Vragen van het lid Agema aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat verpleeg- en verzorgingshuizen met zulke ernstige financiële problemen kampen dat de zorg aan bewoners erdoor in gevaar komt.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. De kwaliteit van de ouderenzorg staat niet alleen onder druk, ik schaam mij er ook kapot voor: drie kwart van het aantal ouderen in verzorgingshuizen loopt ernstig risico op ondervoeding. En ouderen in ons land hebben een drie keer zo grote kans op doorligwonden als in Duitsland. Verleden week was ik nog op bezoek bij een hoogbejaarde dame die al vier jaar in een aftandse, doorgezakte rolstoel hing, een rolstoel die eigenlijk bedoeld was voor tijdelijk en incidenteel gebruik.

Nu bericht de Volkskrant dat tientallen verpleeghuizen met zulke ernstige problemen kampen dat de zorg aan bewoners nog meer in gevaar komt dan nu al het geval is. Verpleeghuizen in en rond Haarlem lijden 8 mln. verlies en schrappen 74 banen. In Enschede worden 200 mensen ontslagen. In plaats van deze zorgmedewerkers, die nu en in de toekomst keihard nodig zijn en die hun werk met liefde en toewijding willen doen, te behouden, worden er lager opgeleide werknemers aangenomen. Het komt voor dat een uitzendkracht die er voor het eerst is, direct de verantwoordelijkheid krijgt voor vier afdelingen.

Het vet is nu echt van de botten en de kwaliteit van de zorg zakt door de bodem. De zorg moet voorop staan. Het gaat hierbij om kwetsbare ouderen die verzorging, liefde en aandacht nodig hebben. Het is the greatest generation die ons land heeft opgebouwd. Daarom zeg ik: weg met het systeemdenken; gebruik uw gezonde verstand, staatssecretaris; gooi 1/3 van het aantal managers de verpleeghuizen uit. Voor iedere manager kunt u twee en misschien wel drie goed gekwalificeerde zorgmedewerkers krijgen. Stop de megafusies van verpleeghuizen! De ouderen merken daar ook niets positiefs van. Geen bestuurscrises met gouden handdrukken meer! Stop de misstand dat ouderenmishandeling wordt afgedaan als "fouten in de bejegening"! Laat het niet meer gebeuren dat miskleunende leidinggevenden, die na diverse onderzoeken eindelijk de laan uit vliegen, binnen de organisatie gewoon een andere baan krijgen! Zegt u toe, staatssecretaris, dat u dit allemaal wilt en gaat doen! Ga terug naar de basis van de ouderenzorg! U bent de verantwoordelijke bewindspersoon; u bakt zoete koekjes en die smaken erg vies!

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. Ik moet zeggen dat mevrouw Agema mijn boodschap goed begrepen heeft. Ik vind namelijk dat de zorg in de AWBZ terug moet naar de basis, de kern, waar die voor bedoeld is. Dat is onbetwistbare zorg die anderszins niet te verzekeren is. Wij zetten op vele manieren stappen om dat te bereiken. Ik ben dus blij dat mevrouw Agema die ambitie van mij steunt.

Mevrouw Agema sprak over een aantal verpleeghuizen waar grote problemen zouden zijn. Misschien voor de duidelijkheid wijs ik waarop het bewuste artikel in De Volkskrant gebaseerd is. Het is mijns inziens belangrijk om aan te geven dat de gegevens die voor dat artikel gebruikt zijn, gebaseerd zijn op het rapport Resultaten inspectieformulier 2005 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) van april 2006. In dit rapport zijn de uitkomsten beschreven van het IGZ-vragenformulier uit 2005, op geaggregeerd niveau. Het gaat dus om cijfers uit 2005. De gegevens zijn indertijd verwerkt en dat rapport is naar deze Kamer gestuurd. Het punt is dus dat er nu eigenlijk sprake is van oud nieuws. Sindsdien zijn er namelijk enorm veel verbeteracties op gang gekomen. De uitkomsten die nu gebruikt worden, doen mijns inziens geen recht aan wat instellingen sindsdien gedaan hebben.

