Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 31 januari 2008 over herijking VROM-regelgeving.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. Het Activiteitenbesluit zorgt voor grote lastenverlichting en daarvoor willen wij de minister opnieuw complimenteren. Wij vinden het echter jammer dat zij niet wil ingaan op ons verzoek om de schutterijen vrijstelling voor geluid van schieten te geven. Dit verzoek is geheel in lijn met het coalitieakkoord om minder regels te maken voor verenigingen en vrijwilligers. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat vele tienduizenden Brabantse, Gelderse en Limburgse schutters hun eeuwenlang bestaande tradities ongestoord moeten kunnen uitvoeren;

verzoekt de regering, in het voorliggende besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer vrijstelling op te nemen voor het geluid dat schutterijen met het schieten maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vietsch, Neppérus en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90(29383).

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. Het besluit Financiële zekerheid milieubeheer is een overbodige regeling die bedrijven onnodig beperkt in hun financiële ruimte. Dit besluit moet afgeschaft worden. Ook moet de minister voorkomen dat op dit punt Europese regelgeving wordt opgezet. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de evaluatie van het Besluit financiële zekerheid milieubeheer blijkt dat het nut en de noodzaak van dit besluit niet aangetoond is;

overwegende dat de risico's beperkt worden via de vergunningverlening en adequate handhaving door de overheid;Vietsch

constaterende dat bedrijven onnodig beperkt worden in hun financiële ruimte;

overwegende dat de VNG geen bezwaar heeft tegen opheffing van dit besluit;

verzoekt de regering, het Besluit financiële zekerheid milieubeheer op te heffen en te zorgen dat vanuit Europa geen zekerheidsstelling wordt opgelegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vietsch en Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91(29383).

De heer Boelhouwer (PvdA):

Voorzitter. In de motie staat dat de VNG geen bezwaar tegen opheffing zou hebben, maar het gaat over het algemeen toch om vergunningen die via de provincies worden verleend. Dat de VNG er geen bezwaar tegen heeft, zegt eigenlijk dus niets. Het zou beter zijn als in de motie kon worden opgenomen dat het IPO er geen bezwaar tegen zou hebben. De provincies zijn de overheidslaag waarop die vergunningen over het algemeen worden verleend. Waarom kiest mevrouw Vietsch ervoor om de VNG te vermelden, terwijl die eigenlijk geen rol speelt in dit hele verhaal?

Mevrouw Vietsch (CDA):

Het besluit financiële zekerheid kan zowel door gemeenten als door provincies worden gebruikt. Je kunt dan ook verwachten dat gemeenten er gebruik van maken. De VNG heeft de minister expliciet aangegeven en die heeft het ons expliciet aangegeven dat zij geen bezwaar heeft. De minister heeft niet aangegeven dat het IPO er bezwaar tegen zou hebben. Daar heeft zij niets over gezegd. Dit is dus gewoon gebaseerd op hetgeen de minister ons aan gegevens heeft voorgelegd en die ook gewisseld zijn in het overleg.

De heer Poppe (SP):

Een bedrijf zamelt afval in, moet het ook verwerken, maar doet dat niet. Het ontvangt wel het geld voor het inzamelen en vertrekt met de noorderzon, gaat failliet of wat dan ook. Wie betaalt het dan?

Mevrouw Vietsch (CDA):

Een bedrijf heeft daarom ook een vergunning nodig. Gezien de adequate handhaving van de provincies, de gemeenten en de VROM-inspectie speelt dit niet, tenzij men helemaal illegaal werkt, maar dan houdt men zich ook niet aan dit besluit. Dat betekent dat bedrijven die zich wel keurig aan alle regels houden, worden benadeeld. Die worden geconfronteerd met een financiële beslaglegging, terwijl dat niet helpt bij bedrijven die van alles en nog wat frauderen.

De heer Poppe (SP):

Het is dus afhankelijk van de handhaving. Als die niet adequaat is, draait de gemeenschap voor de kosten op. Wat is er dan op tegen om een garantiestelling te eisen?

