Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 mei 2008 over de Milieuraad.

De voorzitter:

Ik constateer dat alle woordvoerders die zich gemeld hebben voor dit VAO, nu aanwezig zijn. Dan kunnen wij beginnen. Voor degenen die nieuw aanwezig zijn in de zaal, herhaal ik dat interrupties in de beantwoording van de minister alleen gepleegd kunnen worden naar aanleiding van de eigen motie. Over de nu in te dienen moties wordt vandaag na de lunchpauze gestemd.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Bij de Milieuraad wordt gesproken over het klimaat- en energiepakket waar de Europese Unie over in debat is. Dat is een discussie die eind van dit jaar afgerond moet worden. Daarbij is een veelheid van onderwerpen aan de orde. De Kamer heeft daar ook al eerder over gesproken en uitspraken over gedaan. Er is een kwestie die nu extra aandacht vergt en ik acht het van belang dat de Kamer zich daar nadrukkelijk over uitspreekt, omdat het kabinet daarin ook een positie gekozen heeft. Het gaat om de vraag of de grote "G8", een paar grote, energieslurpende bedrijven zoals Hoogovens-Corus en DSM, eventueel niet alleen voor hun eigen bedrijf – in het geval dat de hele bordertaxdiscussie overigens vastloopt – maar ook voor hun indirecte elektriciteitsconsumptie gratis emissierechten krijgen. De regering ijvert daarvoor. Mijn fractie ziet daar grote problemen in. Ook die bedrijven moeten duurzamer worden en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gratis beschikbaar stellen van broeikasgasemissierechten aan mondiaal concurrerende energie-intensieve bedrijven naar rato van hun elektriciteitsgebruik ervoor zorgt dat de prikkel voor energiebesparing voor deze bedrijven – die óók al voor de eigen uitstoot gratis rechten krijgen – wegvalt;

overwegende dat dit strijdig is met het principe "de vervuiler betaalt";

verzoekt de regering, haar inzet voor het gratis beschikbaar stellen van broeikasgasemissierechten aan mondiaal concurrerende energie-intensieve bedrijven naar rato van hun elektriciteitsgebruik te staken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 277(21501-08).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Dan zou ik graag subsidiair de volgende motie indienen, voor het geval dat – en daar lijkt het enigszins op, afgaande op de algemene overleggen die wij hierover hadden – de eerste motie geen meerderheid haalt en het kabinet toch zijn ijveren voor die gratis rechten kan voortzetten. Dan is de discussie op welk niveau die rechten verstrekt worden, hoeveel rechten die bedrijven krijgen voor elektriciteit gemaakt in een biomassacentrale, een kolencentrale of een aardgascentrale. Dat maakt nogal wat uit. Mijn fractie is ervoor dat er dan alleen rechten op het niveau van een schone aardgascentrale verstrekt worden. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gratis verstrekken van emissierechten aan mondiaal concurrerende energie-intensieve bedrijven ter compensatie van hun inkoop van elektriciteit bij derden op basis van de CO2-uitstoot van elektriciteit uit het gemiddelde Europese park, geen prikkel is voor het betrekken van stroom uit een centrale met een minimale CO2-uitstoot;

verzoekt de regering, wanneer zij zich hiervoor inzet, haar inzet te beperken tot het gratis beschikbaar stellen van broeikasgasemissierechten op basis van elektriciteit uit een nieuwe gascentrale (STEG) met een emissie van rond 375 gram per kWh,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 278(21501-08).

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Over het uitdelen van rechten aan de grote energie-intensieve industrie die blootstaat aan de wereldwijde concurrentie. Ik heb de twee moties van de GroenLinks-fractie aangehoord. Over het verzoek van de eerste motie zijn wij het gewoon oneens. Zolang er geen wereldwijd klimaatverdrag is, heb je een methode nodig om de industrie op een of andere manier te beschermen tegen blootstelling aan de buitenwereld. Dat kan op twee manieren en die hangen alle twee nog boven de markt. Ik zou dus op dit moment niet een van beide willen uitsluiten, al heb ik wel een voorkeur, en die is om het met handelsmaatregelen te realiseren.