Het is belangrijk om dit te signaleren, omdat de sector de afgelopen jaren buitengewoon hard gewerkt heeft om de kwaliteit te verbeteren. Er is nu een complete set indicatoren die door de sector zelf is ontwikkeld, samen met VWS en IGZ. Daarin wordt gewezen op bijvoorbeeld zorginhoudelijke aspecten, professionele informatie en cliëntaanvaarding. Die worden gemeten en in juni 2008 zal in het jaardocument maatschappelijke verantwoording over alle 1800 verpleeg- en verzorgingshuizen, alsmede 150 thuiszorginstellingen deze informatie beschikbaar komen. Dat komt ook te staan op de site www.kiesbeter.nl. Dan kunnen wij alle informatie goed vergelijken. Dat is een enorme stap, want wij werken dan met indicatoren die valide en betrouwbaar zijn.

Mevrouw Agema suggereert dat er een relatie bestaat tussen financiën en kwaliteit. De problemen zouden voortkomen uit een gebrek aan financiële middelen. Ik moet dat echt ontkennen. Er is geen rechtstreeks verband tussen de kwaliteit van zorg en de financiële middelen. Dat debat hebben wij al veel vaker met elkaar in de Kamer gevoerd. Uit het onderzoek dat het CTG/NZa in 2006 naar doelmatigheid en kwaliteit heeft gedaan, is nog eens onomstotelijk gebleken dat er geen lineair verband bestaat. Aangetoond werd op dat moment dat het goed mogelijk is om kwalitatief goede zorg met goede financiële prestaties te combineren. Het moet dus mogelijk zijn om met de bestaande middelen kwalitatief goede zorg te bieden. Precies daarop spreek ik instellingen aan. Ik zeg net als mevrouw Agema: weg met het systeemdenken, laten wij ruimte maken voor concrete zorg. Wij weten ook dankzij het gehandicaptenrapport van de IGZ dat met name kleinere instellingen beter scoren dan grote instellingen. Aan die opdracht moet de sector verder werken. Op de vraag over de fusie kan ik antwoorden dat de Kamer daar later dit jaar een uitgebreide reactie op krijgt naar aanleiding van een motie van de heer De Vries.

Mevrouw Agema (PVV):

De staatssecretaris stelt dat de Volkskrant oude koeien uit de sloot haalt. Dat is beslist niet waar. Sommige feiten die worden genoemd, komen uit rapporten die eerder zijn gepresenteerd, maar in het artikel op de voorpagina wordt wel degelijk in de tegenwoordige tijd over verpleeghuizen met financiële problemen geschreven. Ook staat er in de tegenwoordige tijd in dat mensen hun baan kwijtraken.

De staatssecretaris heeft niet gereageerd op mijn voorstel om een derde van de managers eruit te gooien, ervoor te zorgen dat er nu eens schoon schip wordt gemaakt en dat managers die de laan uit vliegen omdat er misstanden aan het licht zijn gekomen, niet binnen dezelfde organisatie een ander mooi baantje krijgen. Als de staatssecretaris niets blijft doen, moeten wij wellicht op zoek gaan naar een bewindspersoon die de zorg voor ouderen wel aan het hart gaat. Deze staatssecretaris schuift haar verantwoordelijkheden af, lost problemen niet op, maar knijpt de zorg voor ouderen af. Er loopt een heel lange weg van Willem Drees naar Jet Bussemaker en die loopt steil naar beneden.

Staatssecretaris Bussemaker:

Dat laat ik mij niet zeggen. De verpleeghuiszorg in Nederland is goed op orde. Wij doen het in internationale vergelijkingen redelijk goed. Ik zeg u: er zijn problemen en die pakken wij aan. Daar zijn wij mee bezig. U weet net zo goed als ik dat wij de komende jaren een groot aantal stappen gaan zetten. In het coalitieakkoord is daar ook een flink bedrag voor uitgetrokken. Wij zijn bezig met transparantie, met de zorgzwaartebekostiging en met de financiering om kwaliteit te belonen, zoals ik net al meldde. Dat doen wij allemaal. Ik kan geen managers de laan uit sturen. Gelukkig hebben instellingen daar hun eigen verantwoordelijkheid voor. Zij hebben raden van bestuur en raden van toezicht. Verder toetst de IGZ op kwaliteit. Het lijkt mij niet wenselijk dat alle managers van de verpleging en de verzorging bij mij persoonlijk in dienst komen, want dit zou niet tot betere controle en kwaliteit leiden; het betekent alleen maar nog meer bureaucratie. Daar ben ik van overtuigd. Ik wil juist dat de zorg dichter bij mensen komt te staan en dat er een menselijke maat komt.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Dank u wel voorzitter. Ik heb twee vragen, een aan de staatssecretaris en een aan mevrouw Agema. De staatssecretaris zei daarnet dat er geen directe relatie is tussen financiën en kwaliteit. Ik wil graag van de staatssecretaris weten of zij nu vindt dat er mogelijk wel een relatie bestaat met de schaalgrootte. Bent u bereid om dat uitvoerig te laten onderzoeken, zoals dat ook in de gehandicaptenzorg gebeurd is?

