Aan de orde is het spoeddebat over huisvesting van de evangelische school de Passie in de gemeente Wierden.

De voorzitter:

Ik heb met een aantal van u gepraat. Ik heb u uitgelegd dat ik eigenlijk om 18.00 uur, maar uiterlijk om 18.30 uur moet schorsen. Daarom stel ik voor dat u uw interrupties bewaart tot het antwoord van de staatssecretaris. De spreektijd is drie minuten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De aanleiding voor het debat heb ik gisteren bij de regeling al uiteengezet. Dat zal ik niet herhalen, mede in verband met de beperkte spreektijd. Ik dank de staatssecretaris voor de brief die wij vanmiddag hebben ontvangen en die zij mede namens de minister van BZK heeft gestuurd.

Het is voor de fractie van de ChristenUnie een zeer principiële zaak, want het gaat om een in de Grondwet gefundeerd recht tot het stichten van scholen, dat een verdere uitwerking heeft gekregen in wet- en regelgeving. Alleen daarom al rechtvaardigen de situatie zoals die nu al jaren in Wierden sleept en de ontwikkelingen van dit moment daarin, dat wij daarover als Kamer spreken. Wij zijn overigens in deze zaak altijd Kamerbreed opgetrokken.

De discussie speelt al vanaf 2002. Toen werd de school voor het eerst in het plan van scholen opgenomen, maar onder de leus "geen geld, geen Passie" heeft de gemeente Wierden steeds geweigerd om haar verantwoordelijkheden te nemen en ervoor te zorgen dat er ook huisvesting zou komen. Volgens onze regelgeving kan dat natuurlijk ook. Men heeft een jaar of vijf om uiteindelijk tot een besluit te komen. Allerlei instanties hebben zich hierover destijds uitgesproken. Ook de eigen commissie van bezwaar- en beroepschriften sprak zich tegen de gemeente uit, vervolgens de rechtbank van Almelo, de provincie Overijssel en uiteindelijk, begin maart, de Raad van State. Deze heeft het laatste beroep tegen het plan van scholen niet ontvankelijk verklaard. Toen heeft de gemeente ermee ingestemd om mee te werken en om ervoor te zorgen dat een pand beschikbaar zou komen, zodat de school per augustus 2008 zou kunnen starten. Er is zelfs een collegebesluit genomen om een pand beschikbaar te stellen. Dat was, en is nog steeds, denk ik, aanwezig in de gemeente Wierden. Eindelijk leek de school dus datgene te krijgen waarop zij conform wet- en regelgeving al zo lang recht had.

De uitspraak van de Raad van State van 29 april jongstleden over het vaststellen van het begrotingsplafond, waarop de staatssecretaris in haar brief ingaat, is door de gemeente Wierden aangegrepen om op haar eerdere besluiten van maart terug te komen. Gisteren heeft de raad zelfs besloten dat de p.m.-post voor huisvesting en/of de eerste inrichting van de Passie in de begroting van 2008 geschrapt zou worden. Ook is besloten om in de meerjarenbegroting 2009-2011 geen middelen op te nemen voor huisvesting. Tevens is uitgesproken dat de voorbereidingen van huisvesting beëindigd zouden worden. Het collegebesluit om een pand beschikbaar te stellen, is gisteravond ingetrokken.

De staatssecretaris legt de uitspraak van de Raad van State zó uit, dat deze de besluiten die gisteren in Wierden zijn genomen, absoluut niet rechtvaardigt. Zo lees ik haar brief. Zij stelt dat de uitspraken van de Raad van State van eind april de jaren 2005 en 2006 betreffen en dus niet zien op de huisvestingsbeslissingen van de gemeente met betrekking tot de jaren 2007 en 2008 en uiteraard verder. Zij stelt ook heel helder – ik denk dat dat goed is – dat de gemeente uiterlijk 1 augustus 2008 huisvesting ter beschikking dient te stellen. Zij spreekt zelfs van "taakverwaarlozing" als dat niet zou gebeuren. Kan ik hieruit afleiden dat zij van mening is dat de conclusies die de gemeente Wierden heeft getrokken uit de uitspraak van de Raad van State en de besluitvorming die daarover gisteren heeft plaatsgevonden, eigenlijk niet correct zijn en als onrechtmatig kunnen worden beschouwd? Het is daarbij trouwens merkwaardig dat de gemeente onder toezicht staat; ik weet niet hoe dat zich verhoudt tot deze uitspraken. Kan ik ook uit haar brief afleiden dat er naar haar mening, anders dan de gemeente Wierden stelt, geen sprake is van lacunes in wet- en regelgeving zoals wij die hanteren met de hele systematiek van het stichten van scholen?