Mevrouw Vietsch (CDA):

Het bezwaar daartegen is dat dan alle bedrijven, dus ook de frauderende bedrijven, een garantiestelling moeten afgeven. Het probleem is namelijk dat de goedwillende bedrijven daarvan te lijden hebben en de kwaadwillende niet. Goedwillende bedrijven verliezen daardoor immers omzet, doordat zij minder spullen kunnen inzamelen, terwijl frauderende bedrijven zich noch aan de wet, noch aan het besluit houden. Daaraan verandert het besluit helemaal niets.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Ik heb geen inleiding nodig voor mijn moties, want zo'n beetje alles is al in het algemeen overleg gezegd. In het verlengde van de schutterijen dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Besluit financiële zekerheid het bevoegd gezag de mogelijkheid geeft bedrijven een financiële zekerheid op te leggen voor het totaal van de vergunde hoeveelheid afval dat zij jaarlijks recyclen;

constaterende dat dit voor bedrijven betekent dat hun investeringsruimte drastisch wordt ingeperkt en het besluit een belemmerende werking heeft op startende, kleine bedrijven en dus concurrentievervalsend is;

verzoekt de regering, het Besluit financiële zekerheid zodanig te wijzigen dat het bevoegd gezag de financiële zekerheid op kan leggen naar rato van de gemiddelde hoeveelheid op het terrein aanwezige afval,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92(29383).

De heer Poppe (SP):

Ik steun de eerdere motie over de schutterijen, want mijn fractie houdt dit soort folklore graag overeind. Ik dien hierover zelf de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wegnemen van beperkende regelgeving de comeback betekent van een kleinschalige livemuziektraditie en daarmee een stimulans voor talentontwikkeling en doorstroming is;

van mening dat milieuwetgeving zich niet moet inlaten met discriminerende uitsluiting van cultuuruitingen;Poppe

van mening dat de regelgeving zich moet beperken tot een maximaal toegestaan aantal db's en overlast;

constaterende dat juist bij versterkt optreden en oefenen de geluidssterkte in tegenstelling tot akoestisch spelen zeer nauwkeurig is in te regelen;

verzoekt de regering, in het Activiteitenbesluit de uitzonderingspositie voor fanfare en harmonie bij het bepalen van de geluidsniveaus te handhaven en te verbreden tot het ten gehore brengen van akoestische en versterkte muziek door alle muzikanten binnen een inrichting gedurende de dag- en avonduren voor een nader aantal te bepalen uren per week,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 93(29383).

De heer Boelhouwer (PvdA):

In uw eerste motie spreekt u over een gemiddelde hoeveelheid afval. Het ene soort afval is echter niet het andere. Op welke manier hebt u daarmee in uw motie rekening gehouden?

De heer Poppe (SP):

Bij de financiële zekerstelling komt uiteraard de vraag aan de orde of een bedrijf gevaarlijk afval mag inzamelen of alleen andersoortig afval. Deze zekerstelling heeft immers betrekking op de kosten die voor het opruimen moeten worden gemaakt als het fout gaat. Mijn motie sluit daarmee gewoon aan bij de bestaande praktijk. Bedrijven die innovatieve technieken willen gaan gebruiken voor het recyclen van afval, vragen een vergunning aan voor een hoeveelheid afval die groot genoeg is om in de toekomst door te kunnen groeien. Zij moeten over die hoeveelheid onmiddellijk een zekerstelling betalen, ook als zij de eerste jaren veel minder afval op hun terrein hebben liggen. Vandaar dat ik vraag om een gemiddelde, want dan kom je in dit soort gevallen uit op een lager bedrag.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie vindt het Activiteitenbesluit een stap voorwaarts, omdat de administratieve lasten voor bedrijven daardoor afnemen. Op enkele punten kan het volgens ons echter wel beter. Dat is onder meer het punt van de schutterijen en de fanfares. Een en ander roept bij mij de vraag op of het niet beter is dat de minister het besluit nog eens doorneemt op dit soort punten. Zij hoeft het niet in een vloek en een zucht te regelen, maar ik zou wel graag horen dat de minister daartoe bereid is.

Ik heb verder de moties ondertekent over de schutterijen en het Besluit financiële zekerheid milieubeheer, want het beleid van de minister leidt hier tot onnodige administratieve lasten.

Minister Cramer:

Voorzitter. Ik begin met de motie van mevrouw Vietsch over de schutterij. Ik wil eerst iets rechtzetten. De schutterij is niet in het Activiteitenbesluit opgenomen, maar valt onder de vergunningverlening van de gemeenten. Ik wil de schutterij best onder het Activiteitenbesluit plaatsen. Daarvoor kan ik de handreiking gebruiken die Limburg heeft opgesteld en waarin wordt voorgesteld om alle thema's die samenhangen met geluidsoverlast, veiligheid en afval mee te nemen in het Activiteitenbesluit. Mevrouw Vietsch vraagt of het mogelijk is om vrijstelling te geven voor het thema geluid, opdat de schutterij op dit thema onder dezelfde regels valt als fanfares. Als dit haar interpretatie is, steun ik het aannemen van haar motie.