Mijn vraag aan mevrouw Agema is de volgende. Wij hebben enkele weken geleden een gesprek gehad met de inspecteur voor verpleging en verzorging. U bent daarbij geweest, u kwam te laat. U heeft daar anderhalf uur gezeten. U hebt in dat hele overleg met de inspectie geen enkele vraag gesteld. U had in datzelfde gesprek vragen kunnen stellen. Wij en ook de rest van de mensen – en dat hebt u ook gehoord – hebben daar gehoord, dat door de inspecteur geconstateerd werd dat het stukken beter gaat in de verpleeghuiszorg en dat van de 1600 of 1400 instellingen er 6 nog onder verscherpt toezicht staan. Al die andere hebben de toets weerstaan. Kunt u mij daar nog een antwoord op geven?

Mevrouw Agema (PVV):

Het is al erg genoeg dat er nog steeds instellingen zijn die onder verscherpt toezicht staan. Ik heb er inderdaad geen vragen over gesteld, maar mevrouw Wolbert heeft dat ook niet gedaan. Ik vind dat mevrouw Wolbert zich vreemd gedraagt als zij mij erop aanspreekt dat ik geen vragen heb gesteld. Normaal gesproken doe ik dat immers wel. Mijn punt is dat de ouderenzorg in Nederland slecht is en dat die dus verbetering behoeft. Kennelijk moeten wij het wat dat betreft niet van de PvdA-fractie hebben.

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Mevrouw Agema stelt vragen als er cameraopnames worden gemaakt maar niet als de deskundigen er zijn. Zij heeft kunnen horen dat de inspecteur alle vertrouwen had in de kwaliteit.

Staatssecretaris Bussemaker:

Uit het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg kunnen wij concluderen dat kleine instellingen over het algemeen beter presteren dan grote. Dat is ook een waarschuwing in het geval van een te grote fusiedrift. Op basis van het kader verantwoorde zorg en de indicatoren kunnen wij in juni 2008 van alle verpleeg- en verzorgingshuizen met een verpleegunit aantonen hoe goed de kwaliteit is en hoe zij scoren. Ik zal proberen na te gaan of er een samenhang is tussen de kwaliteit en de grootte van de instelling en fusies uit het verleden. Mijn wens is dus om datgene wat wij in de gehandicaptenzorg hebben gezien, te vergelijken met de verplegings- en verzorgingssector voor ouderen.

Mevrouw Kant (SP):

Het ontkennen van problemen komt mij bekend voor. Tijdens discussies over de thuiszorg werd in eerste instantie ook gezegd dat er niets aan de hand was. Er zouden geen gekwalificeerde medewerkers worden ingeruild voor medewerkers zonder diploma en er zou evenmin sprake zijn van slechtere arbeidsvoorwaarden. Nu wordt eveneens gezegd dat er niets aan de hand is en dat het oude cijfers betreft. Elke dag staat echter in de krant dat honderden medewerkers van verpleeg- en verzorgingshuizen worden ontslagen. Zij worden ingeruild voor goedkopere krachten. Hoe is dat te rijmen met het feit dat de zorg in verpleeghuizen tekortschiet? Iedereen kan zich de berichten en de ernstige signalen daarover nog goed herinneren. Toch wordt gekwalificeerd personeel nu ontslagen en er worden mensen aangenomen die niet in het bezit zijn van een diploma en die evenmin ervaring in dat werk hebben opgedaan. Tientallen zorginstellingen voor ouderen hebben te kampen met financiële problemen en ouderen krijgen onvoldoende zorg. De staatssecretaris moet de problemen onderkennen en die ontwikkeling keren.