Hoe nu verder? De bewindslieden verwijzen naar de taakverwaarlozingsprocedure van de provincie Overijssel. Als wij op dat terrein verdergaan, kan dat nog wel even duren; ik denk overigens wel dat dit de weg is. De school heeft echter leerlingen geworven en docenten aangenomen. Zij heeft dus niet veel tijd meer om het besluit te nemen of 1 augustus wel echt haalbaar is. Als docenten hebben gezegd dat zij per 1 augustus ergens anders gaan werken en als dat niet doorgaat, moeten zij wel terug kunnen.

Er is dus snel duidelijkheid nodig. Ik vraag de staatssecretaris dan ook of deze duidelijkheid er echt heel snel kan komen, en of wij uit deze brief kunnen afleiden dat er in ieder geval voor de school een garantie is dat zij vanaf 1 augustus kan starten. De school heeft enige hardheid nodig, denk ik. Ik vraag de staatssecretaris om daarop straks in te gaan.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie constateert dat er problemen zijn met het huisvesten van een bijzondere school en dat dus de vrijheid van onderwijs op het spel staat. Dat nemen wij hoog op. Er moet op korte termijn een oplossing komen.

In de Tweede Kamer is net het wetsvoorstel over de voorzieningsplanning scholen aangenomen, waarin staat dat gemeenten de huisvesting van scholen moeten betalen. Volgens de uitspraak van de Raad van State hoeft de gemeente Wierden echter de huisvesting niet te betalen. Kan de staatssecretaris nog eens opnieuw aangeven hoe deze uitspraak zich verhoudt met het wetsvoorstel en wat de gevolgen van de uitspraak zijn? De CDA-fractie is er duidelijk over: de school mag niet de dupe worden van deze situatie.

De staatssecretaris geeft in de brief aan dat uiterlijk 10 juni uitsluitsel gegeven moet worden. Is het reëel te veronderstellen dat er dan per 1 augustus 2008 huisvesting is en dat het financieel geregeld is?

In eerste instantie wilde de school zich vestigen in Almelo. Ik heb begrepen dat er nu weer gesprekken gaande zijn over het tijdelijk huren van een school met gymlokaal in Almelo. Kan de Passie op deze wijze soms snel gehuisvest worden? Zit daar ruimte in? Is de staatssecretaris bereid om deze oplossing te ondersteunen? Zo ja, hoe worden dan de financiële consequenties geregeld?

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie is verbaasd over de uitspraak van de Raad van State. Gemeenten hebben de taak te voorzien in huisvesting als scholen opgenomen zijn in het plan van scholen, tenzij er budgettaire beperkingen zijn. Maar hoe kan hier sprake zijn van budgettaire beperkingen, als de gemeente Wierden nog nooit één eurocent heeft uitgegeven aan huisvesting voor voortgezet onderwijs sinds in 1997 die taak is gedecentraliseerd aan gemeenten? Ik begrijp niet dat de Raad van State dat niet in zijn overwegingen en uitspraak heeft betrokken.

Wie A zegt, moet B zeggen. Het initiatief is niet gelegen bij de Passie, maar bij de gemeente Wierden. De gemeente heette in 2002 de school van harte welkom heette, maar deze was niet langer welkom toen bleek wat de consequenties waren. Dat lijkt mij bestuurlijk niet correct en het resultaat is dat op dit moment 30 kinderen in de kou staan.

Het is mij vandaag gebleken dat de Passie zich heeft gemeld bij de gemeente Almelo. Ik verzet mij zeer tegen de gedachte dat de Passie uiteindelijk in Almelo zou belanden. In de eerste plaats zou dat betekenen dat het slechte gedrag van buurgemeente Wierden wordt gehonoreerd. In de tweede plaats – dat is nog belangrijker – werken in Almelo protestants-christelijk, rooms-katholiek en openbaar onderwijs intensief samen om een goed netwerk aan voorzieningen in stand te houden. Deze onderwijsvormen hebben de afgelopen jaren allemaal een nieuw schoolgebouw gekregen, waaraan de gemeente Almelo miljoenen euro's meer heeft uitgegeven dan zij in het kader van het Gemeentefonds heeft gekregen. Ook uitermate belangrijk is dat de scholen in Almelo erin slagen de segregatie naar etniciteit te bestrijden. Indien de Passie onverhoopt uiteindelijk in Almelo zou belanden, zou dat die strijd weer ondermijnen.