Het tweede punt van mevrouw Vietsch gaat over het Besluit financiële zekerheid milieubeheer. In het AO is daarover uitgebreid besproken. Ik heb toen verschillende argumenten genoemd om het besluit te handhaven. In de eerste plaats heb ik onderzoek laten doen naar de praktijkervaringen van het bedrijfsleven met het besluit. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat het besluit wel degelijk als vangnet fungeert en de onderzoekers bevelen aan, het besluit in stand te houden. In de tweede plaats is het besluit een uitwerking van het principe "de vervuiler betaalt". De rekening van de kosten voor het opruimen van de milieuschade ligt waar zij hoort, namelijk bij de veroorzaker van de vervuiling. In de derde plaats is er de EU-richtlijn voor de milieuaansprakelijkheid. Nederland dient op basis daarvan nu al het gebruik van financiëlezekerheidsinstrumenten aan te moedigen. Mijn beleid sluit aan op deze EU-richtlijn. Het is mogelijk dat Europa in de toekomst een systeem van geharmoniseerde verplichte financiële zekerheid introduceert. Daarop vooruitlopend ligt het niet voor de hand om het besluit in te trekken. Laten wij de ontwikkelingen op dat punt afwachten. Ik meen dat er voldoende redenen zijn om het aannemen van deze motie te ontraden.

De heer Poppe heeft een motie ingediend over financiële zekerheid. Het punt dat daarin staat, kan onder het huidige besluit worden gerealiseerd. Het staat de provincie namelijk vrij om de hoogte van de financiële zekerheid in een vergunning vast te leggen. Er is daarbij een relatie tussen de maximale capaciteit afval in de vergunningverlening en de maximale risico's. Als een bedrijf failliet dreigt te gaan, stapelt het afval zich op. Daarmee ontstaat een probleem ten aanzien van de hoeveelheid. Het bevoegd gezag wil over het algemeen dekking voor volledige zekerheid want anders is het probleem dat de vervuiler slechts deels betaalt. Als ik zo'n toelichting geef op de motie, is zij in principe een ondersteuning van het wetsvoorstel. Deze motie is dus ondersteunend voor het beleid dat hier wordt voorgesteld.

Het laatste punt van de heer Poppe betreft de motie inzake de versterkte muziek. Ik heb mijn opvatting daarover al in het AO weergegeven. Het is natuurlijk niet alleen een kwestie van degenen die de muziek maken en voor sommigen het lawaai veroorzaken, maar ook van het recht van burgers op bescherming tegen geluidsoverlast. Bandjes maken meestal versterkte muziek en veroorzaken voor sommigen geluidsoverlast die zij onplezierig vinden. Ik heb voor onversterkte muziek een uitzondering gemaakt, omdat die over het algemeen niet tot zulke problemen leidt. Voor bandjes die wel versterkte muziek maken, wil ik de aanname van deze motie toch echt ontraden. Ik vind dat de burgers om verschillende redenen moeten kunnen worden beschermd doordat er wetgeving is waardoor zij zich beschermd voelen.

De heer Poppe (SP):

Ik ben van mening dat de argumentatie van de minister niet valide is. Een fanfare, zeker als het een vol uitgeruste fanfare is, kan een aardig aantal decibellen teweegbrengen waartegen je dan eigenlijk niets meer kunt doen, omdat het akoestisch is. Bij bandjes met versterking kun je aan een knop draaien en het geluid minder maken. Je kunt ook zeggen dat de muziek wel binnen, maar niet buiten mag worden gemaakt. Dat is allemaal keurig af te regelen door een lokale overheid. Ik vind dat het nu te beperkt is. Met name in kleinere gemeenschappen, waar het voor schutters geldt, geldt dit ook voor de jeugd, die zich moet kunnen uiten. Als zij dat niet doet, zien wij dat er nog wel eens problemen optreden. Juist om problemen met de jeugd op het platteland tegen te gaan en de jeugd op het platteland te houden, moet dit soort activiteiten kunnen plaatsvinden in het lokale café of de lokale danszaal. Ook met versterking moet daar muziek kunnen worden gemaakt. De burgemeester kan dan zeggen dat het buiten niet meer dan een bepaald aantal decibel mag zijn. Mijn motie maakt dat mogelijk. Dat is heel goed, met name voor het platteland.