Staatssecretaris Bussemaker:

Mevrouw Kant heeft niet goed naar mijn betoog geluisterd en het is niet de eerste keer dat ik dat constateer. Ik heb problemen die betrekking hadden op de Wmo niet ontkend en ik ontken evenmin dat er problemen zijn in de ouderenzorg. In de eerste week van mijn aantreden heb ik de vakbonden, de werkgevers en de gemeenten benaderd om over die problemen van gedachten te wisselen. Wij hebben maatregelen genomen en zullen dat blijven doen. Ik heb gezegd dat wij niet alleen aandacht besteden aan de tientallen instellingen waarover in de Volkskrant is geschreven, maar dat wij ons richten op de 1800 verpleeghuizen die er zijn. Door dat te doen, kunnen wij constateren dat er ook veel goed gaat. Ik vind het een ernstige zaak dat er voortdurend over incidenten wordt gesproken en dat alle medewerkers in verpleeg- en verzorgingshuizen daardoor niet de erkenning krijgen die zij verdienen. De inspectie controleert de instellingen die met problemen te kampen hebben en kan ingrijpen. Wij zullen een aantal maatregelen nemen. Daarbij komt dat wij fors investeren in de verpleging en de verzorging, dat wij ervoor zorgen dat de kwaliteit verbetert en dat er meer kamers voor één persoon komen. Tevens kies ik voor een financieringsvorm die tot doel heeft dat het leveren van kwaliteit meer wordt beloond. Bovendien zullen wij met zorgzwaartepakketten werken, opdat instellingen extra middelen krijgen voor mensen die meer zorg nodig hebben. Dat is onze verantwoordelijkheid en instellingen hebben de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat een en ander goed verloopt. Dat geldt ook voor het personeelsbeleid.

Mevrouw Kant (SP):

Mijn vraag is niet beantwoord, namelijk hoe deze staatssecretaris voorkomt dat honderden gekwalificeerde mensen in de ouderenzorg nu worden ontslagen.

Staatssecretaris Bussemaker:

Daarop heb ik net antwoord gegeven. Ik heb vorig jaar al een brief gestuurd waarin staat dat er 5000 tot 6000 mensen bijkomen, met name in de sector verpleging en verzorging. Dus er komen juist meer mensen bij in plaats van minder.

De heer Jan de Vries (CDA):

Het is goed dat ook de staatssecretaris wil onderzoeken of er een relatie is tussen schaalgrootte, fusies en de kwaliteit van de instellingen. De CDA-fractie heeft zich daarover eerder al zeer druk gemaakt. Onze zorg is nog steeds dat die relatie er wel degelijk is. Wij hebben ook geen zin om hier iedere week opnieuw mondelinge vragen te stellen of debatten te voeren over krantenartikelen die te maken hebben met incidenten in instellingen. Wij mogen er toch van uitgaan dat de Kamer niet hoeft in te grijpen wanneer er signalen komen over mogelijke misstanden, klachten van personeelsleden, van verwanten of familieleden die te maken hebben met de kwaliteit van een instelling? Wij mogen er toch van uitgaan dat de inspectie dan de instelling bezoekt en nagaat hoe het is gesteld met de kwaliteit daarvan? Dat is de weg die wij moeten volgen. Verder wachten wij met belangstelling op het integrale rapport van dit voorjaar.

Staatssecretaris Bussemaker:

Over de fusies heeft de heer De Vries een motie ingediend. Daarover hoort de Kamer later meer van ons. Ik ben het met hem eens dat het niet wenselijk is om elke keer opnieuw op incidenten te reageren. Daarom hebben wij ook een inspectie. Wij hebben nog zeer kort geleden met de Kamer over de Inspectie voor de Gezondheidszorg gediscussieerd. Als er klachten zijn, gaat de inspectie daar normaal gesproken op af. Allereerst gebeurt dat vaak door een schriftelijke risico-inventarisatie. Dan gaat men na welke instellingen moeten worden bezocht. Daarbij betrekt men ook andere signalen, bijvoorbeeld meldingen aan de IGZ. Men vraagt vervolgens een verbeterplan van de instellingen, die dat zelf moeten uitvoeren. Als het nodig is, gaat men ten slotte na of er geïntensiveerd toezicht moet komen. Dit heeft tot doel dat wij niet over incidenten hoeven te praten. In dit geval is dit ook allemaal gebeurd bij de instellingen waarover de Volkskrant heeft geschreven.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het valt mij op wat voor wisselend beeld er steeds in de media naar voren komt. Nu lezen wij dit bericht in de Volkskrant. Recentelijk hebben wij gelezen over de hoge rapportcijfers die ouderen geven aan de ouderenzorg. Ik ben blij dat de staatssecretaris toezegt dat zij inzichtelijk zal maken of er een relatie is tussen de grootte van een instelling en de kwaliteit van de zorg. Ik zou ook behoefte hebben aan inzichtelijke informatie over de relatie tussen de omvang van het management, de afstand tussen de raad van bestuur en de raad van toezicht tot het werkveld, en de relatie tot het aantal gekwalificeerde arbeidskrachten op de werkvloer.

Staatssecretaris Bussemaker:

Dat lijkt mij een heel terechte vraag. Parallel aan het rapport van de inspectie over de gehandicaptenzorg zag men dat kleinere instellingen het beter doen, maar ook dat de zorg kwalitatief beter is waar het management gericht is op de zorg en de medewerkers op de werkvloer en minder op de buitenkant, de financiën of het vergroten van afzetmarkten. Dat is een vraag die ik mij ook stel. Dit heeft er natuurlijk ook mee te maken of er voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig is en of dat personeel vervolgens de ruimte krijgt en zich gesteund voelt door het management bij het uitoefenen van zijn taken. Dat zou heel belangrijke informatie kunnen geven om hieraan verdere beleidsconclusies te verbinden. Ook hier kan ik niet zeggen of ik dat onmiddellijk op grond van gegevens van de inspectie die ik in juli krijg kan doen, maar dat het wel mijn wens is om dit vroeger of later uitgezocht te hebben.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Het is een prachtige exercitie die de staatssecretaris heeft geschetst. Vaak werkt het ook zo. Ik sta stil bij de meldingen. Een aantal jaren geleden is op uitdrukkelijk verzoek van deze Kamer een meldpunt bij de inspectie ingesteld waar medewerkers en familieleden van mensen in de zorg problemen kunnen melden. Ik heb eerder gezegd dat ik de indruk had dat mensen niet meer weten dat dit meldpunt nog steeds bestaat. Als er een nieuw feit in het Volkskrantartikel naar voren kwam, is het wel dat personeelsleden dat niet meer weten. Zij signaleren problemen en weten niet waar zij die moeten melden. Dit lijkt mij ook een zaak van de Arbeidsinspectie. Uit het artikel in de Volkskrant blijkt ook dat mensen onder druk worden gezet om een melding achterwege te laten op de formulieren van de inspectie, dus om bewust informatie achter te houden. Dat zijn nieuwe feiten, waarop ik graag een reactie van de staatssecretaris krijg.

Staatssecretaris Bussemaker:

Het meldpunt is indertijd ingesteld voor de verpleeghuizen en verzorgingshuizen. Het bestaat nog steeds. Daarover hebben wij eerder gesproken. Mede naar aanleiding van onze debatten heb ik het bij de IGZ aan de orde gesteld. Het meldpunt is intussen breder en kan ook worden gebruikt voor de gehandicaptenzorg. Naar aanleiding van het gesprek dat ik heb gehad, heeft de IGZ mij toegezegd dat dit breder bekend zal worden gemaakt. Daaraan wordt dus gewerkt. Ik hoop dat het meldpunt dan ook voor iedereen toegankelijk zal zijn om klachten te melden. Dat moet echt daar gebeuren.

De Arbeidsinspectie controleert of werkgevers zich bijvoorbeeld aan de Arbeidsomstandighedenwet of de Arbeidstijdenwet houden. Wanneer er signalen worden ontvangen dat er bij verpleeghuizen sprake is van overtreding van deze wetten, is de Arbeidsinspectie competent. Voor de kwaliteit van de zorg is de Inspectie voor de Gezondheidszorg competent. Alleen in de gevallen die ik net heb genoemd, kan ik dus de Arbeidsinspectie vragen om een rol te spelen. Wij hebben het nu over de kwaliteit van de zorg. Dat is het terrein van de IGZ.