Dwingt de staatssecretaris Wierden op de een of andere manier te leveren? Garandeert zij dat de school nooit in Almelo zal eindigen?

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voorzitter. Ik moet toegeven dat ik Wierden even moest opzoeken in de atlas, maar nu weet ik waar het ligt: vlakbij Almelo.

Eerlijk gezegd kan ik de redenering van de staatssecretaris wel volgen om in ieder geval nog even af te wachten; voor de redenering van de gemeente Wierden is ook wel het nodige te zeggen. Het gaat om 30 leerlingen, van wie slechts 10% uit Wierden zelf afkomstig is. Met een krappe begroting is dat natuurlijk nogal een keuze waar je dan maar even voor komt te staan. Ik kan de redenering van de staatssecretaris tot nu toe dus volgen. Ik wacht haar reactie op dat punt overigens af. Er is al het nodige gezegd. Wij moeten de bestuurlijke relaties zuiver houden. Overheden – Rijk, provincie en gemeente – kunnen niet over elkaar heen rollen. Wij moeten, ook denkend aan de commissie-Oosting, op dat punt dus zuiverheid betrachten.

Ik hoop dat de staatssecretaris en de inspectie erop willen toezien dat deze evangelische school geen homoleraren weigert. Dat was een tijdje geleden aan de orde, maar behoort hopelijk niet meer tot het beleid van deze school. Misschien kan de staatssecretaris dat bevestigen. Misschien niet, maar dat lijkt mij in ieder geval een taak van de inspectie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben hier een principiële kwestie aan de orde, namelijk de vrijheid van onderwijs. Wij kennen de gang der dingen. Als er een initiatief komt voor een schoolstichting, voldoet de aanvraag dan aan de criteria of niet? Dat proces is doorlopen. De historie heeft een traject gekend van wel of niet op deze parameters een school toekennen. Na het bevestigende antwoord moest ook nog een locatie worden gezocht. Huisvesting ontbrak. Almelo was kandidaat, maar dat vlotte niet erg. Toen diende Wierden zich aan. Zo is het gegaan. Daarom hebben wij in het desbetreffende debat in samenspraak met de regering uiteindelijk gezegd dat Wierden een goede kansmaker is en dat Wierden de huisvestingsgemeente wordt.

Eerst wilde Wierden wel. Na gemeenteraadsverkiezingen en de komst van een ander college wilde Wierden uiteindelijk niet. Wierden ging weerstand bieden. De consequenties zijn natuurlijk verstrekkend, want per 1 januari 1997 is de zorgplicht voor de onderwijshuisvesting bij de gemeente terechtgekomen. Wierden heeft natuurlijk een streekfunctie voor een school van dit type, maar dat neemt die zorgplicht niet weg. Diverse beroepszaken zijn gevolgd. Op zichzelf is dat te respecteren, want wij leven in een rechtsstaat, maar er is vrij recent wel een curieuze wending ontstaan, terwijl de school al in verregaande mate van voorbereiding is voor de start per 1 augustus aanstaande. Wij hebben allemaal mailtjes gekregen van ouders met ingeschreven leerlingen. Er zijn verplichtingen aangegaan door het schoolbestuur. Dat is terecht, want men moest zich natuurlijk bekwaam organiseren om per 1 augustus van start te kunnen gaan.

De school mag geen pingpongbal worden die heen en weer wordt geslagen, waardoor de onzekerheid voortduurt. Ik sluit mij dus aan bij alle collega's die hebben gezegd dat er nu snel duidelijkheid moet komen. Dat is een harde vereiste. Wij zijn wettelijk en moreel verplicht om die duidelijkheid te geven.

Ik denk dat hier ook een leerpunt in zit. Op enig moment moeten wij de vraag stellen of dit ook betekenis heeft voor de wetgeving en voor het dimensioneren en interpreteren van de zorgplicht. Een uitspraak van de Raad van State is immers niet zomaar wat. Collega Heijnen kan zeggen dat hij het niet snapt. In zekere zin snap ook ik het niet, maar het verhaal van Wierden is natuurlijk: dit is ons door de strot geduwd en geeft een geweldige implicatie voor onze begroting; wij hoesten dat niet op zonder schade te berokkenen aan andere verplichtingen en activiteiten. Dat zouden wij natuurlijk wel een keer met elkaar moeten bespreken.

De vergadering wordt van 17.13 uur tot 17.23 uur geschorst.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden hartelijk voor de inbreng in eerste termijn, waarin zij hun zorg uitspraken over de situatie in Wierden. Dat is buitengewoon terecht; Wierden heeft inmiddels ook in de Kamer een geschiedenis opgebouwd. Ik heb daarom onder andere de provincie gevraagd om te zorgen voor preventief toezicht. Blijkbaar zijn wij er op dit moment nog niet. Om recht te doen aan het verzoek van de voorzitter om alles zo vlot mogelijk te laten verlopen, ga ik de verschillende vragen die gesteld zijn direct beantwoorden, zonder al te lange inleidingen. Eén ding staat echter voorop: de minister van BZK en ik hebben in deze kwestie slechts één doel. Op 1 augustus 2008 moet deze school gewoon starten, en wel in Wierden.

De heer Slob noemt het punt dat er besluiten zijn genomen in de gemeenteraad van Wierden om begrotingsposten te schrappen. Hij vraagt hoe ernstig dit is en of het onrechtmatig, of op zijn minst incorrect is. Ik kan hem zeggen dat het gewoon onrechtmatig is dat die ene post is geschrapt. Het is in strijd met de wet; ik heb het desbetreffende artikel in mijn brief genoemd. Er dient gewoon op een bepaald moment in medebewind iets gerealiseerd te worden en er dient ook gereserveerd te worden. Ik denk op dit moment echter niet dat het uiteindelijk problematisch is, omdat wij toch al voornemens zijn om de lijn van de taakverwaarlozing op te pakken. Het liefst zie ik dit de provincie de komende tijd doen. Als dat gebeurt, heeft de provincie de leiding om dit op een goede manier af te regelen voor het gemeentebestuur. Ik ga hier zo meteen nader op in.

Er zijn principevragen gesteld, onder andere door de heer Van der Vlies die in heel korte tijd een grondige benadering gaf. Hij wil weten wat de uitspraak van de Raad van State betekent. Ook mevrouw Vietsch brengt dit punt naar voren. Ik spreek hierover niet alleen namens mijzelf, maar ook namens de minister van BZK en het gehele kabinet. De uitspraak van de Raad van State gaat over de jaren 2005 en 2006 en dus niet per se over latere jaren. Bij de afweging worden specifieke elementen betrokken, waardoor deze geen algemene strekking heeft. Wettelijk staat artikel 193, sub c van de Gemeentewet voorop. Dat betreft een aantal verplichte uitgaven waaronder ook de uitgaven vallen die voortvloeien uit de van het gemeentebestuur gevorderde medewerking tot uitvoering van wetten en AMvB's, voor zover deze uitgaven niet ten laste van anderen zijn gebracht. Dat is gewoon het in medebewind uitvoeren van zaken zoals wij dat op dit moment in onze wetgeving rondom het stichten van scholen kennen. Dit betekent dat het kabinet uiteindelijk de lijn voortzet die tot nu toe is bewandeld, met als doel het stichten van de school in Wierden. Die school staat al vijf jaar lang op de agenda. Nu is het tijdstip daar dat het ook daadwerkelijk moet gaan gebeuren.

Dit betekent dat wij voornemens zijn om de provincie nadrukkelijk te vragen een taakverwaarlozingsprocedure te starten. Wij geven de provincie de gelegenheid om daar uiterlijk 10 juni een besluit over te nemen. De provincie is dan in staat om in de plaats van het gemeentebestuur deze voorziening te gaan creëren. Dat is een belangrijke mogelijkheid. Mevrouw Dezentjé heeft gezegd dat het niet de bedoeling is dat de ene overheidslaag over de andere buitelt. Die opmerking is terecht, maar wij hebben in de wet de mogelijkheid om daadwerkelijk iets te doen als het echt nodig is en in dit geval vinden wij het echt nodig. Daarom ligt het verzoek bij de provincie om de taakverwaarlozingsprocedure te starten.