Ten aanzien van het andere punt, namelijk de vraag hoeveel rechten je uitdeelt als je al rechten uitdeelt, speelt een aantal partijen volgens mij op dit moment verstoppertje met elkaar. Het kabinet is daar een van. De amendementen om dat te realiseren waarmee Nederland op dit moment in Brussel rondloopt, zijn gewoon publiek. Misschien was dat niet de bedoeling, maar die zijn inmiddels publiek gemaakt. Daarom lijkt het mij verstandig dat wij daar heel helder over zijn, dus dat wij geen verstoppertje voor elkaar gaan spelen, want dat lokt alleen maar merkwaardige moties uit die vervolgens weer op merkwaardige gronden worden verworpen of aangenomen.

Daarom stel ik de volgende heel specifieke vraag aan de minister. Klopt het dat het amendement dat op dit moment in Brussel wordt ingediend door de Nederlandse regering de volgende zin bevat? Ik verontschuldig mij op voorhand voor het Engels en het ingewikkelde woordgebruik. Ik moet het op deze manier helder maken; anders blijven wij elkaar bezig houden. "The maximum amount of allowances for compensation of the CO2-cost, passing through in electricity prices, shall be based on the average annual electricity consumption of those installations from 2005 to 2007 as well as the expected CO2-cost passing through of the marginal power generation allocation." Het laatste deel van dit zinnetje impliceert in de ogen van mijn fractie dat de CO2-hoeveelheid die wordt uitgedeeld aan bijvoorbeeld DSM of Corus, de CO2-hoeveelheid is die gepaard gaat met de elektriciteitsproductie van de marginale elektriciteitscentrale. In dit land is dat een gascentrale. Ik vraag aan de minister of zij dit kan bevestigen. Ik weet overigens niet of het precies om 375 gaat; het lijkt mij onverstandig om het op die manier vast te leggen. De vorm die nu in Brussel wordt "belobbyd" in Brussel lijkt ons verstandig, mits de uitleg die mijn fractie eraan geeft, klopt. Vandaar mijn vraag of de minister dit kan bevestigen.

De voorzitter:

U dient hierover geen motie in?

De heer Samsom (PvdA):

Nee.

De voorzitter:

Dat verbaast mij zeer, want dit is geen verlenging van het algemeen overleg. Dit VAO is er om een motie in te dienen. Ik dacht dat dit punt ook aan de orde was geweest in het algemeen overleg.

De heer Samsom (PvdA):

Niet in deze zin.

De voorzitter:

Ik ga de heer Jansen ook niet toestaan om nu te interrumperen, wat hij volgens mij van plan is. Daarmee zou het debat heropend worden. Daar moet een ander moment voor gekozen worden. Ik meen overigens dat ik aan het begin van de behandeling van dit VAO gezegd heb dat de minister geïnterrumpeerd mag worden door de indiener van een motie. Ik vind het heel merkwaardig dat de heer Samsom een nieuw element inbrengt, dat wellicht aan de orde is geweest in het AO, en dat hij daarover geen motie indient.

De heer Samsom (PvdA):

Ik breng geen nieuw element in. Het gaat namelijk over de motie van GroenLinks. Ik had ervoor kunnen kiezen om elkaar te bestrijden met moties. Ik kies er echter voor om met woorden met elkaar te debatteren. Dat lijkt mij verstandiger in dit huis; dat voorkomt nog een aantal moties. Vandaar deze inbreng van mijn zijde.

De voorzitter:

Ik had het op prijs gesteld, als u dat in het AO gedaan had.

De heer Jansen (SP):

Dat ben ik met u eens, maar nu de heer Samsom die vrijheid genomen heeft, vind ik dat wij het recht hebben om daarover een vraag te stellen. Is het zo dat de tweede motie van de heer Duyvendak over 375 gram per kWh inhoudelijk in lijn is met de opstelling van de heer Samsom?

De heer Samsom (PvdA):

Inderdaad vraag ik de minister om dat te bevestigen.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Ook ik dien geen moties in. Volgens mij is dit wel de enige mogelijkheid om in dit debat aan te geven waar de CDA-fractie staat. Verder is dit indirect een mogelijkheid om te reageren op de moties die door de collega's zijn ingediend. De CDA-fractie is namelijk content met de inzet van de Nederlandse regering ten aanzien van het energie- en klimaatpakket, zoals de Europese Commissie dat heeft gepresenteerd. Wij vinden het dan ook zeer terecht dat Nederland vasthoudt aan het pleidooi om ook de reductie van 30% in concrete maatregelen uit te werken.