De heer Marijnissen (SP):

Ik hoor de staatssecretaris klagen over het feit dat er te vaak over incidenten wordt gesproken. Wanneer wij alle incidenten waarvan wij weet hebben, zouden omzetten in vragen, zou zij omkomen in het papier. Dat kan ik de staatssecretaris verzekeren. Het is niet juist dat wij hier incidenten bespreken. Natuurlijk moeten de incidenten worden besproken wanneer zij staan voor het beleid. Dat is precies mijn punt. Ik zit nu veertien jaar in deze Kamer. Veertien jaar lang klaag ik de wantoestanden in de verpleeghuizen aan. Elke keer hebben de PvdA, CDA en VVD deze vergoelijkt. Vandaag gebeurt dat weer. Weer wordt net gedaan of het allemaal wel meevalt. Er zijn probleempjes, maar door de bank genomen gaat het wel goed. Natuurlijk gaat het ook wel goed. Het zou er nog eens moeten bijkomen dat het nergens goed gaat. Ik ben bang dat wij in dezelfde fase verkeren als met betrekking tot het onderwijs vlak voordat de commissie-Dijsselbloem aantrad. Het referentiekader in onze debatten is niet het referentiekader van de werkvloer of van de bewoners van de verpleeghuizen en hun familie.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Marijnissen (SP):

Mijn vraag is heel simpel. Is de heer Dijsselbloem bereid om ook deze commissie te leiden?

De voorzitter:

Ik stel vast dat geen vraag is gesteld aan de staatssecretaris. Desalniettemin stel ik haar in de gelegenheid om te reageren.

Staatssecretaris Bussemaker:

Mevrouw Wiegman wees zojuist zeer terecht op een recent onderzoek onder bewoners van verpleeghuizen. Het is dus niet gezegd dat deze informatie afkomstig is van managers. Wij hebben de beschikking over onderzoeken onder bewoners en medewerkers. Ik werp de suggestie dat het alleen over management gaat, verre van mij. De gegevens die wij in juni zullen ontvangen, zullen mede gebaseerd zijn op informatie uit het management, maar ook die van bewoners en medewerkers. Dat gecombineerde beeld hebben wij nodig. Ik ontken niet de problemen die er zijn. Dat heb ik zojuist ook tegen mevrouw Kant gezegd. Ik hoop dat de heer Marijnissen daarnaar heeft geluisterd. Er zijn 1800 instellingen. Wij mogen veel waardering hebben – meer dan ik hier meestal hoor – voor alle mensen die er keihard werken, goede zorg verlenen en constateren dat de bewoners daarover tevreden zijn.

De voorzitter:

Neen, mijnheer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. U heeft ook de mevrouw van de Partij van de Arbeid in de gelegenheid gesteld om tweemaal het woord te voeren.

De voorzitter:

Neen, mijnheer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Dan geldt dat voor mij ook.

De voorzitter:

Neen, mijnheer Marijnissen, dank u wel.

De heer Marijnissen (SP):

Ik acht het werkelijk schandalig.

De voorzitter:

Ik doe dit niet graag. Aan de mevrouw van de Partij van de Arbeid werd door mevrouw Agema een vraag gesteld. Ik geef altijd de ruimte, ook aan collega's die soms iets langer nodig hebben. Maar u maakt nu gebruik van het vragenuur op een manier die wij niet hebben afgesproken.

De heer Marijnissen (SP):

Waarom geeft u uw partijgenoot wel de gelegenheid om tweemaal het woord te voeren?

De voorzitter:

Dat is flauw. Mevrouw Agema stelde de vraag aan mevrouw Wolbert waarom zij geen vraag had gesteld aan de inspectie. Ik heb mevrouw Wolbert de kans gegeven om die vraag te beantwoorden. Leest u de Handelingen er maar op na. En als ik mij zou vergissen, is dat bovendien ook nog eens menselijk.

Ik sluit het vragenuur. Ik bedank de staatssecretaris voor de antwoorden die zij heeft gegeven.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Cramer, Halsema, Luijben en Gesthuizen;

Dibi, Hessels en Van Dam, de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven