenten.

Wij hebben al enige tijd geleden gevraagd of het niet verstandig zou zijn dat paspoorten van overledenen worden ingeleverd. Denkbaar is bijvoorbeeld dat aangifte van overlijden onder andere gebeurt door het inleveren van het paspoort. Daarmee kan worden voorkomen dat grote hoeveelheden op zich nog goede documenten in omloop blijven.

Het punt dat mevrouw Azough net noemde, staat ook heel nadrukkelijk op mijn lijstje: de discussie die wij hebben gehad met minister Verhagen over het feit dat ambassades de verplichting hebben om reisdocumenten af te geven en dat dit niet kon worden voorkomen in een situatie waarbij ging om mensen met crimineel gedrag. Ik heb in de voorliggende stukken niet kunnen vinden dat dit probleem nu is opgelost. Minister Verhagen heeft de Kamer gezegd dat daarvoor een wijziging van de wet nodig is. Als dat zo is, zou dit het juiste moment zijn voor zo'n wijziging. Het zou namelijk in deze wet geregeld kunnen worden. Als dus het probleem nog niet is opgelost, moeten wij daarvoor dan een amendement opstellen, of komt de minister met een nadere nota van wijziging? Mijns inziens is dit het juiste moment om dit probleem op te lossen.

De afweging tussen privacy en betrouwbaarheid is altijd moeilijk te maken. Wij zijn erg blij met de komst van een computersysteem dat 7 maal 24 uur beschikbaar is. Dat is de eerste voorwaarde. Een dergelijke beschikbaarheid is niet op lokaal niveau en op 443 plaatsen te realiseren. Dit houdt in dat er een centraal databasesysteem moet komen, omdat het bestand ook op een aantal centrale punten geraadpleegd moet kunnen worden, bijvoorbeeld door de Koninklijke Marechaussee. De afweging tussen wat dit allemaal teweeg brengt en de voordelen blijft echter moeilijk. Hierover zijn veel vragen gesteld. Ik zal die niet opnieuw stellen. Het feit dat het systeem hiermee plaatsonafhankelijk wordt, vindt mijn fractie een voordeel.

Tijdens de schriftelijke behandeling heeft mijn fractie over een aantal zaken vragen gesteld. Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide antwoorden daarop. Een van de dingen waarnaar wij hebben gevraagd, is de mogelijkheid voor concurrentie tussen gemeenten. De staatssecretaris heeft ons met haar antwoorden op deze vraag buitengewoon ongerust gemaakt. Zij schrijft namelijk dat er waarschijnlijk geen sprake zal zijn van mogelijkheden voor concurrentie, terwijl de vraagstelling er nu juist op was gericht om die mogelijkheden wél tot stand te brengen. Alleen door te zorgen voor enige druk kunnen wij de lasten voor burgers en de administratieve lasten laten dalen. Wij hebben niet kunnen zorgen voor zo'n daling door benchmarking en openbare vergelijkingen. Enige concurrentie tussen gemeenten zou geen kwaad kunnen, hoewel wij hiervan geen overdreven verwachtingen moeten hebben. Als ik mijn nieuwe paspoort echter in mijn woonplaats kan aanvragen, maar ook in Den Haag, en als daarbij Den Haag vanwege de grote omloopsnelheid € 25 goedkoper is, dan wil ik dat paspoort wel in Den Haag ophalen. Dat lijkt mijn geen verkeerde afweging.

Er is gesproken over de nooddocumenten en het grote aantal van deze documenten dat wordt afgegeven. Op deze nooddocumenten staan geen vingerafdrukken. Daar zet mijn fractie vraagtekens bij. Dit houdt immers in dat wij voor verschillende documenten verschillende eisen stellen. Dit zou ook kunnen inhouden dat mensen die niet bereid zijn om hun vingerafdruk af te staan, kiezen voor het nooddocument. Dat kan niet de bedoeling zijn. Daarom wil ik dit punt nog eens onder de aandacht van de staatssecretaris brengen. Mijns inziens moeten in alle gevallen dezelfde eisen worden gesteld. Wij moeten voorkomen dat er een heel andere markt ontstaat. Daar kunnen goede overwegingen aan ten grondslag liggen, maar ook boosaardige.

Als een centraal bestand ontstaat waarin na een aantal jaren erg veel unieke en belangrijke gegevens zijn opgenomen, zullen deze gegevens uiteraard ook voor andere zaken gebruikt gaan worden. Stel, er gebeurt iets vreselijks en er wordt daarbij een goede afdruk van een duim gevonden. Wij zouden naïef zijn als wij het onmogelijk zouden maken om deze afdruk tegen een bestaand bestand te leggen. Op die manier zouden wij het immers onmogelijk te maken om via deze weg te zoeken naar de dader van iets heel vreselijks. Daarom is het mijns inziens van groot belang om goed af te spreken hoe de spelregels zijn. Wie heeft er toegang en wie heeft er toegang tot wat? Het kan niet zo zijn dat iedereen toegang heeft tot alles. Wij moeten ook voorkomen dat alle opsporingsambtenaren en alle officieren van justitie in staat zijn om complete bestanden leeg te halen. Zij moeten wel ergens een vraag kunnen stellen. Daarom moet de beheerdersfunctie goed worden gedefinieerd. Aan deze functie moeten zware eisen worden gesteld. Wij willen dat het niet uit de hand loopt. Daarom moeten wij een heel stringente regeling hebben voor de toegang, de beperkte toegang, de selectieve toegang tot dit systeem.

Ik maak enkele slotopmerkingen. De staatssecretaris stelt wel heel erg veel AMvB's voor. De vraag is of het niet verstandig is, haar de ruimte te geven om hiermee door te gaan. Dat is mogelijk via het goedkeuren van het wetsvoorstel, maar het is ook mogelijk dat wij nog eens bekijken wat wij echt in de wet vastleggen wanneer er echte keuzen zijn gemaakt. In de techniek van wetgeving zitten erg veel variabele gegevens en het is niet goed dat al die gegevens door haar alleen worden ingevuld. Op een aantal cruciale punten zal de Kamer hieraan te pas moeten komen, zeker als de reikwijdte wordt verbreed.

De heer Van Raak (SP):

De heer Van Beek heeft terecht gezegd dat de verhouding tussen privacy en veiligheid heel nauw luistert. Volgens mij kun je dat oplossen door een goede wet, een heldere wet te maken. Ik ben het met de heer Van Beek eens dat dit nu niet het geval is. De reikwijdte van de wet kan zo worden opgerekt. Wie er toegang heeft tot welke informatie en hoe die is beveiligd, kan nog alle kanten op. Is de heer Van Beek het met mij eens dat wij dit wetsvoorstel eigenlijk te vroeg behandelen en dat wij eigenlijk de staatssecretaris met huiswerk naar huis moeten sturen om dit nader voor ons in te vullen, waarna wij een voldragen wet kunnen behandelen?

De heer Van Beek (VVD):

Daarop waren mijn vragen gericht. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de staatssecretaris nu moet weten dat zij voort kan en een aantal processen in gang kan zetten. Ik kan mij voorstellen dat zij nadrukkelijk een Kameruitspraak wenst over de basisuitgangspunten, bijvoorbeeld in de vorm van deze wet. De vraag is of het verstandig is om daarna nog zoveel zaken via AMvB's te regelen. De heer Van Raak heeft ze geteld. Waren het er 25? Ik heb niet de moeite genomen, ze allemaal te tellen, maar het was één, twee, drie, heel veel. Dit heeft niets te maken met het vertrouwen in de staatssecretaris. Die discussie wil ik helemaal niet voeren. De vraag is of het wel een goede manier van wetgeving is. Dan zouden wij er nog een keer op terug moeten komen. Nogmaals, dat is een punt. Die zorg deel ik en ik vraag in technische zin of wij daarvoor samen oplossingen kunnen vinden.

De heer Van Raak (SP):

Ik vraag mij af of dit alleen een technische zaak is. De heer Van Beek laat de mogelijkheid open dat wij dit wetsvoorstel goedkeuren als een soort kaderwet of richting.

De heer Van Beek (VVD):

Ja.

De heer Van Raak (SP):

Maar dit is geen algemeen overleg. Wij bespreken hier een wetsvoorstel. Als wij dit wetsvoorstel goedkeuren, geven wij de staatssecretaris een vrijbrief om nog van alles te gaan regelen waarop wij nu geen zicht hebben, hoeveel vertrouwen ik ook in haar heb. Durft de VVD-fractie daarop nu al "ja" te zeggen?

De heer Van Beek (VVD):

Ja, wij zijn niet zo heel bang, maar wij hebben er wel behoefte aan om een aantal zaken nadrukkelijk te voorzien van parlementaire steun. Dat heeft te maken met de afwegingen die erin zitten. De staatssecretaris is er niet op uit om hier met een eenvoudig raamwerk te vertrekken en dan lekker zonder ons allerlei dingen te doen. Daarvoor is het geen onderwerp. Uiteindelijk mogen de keuzen niet behoorlijk uitdijen nadat de zaak hier is behandeld. Ik vraag de staatssecretaris, erop te reageren hoe wij daar samen fatsoenlijk uitkomen.

Heel belangrijk is de Gemeentelijk Basisadministratie. Daarover hebben collega's al gesproken. Ik denk dat het ervoor zorgen dat deze wet gaat werken een van de drijfveren is dat de Gemeentelijke Basisadministratie zo snel mogelijk goed zal zijn.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Een paspoort is een belangrijk identiteitsdocument. Daarin kun je zien wat iemands identiteit en nationaliteit is. Dat is belangrijk voor de identiteitscontrole door opsporende instanties. Het is meestal die reden dat een paspoort wordt vervalst. Mijn fractie is daarom blij met deze wijziging van de Paspoortwet en vindt het belangrijk dat wij in de strijd tegen terrorisme, identiteitsfraude en criminaliteit in het algemeen een effectiever systeem krijgen. 100% is nooit te geven, maar wij komen dichter in de buurt met de biometrische gegevens in dit paspoort.

Ook de centrale administratie juichen wij buitengewoon toe. Die geeft ook andere mensen 24 uur per dag en 7 dagen in de week toegang. Het klopt dat het GBA-systeem niet op orde is. Dat was het gisteren niet, is het vandaag niet en is het morgen ook niet. Wat dat betreft, is er nog een hoop werk te doen, maar dat kan met deze nieuwe Paspoortwet.