Wij steunen voorts de inzet van de Nederlandse regering ten aanzien van de vernieuwingen op het gebied van emissiehandel. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de vraag die collega Samsom gesteld heeft. In mijn beleving hadden wij echter in het debat gewisseld dat de Nederlandse regering nog een onderzoek zou laten uitvoeren naar de consequenties van de voorstellen van de Europese Commissie voor het Nederlandse bedrijfsleven. De resultaten daarvan worden kort voor de zomer bekend. Op basis van die resultaten zou de Kamer geïnformeerd worden over de nadere inzet van de Nederlandse regering. Dit betekent in de ogen van mijn fractie dat het nu al vastleggen van allerlei zaken, zolang wij de uitkomsten van nog lopende onderzoeken niet kennen, op dit moment in ieder geval ontijdig is.

Tot slot herhaal ik de uitnodiging aan de minister om morgen in de Milieuraad over de Richtlijn hernieuwbare energie duidelijk te maken dat Nederland prioriteit verleent aan de discussie over de kwaliteit van de biobrandstoffen. In eerste instantie moet het daarom gaan. De duurzaamheidscriteria moeten in de Richtlijn verankerd zijn. Worden zij daarin verankerd, dan is de kwantitatieve doelstelling om die op te hogen naar 10% voor mijn fractie aanvaardbaar. De kwaliteit gaat in deze discussie echter wel voor de kwantiteit. Ik hoor graag nog eens dat dit de inzet van de Nederlandse regering zal zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zeg het ook maar tegen u: de efficiëntste manier waarop u kunt laten weten wat u van de motie vindt, is ervoor of ertegen stemmen.

Mevrouw Spies (CDA):

Soms is het in deze zaal nog nodig om iets meer over de moties te zeggen dan dat je ervoor of ertegen bent, omdat tot vanmorgen in ieder geval onduidelijk was welke moties aan de orde konden zijn.

De voorzitter:

Dank u wel voor de toelichting.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik zeg maar vast dat ik zo meteen een motie indien, dus wat dat betreft ... Ik herhaal niet alles wat ik tijdens het algemeen overleg heb gezegd. De VVD-fractie vindt het wel van essentieel belang dat het doel van 20% wordt gehaald, maar dat er voorzichtig wordt omgegaan met de biobrandstoffen, want die 10% is onmogelijk. Bovendien speelt het ETS een rol, waarover inmiddels moties zijn aangenomen. De heer Duyvendak en de heer Samsom hebben daar ook over gesproken.

Voor de VVD-fractie is het van essentieel belang dat grote bedrijven zoals Corus en DSM aanzienlijk veel zuiniger met energie omgaan, maar ook dat er binnen het ETS een oplossing wordt gevonden om te voorkomen dat alle bedrijvigheid weggaat. Wij steunen het kabinet op dit punt, mits dat strookt met hoe de heer Samsom het verwoordde.

Voor de VVD-fractie is het van essentieel belang dat er naast het streven naar duurzame energie, naar kernenergie wordt gekeken, mede vanwege de leveringszekerheid van energie. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Volkskrant van 3 juni van dit jaar een artikel staat dat is ondertekend door de Franse minister van Buitenlandse Zaken, de heer Kouchner, en de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, de heer Verhagen;

constaterende dat in het artikel de zin staat: "Gelet op de spanningen op de brandstofmarkten, waar de prijzen voortdurend tot nieuwe recordhoogten stijgen, kan een debat over de voor- en nadelen van kernenergie niet lang uitblijven";

verzoekt de regering, in lijn met dit artikel het debat over kernenergie in Nederland te openen en dat ook te doen in de Milieuraad en de Energieraad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Neppérus en Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 279(21501-08).

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik dien geen motie in, maar wil net zoals de andere fracties ook mijn zegje kunnen doen. Ten eerste heeft Nederland zeer veel te verliezen als het gaat om zijn industrie en zijn olieraffinage. Helaas is mijn constatering dat Nederland veel zal gaan verliezen. Het ingezette beleid van Europa is desastreus voor Nederland. Wij hebben industrieën die mondiaal moeten concurreren en zadelen die op met lokale kosten, waardoor hun concurrentiepositie achteruitgaat. Dit heeft al desastreuze gevolgen. 1Nederland wordt reeds gemeden door nieuwe investeerders. De noodklok die de industrie zelf heeft geluid, luid ik hier dus nog eens. Ook wil ik waarschuwen voor de gevolgen van het Europees milieubeleid en het kabinet ertoe oproepen, dit niet te voeren, maar ermee te stoppen, zeker ten aanzien van bedrijven die mondiaal moeten concurreren. In plaats daarvan moet het kabinet nagaan of er een mondiale afspraak kan worden gemaakt, zo het dat al wil. De PVV is geen voorstander van klimaatbeleid. Zij gelooft niet in de menselijke factor als het om het klimaat gaat.

Dan de biobrandstoffen. Onze lijn is altijd helder geweest. De eerste generatie biobrandstoffen is bewezen schadelijk geweest voor mensen en zelfs voor het milieu. De zogenaamde eerste generatie biobrandstoffen moeten wij daarom niet toestaan. Het is een heldere lijn. Er zijn landen die die lijn vasthouden. Wij doen dat niet. Wij belijden het een en doen het ander. Dat vind ik niet consequent. De minister weet hoe schadelijk het is, maar zij weigert te ermee stoppen. Ik vind dat een gemiste kans.

Ik heb al iets gezegd over ETS. Het schaadt onze industrie. De Nederlandse industrie doet het beter dan de andere industrieën, maar wij zien nu een verplaatsing van onze raffinage en chemische industrie naar andere landen. Vervolgens moeten wij die producten weer importeren en is er per saldo niets gewonnen, maar juist verloren. De motie van de fracties van de SP en GroenLinks verwerp ik ten stelligste. Het zou een ramp zijn als zij wordt aangenomen. Deze fracties willen onze opgebouwde welvaart verkwanselen. Ik vind het een schandalige motie.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik kan u geruststellen. Ik wil eerst iets zeggen over de moties die de heer Duyvendak mede namens de SP-fractie heeft ingediend. Het lijkt ons verstandig als de coalitiepartijen op dit punt wat dualistischer gaan opereren dan nu het geval is. Van de heer Samsom weet ik dat hij de inhoud van de motie over de 350 gram ondersteunt. Laat hij dan ook gewoon voorstemmen, want daarmee zetten wij wat druk op de ketel in Brussel. Hij stelt zich nu wel heel magertjes op.

De heer Samsom (PvdA):

Volgens mij heb ik heel duidelijk gezegd dat de formulering onwerkbaar is. Op die manier kun je een compensatieregeling niet formuleren. Ik heb alleen gevraagd of er een betere formulering circuleert en als ik daarvan een bevestiging krijg, lijkt mij een motie helemaal niet nodig. Dat is pas dualisme.

De heer Jansen (SP):

Wij willen graag behulpzaam zijn bij het aanscherpen van de tekst. De heer Madlener had kritiek op de motie. De SP-fractie vindt het heel belangrijk dat wij de Nederlandse industrie beschermen tegen oneerlijke concurrentie. Dat willen wij echter niet doen door middel van dit soort perverse regelingen, want dat is het probleem waarover wij nu spreken. Als wij gratis CO2 -rechten gaan uitdelen, dan stellen wij de concurrentiepositie wellicht veilig, maar dat geldt slechts voor het energie- en klimaateffect. Er zijn andere manieren. De SP-fractie heeft tijdens het algemeen overleg twee manieren genoemd die beter zijn.

De heer Madlener (PVV):

De SP-fractie weet volgens mij heel goed dat het oproepen tot handelsbarrières leidt tot een handelsoorlog, die alle Nederlandse consumenten zeer zal schaden in de portemonnee. Het zal echt een handelsoorlog ontketenen. De lijn die de SP-fractie vraagt, is onwerkbaar en zeer schadelijk. Ik vraag de heer Jansen daarop te reageren.

De voorzitter:

Liever niet. Ik denk dat u dat heeft gewisseld tijdens het algemeen overleg. Ik heb tijdens deze uitgebreide ronde begrepen dat u het niet eens wordt. Ik verzoek de heer Jansen zijn betoog te vervolgen.

De heer Jansen (SP):

Sterker nog, voorzitter, de heer Madlener was het een maand geleden nog eens met de tekst.

De voorzitter:

Gaat u door met uw betoog.

De heer Jansen (SP):

Ik eindig met het indienen van een motie. Ik doe dat omdat de minister van Financiën gisteren na afloop van de Financiële Raad zeer groot twijfels heeft geuit over biobrandstoffen en de haalbaarheid van de 10%-doelstelling. Ik citeer het Financieele Dagblad van vanmorgen: Minister Wouter Bos van Financiën betwijfelt zeer of de Europese Unie ...

De voorzitter:

Ik dacht dat u een motie ging indienen. Uw tijd is namelijk al om. Leest u uw motie voor.

De heer Jansen (SP):

Ik adviseer de Kamerleden het Financieele Dagblad erop na te lezen. Er zit veel licht tussen de opstelling van minister Bos en die van de minister van VROM. De SP-fractie dient dan ook namens de heer Duyvendak en mevrouw Neppérus de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - er steeds meer aanwijzingen zijn dat de snelle stijging van de consumptie van biobrandstoffen negatieve effecten heeft op de voedselprijzen, ecologie en milieu in ontwikkelingslanden;

  • - ngo's uit de ontwikkelingslanden bij een recent gesprek met de Tweede Kamer hebben aangedrongen op het intrekken van de 10% bijmengverplichting;

  • - de minister van Financiën eveneens twijfel uit over de wenselijkheid van een EU-bijmengverplichting onder deze omstandigheden;

verzoekt de minister van VROM, bij de EU-Milieuraad méér afstand te nemen van het voornemen van de EU om 10% bijmenging van biobrandstoffen verplicht te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen, Duyvendak en Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 280(21501-08).

Minister Cramer:

Voorzitter. In hun eerste motie verzoeken de indieners Duyvendak en Jansen de regering, haar inzet voor het gratis beschikbaar stellen van broeikasgasemissierechten aan mondiale concurrerende energie-intensieve bedrijven naar rato van hun elektriciteitsgebruik te staken. Deze motie is wat mij betreft te ongenuanceerd. Ik ben het er daarom niet mee eens en ontraad de aanneming ervan. Ik benadruk nogmaals dat wij vanuit Nederland en vanuit Europa moeten zorgdragen voor een gelijk speelveld voor internationaal concurrerende bedrijven zo lang er geen internationale klimaatafspraken zijn. Daarover is in Europees verband ook een discussie gaande, de zogenaamde boxendiscussie, in relatie tot de consequenties van allerlei andere effecten die optreden naar aanleiding van stijgende energieprijzen.

In hun tweede motie verzoeken de heren Duyvendak en Jansen de regering, haar inzet bij het gratis verstrekken van emissierechten te beperken tot het gratis beschikbaar stellen op basis van elektriciteit uit een nieuwe gascentrale, een STEG, met een emissie van ongeveer 375 gram per kWh. De strekking van deze motie is in lijn met het kabinetsbeleid, maar de keuze voor de invulling is te specifiek. Ik heb geen probleem met de richting van deze motie, maar ik moet de aanneming toch ontraden vanwege deze specifieke invulling, zij het met de volgende toevoeging.

De heer Samsom citeerde een Engelse tekst. Daarin is de zinsnede van belang "average annual electricity consumption" ofwel het elektriciteitsverbruik dat gelijkstaat met het gemiddelde van het elektriciteitsverbruik in Nederland. Wanneer wij die formulering kiezen, maakt het bij de tegemoetkoming die daaraan gekoppeld is voor bedrijven niet uit of de stroom afkomstig is van aardgas of kolen, aangezien de tegemoetkoming altijd gelijk is. Waar een bedrijf zijn stroom inkoopt, is aan het bedrijf. Bedrijven worden dus niet beloond voor het afnemen van elektriciteit bij een kolencentrale. Verder is in deze tekst de zinsnede van belang "marginal power generation technologies, setting electricity market prices". Het gaat om de laatste centrales die worden geplaatst en die moeten voldoen aan de stand der techniek. Gegeven de hoge CO2-kosten bij de verbranding van kolen wordt verwacht dat deze marginale centrales hoogrendement WKK-gascentrales zullen zijn. Ik wil mij niet vastpinnen op een exact aantal grammen per kWh, want dat is afhankelijk van de stand van de techniek.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Duyvendak een vraag heeft over zijn motie.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ja, en een vraag naar aanleiding van de discussie die zich over mijn motie ontspon.

De voorzitter:

Nee, u kunt alleen een vraag stellen over uw motie.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dat zal ik doen. De formulering die de minister nu gebruikt, leidt tot twee uiteenlopende conclusies. Zij heeft het namelijk over het gemiddelde van de elektriciteit die in Nederland wordt gebruikt, dus het gemiddelde van aardgascentrales, biomassabijstook, kolen et cetera. Daarmee komen wij uit op meer gram per kWh dan de genoemde 375 gram. Ik meen dat wij bij het gemiddeld gebruik uitkomen op ongeveer 550 gram per kWh. De minister heeft het ook over het marginale, over de meest schone elektriciteit die wij op dit moment hebben. Met die elektriciteit komen wij echter uit op 350 gram tot 375 gram per kWh. Dat is dus veel schoner dan bij het gemiddeld gebruik. Waarop koerst de minister af in Europa? Deze twee formuleringen zitten niet op dezelfde lijn.

Minister Cramer:

De twee formuleringen samen moeten uiteindelijk het totaal opleveren. Hoe wij dit precies zullen doen, hebben wij op de door u bedoelde manier nog niet besproken. Wij brengen dus de formulering in die ook door de heer Samsom is voorgesteld. Een debat hierover heeft verder nog niet plaatsgevonden, omdat wij dit nog open willen houden. Wij willen vooral de discussie voeren over de vraag of wij het enerzijds alleen over de indeling in box 1, 2 en 3 hebben, dus over de directe kosten, of anderzijds ook over de indirecte kosten. Het voeren van die discussie is onze belangrijkste inzet; ik had het hierover al aan het begin van mijn betoog al. Voor het berekenen van de indirecte kosten die samenhangen met de stijgende energieprijzen kun je denken aan de genoemde formulering. Allereerst speelt hierbij de vraag of deze discussie over onze inbreng überhaupt leidt tot een conclusie in positieve zin. Daarna speelt de vraag hoe wij dit precies gaan doen en verder zullen uitwerken. Over het laatste hebben wij eigenlijk nog helemaal niet gesproken.

De voorzitter:

Dank u. Ik zie dat de heer Duyvendak nog wil reageren. Hij en de heer Jansen vragen echter in de motie om in te zetten op ongeveer 375 gram per kWh. Ik snap wat de minister daarop zegt, dus mijns inziens kunnen wij de discussie hierover nu stoppen. Ik vraag de minister om door te gaan met de behandeling van de volgende motie.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Duyvendak, het is duidelijk. U vraagt in uw motie om een andere hoeveelheid dan de minister wil aanhouden. De minister heeft het aannemen van de motie ontraden.

Minister Cramer:

Ik wil op dit moment niet over getallen spreken; dat is de boodschap die ik wil overbrengen. Een te specifieke invulling zal vooral tot meer verwarring leiden. Wij trachten met name om een lijn uit te zetten.

De voorzitter:

Ja, zo heb ik het begrepen. De heer Duyvendak vraagt in zijn motie echter wel om een getal. Ik vraag de minister om door te gaan met de behandeling van de volgende motie.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter, dit kan zo echt niet ...

Minister Cramer:

Mevrouw Spies heeft geen moties ingediend maar heeft mij wel een aantal vragen gesteld. Het antwoord daarop koppel ik aan deze discussie. Het onderzoek loopt inderdaad nog. De Kamer zal daarover worden geïnformeerd. Over de Richtlijn hernieuwbare energie zeg ik dat uiteraard de hoofdlijn de kwaliteit van de biobrandstoffen blijft. Over de vraag hoe wij dit kunnen specificeren, hebben wij eerder al met elkaar van gedachten gewisseld. Er is ook een motie van de Kamer op dit punt in uitvoering. Ik begrijp en steun het nadrukkelijke verzoek van mevrouw Spies om weer aandacht te vragen voor de kwaliteit van de biobrandstoffen.

Ik kom op de motie van mevrouw Neppérus en de heer Zijlstra, waarin de regering wordt verzocht om in lijn met het artikel in de Volkskrant over kernenergie in Nederland het debat over kernenergie te openen. In het coalitieakkoord staat een aantal passages over kernenergie. In het energierapport dat binnenkort uitkomt, zal het standpunt van het kabinet over kernenergie wat nader worden uitgewerkt. Daarop wil ik niet vooruitlopen. Uiteraard staat het denken over kernenergie niet stil, maar dit kabinet neemt geen besluiten over de bouw van nieuwe kerncentrales.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Hoe moet ik dat artikel dan plaatsen? Een minister van het kabinet zegt dat die discussie moet worden geopend, maar minister Cramer zegt iets anders. Wil zij haar nu openen of niet? Is zij het met het artikel eens of niet?

Minister Cramer:

De formuleringen die mevrouw Neppérus zal aantreffen in het Energierapport zijn de formuleringen waar het hele kabinet achter staat.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Mijn vraag was of de minister het eens is met dat artikel. Dit is mijn laatste poging. Is zij het eens met de formulering die minister Verhagen gebruikt in dat artikel in de Volkskrant?

Minister Cramer:

Het denken over kernenergie staat niet stil. Dat betekent dat je over kernenergie kunt debatteren, maar het standpunt van het kabinet luidt dat in deze kabinetsperiode geen besluiten over de bouw van nieuwe kerncentrales zal worden genomen.

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste motie graag.

Minister Cramer:

Dan kom ik op de bijdrage van de heer Madlener.

De voorzitter:

De motie van de leden Jansen, Duyvendak en Neppérus ligt er nog.

Minister Cramer:

Mag ik de heer Madlener ook even beantwoorden op punten die hierbij aansluiten?

De voorzitter:

Zijn stellingname was duidelijk genoeg en hij heeft geen motie ingediend, dus u mag ook overgaan tot het beoordelen van de laatste motie, ook gelet op de tijd.

Minister Cramer:

Natuurlijk is de eerste generatie biobrandstoffen absoluut niet zo duurzaam als de brandstoffen die wij eigenlijk zouden willen gebruiken als biobrandstoffen. Daarmee ben ik het eens. Wij hebben daarover van gedachten gewisseld. Wij verschillen van mening over de vraag hoe je zo snel mogelijk tot de betere brandstoffen komt. Daarom kan ik het met de heer Madlener niet eens zijn. Ook over Europees milieubeleid hebben wij eerder met elkaar van gedachten gewisseld. Mijn inzet is juist om ervoor te zorgen dat wij op Europees niveau een zeer actief en ambitieus klimaatbeleid voeren en dat wij niet allemaal op onszelf klimaatbeleid gaan voeren. De heer Madlener is echter überhaupt tegen een klimaatbeleid, dus daarover verschillen wij absoluut zeer van mening.

Tot slot kom ik op de motie van de heren Jansen en Duyvendak en mevrouw Neppérus. In de motie wordt de minister van Milieu verzocht om bij de EU-milieuraad meer afstand te nemen van het voornemen tot 10% bijmenging en vooral van de verplichtstelling daarvan. Ik heb altijd beweerd dat die 10% niet heilig is. Het is geen dogma. Het streven is om een ambitie neer te zetten, maar wat wij uiteindelijk zullen halen, wordt bepaald door de mogelijkheden die wij de komende jaren weten te creëren om te zorgen dat die biobrandstoffen duurzaam zijn en dat zij voldoen aan de criteria die wij daarvoor in Nederland hebben opgesteld. Dus verplicht stellen als een dogma: nee, een streven: ja.

De heer Jansen (SP):

De minister van Financiën zit op de lijn "nee, tenzij" en de minister van Milieu zit op de lijn "ja, mits". Daartussen zit heel veel licht. Dat is de reden waarom ik haar bij motie vraag een beetje op te schuiven en meer afstand te nemen, want zij kan zien aankomen dat zij anders straks een enorm probleem krijgt.

Minister Cramer:

Er zit geen licht tussen. Je kunt het formuleren als "nee, tenzij" en "ja, mits", maar daar gaat het niet om. Wij zijn het in het kabinet eens over de lijn die ik heb geschetst. 10% is geen dogma, maar het streven en wij zorgen ervoor dat wij zo snel mogelijk alleen maar gebruik zullen maken van biobrandstoffen die voldoen aan de duurzaamheidscriteria die wij hebben opgesteld.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik heb al gezegd dat wij na de lunchpauze zullen stemmen over deze moties.

Naar boven