De voorzitter:

Mevrouw Dezentjé, u was er niet, maar ik heb twee interrupties toegestaan tijdens het hele antwoord van de staatssecretaris.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Ik wil dat de staatssecretaris mij iets uitlegt. Er bestaat natuurlijk ook gemeentelijke autonomie. De gemeente heeft aangegeven hiervoor geen budget beschikbaar te hebben. Wat is dan het gevolg van zo'n taakverwaarlozingsactie, die ik overigens nogal heftig vind? Wat betekent die? Wat moet de gemeente dan doen om te zorgen voor bekostiging? Is het gevolg daarvan dat alle inwoners van Wierden meer ozb gaan betalen? Kan de staatssecretaris dat uitleggen?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het is uiteindelijk aan de gemeente om de financiële zorg rond dit punt in een oplossende sfeer op zich te nemen. Eén ding is duidelijk: vanaf het jaar dat wij zijn gestart met deze wet, zijn er middelen naar de gemeente gegaan. De gemeente weet al vijf jaar dat de Passie in Wierden op het programma staat en dat er na vijf jaar een eind is aan het wachten. De gemeente moet reserveringen doen voor de realisatie. Bij het daadwerkelijk realiseren van deze actie is de gemeente niet autonoom, maar medebewindvoerder. Zij zal op dat moment daadwerkelijk die stap moeten zetten. Als zij dat niet doet, doet de provincie dat. Als de provincie het niet zou doen, zal het Rijk die stap zetten. Nadat de uitgaven en de hele actie, eventueel het neerzetten van noodlokalen, zijn gerealiseerd, zal het aan de gemeente zijn om te bekijken hoe zij dat binnen haar begroting op een goede manier oplost. Daarvoor heeft zij inderdaad verschillende mogelijkheden.

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Als dat een traject is geweest van vijf jaar, rijst wel de vraag wat de reden was voor de gemeente Wierden om daarvoor niet te reserveren en of die uitleg volgens de staatssecretaris plausibel is.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat debat hebben wij al zeer uitgebreid gevoerd bij de behandeling van het plan van scholen. Wij waren het in de Kamer dus al lang met elkaar eens dat het tijdstip was aangebroken om tot realisatie over te gaan. Het gaat er nu alleen om dat de gemeente Wierden dat op dit moment niet doet, c.q. zelfs posten die er waren nog schrapt. Dat maakt dat wij nu in actie komen, maar de afweging van de afgelopen vijf jaar hadden wij in de Kamer allang gemaakt bij de behandeling van het plan van scholen.

Ik kom op het verdere verloop. De minister van BZK overweegt om op grond van artikel 121 van de Provinciewet zelf in de plaats te treden van gedeputeerde staten indien die niet tot een taakverwaarlozingsprocedure komen. Wij weten echter dat over dit onderwerp op dit moment op een goede manier door GS wordt gesproken. Als GS de taakverwaarlozingsprocedure ex artikel 124 Gemeentewet niet doorzetten, komt BZK in beeld. Artikel 121 van de Provinciewet verleent de minister van BZK de bevoegdheid om namens gedeputeerde staten of de commissaris van de Koningin beslissingen te nemen die wettelijk vereist zijn. Artikel 124 Gemeentewet geeft eenzelfde bevoegdheid aan gedeputeerde staten en de commissaris van de Koningin ten opzichte van de gemeente. Ik stel hier vast dat tot op heden gedeputeerde staten zeer betrokken zijn geweest en full swing het preventief toezicht hebben ingesteld. Ik hoop dus van harte dat deze stap ook zal worden gezet, maar omdat de Kamer natuurlijk het uitzicht wil hebben dat de school uiteindelijk zal worden gerealiseerd, wil ik haar het doorkijkje niet onthouden dat het Rijk vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken deze zaak kan oppakken. Uiteraard moet hierbij zorgvuldig worden geopereerd en moet de gemeente respectievelijk de provincie de tijd krijgen voor herstel. Vandaar dat wij de gemeente en de provincie de datum van 10 juni aanstaande hebben genoemd. Ook daarna zal er nog een redelijke termijn moeten zijn, maar die is afhankelijk van de urgentie om provincie en gemeente nog eenmaal de slag te laten maken. De urgentie is hier groot, dus de termijn kan ook wel weer kort zijn. Daarna komt BZK in beeld en dat ministerie kan direct optreden.

Zoals bekend, moet de gemeente voorzien in de huisvesting. Als die daarin niet voorziet, zal de provincie haar plicht doen. Als echter de provincie nalaat om te voorzien in een oplossing voor de taakverwaarlozing, kan in laatste instantie de minister van BZK ingrijpen en doen voorzien in de huisvesting, overigens: wel op kosten van de gemeente. Dat moge duidelijk zijn.