Wij hebben ook vragen over de kosten. De staatssecretaris zal daarop antwoord geven. Ik moet eerlijk zeggen dat ik vraagtekens heb bij de eis van het paspoort voor het kind, maar die vragen zijn gesteld.

Wij kunnen onze steun verlenen aan deze Paspoortwet, maar ik heb wel een belangrijk amendement ingediend, waarover collega Van Beek al het een en ander zei. Wij gaan wat dat betreft iets verder. Mijn amendement wil namelijk regelen dat de officier van justitie voor de opsporing en vervolging van misdrijven waarop een voorlopige hechtenis staat, de beschikking krijgt over alle vingerafdrukken uit de centrale reisdocumentenadministratie. Ook in het geval van sporenonderzoek zou de officier van justitie daarover de beschikking moeten krijgen. Verstrekking van vingerafdrukken via een verzoek van de officier van justitie is dan niet meer nodig, omdat hij met dit amendement gewoon de beschikking krijgt over alle vingerafdrukken in de centrale reisdocumentenadministratie.

De heer Van Beek (VVD):

Ik wil even kijken of mijn conclusie juist is dat wij beiden iets heel verschillends vragen. Ik heb het gevoel dat u vraagt dat allerlei mensen de beschikking krijgen over de vingerafdrukken, terwijl ik er juist voor heb gepleit, daarvan af te blijven, maar dat er wel een loket moet zijn, een beheerder, waar men zaken kan opvragen. Dit houdt in dat men een gerichte vraag moet stellen en daarop één antwoord krijgt. Ik heb het gevoel dat u naar een systeem toe wilt, waarin op heel veel plekken in Nederland dossiers met vingerafdrukken komen te liggen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb gezegd dat u hier al over hebt gesproken, maar dat wij daarin iets verder gaan. Uw conclusie klopt. Het lijkt mij dat dit in de praktijk allemaal via de digitale weg kan gaan. Het zal dus ongetwijfeld niet zo hoeven te zijn dat er overal allerlei administraties liggen met vingerafdrukken. Een rechter bepaalt uiteindelijk of de officier van justitie wat betreft subsidiariteit en proportionaliteit correct en rechtmatig gebruik heeft gemaakt van die administratie. Het ligt er natuurlijk ook aan over welk misdrijf het gaat. U weet natuurlijk dat voorlopige hechtenis over het algemeen – buiten een aantal genoemde artikelen – een gevangenisstraf van vier jaar of meer betekent. Het kan dus best zo zijn dat de rechter bij een eenvoudige inbraak opmerkt dat er dat jaar al 5000 zijn gepleegd en dat hij het een te zwaar middel vindt om de hele basisadministratie door te spitten voor dat ene kleine inbraakje. Aan de andere kant – hiermee kom ik bij het voorbeeld van mevrouw Azough – vind ik het proportioneel en subsidiair dat de officier van justitie daarvan gebruik zou kunnen maken als de politie bij een inval in een woning een computer vindt met een vingerafdruk op het toetsenbord, terwijl er bijvoorbeeld behoorlijk grove kinderporno op staat. Helaas staat daarop een gevangenisstraf van slechts vier jaar, waarvoor overigens voorlopige hechtenis is toegelaten. Ik vind ook dat die mogelijkheid er zo snel mogelijk moet komen en niet via allerlei voorwaarden van bijvoorbeeld een rechter-commissaris of welke verzoeken dan ook.

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb het gevoeld dat wij het eens zijn over de vraag wanneer je dat bestand zou moeten hanteren. De vraag is echter hoe je het zou moeten hanteren. Ik kan mij voorstellen dat je met die ene vingerafdruk die je hebt gevonden naar de beheerder toegaat en hem vraagt om die afdruk tegen zijn bestand aan te houden en te melden van wie die vingerafdruk is. Lezing van de tekst van het amendement gaf mij het gevoel dat je alle vingerafdrukken uit de reisdocumentenadministratie ter beschikking krijgt. Dat wil zeggen dat er dus meerdere bestanden ontstaan.

De heer Brinkman (PVV):

Nee, dat is niet mijn gedachte daarbij. Het ingevoegde artikel 4c geeft ook aan dat daar nadere regels voor gesteld worden. Dat lijkt mij dus niet logisch. Ik heb al gezegd dat het bij één centrale administratie blijft en dat het door mij gevraagde via de digitale weg aangeleverd kan worden.

Wij willen graag bij amendement regelen dat de officier van justitie toegang heeft tot de vingerafdrukken. Hij hoeft daar wat mij betreft geen verzoek voor in te dienen. Ik heb al gezegd dat uiteindelijk de rechter bepaalt of de officier van justitie een te zwaar middel heeft ingezet voor een te klein delict.

Een ander zeer belangrijk item, waardoor politie en Justitie in de praktijk veelvuldig misbruik van paspoorten tegenkomen, is de toestemming in de huidige en ook in de nieuwe wet om vanwege godsdienstige redenen een hoofddoekje te dragen op de foto in het paspoort. Ik kan uit eigen ervaring vertellen dat de politie en andere opsporende instanties veelvuldig tegenkomen dat mensen daar ontzettend misbruik van maken.

Ogen, oren en hoofdlijn zijn heel belangrijke herkenningspunten bij een hoofd. Over het algemeen is het voor blanke mensen moeilijk om gezichten te herkennen van bijvoorbeeld negroïde of Noord-Afrikaanse mensen; men moet de onderscheidende kenmerken van die gezichten leren herkennen. In de praktijk gebeurt het veelvuldig dat Afrikaanse vrouwen zich laten fotograferen met een hoofddoekje om. Je ziet dan een vrouw met een rond gezicht, van wie de hoofdlijn niet te zien is en van wie de oren niet te herkennen zijn. Vervolgens vragen die vrouwen – vaak gaat het om huwelijksmigratie – een paspoort aan, dat zij ook krijgen. Dat paspoort wordt vervolgens doorgegeven aan een zus of ander familielid. De politie kan het verschil dan niet meer zien. In mijn beleving heeft dat absoluut niets te maken met godsdienstige redenen, maar het werkt de opsporing door de politie wel buitengewoon tegen. Ik pleit ervoor om daar een eind aan te maken. Herkenning gebeurt meestal via de hoofdlijn, maar met een hoofddoekje is dat absoluut niet mogelijk.

De politie heeft ondertussen honderden van dergelijke paspoorten in beslag genomen en zit met de handen in het haar. Ik vind dat deze werkwijze gestopt moet worden. Derhalve vraag ik de staatssecretaris of zij daarover wil nadenken en of zij misschien van plan is, het dragen van een hoofddoek op de paspoortfoto te verbieden.

De vergadering wordt van 22.38 uur tot 22.50 uur geschorst.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik zal een korte inleiding houden en daarna de vragen van de verschillende sprekers gegroepeerd behandelen. Er zijn heel veel vragen gesteld en ik zal proberen deze zo veel mogelijk te beantwoorden.

Wij behandelen vandaag een wetsvoorstel dat van groot belang is voor de betrouwbaarheid van de Nederlandse reisdocumenten. Met dat wetsvoorstel wordt weer een nieuwe stap gezet in de beveiliging van het aanvraag- en uitgifteproces van deze documenten die in het maatschappelijk verkeer zo belangrijk zijn. Belangrijk, omdat deze documenten in Nederland worden gebruikt als identiteitsdocumenten en door andere landen vertrouwd moeten kunnen worden als Nederlanders daarmee reizen. Voordat ik een aantal concrete vragen van de verschillende woordvoerders zal beantwoorden, wil ik kort iets over de voorgeschiedenis vertellen.

Aan de beveiliging van het aanvraag- en uitgifteproces – ook wel de reisdocumentenketen genoemd – wordt voortdurend gewerkt. Dat moet ook wel om de uitbuiting van mogelijke kwetsbaarheden in de keten voor te kunnen blijven. Overigens is dat voor de documenten zelf eigenlijk niet anders.

In 2001 zijn met de invoering van een nieuwe generatie reisdocumenten essentiële veranderingen in de keten aangebracht. Het proces werd in hoge mate gedigitaliseerd en de personalisering van de documenten kwam centraal te staan. Deze veranderingen hebben verbeteringen tot gevolg gehad. Zo is het misbruik met blanco documenten verdwenen. Daarvoor werden – de Kamer zal zich dat nog zeker herinneren, en ik ook uit een vorig leven – meermaals blanco partijen documenten uit de gemeentehuizen gestolen die vervolgens door criminelen konden worden gepersonaliseerd en gebruikt voor fraude.

Ook is overgegaan tot de vorming van een centraal register, zij het dat dit een negatief register is waarin vermiste en gestolen reisdocumenten staan. Bij de behandeling van het wetsvoorstel, waarin het basisregister werd geregeld, is al met de Kamer gesproken over de invoering van een positieve reisdocumentenadministratie, een administratie van alle reisdocumenten met vermelding van de status van die documenten. De toenmalige regering zag de voordelen van een dergelijke administratie en mevrouw Azough had gelijk met de mededeling, dat mijn voorganger de heer Pechtold ook het belang ervan inzag. Maar men wilde eerst resultaten van de invoering van de nieuwe generatie reisdocumenten boeken. Immers, de invoering van die nieuwe generatie reisdocumenten leidde tot digitalisering van de aanvraag- en uitgiftegegevens. Na vijf jaar, dus vanaf 2006, zou de reisdocumentenadministratie als gevolg daarvan geheel digitaal raadpleegbaar zijn. Dat is ook gerealiseerd en dat vormt ook de basis van dit wetsvoorstel. De nieuwe administratie die met dit wetsvoorstel mogelijk wordt, biedt veel voordelen. Niet alleen kunnen straks nieuwe controles worden uitgevoerd waardoor het moeilijker wordt om identiteitsfraude te plegen bij de aanvraag van een reisdocument, het brengt ook dichterbij dat burgers hun reisdocument kunnen aanvragen waar zij dat willen. Dat is door een aantal leden ook naar voren gebracht. De uitgevende instanties van de reisdocumenten – de gemeenten, ambassades, et cetera– zijn daarom ook groot voorstander van de nieuwe administratie. Zij zitten er als het ware op te wachten.

Ik wil ten slotte in dit algemene deel nog een enkele opmerking over de privacy maken. Het is heel belangrijk om te onderstrepen dat het primaire doel van en de mogelijkheden om gegevens te verstrekken uit de reisdocumentenadministratie niet wezenlijk verschillen van de bestaande reisdocumentenadministraties. Het primaire doel blijft immers om gegevens vast te leggen met betrekking tot alle Nederlandse reisdocumenten en deze gegevens beschikbaar te stellen aan de autoriteiten die belast zijn met de uitvoering van de Paspoortwet, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taken. Ook de overige mogelijkheden om gegevens te verstrekken, genoemd in artikel 4b, lid 2, voor bestrijding en voorkoming van fraude met reisdocumenten, slachtofferidentificatie, strafrechttoepassing en bescherming van de staatsveiligheid, komen in hoge mate overeen met de mogelijkheden die in de huidige Paspoortwet en de daarop gebaseerde uitvoeringsrichtlijnen zijn opgenomen. In die zin kan er dan ook geen sprake zijn van een inbreuk op de privacy ten gevolge van de nieuwe reisdocumentenadministratie.

Wat verandert er dan wel? Ten eerste worden straks naast de bestaande gegevens ook de vingerafdrukken van de houder geregistreerd en ten tweede worden alle decentrale reisdocumentenadministraties samengevoegd tot één centrale administratie die, in tegenstelling tot de huidige administraties, online bevraagbaar is. Door de heer Van Beek is in dit verband gesproken over het 7 x 24-uurselement. De vervanging van de papieren administraties door een centrale digitale administratie heeft geen negatieve gevolgen voor het niveau van privacybescherming. Uitvoeringsinstanties krijgen bijvoorbeeld niet meer rechten dan voorheen om gegevens op te vragen door de invoering van de nieuwe reisdocumentenadministratie.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Volgens mij is deze wet een ballon. Die kan klein, maar ook heel groot worden opgeblazen. Bij nadere regels kan namelijk bepaald worden wie allemaal toegang hebben tot welke gegevens en hoe de beveiliging er gaat uitzien. Er móét niet nog heel veel geregeld worden, maar het kan wel. De staatssecretaris heeft gelijk dat wij de wet zo kunnen opvatten dat zij niet heel veel verschilt met de huidige Paspoortwet. Maar in de praktijk kan de wet door de uitwerking een heel andere worden. Snapt de staatssecretaris dan dat het voor mij erg moeilijk wordt om te beoordelen of deze wet een goede of een slechte wet is?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik heb uw punten goed begrepen en ik ga uw vragen ook beantwoorden. Dat doe ik op een iets later moment. Ik hield nu een algemene inleiding en wil vervolgens beginnen met de beantwoording van de vragen van de heer Knops. Straks komt ik te spreken over uw vragen.

Voorzitter. De heer Knops stelde een aantal vragen over de GBA. Hij wilde weten of ik hem kon informeren over de stand van zaken en of ik hem de garantie kon geven dat de GBA de implementatie zou aankunnen. Ik wijs erop dat ik de Kamer al een keer paar schriftelijk heb geïnformeerd. Afgelopen maandag hebben wij het wetgevingsoverleg gehad en ik ben er mij zeer wel van bewust dat wij volgende week bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse ongetwijfeld over de GBA zullen spreken. Thans kan ik het volgende opmerken.

De inmiddels gerealiseerde centrale data base GBA-V Online kan worden gebruikt om de zogenaamde ad-hocverstrekkingen te doen. Dat wil zeggen dat gegevens van individuele personen kunnen worden opgevraagd. Dat betekent dat het mogelijk is om met gebruik van GBA-V Online persoonsgegevens ten behoeve van de aanvraag van een reisdocument op te vragen indien de desbetreffende persoon in een andere gemeente dan in de gemeente waar hij woont de aanvraag indient.

De heren Heijnen, Van Raak en Van Beek spraken over het punt van gebrek aan kwaliteit. Zij vroegen of dat een groot probleem zou zijn voor de invoering van de ORRA. De problematiek van de kwaliteit van de GBA betreft met name de combinatie van naam en adres. Bij de aanvraag van een reisdocument wordt niet alleen geverifieerd aan de hand van de GBA, maar ook anderszins, namelijk via een identiteitsbewijs. De identiteit van de aanvrager wordt dus geverifieerd. De kwaliteit van de GBA is op zichzelf niet een kritisch element voor dit proces. Alle andere punten omtrent de GBA zullen ongetwijfeld volgende week aan de orde komen.

De heer Van Raak (SP):

U zegt met de memorie van toelichting dat het realiseren van een plaatsonafhankelijke dienstverlening nauw samenhangt met de modernisering van de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens. Die modernisering heb ik zo verstaan dat de Gemeentelijke Basisadministratie moet kloppen, dat er geen fouten in mogen staan. Als daar namelijk fouten in staan, komen die ook in het nieuwe databestand en dan ontstaan grote problemen. Wat bedoelt de staatssecretaris hier met modernisering?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Wij maken de slag om met de GBA-V Online de nodige gegevens te kunnen verstrekken. Daar doelde ik op. Dus het heeft niet direct een relatie met de kwaliteit zoals u dat opvatte. Dat komt ongetwijfeld volgende week wel terug, want dat heeft de heer Heijnen ook benadrukt. Dat punt is dus niet kritisch.

De heer Van Raak (SP):

De vorige keer dat ik hier met de staatssecretaris over sprak, had Hilvarenbeek de zaken op orde. Hebben nu alle gemeenten de zaken op orde of nog niet?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat ging over de terugmeldvoorziening. Dat is een van de middelen om de kwaliteit te verbeteren. Ik weet nog dat u zei: ik vind het fijn dat Hilvarenbeek dat op orde heeft, want daar kom ik vandaan. Ik herinner mij nog goed dat u daar zo verheugd over was.

De heer Van Raak (SP):

Daar kom ik nog steeds vandaan.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

U komt daar nog steeds vandaan en daar bent u nog steeds verheugd over, maar ook dat punt is niet echt kritisch voor dit traject. Het is wel belangrijk dat die terugmeldvoorziening er komt, maar dat heeft te maken met de verbetering van de kwaliteit, waar de heer Heijnen in het wetgevingsoverleg van afgelopen maandag ook over sprak.

Voorzitter. Dan kom ik op het punt van de kinderen, waarvan de uiterlijke kenmerken snel veranderen. Ik heb het paspoort van de heer Knops nog niet kunnen bekijken, maar dat wil ik best een keer doen. Het is inderdaad zo dat het gezicht van een kind snel verandert. Ik weet dat als geen ander. Zeker een foto van baby's en kleine kinderen kan al binnen een paar weken of maanden verouderd zijn. Dat probleem wordt door iedereen onderkend. Desondanks zijn internationaal alle betrokkenen van mening dat een foto beter is dan geen foto. Zoals de Kamer weet, is over vingerafdrukken van kinderen wel nog een discussie gaande. Er ligt een voorstel bij het Europees Parlement om de EU-verordening te wijzigen zodat pas vanaf de leeftijd van zes jaar de vingerafdrukken worden opgenomen. Vanaf die leeftijd kunnen betrouwbare vingerafdrukken worden opgenomen. Deze bieden voldoende basis voor de verificatie, wat immers ook nog moet. Daar had de heer Brinkman gelijk in.

In het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken wordt van die leeftijdsgrens uitgegaan. Die is mede gebaseerd op de uitkomsten van de biometrieproef, die het ministerie van Binnenlandse Zaken enige tijd geleden heeft gedaan. Binnen de gelederen van het Europees Parlement bestaat de opvatting dat de leeftijdsgrens hoger moet liggen, bijvoorbeeld bij twaalf of veertien jaar. Daar wordt nu door het EU-voorzitterschap met het Europees Parlement over gesproken. Ik kan dus nu niet vooruitlopen op de uitkomst daarvan. Ik heb aangehouden wat nu de uitspraak is.

De heer Knops (CDA):

Kinderen jonger dan zes jaar veranderen inderdaad bijna met de maand. Nu wordt bij het nieuwe paspoort de gezichtsopname gedigitaliseerd. Ook bepaalde verhoudingen in het gezicht worden gedigitaliseerd opgeslagen als gegevens, dus niet alleen als foto. De staatssecretaris zegt dat een foto die niet gelijkend of niet goed gelijkend is beter is dan geen foto. Wat is behalve dat nog het voordeel van een foto van kinderen onder de zes jaar? Zijn die digitale kenmerken van het gezicht, de verhoudingen, te gebruiken?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik moet uitgaan van wat de deskundigen zeggen, namelijk dat dit zo is. Zo denken wij erover.

De heer Knops (CDA):

Ik wil op dit punt toch even duidelijkheid krijgen. Is het zo of is het niet zo? Worden de verhoudingen van een kind van bijvoorbeeld één jaar gedigitaliseerd opgeslagen wanneer het een eigen paspoort krijgt? Kan men er dus wel iets mee? Dat is voor mij wel relevant in de afweging. Of blijft alleen de foto over? Dus wordt van een kind tot zes jaar alleen een foto opgenomen of worden ook de verhoudingen van zijn gezicht opgenomen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Die worden allebei opgenomen.

De heer Knops (CDA):

Zijn die dan ook betrouwbaar? Daar gaat het immers om. Een kind groeit en die verhoudingen kunnen wel eens veranderen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik heb net gezegd dat ik ervan uitga dat het wel opnemen van een foto betrouwbaarder is dan geen foto opnemen. Dat is de redenering die door de deskundigen wordt gevolgd. Ik zal specifiek op dit punt nog navraag doen.

Ik wil nog twee andere punten toelichten. Door de heer Knops en een aantal anderen is mij gevraagd uiteen te zetten wat de meerwaarde is van de eis dat kinderen onder de zes jaar een eigen paspoort moeten hebben. De toepassing van het beginsel van één persoon per paspoort is in lijn met de aanbevelingen van ICAO. Uit een oogpunt van de juiste identiteitsvaststelling en ter voorkoming van kindersmokkel is het beter dat een kind een eigen paspoort heeft. De foto is beter herkenbaar en de verificatie van de echtheid van het document kan beter plaatsvinden dan bij een bijschrijving van het kind op het paspoort. Om die reden heeft de Europese Commissie het voorstel gedaan om voor eenieder het beginsel van een persoon per paspoort in te voeren. Het is inderdaad waar dat het opnemen van biometrische kenmerken de waarde van een persoon, een paspoort ook echt verhoogt. Het paspoort voor kinderen zal ook een chip bevatten met de digitale gezichtsopname die een betere verificatie van de identiteit van het kind mogelijk maakt, zoals deskundigen zeggen. De vingerafdrukken kunnen pas vanaf een bepaalde leeftijd, dus niet onder zes jaar, op het paspoort worden opgenomen.