Minister Cramer:

De heer Poppe houdt een warm pleidooi. Dat is één kant van de medaille, maar ik vind dat rechtsbescherming ook moet gelden voor burgers die last hebben van te hard lawaai. De heer Poppe zegt dat er aan de knoppen kan worden gedraaid. Dat is waar, maar als die knop te hoog staat en de burger daartegen geen bezwaar kan maken, is er een probleem.

De heer Poppe (SP):

Het is veel simpeler dan de minister denkt. Bromsnor, de lokale politieagent of wijkagent, constateert dat er overlast is. Hij stapt naar binnen en zegt dat de knop lager moet. De gemeente zegt er vervolgens bij dat er niet meer mag worden opgetreden als de regels een volgende keer weer worden overtreden. Dat is altijd af te regelen. Het gaat erom dat men nu niet kan optreden, ook niet als men zich aanpast aan de toegestane geluidssterkte. Ik vind dat dit wel zou moeten. Dat is heel goed voor de jeugd.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Ik ga even terug naar de reactie van de minister op mijn moties. Het is heel fijn dat de minister mijn motie over de schutterijen ondersteunt, maar hoe gaat zij het overleg met de provincie doen? Over mijn andere motie wil ik het volgende zeggen. Wij hebben het over regeldruk. Uit de evaluatie blijkt dat deze regeling niet nuttig en noodzakelijk is. Wij hebben met elkaar afgesproken dat wij 25% van de regels afschaffen. De minister-president heeft dat nog eens bevestigd, maar wij zitten daar nog lang niet aan. Dan rijst toch de vraag waarom wij niet een regel afschaffen die volgens de evaluatie niet nuttig en niet nodig is.

Minister Cramer:

De provincie Limburg heeft zelf het initiatief genomen door een handreiking op te stellen, in nauwe samenspraak met de gemeente. Dat is heel goed verlopen. Mijn voorstel is, de handreiking op te nemen in het Activiteitenbesluit. Het geluid zonderen wij daarvan uit, zodat alles meteen goed is geregeld. Er geldt een overgangsperiode, want het Activiteitenbesluit treedt begin 2010 in werking. Eerst moet alles nog worden geïmplementeerd, maar ik bespreek met Limburg werkbare oplossingen om deze overgangsperiode te overbruggen.

Wat het tweede punt betreft: ik ben er een voorstander van om het Besluit financiële zekerheid voorlopig te handhaven, zeker in het licht van Europese ontwikkelen, en heb daarvoor een aantal argumenten genoemd, onder meer het argument dat wij willen afwachten of er op Europees niveau een systeem komt. Een belangrijk principe is voor mij dat de vervuiler betaalt. In de praktijk komt dat weinig voor.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Wat u zegt over Europa overkomt ons niet; daar hebben wij invloed op. Daarom heb ik in de motie gevraagd om het niet over ons heen te laten komen. Als wij het niet nuttig vinden en als blijkt dat het niet nuttig is, laat de minister dat dan in Brussel voorleggen en laat zij ervoor zorgen dat wij geen overbodige Brusselse regelgeving krijgen.

Minister Cramer:

Over dit punt zijn wij het niet met elkaar eens. Ik vind het wel nuttig, maar u niet.

In antwoord op de vraag van mevrouw Neppérus merk ik op dat het Activiteitenbesluit een heel omvangrijk besluit is. Wij zijn bezig met een aantal resterende punten. Wij hebben een enorm bouwwerk veranderd, waarmee zeer veel lastenverlichting voor het bedrijfsleven tot stand wordt gebracht. Dat is dus allemaal heel positief. Het niveau van de handhaving op milieugebied en dat van de prestaties die op milieugebied moeten worden geleverd blijft intact. Er is dus sprake van een win-winsituatie. Als wij het activiteitenbesluit hebben ingevoerd, zullen wij nog een aantal andere staatjes tegenkomen. Wij hebben serieus bezien welke punten nog problemen zouden kunnen opleveren. Mevrouw Neppérus heeft ook heel precies aangegeven wat er nog niet goed is geregeld. Ik vind dat het Activiteitenbesluit prima kan worden ingevoerd, maar ik weet zeker dat er in 2009 reparatiewerk nodig is. Ik kan nu nog niet overzien welke punten er in het staatje komen, maar tegen die tijd moeten wij dat bezien.

De vergadering wordt van 16.17 uur tot 17.30 uur geschorst.

Naar boven