De heer Slob (ChristenUnie):

Zegt u: als de gemeente niet doet waartoe zij op grond van de wet verplicht is, namelijk zorgen voor huisvesting per 1 augustus 2008, dan is er sprake van taakverwaarlozing en dan regelt de provincie de zaak? Zegt u ook: als de provincie dat niet doet, zal uiteindelijk het Rijk zijn verantwoordelijkheid nemen? De provincie moet nog een besluit nemen, maar betekent het voorgaande dat er voor de school de garantie is dat, mocht de gemeente dwars blijven liggen, er per 1 augustus 2008 toch huisvesting voor de school is, hetzij gerealiseerd door de gemeente zelf hetzij gerealiseerd door de provincie of het Rijk?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het traject dat wij voor ogen hebben, moet dat met zich meebrengen. Wij doen er alles aan om te realiseren wat u wilt. Wij hopen van harte dat de provincie zelf voor een oplossing zorgt en tot op heden heeft de provincie zeer goed meegewerkt. Bij taakverwaarlozing gaat het echter om een pittige zaak. Je spreekt niet zomaar van taakverwaarlozing. Het is mogelijk dat de provincie uiteindelijk aan de minister van Binnenlandse Zaken vraagt om de kwestie te behandelen. De minister van Binnenlandse Zaken heeft mij te kennen gegeven dat in dat geval zij haar plicht zal doen en dus, indien nodig, de verantwoordelijkheid zal nemen. Dat zal ertoe leiden dat de huisvesting van de school is gerealiseerd als de school met haar onderwijs moet starten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat brengt mij tot het herhalen van de vraag die ik in eerste termijn heb gesteld. Het is voor de school van belang dat zij weet dat zij op huisvesting kan rekenen. De school moet namelijk docenten aannemen die nu elders een aanstelling hebben. Zij moeten nu aangeven dat zij per 1 augustus ergens anders gaan werken. Daarom moet er voor hen de zekerheid zijn dat de school daadwerkelijk per 1 augustus van start gaat. In feite zegt u dat mocht het zo zijn dat die andere overheden, de gemeente en de provincie, niet voor een oplossing zorgen, dan het Rijk het nodige zal doen. Dat betekent dat de datum van 1 augustus 2008 een harde datum is voor het starten van de school.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Daar is alles op gericht. Met het voorgaande heb ik duidelijk gemaakt dat het aan de minister van BZK en mij niet zal liggen.

Door zowel mevrouw Vietsch als de heer Heijnen is de vraag gesteld of het mogelijk is om de school tijdelijk in Almelo te vestigen. Met inachtneming van de wetgeving is dat voor 1 augustus 2008 niet mogelijk. De Passie heeft toestemming om zich in Wierden te vestigen en niet in Almelo, zes kilometer verderop. Voor vestiging in Almelo moet verplaatsing worden aangevraagd per 1 augustus 2009 en de gemeente Almelo is niet bereid om daaraan mee te werken. Mijn inschatting is dat ook de scholen in Almelo dat niet willen. Wij zouden weer te maken krijgen met dat leuke arrangement, maar gelet op de geluiden uit de regio, zal dat er niet komen.

De heer Van der Vlies heeft nog een vraag gesteld over het aspect van de wetgeving. Ik meen dat wij met onze opstelling duidelijk maken dat aan het eind van de rit de wetgeving haar werking heeft gehad. Dat is niet alleen belangrijk voor de Passie in Wierden, maar ook voor alle andere gemeenten in Nederland. Zij weten dat als je iets afspreekt je de afspraak moet nakomen. Voor bepaalde taken zijn middelen via het Gemeentefonds beschikbaar en gemeenten hebben dan de plicht om die taken uit te voeren. De heer Heijnen gaf net heel goed aan hoe een gemeente als Almelo dat ruimhartig heeft gedaan en ik ken heel veel andere gemeenten die dat met passie doen. Wat gedaan moet worden, moet ook gebeuren. Wat dat betreft ben ik heel blij met de inzet van mijn collega van Binnenlandse Zaken. Wij hebben bij de behandeling van dit onderwerp steeds intensief met elkaar opgetrokken en nu is het zaak om de daad bij het woord te voegen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Met die laatste woorden ben ik het eens. Ik wijs er nog dat wij nu wetsgeschiedenis schrijven, maar ik wil het ook hebben over de eventualiteit. Stel dat het college afziet van het nemen van stappen en dat de minister van BZK in actie komt. De school wordt vervolgens gerealiseerd. Welke juridische tegenwerpingen zijn dan nog denkbaar? De plaats voor de school moet ergens gelokaliseerd zijn, er moet grond beschikbaar zijn en er moet een gebouw zijn. Wordt daarin allemaal voorzien met de aanwijzing van de minister van Binnenlandse Zaken?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voor zover mij bekend, wordt daarin allemaal voorzien met de aanwijzing van de minister van Binnenlandse Zaken. Voor de goede orde: GS hebben al besloten om in deze zaak te spreken van taakverwaarlozing, maar zij aarzelen na de uitspraak van de Raad van State. Het kabinet heeft aangegeven de uitspraak van de Raad van State aldus te lezen: ga gewoon door met de taakverwaarlozingsprocedure, u krijgt tot 10 juni de tijd om uw besluit daadwerkelijk in te zetten en doet u het om u moverende redenen niet, dan neemt BZK het over.

De heer Van der Vlies (SGP):

Waar komt die datum van 10 juni vandaan? Is dat een redelijke termijn die elkaar wordt gegund? Als GS al een hele tijd in dit proces ingestoken zaten, kan er misschien wel wat sneller duidelijkheid gecreëerd worden. Het is immers zo vakantie.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat klopt, ik ben het geheel met de heer Van der Vlies eens. Maar juist wanneer je een zo zwaar middel inzet als de taakverwaarlozingsprocedure, moet je ook de redelijke termijnen hanteren. Het is een voor gedeputeerde staten behoorlijk besluit dat zijn weg nu verder moet vervolgen. Wij hebben gezegd: tijdens de volgende vergadering, op 3 juni, kunnen gedeputeerde staten daar met elkaar over van gedachten wisselen. Dan is er ook de mogelijkheid om van gedachten te wisselen tussen de minister van Binnenlandse Zaken, mijzelf en gedeputeerde staten. Dat kan dan leiden tot een finaal besluit in juni. Vandaar dat wij hebben getracht de redelijkheid in acht te nemen. Als 10 juni eenmaal voorbij is en BZK in beeld komt, moet natuurlijk wel gekeken worden naar de termijn die al gegeven is. Dan moeten wij proberen tempo te maken.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voor de leerlingen is het van het grootste belang dat zij in september op een goede school terechtkunnen. De staatssecretaris zegt dat zij het overneemt als de provincie dat niet doet, maar in haar brief staat het iets voorzichtiger: de minister van BZK zal overwegen om op grond van 121 Provinciewet maatregelen te nemen. De staatssecretaris zegt dus nu dat zij dat gewoon gaat doen.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ja.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dan kijk ik nu even naar de gemeente. Die weigert vooralsnog om te financieren; mevrouw Dezentjé verwees daar ook al naar. Dat zal zij niet voor niets doen. De financiering zal ten koste van iets moeten gaan, of de belasting moet omhoog. Klopt het dat het risico bestaat dat de gemeente het geld voor deze school ten koste van andere posten moet vrijmaken?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat klopt. Voor een gemeentebestuur geldt net als voor een huishoudportemonnee dat een euro maar een keer kan worden uitgegeven. Dat betekent dat je moet zoeken naar geld op een ander onderdeel van je begroting. Dat kunnen allerlei zaken zijn. Je zult moeten bezuinigen, herprioriteren noemden wij dat; ik ben zelf ook gemeentebestuurder geweest.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. Wij praten nu over een gebouw. Ik ben blij dat de staatssecretaris aangeeft dat dat per 1 augustus geregeld zal worden. Dat gebouw moet wel geschikt zijn voor kinderen. Dat betekent dat een bouwvergunning afgegeven moet worden. Het zou mij niet verbazen als de gemeente Wierden daar ook moeilijk over zou doen. Het ministerie van VROM kan echter landelijk bouwvergunningen afgeven. Zou de regering bereid zijn dan een bouwvergunning af te geven?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voor zover ik weet leidt de taakverwaarlozingsprocedure tot de situatie dat de provincie op de stoel van het gemeentebestuur gaat zitten en alle besluiten kan nemen die nodig zijn om tot realisatie te komen. Dat betekent de aanschaf van noodlokalen indien nodig en het aanwijzen van een plek om uiteindelijk dat neer te zetten wat is gekocht. Al die zaken worden geregeld in een taakverwaarlozingsprocedure. Dus je neemt het inderdaad op dit vlak van het gemeentebestuur over.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik waardeer de daadkracht van beide bewindsvrouwen om dit traject in te gaan. Ik hoop dat zij een heel goede legal strategy hebben bepaald omdat er tussen nu en 1 augustus nog maar betrekkelijk korte tijd zit en je niet weet welke juridische beren de weg op worden geworpen door in dit geval de adviseurs van de gemeente Wierden; maar daar ga ik maar even vanuit.

Het is heel goed dat de staatssecretaris handhaaft nu sprake is van taakverwaarlozing door een gemeente. Is zij dat ook voornemens te doen als schoolbesturen, en die zijn er nogal wat, hun taak verwaarlozen en vindt zij dat zij over voldoende instrumenten beschikt om ook in die gevallen op te treden?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat is een heel ander onderwerp, maar wij hebben er al eerder met elkaar over gesproken. Volgens mij hebben wij toen afdoende aangegeven dat wij vrijheid van onderwijs hebben, dat je niet zomaar kunt ingrijpen in scholen, dat wij een inspectie hebben en dat er een nota "Goed bestuur" komt van beide staatssecretarissen van Onderwijs. Wij hopen dat die nog meer instrumenten biedt om te kunnen ingrijpen, als er iets goed mis is met de kwaliteit van het onderwijs. Die discussie verdient haar eigen tijd en ruimte.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar duidelijke beantwoording in eerste termijn. Zij heeft een heel duidelijke boodschap gegeven, ook namens de minister van Binnenlandse Zaken, in de richting van zowel de gemeente Wierden als de Passie. Als ik haar goed heb begrepen, herbevestigt zij hier wat wij al jarenlang wisten, namelijk dat de Passie vanaf 1 augustus 2008 recht heeft op huisvesting en moet kunnen starten als school. Het streven moet erop gericht zijn dat, hoewel er nu wat ruis op de lijn is, de school dan daadwerkelijk de deuren kan openen en haar leerlingen kan ontvangen.

Ik heb ook heel duidelijk gehoord dat zij het besluit dat de gemeente Wierden gisteren heeft genomen onrechtmatig heeft genoemd. Zij heeft het alleen gehad over de begroting, maar ik neem aan dat zij ook het besluit om niet meer mee te werken aan huisvesting daaronder laat vallen. Wij weten dat, als gemeenteraden onrechtmatige besluiten nemen, die vernietigd dienen te worden. Wordt dat meegenomen in het kader van de taakverwaarlozing?

De procedure wegens taakverwaarlozing liep al bij de provincie. Ik begrijp dat de staatssecretaris eerst van de provincie wil horen hoe zij daarin verder gaat. Mocht de provincie dat om welke reden dan ook niet oppakken, dan zal het Rijk dat doen. Het is zeer kort dag, ook voor de school. Ik heb er in eerste termijn zelf op gewezen, maar de staatssecretaris is er nog niet op ingegaan. Er moeten docenten worden aangenomen en opzegtermijnen worden gehanteerd. De school heeft niet veel ruimte om heel lang in onzekerheid te verkeren. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris probeert duidelijk te zijn tegenover de school, conform de volgordelijkheid die zij nu zelf aangeeft: als de gemeente en de provincie het niet doen, zal het Rijk het doen. In dat geval zal de staatssecretaris alles op alles zetten opdat de school 1 augustus aanstaande kan starten. Wanneer de financiële garantie aanwezig is, zal de school op basis daarvan haar eigen afwegingen moeten maken of zij tegen de docenten en tegen de ouders van de leerlingen zegt dat zij op 1 augustus van start gaat.

Tot slot vraag ik de staatssecretaris om ons de komende weken op de hoogte te houden van de voortgang.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Natuurlijk zullen wij communiceren met de Passie en de stappen aangeven die wij nu gaan zetten en die moeten leiden tot vestiging per 1 augustus.

Zodra wij weer iets te melden hebben, direct na 10 juni, krijgt u te horen hoe de stand van zaken is en welke besluiten op dat moment genomen moeten worden of niet genomen hoeven te worden op kabinetsniveau, omdat, wat ik van harte hoop, gedeputeerde staten hun lijn doorzetten. U kunt ervan op aan dat wij u goed op de hoogte houden. Wij houden het tempo er echt in, zoals ik net heb toegelicht aan de heer Van der Vlies.

Vernietiging van het besluit van de gemeente zou in zo'n geval kunnen. Bij taakverwaarlozing is dat echter niet nodig, omdat op dat moment het bestuur van de gemeente gewoon wordt overgenomen en de zaken naar voren worden gehaald: het geld wordt besteed en de vestiging zal plaatsvinden. Nogmaals, ik hoop van harte – ik heb tot op heden ook geen aanleiding om daaraan te twijfelen – dat GS dat zullen doen, maar men moet nog even voor zichzelf de laatste knopen doorhakken. Is het nodig, dan zal het Rijk dat uiteindelijk doen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris en de leden.

De vergadering wordt van 17.50 uur tot 19.30 uur geschorst.

Naar boven