De regering heeft al eerder uiteengezet dat dit de lijn is. De Kamer heeft ook de mogelijkheid gehad om daarop in te spreken. Dat is uiteengezet in het fiche van 20 februari 2008, dat naar aanleiding van het Commissievoorstel aan de Kamer is gezonden. De Kamer heeft bij de behandeling daarvan de gelegenheid gehad om zich over het standpunt van de regering uit te spreken en zich toen achter het standpunt van de regering geschaard. Inmiddels is de wijziging van de Europese verordening dan ook ingediend bij het Europees Parlement. Het zal duidelijk zijn dat het onmogelijk is voor Nederland om nu in dat proces in te grijpen, ondanks het commentaar dat ik hoor. Ter voorbereiding van de JBZ-Raad is dat in de Kamer aan de orde geweest.

De heer Heijnen (PvdA):

De staatssecretaris zegt dat binnenkort definitief wordt bepaald vanaf welke leeftijd de vingerafdrukken moeten worden opgenomen. Gaat zij per 28 juni kinderen vanaf zes jaar vragen een vingerafdruk te geven, terwijl de leeftijd mogelijk straks op tien, elf of twaalf jaar wordt gesteld?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Wij gaan inderdaad uit van die leeftijdsgrens. Binnen het Europees Parlement bestaat de opvatting dat die grens hoger zou moeten liggen, bijvoorbeeld op twaalf of veertien jaar, zoals de heer Pechtold heeft gevraagd. Ik kan niet op die uitkomst vooruitlopen. In het voorstel gaan wij uit van wat vastligt, en dat is zes jaar.

De heer Knops (CDA):

Met alle respect voor fiches, wij hebben nu een wetswijziging voorliggen waarin dit punt nog niet is meegenomen, want dat komt nog. Ik vind de argumentatie om kinderen jonger dan zes jaar een paspoort te geven waarbij alleen een gezichtsopname kan plaatsvinden en geen vingerafdruk, toch wat matig. De verhouding tussen de administratieve lasten die dat vraagt en wat wij ervoor terugkrijgen, namelijk dat elk kind een paspoort moet hebben dat in zekere zin gemankeerd is, omdat er geen vingerafdruk kan plaatsvinden bij kinderen onder zes jaar, is voor onze fractie toch wel een punt.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik heb gezegd dat welke fractie dan ook hierover haar zegje had kunnen doen bij de behandeling van dat voorstel, dat voor heeft gelegen. Ik neem er kennis van dat u nu een ander standpunt heeft, maar dat is aan de orde geweest. Het standpunt van de regering is niet bestreden en heeft geleid tot de verordening die ik net heb geschetst. Ik kan daar niets meer aan wijzigen. Ik weet dat het een hele hijs is om al die fiches te lezen, zoals ik uit de Kamer hoor. Daar kan ik op grond van mijn ervaring in het verleden over meespreken, maar het is aan de orde geweest.

De heer Knops vroeg of de regering er al uit is of moet worden uitgegaan van een of meerdere locaties. In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik laten weten dat mijn voornemen is om de nieuwe reisdocumentenadministratie met het oog op de continuïteit en beschikbaarheid uit meerdere, identieke databases te laten bestaan. Als de ene uitvalt, kan de andere de taak overnemen. Deze identieke databases kunnen in afzonderlijke, zwaar beveiligde rekencentra worden ondergebracht. Dat is staande praktijk bij dergelijke complexe systemen. Wordt een van de rekencentra door een calamiteit getroffen, zoals brand of onheil, dan kan de verwerking op een andere locatie doorlopen.

De heer Knops vroeg daarna of de locaties ook beveiligd zijn als een zeer vitaal object. Hij kan ervan uitgaan dat de locaties waar de nieuwe administratie wordt ondergebracht, aan de zwaarste beveiligingseisen zullen moeten voldoen.

De heer Knops vroeg voorts of ik kan verzekeren dat dit absoluut veilig is. Nee, want wij weten dat absolute veiligheid niet bestaat. Een 100%-garantie zal ik de Kamer nooit geven. Ik kan echter wel bevestigen dat het echt zwaar beveiligd is. Ik heb ook in de nota naar aanleiding van het verslag geschetst, hoe dit er dan uitziet. Ik zal kortheidshalve enkele beveiligingsmaatregelen noemen. De decentrale systemen zijn alleen door de uitgevende instanties te gebruiken en dan enkel door personen die de uitgevende instanties zelf geautoriseerd hebben. De decentrale systemen zijn bij heel veel gemeenten in een speciale, beveiligde serverruimte ondergebracht, waar ook de GBA-servers staan. De aanvraaggegevens die vanuit de decentrale administratie naar de producent worden verzonden, zijn versleuteld. Verder vindt de verzending niet plaats via openbare, maar via gesloten netwerken. Ik geef expliciet aan dat bij de invoering van de vingerafdrukken nog een nieuwe beveiligingsmaatregel wordt doorgevoerd. De vingerafdrukken die dan tijdelijk in de decentrale administratie worden opgeslagen, zullen ook worden versleuteld. Ik heb ook in de nota naar aanleiding van het verslag aangegeven dat de gegevens op dit moment niet versleuteld zijn in de decentrale administraties. Dus de beveiliging is echt sterk verhoogd.

Het verheugt mij dat de heer Knops van de CDA-fractie zich kan vinden in het tweetal gevallen, waarin ingevolge dit wetsvoorstel vingerafdrukken uit de reisdocumentenadministratie aan de officier van justitie kunnen worden verstrekt. Dit is daarna ook door een aantal andere Kamerleden aangegeven. Dit is slechts toegestaan ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van een verdachte of een veroordeelde, van wie vingerafdrukken zijn afgenomen en er twijfel is over zijn identiteit. Tevens is dit toegestaan in het belang van het onderzoek in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het gaat hier bijvoorbeeld om ernstige misdrijven als moord, verkrachting, brandstichting, mishandeling, woninginbraak en mensenhandel.

De heer Brinkman heeft een amendement op stuk nr. 8 ingediend. ik wijs erop dat de nieuwe reisdocumentenadministratie in de eerste plaats is bedoeld als hulpmiddel voor de uitvoering van de Paspoortwet. Het amendement van de heer Brinkman voorziet in een algehele beschikbaarstelling van alle vingerafdrukken uit de reisdocumentenadministratie aan de officier van justitie. Ik vind dat een dergelijk ruim gebruik van vingerafdrukken ten behoeve van strafrechtelijke doeleinden een te grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer betekent. De noodzaak daarvoor is ook niet aangetoond. Enerzijds heeft het een onnodige verstrekking van persoonsgegevens tot gevolg. Anderzijds is er ook sprake van een vorm van verarming, want het verstrekken van vingerafdrukken aan de officier van justitie in geval van twijfel over de identiteit van de veroordeelde of een verdachte van een strafbaar feit waar geen voorlopige hechtenis voor is toegelaten, is niet meer mogelijk. Dat is de andere kant. De heer Brinkman heeft het immers heel strak aan de voorlopige hechtenis gekoppeld. Deze verarming vind ik onwenselijk. Ik wil de Kamer derhalve de aanvaarding van het amendement op stuk nr. 8 ontraden.

De heer Brinkman (PVV):

Het ging volgens mij niet eens om de twijfel bij identiteitscontrole. Het gaat mij natuurlijk om het opsporen van strafbare feiten. Het centrale bestand waarin een vingerafdruk van alle Nederlandse burgers met een paspoort staat, is immers vele malen groter dan het bestand dat op dit moment bij de politie voorhanden is. Daarom vinden wij het noodzakelijk om tot een algehele beschikbaarstelling over te gaan. Ik heb ook aangegeven dat het om zware misdrijven gaat. Uiteindelijk bepaalt de rechter of de toepassing proportioneel en subsidiair is geweest. Maar het gaat uiteindelijk wel om zware misdrijven. Misschien ziet u de noodzaak daarvan niet in, maar ik zie die wel.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mijnheer Brinkman?

De heer Brinkman (PVV):

De staatssecretaris stelde dat zij geen noodzaak zag. De noodzaak zit hem echter in het grotere aantal vingerafdrukken vergeleken met de huidige bestanden die bij de politie beschikbaar zijn.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat is zo. Dit wordt een bestand met veel meer vingerafdrukken; daarin heeft de heer Brinkman gelijk. Het is echter een hulpmiddel ter uitvoering van de Paspoortwet. Het is dus geen opsporingsregister. Ik moet de aanvaarding van dit amendement dus echt ontraden. Ik heb de toelichting van de heer Brinkman echter wel begrepen.

Voorzitter. De heren Knops, Heijnen en Van Raak hebben vragen gesteld over de kostenkant, zo zal ik het kortheidshalve maar noemen. Natuurlijk hebben wij eigen ramingen en berekeningen gemaakt van de kosten van de ontwikkeling van de nieuwe administratie. Ik ben natuurlijk ook bereid, dat met de Kamer delen. Ik dacht dat de heer Heijnen dat met name vroeg. Het gaat nu om een bedrag van ruim 27 mln. Ik heb daar een opbouw van, die ik de Kamer eventueel op schrift kan doen toekomen. Ik wil er echter op wijzen dat ik in het wetsvoorstel, maar ook in de toelichting, voor de lijn heb gekozen om niet te starten met de ontwikkeling van deze nieuwe administratie voordat dit wetsvoorstel door het parlement is aanvaard. Deze keuze brengt met zich mee dat het voor mij nu onmogelijk is om de Kamer precies te zeggen wat het gaat kosten. De ontwikkeling en de realisatie van de administratie dient nog te worden aanbesteed. Dan pas weten wij precies wat het gaat kosten. Zou ik wel hebben aanbesteed, dan had de Kamer mij terecht gezegd dat ik dat niet had mogen doen, omdat ik dan vooruit was gelopen op het debat hier. Ik heb er echt geen enkele moeite mee om een toezegging te doen aan de heer Knops en de navolgende sprekers. Ik zal niet tot gunning van de ontwikkeling van de administratie overgaan voordat ik de Kamer heb geïnformeerd over de precieze kosten van de op te zetten administratie.

De heer Van Raak (SP):

Ik ben helemaal niet voor aanbestedingen, dus voor mij geldt dat niet. Ik heb gevraagd wat dit extra gaat kosten voor een gezin dat bestaat uit een vader, moeder en drie kinderen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat is een andere vraag. Dat was niet de vraag van de heer Knops, die volgens mij naar het systeem vroeg.

De voorzitter:

Dan geef ik de heer Knops eerst het woord.

De heer Knops (CDA):

Ik heb nu het bedrag gehoord: dat is 27 mln. In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de staatssecretaris gemeld dat zij dat gaat verrekenen met de kosten van het nieuwe paspoort. Voordat wij instemmen met de wet, moeten wij weten waar het dan over gaat. Hoe gaat de staatssecretaris dat versleutelen? Wat betekent dat allemaal voor de prijs van een enkel paspoort? Hoe gaat de staatssecretaris dat doen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Wij hebben ramingen van het traject gemaakt. Daarna gaan wij kijken wat het echt kost. Dan zullen wij ook kijken hoe wij het goed versleutelen en verstaffelen. Ik heb gezegd dat ik bereid ben om de Kamer daarover uitgebreid te informeren voordat ik verder iets doe.

De heer Knops (CDA):

Dan blijf ik toch met het probleem zitten dat ons uiteindelijk wordt gevraagd om in te stemmen met dit wetsvoorstel terwijl ik geen idee heb wat dit gaat betekenen voor het individuele paspoort.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik zal daar in tweede termijn nog even op terugkomen.

Voorzitter. Ik denk dat ik op de vraag die de heer Knops heeft gesteld over de officier van justitie, voldoende ben ingegaan in reactie op de heer Brinkman. De heer Knops heeft ook gesproken over de langere geldigheidsduur en de 75-jarigen, om het maar kort samen te vatten. In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik met name bezwaar gemaakt tegen paspoorten met een zeer lange geldigheidsduur, gekoppeld aan het probleem dat in de loop van de tijd de echtheidskenmerken van de desbetreffende generatie paspoorten kunnen zijn gekraakt en niet meer als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Het gaat dus niet zozeer om de kenmerken van de personen, maar om de echtheidskenmerken van de paspoorten. Het is uitermate belangrijk dat voortdurend wordt ingespeeld op dit soort ontwikkelingen en dat doen wij dan ook. In de afgelopen jaren is dat steeds aan de orde geweest in het kader van de beveiliging van paspoorten; die moet up to date zijn. Ik noem de discussie over de chips, enzovoort. Het gaat erom, misbruik te voorkomen. Een langere geldigheidsduur van paspoorten, ook al zijn de mensen 75 jaar, is altijd een risico. Daarom heeft het kabinet daarvoor niet gekozen. Het heeft niet zozeer te maken met de foto's van de personen.

De heer Knops (CDA):

Ik realiseer mij heel goed dat het van groot belang is dat de betrouwbaarheid van reisdocumenten op peil blijft, maar wij hebben ook te maken met een stukje proportionaliteit. Als wij de geldigheidsduur van een paspoort op vijf jaar stellen, terwijl wij de eisen ten aanzien van hetzelfde paspoort verhogen, waardoor de kans op kraken kleiner zou zijn, hebben wij te maken met gigantische kostenstijgingen. De kosten worden één op één doorberekend aan de burger. De prijs van het beleid dat u nu inzet en ook van het niet willen verlengen van de geldigheidsduur van het paspoort van mensen boven de 75 jaar uit praktische overwegingen, leidt tot een gigantische kostenstijging voor de individuele burger. Dat moeten wij ons wel realiseren.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

De geldigheidsduur van een paspoort voor een 75-jarige verandert niet. Het is wel degelijk een principiële keuze om voor iedereen de beveiligingseisen zo hoog te houden. Je kunt daarover van mening verschillen, maar het kabinet heeft een keuze gemaakt.

De heer Knops (CDA):

Het heeft alles te maken met de vraag die wij nog door u beantwoord krijgen, namelijk wat gaat het nieuwe paspoort kosten? Dan pas kunt u de conclusie trekken die u nu trekt.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat is niet het geval als je de andere elementen die ik heb genoemd, erbij betrekt. Ook daarover kun je van mening verschillen, daarin hebt u gelijk. Voor ons zijn de echtheidskenmerken heel belangrijk, en die wijzigen ook. Dat is de redenering.

Voorzitter. Dan kom ik op de vermindering van de administratieve lasten en de vermissing. Dat laatste punt is door de heer Knops en de heer Heijnen naar voren gebracht. Ik ben bezig met analyses van de procedures rond de vermissing van reisdocumenten. Ik maak er serieus werk van, want ik heb persoonlijk ook wel vragen bij de kwestie van de twee keer, zoals de heer Heijnen heeft toegelicht. Ik kan melden dat ik er serieus werk van maak; samen met de minister van Verkeer en Waterstaat, de politie Amsterdam-Amstelland en de gemeente Amsterdam ga ik vanaf 1 januari aanstaande voor een bepaalde duur een andere werkwijze beproeven, voor zowel het aanvragen van een nieuw reisdocument en een rijbewijs bij de gemeente, als de aangifte van de vermissing van een dergelijk document bij de politie. Doelen van die proef zijn: verhoging van de klantvriendelijkheid van de gemeente, vermindering van de administratieve lasten voor burgers en betere inzet van de politiecapaciteit. Het is zeer de vraag of het verstandig is wat er nu gebeurt. Verder noem ik adequatere fraudebestrijding. Ik zeg graag toe dat ik op zo kort mogelijke termijn, na een paar maanden, met de Kamer in gesprek wil gaan over de proef. Ook zal ik bezien wat de resultaten zijn ten opzichte van wat wij ervan verwachten. Wellicht kunnen wij een en ander in het hele land zo snel mogelijk invoeren.

De heer Pechtold (D66):

Hoort daarbij ook het gevoelige punt van een maximum stellen aan het aantal keren dat iemand een paspoort kan aanvragen? Ik kan mij uit een vorig leven herinneren dat de topscorer op 18 paspoorten stond. De aantallen daaronder waren niet enkele. Maar het is natuurlijk een moeilijk probleem; je kunt moeilijk iemand een paspoort weigeren.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat is een lastig probleem, daarin hebt u gelijk. Het hoort niet per se bij deze proef. Wel is het zo dat wij onlangs nog een brief hebben doen uitgaan naar de gemeenten, om specifiek aandacht te vragen voor deze gevallen, maar het is niet specifiek een onderdeel van de proef. Maar ik wil best bezien of wij er iets mee kunnen doen. In gevallen waarin er aanleiding is om aan fraude te denken, vind ik wel dat de politie in beeld moet blijven. Wij moeten gevallen meewegen in de proef waarin iemand voor de tweede of derde keer zijn paspoort kwijt is. Ik vind dat dergelijke gevallen wel door de politie moeten worden behandeld. Dat zou bij de proef moeten worden bekeken.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben ontzettend blij dat u de resultaten van de proef aan ons wilt doen toekomen, maar ik meen dat juist de introductie van de centrale reisdocumentenadministratie het veel simpeler zou moeten kunnen maken.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ja, dat is ook zo.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik zou geen finale conclusies trekken uitsluitend op basis van de proef in de huidige situatie. Ik wil eigenlijk dat u tevens onderzoekt wat het nieuwe systeem aan versimpeling van de situatie met zich mee zou kunnen brengen voor politieagenten, voor burgers en voor personeel bij de gemeenten.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Laten wij het dan zo doen dat wij in ieder geval die proef doen. Dan zit daar meteen ook het element van de heer Pechtold in, wanneer de politie wel in beeld moet zijn en wanneer niet. Wel wil ik dan alvast nadenken over de vraag welke voordelen er in het nieuwe systeem zitten. Dat wil ik dan ook aangeven in een brief aan de Kamer komend voorjaar.

De heer Brinkman (PVV):

Het is natuurlijk ook van belang om even te kijken in welke gevallen er altijd sprake is geweest van aangifte van vermissing van een paspoort. Ik heb een vermoeden bij welk soort mensen hiervan sprake is. Het gaat vaak om mensen met antecedenten. Ik vraag mij af of daar ooit onderzoek naar is gedaan. Zou u daar misschien eens een keer onderzoek naar kunnen doen? Een dergelijk onderzoek zal verrassende cijfers opleveren. Dat kan ik u verzekeren.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik weet niet of daar ooit onderzoek naar is gedaan. Ik moet het antwoord nu even schuldig blijven. Ik wil het wel voor u navragen. Wel denk ik dat als je kijkt naar zo'n grote databank, dat je dan veel gemakkelijker cijfers kunt aggregeren, ook op de punten die de heer Pechtold aanhaalt.

Voorzitter. Ik ga nu in op het punt van de heer Van Raak. Hij vindt alles onduidelijk en verder vindt hij dat ik alles open laat. Ook anderen hebben dit naar voren gebracht. Ik vind dat de heer Van Raak toch iets te veel een karikatuur van dit wetsvoorstel maakt. Het is niet zo dat dit wetsvoorstel alles open laat. In het wetsvoorstel is wel degelijk goed omlijnd wat er wordt opgeslagen, hoe het wordt opgeslagen, wie het mag gebruiken en waarvoor. Omdat een groot aantal mensen daar vragen over gesteld heeft, wil ik het toch nog even opsommen.

Ik ben gevraagd om een helder beeld te geven van wie er toegang kan krijgen tot de gegevens van de reisdocumentenadministratie. Het hoofddoel van de reisdocumentenadministratie – dat zei ik net al tegen de heer Brinkman – is de verstrekking van gegevens uit deze administratie aan hen die belast zijn met de uitvoering van de Paspoortwet. Concreet gaat het dan om paspoortuitgevende instanties, politieambtenaren die proces-verbaal van vermissing van reisdocumenten moeten opmaken en de minister van Binnenlandse Zaken die op centraal niveau voortdurend controleert of er frauduleuze aanvragen worden gedaan. Daarnaast is verstrekking, evenals nu, ook mogelijk voor een aantal nevendoelen, te weten 1) voorkomen en bestrijden van fraude met en misbruik van reisdocumenten, 2) identificatie van slachtoffers van rampen en ongevallen, 3) opsporing en vervolging van strafbare feiten en 4) onderzoek naar handelingen die een bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid van de staat of bevriende mogendheden.

Het wetsvoorstel omschrijft nauwkeurig aan wie er gegevens voor deze nevendoelen kunnen worden verstrekt, namelijk overheidsorganen die de gegevens nodig hebben voor de vervulling van een publieke taak en instellingen en personen die in het kader van een wettelijke identificatieplicht de identiteit van een persoon moeten verifiëren. Voorts maakt het wetsvoorstel onderscheid in de wijze waarop de gegevens kunnen worden verstrekt. Dat is afhankelijk van het doel waarvoor de gegeven worden gevraagd en het soort gegevens dat wordt verstrekt. Paspoortuitgevende instanties en politieambtenaren die proces-verbaal van vermissing van een reisdocument moeten opmaken, kunnen op aanvraagnummer of op documentnummer zoeken. Daarnaast kunnen zij nog andere gegevens meegeven in de zoekvraag, om de kans te verhogen dat er gegevens van de juiste persoon worden gevonden. De foto en de vingerafdruk kunnen door hen echter niet als zoekingang worden gebruikt. Van de aanvragen of reisdocumenten die worden gevonden, kunnen vervolgens alle gegevens worden ingezien, behalve de vingerafdrukken.

De overheidsorganen die gegevens nodig hebben voor de vervulling van hun publieke taak kunnen op documentnummer of een combinatie van bijvoorbeeld naam, voornamen en geboortedatum zoeken en andere gegevens meegeven om de zoekvraag te verfijnen. Indien de gegevens worden gevonden, krijgen zij, in tegenstelling tot de paspoortuitgevende instantie, de gegevens van het reisdocument niet in te zien. Voor hun taak is het namelijk voldoende om te weten of de door hen ingevoerde gegevens kloppen.

De minister van BZK, in casu de staatssecretaris van BZK, die frauduleuze aanvragen moet onderscheppen, doet dat met behulp van de zogenaamde biometrische zoekfunctie. Slechts met deze functie kan in een administratie worden gezocht naar een persoon aan de hand van diens biometrische gegevens. Dat gebeurt altijd met een combinatie van vingerafdrukken, foto en geslacht.

Waar het gaat om de verstrekking van vingerafdrukken van de houder, regelt het wetsvoorstel dat dit slechts kan plaatsvinden aan de officier van justitie. Bovendien is dat verstrekken slechts toegestaan ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van een verdachte of veroordeelde die zijn vingerafdrukken reeds bij de politie heeft moeten afgeven of in het geval de vingerafdrukken van belang zijn voor een onderzoek naar een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.

Ten slotte regelt het wetsvoorstel dat de administratie kan worden bevraagd indien een persoon moet worden geïdentificeerd in het kader van de wettelijke identificatieplicht. Dat gebeurt met een hit/no-hitsysteem waarbij slechts het documentnummer kan worden opgegeven. Als antwoord wordt dan gemeld of dit nummer in de administratie voorkomt en, zo ja, of het betreffende reisdocument in het maatschappelijk verkeer mag voorkomen.

Op deze wijze – dit is allemaal in de wet geregeld – is een heel afgewogen systeem van gegevensverstrekking gerealiseerd waarbij niet meer gegevens worden verstrekt dan strikt noodzakelijk is voor de doeleinden die de wet kent. Ik bestrijd echt dat dit niet in de wet is geregeld.

Waarom is in veel bepalingen gekozen voor nadere regels bij AMvB of ministeriële regeling, vroegen de heren Van Beek en Pechtold. Eigenlijk is het tegenovergestelde het geval. In het wetsvoorstel wordt juist op veel punten bepaald de nader te stellen regels niet langer te stellen op het niveau van een ministeriële regeling, maar op het niveau van een AMvRB. Dat is een verbetering ten opzichte van wat er nu is. Ik heb in de nota naar aanleiding van het verslag daar ook enkele voorbeelden van genoemd. Voorbeelden hiervan zijn de vaststelling van regels over de verklaring van vermissing en de regels over onttrekking aan het verkeer van een reisdocument. Die worden niet langer bij ministeriële regeling, maar bij algemene maatregel van rijksbestuur vastgesteld.

Ik wijs er voor de volledigheid op dat het gangbaar is dat technische aspecten en zaken die naar verwachting geregeld aanpassing behoeven en niet van principiële aard zijn – daar gaat het om, om dingen die vaak moeten worden aangepast en niet van principiële aard zijn – vaak gedelegeerd worden naar lagere regelgeving. Dat gebeurt in andere wetgeving ook. Dat mag uiteraard niet gelden voor zaken als de doelen waarvoor gegevens kunnen worden verstrekt. Dat heb ik net uitgebreid toegelicht. Die moeten op wetsniveau worden geregeld. Over de wijze waarop met het delegeren wordt omgegaan, heeft de Raad van State van het Koninkrijk in zijn advies bij dit wetsvoorstel ook geen aanleiding gezien om daar opmerkingen over te maken. Een aantal zaken betreft immers verbeteringen ten opzichte van de wetgeving zoals die voorlag.

De heer Van Raak (SP):

Dank voor deze heldere uiteenzetting. Dat heb ik ook allemaal kunnen lezen en desondanks had ik deze vragen. Ik zal twee voorbeelden noemen. Via AMvB kan de reikwijdte van de wet worden uitgebreid. Dat staat met zoveel woorden in de toelichting. Is het mogelijk dat bijvoorbeeld banken of financiële instellingen via algemene maatregelen van bestuur meer mogelijkheden krijgen? Is het mogelijk dat de AIVD via een AMvB de mogelijkheid krijgt om op basis van algemene kenmerken op personen te gaan zoeken? Ik stel deze vraag omdat wij een nieuwe situatie krijgen. Er komt een ongelooflijk grote databank. Als er een aanbod is, kan dat zijn eigen vraag creëren. Daarom wil ik dat zo goed afgebakend hebben.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

De dingen waarop de heer Van Raak doelt, zijn niet mogelijk. Juist daarom heb ik uitgebreid voorgelezen wat er wel in de wet is geregeld. De uitbreidingen waarover de heer Van Raak het heeft, zijn niet zomaar mogelijk via een AMvRB, omdat in de wet iets anders staat. Ik stel voor dat de heer Van Raak die zaken nog eens naast elkaar legt en nog eens naar het antwoord kijkt. Wat hij nu schetst, is echt niet waar. Dit is een karikatuur van het voorliggende wetsvoorstel.

De heer Van Raak en anderen hebben vragen gesteld over de zogenaamde function creep. In het wetsvoorstel staat nauwkeurig omschreven voor welke doelen gegevens kunnen worden verstrekt en aan welke voorwaarden organen moeten voldoen om voor gegevensverstrekking in aanmerking te komen. Ik heb dat zojuist vermeld. De uitwerking van de regels bij algemene maatregel van rijksbestuur kan niet plaatsvinden buiten de in het wetsvoorstel gestelde doelen en kaders. De woordvoerders moeten daarnaar nog maar eens goed kijken. Voor een eventuele verruiming van de mogelijkheden tot gegevensverstrekking dient eerst de wet te worden gewijzigd. Als het daarvan komt, zal de Kamer daarbij altijd opnieuw betrokken zijn. De Kamer zal dus altijd een oordeel moeten geven over zo'n verruiming van mogelijkheden. Dit is ook een antwoord op de vraag van de heer Van Beek.

Mijns inziens bevat het wetsvoorstel echt voldoende waarborgen om gegevensverstrekking buiten de wettelijk omschreven doelen te voorkomen. Bovendien zijn ook de waarborgen uit de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing, waaronder het toezicht door het College Bescherming Persoonsgegevens. In het licht van dit kader is het risico op een function creep mijns inziens niet groot. Bij algemene maatregel van rijksbestuur kan alleen binnen de grenzen van de wet een nadere uitwerking worden gegeven aan de vraag aan wie gegevens specifiek kunnen worden verstrekt. Zo is het geregeld.

De voorzitter:

Maar toch heeft de heer Van Raak hierover nog een vraag.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Daar was ik al bang voor, voorzitter.

De heer Van Raak (SP):

Ja, want als ik ongelijk heb, zijn wij een eind verder en zijn er veel problemen uit de lucht. Ik weet dat echter nog niet zeker. Ik lees dat bij nadere regelingen bij algemene maatregel van bestuur het aantal instellingen en personen die toegang krijgen, kan worden uitgebreid. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheid gegevens die ter beschikking wordt gesteld, voor de zoekingangen die kunnen worden gebruikt, en voor vragen over hoe lang gegevens worden bewaard, welke veiligheidsmaatregelen worden genomen, hoe gegevens worden gewijzigd, welke gegevens worden gewijzigd en wanneer, hoe en wanneer gegevens worden vernietigd en welke gegevens worden vernietigd. Dit kan straks allemaal op het niveau van algemene maatregel van bestuur worden uitgebreid. Ik vraag mij dus af hoe groot de ballon kan worden.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dit alles kan alleen binnen de grenzen die in de wet zijn gesteld. Daarom zei ik al dat u dit nog eens goed naast elkaar moet leggen. Een aantal zaken is zelfs opgehoogd van ministeriële regeling naar algemene maatregel van rijksbestuur. Verder wordt dit in de wet heel specifiek omschreven. Ik raad de heer Van Raak aan om er nog eens goed naar te kijken.

Ik kom op de vraag van de heer Heijnen over wat hij naar ik meen het uitvoeringsplan noemde. Naar ik aanneem bedoelt hij daarmee te vragen of goed in kaart is gebracht wat er moet gebeuren voordat de vingerafdruk in de Nederlandse reisdocumenten kan worden ingevoerd. Hiernaar hebben wij inderdaad goed gekeken. Ik zal dit zo kort mogelijk toelichten.

Allereerst is het nodig dat alle uitgevende instanties worden voorzien van de benodigde apparatuur en programmatuur. De werknaam hiervan is het aanvraagstation. Dat weet de Kamer, want hierover hebben wij tijdens het wetgevingsoverleg van afgelopen maandag even van gedachten gewisseld. Deze apparatuur en programmatuur is Europees aanbesteed op basis van een zeer uitgebreid programma van eisen. Bij de opstelling daarvan zijn niet alleen externe deskundigen betrokken geweest, maar ook de uitgevende instanties zelf. Deze uitgevende instanties waren ook betrokken bij de beoordeling van de ontvangen aanbiedingen. De leverancier die de aanvraagstations gaat leveren, heeft een planning opgesteld en hanteert een plan voor de uitrol. Door mijn ambtenaren wordt hierop zeer strak gestuurd en ik word hierover nauwgezet geïnformeerd. Ik ben mij namelijk bewust van de risico's die wij lopen bij de invoering van dit type systemen, risico's waarover de diverse woordvoerders hebben gesproken. Voordat de leverancier toestemming krijgt om tot uitrol over te gaan, zal het aanvraagstation aan een reeks testen worden onderworpen. Deze testen worden ook weer door externe partijen uitgevoerd. Een aantal testen vindt zelfs in het buitenland plaats omdat daar op onderdelen de beste deskundigheid voorhanden is. Overigens worden de testen ook bij en met de uitgevende instanties zelf uitgevoerd. Dat heb ik ook tijdens het wetgevingsoverleg gezegd. Bij een aantal gemeenten zal worden getest of de aanvraagstations correct werken.

Een van de zaken die zal worden getest, is hoeveel tijd de nieuwe apparatuur en programmatuur zullen nemen om de foto en de handtekening te digitaliseren en de vingerafdrukken op te nemen. Volgens de planning zullen de testen in de loop van januari 2009 afgerond zijn. Dan hebben wij over dat punt duidelijkheid. Dat heeft ook een relatie met de vraag van de heer Knops over de kosten. Ik wil dat de aanvraagstations gespreid over een aantal maanden worden uitgeleverd en bij de uitgevende instanties in gebruik zijn voordat wordt begonnen met de invoering van vingerafdrukken, waarnaar de heer Heijnen vroeg. Er moet eerst met de stations kunnen worden geoefend.

Met deze uitrolstrategie, die ook de steun heeft van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, is gewaarborgd dat de ambtenaren vertrouwd kunnen raken met het werken met het aanvraagstation. Om dat nog wat verder te bevorderen, wordt ook de mogelijkheid geboden om met de stations te oefenen. Er zit zelfs een oefenmodule in de aanvraagstations. Dit oefenen komt bovenop de opleiding die het ministerie van BZK zal aanbieden aan alle ambtenaren van de uitgevende instanties. De opleiding bestaat uit zowel theorie als praktijk. Tijdens het praktijkdeel zal ook weer worden geoefend. Er wordt dus heel veel aan gedaan. Ik zeg toe dat ik, zodra de testen klaar zijn – naar ik verwacht eind januari 2009 – de Kamer zal informeren over de wijze waarop de invoering verder zal worden gepland. Na de test kan ik beter overzien wat het moment van de uitrol zal zijn.

De heer Heijnen heeft gevraagd hoe wij omgaan met de piek, de zomerdrukte. Ik verzeker hem dat ik mij zeer bewust ben van het feit dat het heel lastig is om tijdens een piekmoment tot de definitieve invoering over te gaan. Dat heeft ook in 2001 een rol gespeeld tijdens de invoering van de nieuwe generatie reisdocumenten. Toen het plan gaande was, is uiteindelijk besloten om de invoering uit te stellen tot een latere datum. Om de drukte in juni te vermijden, is toen gekozen voor oktober 2001. Ik hoop dat ik de heer Heijnen hiermee uitgebreid heb geantwoord.

De heer Heijnen (PvdA):

Het is dus denkbaar dat de staatssecretaris op basis van de testen in januari 2009 zal besluiten om de invoering in oktober te laten plaatsvinden in plaats van op 28 juni aanstaande?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ja, dat is denkbaar.

De heer Heijnen (PvdA):

Onverhoopt, maar dat is denkbaar. Daar verzetten zich geen Europese regels tegen?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Nou ja, dan moet je het een beetje rekkelijk interpreteren.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik begrijp u voldoende.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Je moet dan de regels een beetje rekkelijk interpreteren.

Ik sprak net over de kosten. Een aantal Kamerleden heeft gevraagd naar de kosten van de reisdocumenten zelf. Wij hebben een aantal ramingen gemaakt. Wij moeten ook precies weten hoeveel tijd dit kost. Als wij ervan uitgaan dat deze ramingen en die van het beheer van de reisdocumenten kloppen, dan zal een reisdocument circa € 3,50 à € 4 meer kosten dan thans het geval is. Dit antwoord was ik de heer Heijnen nog schuldig, maar ik moet eerst wel goed de ramingen bekijken.

De vraag van de heer Heijnen over de vingerafdrukken heb ik voldoende beantwoord. Hij heeft ook gevraagd of er voldoende aandacht was voor de Europese ontwikkelingen. Natuurlijk, wij zijn heel direct betrokken bij de besprekingen binnen de Europese Unie over de reisdocumenten. Dat geldt ook voor de wijzigingen van de Europese verordening. Het gaat daarbij over de leeftijd van zes jaar, over uitzonderingen die kunnen worden gemaakt voor mensen van wie geen vingerafdrukken kunnen worden opgenomen en over "1p-1p".

De heer Heijnen (PvdA):

Dit is waarschijnlijk mijn laatste vraag in deze termijn, zeg ik tot de voorzitter, maar wel een belangrijke. De achtergrond van de opmerkingen van een aantal van ons, misschien wel van ons allemaal, is hoe wij kunnen voorkomen dat wij de burgers op kosten jagen. Daarom hebben wij die aarzeling bij het idee dat je 250.000 extra documenten moet uitgeven aan kinderen. Misschien is die besparing op een andere manier mogelijk, namelijk door af te stappen van de termijn van vijf jaar en over te gaan op een termijn van vijfenhalf of zes jaar. Ik weet niet of die vraag ooit is gesteld. Ik loop hier nog niet zo lang rond. De staatssecretaris zegt dat er een beperkte geldigheidsduur moet zijn in verband met de mogelijkheid dat het paspoort gekraakt wordt en de gegevens verouderen en noem maar op. Die periode van vijf jaar is natuurlijk niet in beton gegoten. Ik zou het zeer interessant vinden als de staatssecretaris niet nu, maar in tweede termijn, een antwoord op deze prangende vraag die ik namens velen aan haar stel, kunt geven. Wij zouden echt een zeer goede stap in de richting van de burger kunnen maken door die termijn te verlengen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Het antwoord mag dus later komen. Ik heb zojuist aangegeven dat het wel degelijk om de ontwikkelingen en de techniek gaat. Ik zal er nog specifiek naar kijken – ik loop hier ongeveer net zo lang rond als de heer Heijnen – maar ik weet dat er Europees gezien meer landen zijn die van een langere naar een kortere periode gaan dan omgekeerd. Ik denk dat het goed is dat wij ons dat realiseren, maar ik zal er op terugkomen.

De heer Heijnen heeft gevraagd of ik hem kan informeren over het Meldpunt ID-fraude. Dit meldpunt is ingesteld als dienstverlening voor burgers, bedrijven en overheden. Het heeft als doel, alle betrokken instanties binnen de ID-keten dusdanig te laten samenwerken, dat herstelactiviteiten, slachtofferhulp en eventuele opvolging op een gestroomlijnde manier in een zo kort mogelijk tijdsbestek kunnen worden afgehandeld. De verzamelde data zullen worden geanalyseerd en gerubriceerd, zodat er zicht komt op aard en omvang van de problematiek, wij die kennen en er beleidsinformatie uit kunnen halen. Meldingen die direct bij het meldpunt binnenkomen, kunnen meteen worden doorgeleid naar de daarvoor bestemde instanties. Het meldpunt heeft dus een gidsfunctie, zodat het slachtoffer van ID-fraude als het slachtofferschap is vastgesteld – daar gaat het wel om – de juiste en adequate begeleiding krijgt. Mocht na onderzoek blijken dat er geen sprake is van fraude maar van een administratieve fout, dan zal het meldpunt dit doorgeleiden naar de daarvoor bestemde instanties, zodat meteen herstel kan plaatsvinden. Het meldpunt rekent het tot zijn taak om burgers, bedrijven en overheden over deze materie voor te lichten, met als doel een zorgvuldiger gebruik van ID-gegevens, zodat fraude tot een minimum beperkt kan worden. Het meldpunt zal in de loop van november bij het BPR worden gestart, het uitvoeringsagentschap van mijn ministerie. Ik ben zeker bereid om de leden daarover gegevens te sturen; dat was volgens mij de laatste vraag van de heer Heijnen.

De vraag van de heer Pechtold over de officier van justitie is volgens mij beantwoord. Hij heeft behoorlijk veel twijfels over het wetsvoorstel, maar als hij het naleest, zal hij lezen dat hij er in de voorbereiding veel aan heeft gedaan en zich een groot voorstander heeft betoond van een aantal zaken die in dit voorstel zitten en die tot verbetering leiden van de fraudebestrijding. Wie weet, strekt het bij hem tot nadenken voor de stemming.

Mevrouw Azough, maar volgens mij ook de heer Van Beek, heeft gevraagd naar de Paspoortwet en de nooddocumenten in Brazilië. Hoe staat het met de wijziging van de Paspoortwet? Dat wetsvoorstel zit hier inderdaad niet in. Het is ambtelijk in een ver gevorderd stadium van voorbereiding. Ik verwacht dat ik het in het voorjaar van 2009 aan de Kamer zal kunnen aanbieden. In de tussentijd is de afspraak dat de ambtenaren van Buitenlandse Zaken een heel restrictief beleid voeren op het verstrekken van nooddocumenten. Het is uiteindelijk gewoon niet goed gegaan. Daarover is gesproken. Er wordt een zeer restrictief beleid gevoerd totdat wij het wetsvoorstel hier hebben behandeld. Mevrouw Azough heeft goed gezien dat het niet in dit wetsvoorstel zit.

De heer Van Beek heeft gevraagd of nooddocumenten niet even goed moeten worden beveiligd als andere documenten. Daar heeft hij natuurlijk gelijk in. Op dit moment is het echter niet mogelijk om op locatie een chip te personaliseren en die ook weer goed te beveiligen. Het staat wel op mijn lijstje, want ik vind dat de heer Van Beek gelijk heeft met zijn vraag, dit punt, zodra het technisch mogelijk is, ook op te pakken en de nooddocumenten te voorzien van een chip. Dat is dan een hele verbetering. Het is wel van belang dat daarin ook voortgang wordt gemaakt.

De heer Van Beek (VVD):

Als het kan op elk gemeentehuis, dan zou het toch ook moeten kunnen met de Koninklijke Marechaussee op de vliegvelden?

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Nee, het kan niet op elk gemeentehuis. De paspoorten worden niet in de gemeentehuizen gemaakt. Die worden gemaakt door degenen die de paspoorten of de ID-papieren maakt. En een nooddocument moet er altijd heel snel komen.

De heer Van Beek (VVD):

Dat begrijp ik wel. Het gaat mij om het afgeven van de vingerafdruk. Volgens mij zijn zij daar veel verder mee dan de ambtenaren op het gemeentehuis.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

De vingerafdruk moet natuurlijk opgeslagen worden en in het paspoort komen.

De heer Van Beek (VVD):

Of de vingerafdruk in het paspoort moet komen, is de vraag. De vingerafdruk moet in ieder geval in het systeem komen te zitten. Daar gaat het mij om.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

U wilt het los van het paspoort. Oké, dan had ik u niet goed begrepen.

De heer Van Beek (VVD):

Het gaat mij erom dat niet de situatie ontstaat dat mensen zonder een vingerafdruk te hebben afgegeven, toch een identiteitsbewijs krijgen en er dus een nieuwe route ontstaat van mensen die zeggen: van mijn vingerafdrukken blijven ze af.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik had de heer Van Beek blijkbaar niet goed begrepen. Ik begreep dat hij de vingerafdruk in het paspoort wilde hebben. Ik wil aanstonds nog even bekijken of hetgeen hij vraagt tot de mogelijkheden behoort. Ik zal daar in tweede termijn nog even op ingaan, of anders deze vraag schriftelijk beantwoorden.

De heer Van Raak (SP):

Ik probeer ongelijk te krijgen vanavond. Ik laat de woorden van de staatssecretaris goed bezinken. Ik heb echter nog wel een vraag. Volgens mij wordt in deze wet duidelijk vastgelegd in welke gevallen informatie mag worden gegeven. Ik noem fraude, identificatie, opsporing, vervolging en nationale veiligheid. In de wet wordt echter niet sluitend geregeld wie de informatie krijgen. Volgens mij kan dat laatste bij algemene maatregel van bestuur uitgebreid worden tot banken, financiële instellingen en dergelijke. Ik ben bang dat als er eenmaal een databestand is, het aanbod dan de vraag gaat creëren. Volgens mij ligt niet hard vast wie toegang kan krijgen tot dat databestand of wie daar informatie uit kan krijgen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

In het wetsvoorstel staat wel degelijk aan wie gegevens kunnen worden verstrekt. Dat is in het wetsvoorstel degelijk geregeld, zoals ik zojuist in mijn antwoord al aangegeven heb. Nauwkeurig is vermeld aan wie gegevens, ook voor nevendoelen, kunnen worden verstrekt. Nogmaals, ik heb zo-even heel uitgebreid toegelicht wie in het bestand kan kijken en aan wie gegevens worden verstrekt.

De heer Van Beek (VVD):

Ik was heel tevreden met het antwoord van de staatssecretaris. Alles wat zij vanavond gezegd heeft, maakt onderdeel uit van de wetsgeschiedenis. Dat is op zich zelf heel belangrijk. Zij heeft vanavond de bal een paar keer naar ons toegespeeld, door op te merken dat wij er nog eens goed naar moeten kijken. Ik wil op mijn beurt de staatssecretaris vragen haar antwoord nog eens te leggen tegen de officiële teksten die wij gekregen hebben, met name de memorie van toelichting.

Nogmaals, ik ben heel tevreden over de antwoorden die wij hebben gekregen, maar ik heb het gevoel dat de staatssecretaris vanavond op een aantal punten wat strenger in de leer is geweest dan uit de teksten zou kunnen blijken.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Daar heeft de heer Van Beek gelijk in. Als hij het omgekeerde zegt, wil ik daar zeker ook naar kijken. Ik zal dat zeker doen en aan de Kamer laten weten wat de uitkomst daarvan is.

Wat ik hier zeg, maakt inderdaad onderdeel uit van de wetsgeschiedenis. Ik ben blij dat de heer Van Beek in elk geval op dat onderdeel geheel tevreden is.

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb ook nog gevraagd wat mij moeten doen met documenten van overledenen.

De voorzitter:

Ik wil de staatssecretaris de suggestie geven om, als de heer Van Beek dat goed vindt, daar schriftelijk op terug te komen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Daar kan ik dus schriftelijk op reageren. Dat is prima. Dat zal ik dan doen.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik zou nog graag even willen weten wat de staatssecretaris vond van mijn opmerkingen over die hoofddoekjes.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Ik zal nu ingaan op de vraag waarom het is toegestaan om een hoofddoek te dragen op de foto voor het reisdocument. Het dragen van gezichtsbedekkende kleding op de pasfoto die in de chip van het reisdocument wordt opgenomen, is nu reeds niet toegestaan en zal ook niet toegestaan worden. Het bedekken van het gezicht staat immers een succesvolle identificatie van de persoon in de weg. Daarnaast staat de EU-verordening het dragen van gezichtsbedekkende kleding niet toe. Het op de pasfoto dragen van een hoofddoek of een andere hoofdbedekking is in Nederland toegestaan, mits dat geschiedt om godsdienstige, levensbeschouwelijke of medische redenen. De EU-verordening staat het dragen van een hoofddoek ook toe, maar voorwaarde is wel dat het gezicht van de persoon volledig zichtbaar blijft om een goede, geautomatiseerde gezichtsherkenning van de persoon mogelijk te maken. Met het oog op identificatie is het ook niet noodzakelijk om het dragen van een hoofddoek op een paspoortfoto te verbieden. Het is dus wel degelijk mogelijk om dat met de gezichtskenmerken goed te doen.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter, dit weet ik allemaal wel en dat weet de diender op straat ook. Maar met alle respect, die 32 kenmerken van een gezicht heeft de diender op straat niet bij zich. Dat kan ik de Kamer verzekeren. Die diender kijkt alleen maar naar die mevrouw of die meneer voor hem. In dit geval zijn het vaak vrouwen. Ik heb u aangegeven met een heel praktisch voorbeeld hoe dat op dit moment gaat. Hij ziet daar gewoon een vrouw met een gigantische kroesbol en hij ziet een foto in een paspoort waarop een hoofddoekje wordt gedragen. Hij kan op dat moment niet inschatten of dat dezelfde mevrouw is. Dat zijn de feiten en dat is heden ten dage de praktijk. Op die manier worden er honderden paspoort valselijk gebruikt en ik vind dat wij daar een einde aan moeten maken. De staatssecretaris moet toch minimaal even op die praktijk ingaan.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

U hebt de praktijk geschetst die u op straat tegenkomt. Ik kan me daar best een aantal knelpunten bij voorstellen. Wij hebben er echter goed naar gekeken en uiteindelijk is het voor de identificatie niet noodzakelijk. In Nederland is ervoor gekozen om dat wel mogelijk te maken om godsdienstige en levensbeschouwelijke redenen. Dat is de afweging die er is gemaakt. Ik heb heel wel begrepen dat de heer Brinkman een andere afweging maakt maar dit is de afweging die wij hebben gemaakt en die ik maar wil volhouden.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik maak geen afweging; ik schets de praktijk en ik geef aan dat dit komt doordat vrouwen een hoofddoekje dragen en daarmee op een foto op een paspoort staan. Dat is helemaal geen afweging, dat is puur een praktijkconclusie. De staatssecretaris geeft mij niet aan op welke manier die politieman op straat, zelfs met een paspoort met een vrouw met een hoofddoekje om, kan doorgronden dat hij niet wordt bedot. Dat geeft de staatssecretaris mij niet aan. Ik concludeer dan ook dat de staatssecretaris geen oplossing heeft voor dit probleem, terwijl de oplossing zo simpel is, namelijk verbieden dat er foto's gemaakt worden van vrouwen met een hoofddoekje.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik ben op dit moment niet bereid om dat te doen, want wij hebben een andere keuze gemaakt. Nadat je dat constateert, moet je altijd een afweging maken. Dat weet de heer Brinkman ook. Dat is wel vaker zo in het leven. Wij hebben die keuze niet gemaakt.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Ik denk dat de heer Brinkman wel een punt heeft. De staatssecretaris heeft zojuist in haar beantwoording in mijn richting aangegeven dat zij alles wil doen om een zo goed mogelijk paspoort te maken. Zij heeft ook aangegeven, de termijn van vijf jaar van belang te vinden. Wij doen dus alles om het zo goed mogelijk te maken en op dit punt doet zij een concessie. Ik wil haar dan toch nog eens vragen om op dit punt nu eens nader te reageren. Dat kan ook schriftelijk wat mij betreft.

In de tweede plaats heb ik een vraag gesteld over de voortgang bij de Europese Raad over het verhaal van 1p. Misschien kunt u dat ook schriftelijk aan de Kamer doen toekomen.

De staatssecretaris sprak uit, het idee te hebben dat er € 3,50 tot € 4 per paspoort bij zou kunnen komen. Ik zou het op prijs stellen als de staatssecretaris de Kamer ook schriftelijk zou informeren over hoe zij tot die uitkomst komt op basis van die 27 mln.

Ten slotte wil ik in aansluiting op hetgeen de heer Heijnen zei weten of de staatssecretaris, juist vanwege de zware kwalificaties die zij aan het nieuwe paspoort toekent, bereid is om een concessie te doen met betrekking tot de geldigheidsduur. Zou die langer kunnen worden? Ik stel deze vraag ook omdat wij nu toch de ruimte hebben tot volgende week.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Op al deze vragen zal ik schriftelijk terugkomen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Ik heb in mijn fractie een discussie gevoerd over de vraag of in het paspoort foto's kunnen staan van gezichten met hoofddoekjes. Dit punt heb ik niet in mijn betoog genoemd, omdat ik er niet op uit ben om de absolute eis van geen hoofddoekje te laten stellen. Ik begrijp wat de consequentie daarvan zou zijn. De eis van geen hoofddoekje levert natuurlijk enorme problemen op. Ik vind echter niet dat verschillende eisen mogen worden gesteld aan de foto. De eisen die aangeven wat wel en wat niet op de foto moet komen, mogen niet per persoon verschillen. De voorschriften moeten helder zijn. De staatssecretaris spreekt over "gelaat". Voorhoofden en oren moeten op de pasfoto's zichtbaar zijn.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Dat is toch zo.

De heer Brinkman (PVV):

Dat is niet zo.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Volgens mij wel. Ik zal de Kamer echter precies aangeven hoe alles er uitziet. Op verzoek van de heer Knops moet ik de Kamer toch nog schriftelijke informatie doen toekomen. Ik zal dus precies aangeven hoe alles er uitziet.

De heer Van Beek (VVD):

Fijn, dank u!

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de kant van het kabinet.

Sluiting 0.01 uur

Naar boven