Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Halsema aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat de Europese Commissie Nederland op de vingers heeft getikt, omdat onze wetgeving te veel ruimte biedt aan kerken en christelijke scholen om homoseksuelen geen baan aan te bieden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn woordkeuze is iets anders: Nederland krijgt een stevig pak voor de broek van de Europese Commissie. Nederland staat namelijk discriminatie van homoseksuelen op de arbeidsmarkt oogluikend toe. Dat is behoorlijk gênant. Iemand een baan weigeren of ontslaan omdat hij of zij homo is, mag ook in Nederland niet. Anders wordt het als een christelijke school een sollicitatie krijgt van een homo die trots voor zijn geaardheid uitkomt. Een homoseksuele leraar die hand in hand met zijn vriend over straat loopt, mag door de school om die reden geweigerd worden. Met andere woorden: homo zijn is oké, zolang je het maar diep geheim houdt. Dat is hypocriet en discriminatoir. De Europese Commissie heeft wat de fractie van GroenLinks betreft groot gelijk dat zij dat dit niet accepteert. Mijn fractie vindt, net als een aantal andere partijen, dat de Algemene wet gelijke behandeling moet worden aangepast. In deze wet staat namelijk dat het enkele feit dat iemand homo is, geen grond voor weigering mag zijn. Bijkomende feiten, zoals ervoor uitkomen of hand in hand lopen, kunnen echter wel tot een afwijzing leiden. De fractie van GroenLinks vindt dat dit enkele feit uit de wet moet worden geschrapt. Het moet niet uitmaken of men wel of niet uitkomt voor het feit dat men homo is. Er kan maar één reden voor afwijzing zijn als je solliciteert bij een christelijke school waarvan je de geloofsrichting onderschrijft. Die reden is dat je geen goede leraar bent. Inmiddels heeft Nederland al een aanmaning uit Europa ontvangen. De wet moet binnen twee maanden veranderd zijn. Mijn vraag is of de regering bereid is om de wet binnen twee maanden te wijzigen.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Het gebeurt steeds vaker dat de Kamer debatteert op basis van persberichten. Dit is ook nu het geval. Dit kan leiden tot zinloze debatten. De brief waarnaar mevrouw Halsema verwijst, gaat hier niet over. Dat kan zij niet weten, want zij heeft hem niet gelezen. Dat op zichzelf is lastig en brengt mij in een lastige positie ten opzichte van de Kamer. Ik word hier namelijk naar toe gehaald om commentaar te geven op een brief die de Kamer niet heeft. Ik heb de brief hier en overhandig hem hierbij aan de Kamer. Het zou kunnen dat ik hiermee Europese regels overschrijd.

De voorzitter:

De Kamerbewaarder zal zorgen dat de brief verspreid wordt. Wellicht kan de minister elementen eruit toelichten.

Minister Plasterk:

Dat ga ik doen, voorzitter. De Europese Commissie heeft het persbericht uitgegeven op basis waarvan nu wordt gereageerd. De eurocommissaris heeft er ook een interview over gegeven. In dat interview en in het persbericht worden landen genoemd. Ik kan mij dus voorstellen dat de Kamer erin geïnteresseerd is. Ik vind echter dat de Europese Commissie mij in een onmogelijke positie plaatst omdat de brief nog niet openbaar is gemaakt. Strikt genomen moet ik toestemming vragen om de brief openbaar te maken. Die toestemming zou ik waarschijnlijk wel krijgen, maar dat duurt enkele dagen.

De brief gaat over ingebrekestellingen op het punt van de Algemene wet gelijke behandeling. Geen van de vier ingebrekestellingen die in de brief worden genoemd, hebben betrekking op datgene waar wij nu over spreken. In mijn taxatie – ik heb de brief gisteravond laat pas ontvangen en er pas vanochtend met mijn juristen naar kunnen kijken – gaan drie van de vier ingebrekestellingen werkelijk over technisch-juridische punten. De Kamer kan daar haar eigen oordeel over vellen. Een van de ingebrekestellingen heeft een inhoudelijke component. Deze is niet nieuw, maar werd al gesignaleerd in de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling die vorig jaar is uitgebracht. Dit heeft geen betrekking op artikel 5, lid 2, onder c, de enkelefeitconstructie, waar mevrouw Halsema het over heeft, maar op artikel 3. Dit artikel regelt aanstellingen bij kerkgenootschappen. Wat de Europese commissaris signaleert, en wat overigens dus ook al gesignaleerd was, is dat de wet nu zo luidt dat voor functies binnen kerken de gehele Algemene wet gelijke behandeling niet van toepassing is verklaard. De commissaris vindt dit heel erg ruim. Er zou moeten worden aangegeven op welke aspecten een kerk mag eisen dat iemand celibatair is of van een bepaald geslacht. Dan mag nog steeds niet worden geëist dat iemand rood haar heeft, of geen kroeshaar. Op dat onderwerp moeten wij terugkomen. Het is de enige materiële component die ik in de brief kan vinden. Het heeft niets te maken met datgene waar mevrouw Halsema naar vraagt. Er zal een kabinetsreactie komen op de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling. Die kabinetsreactie zal binnenkort verschijnen.

Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:

Voorzitter. Ik heb niet zoveel toe te voegen aan de woorden van de minister. Het gaat hier om een ingebrekestelling van de Europese Commissie. In het afgelopen jaar hebben wij daarover voortdurend ambtelijk contact gehad. In het najaar is dat contact ook mondeling geweest. Inmiddels is het met redenen omkleed advies binnengekomen. Het kabinet heeft de tijd om daarop te reageren. Wij gaan dat in alle serieusheid doen. Wij zullen zowel op de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling, als op de inbreng van de Commissie reageren. Tot 1 april hebben wij de tijd voor onze reactie. Voor die tijd zal met de meest betrokken bewindspersonen van BZK, van OCW, van Justitie, van SZW en van VWS een brief worden voorbereid. Die brief zullen wij de Kamer zeker doen toekomen. Op dit moment hebben wij nog geen inhoudelijke mening over datgene wat gisteren bij ons is binnengekomen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de regering voor toezending van de brief. Ik wil niet twisten over de bronnen, maar ik voeg toe dat het persbericht van de Europese Commissie niet de enige bron is. Ik heb vanochtend nog uitgebreid contact gehad met onze Europese woordvoerder, Kathalijne Buitenweg. Er is onderzoek gedaan door E-Quality. Het blijkt dat het een aanhoudend probleem is dat Nederland de constructie van het enkele feit in de wet heeft staan. Ik wil daarop een inhoudelijke reactie van de regering. Deze constructie leidt namelijk tot problemen.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik hecht eraan dat wij hier samen constateren dat de mededeling van mevrouw Halsema en ook die van de heer Van der Ham in de pers dat wij op dit punt door de Europese Commissie op de vingers zouden zijn getikt, onjuist is. Dat laat onverlet dat de Kamer over dat onderwerp een debat kan willen voeren, maar daarvoor het is vragenuur niet de geschikte plek.

De voorzitter:

Daar gaan wij zelf over.

Minister Plasterk:

Vanzelfsprekend. Het gaat mij erom dat het niet de actualiteit is op basis waarvan ik ben uitgenodigd.

De voorzitter:

De vraag van mevrouw Halsema lijkt mij duidelijk.

Minister Plasterk:

Daar komen wij gewoon op terug bij de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit vind ik niet acceptabel. De minister heeft de brief gelezen, ik niet. Ik heb het persbericht van de Europese Commissie gezien. Daarnaast weet ik welke vergaderingen in Europa hebben plaatsgevonden over het gedrag van Nederland. Er is onmin over de constructie die Nederland heeft gekozen: homo's mogen niet worden geweigerd op het enkele feit, maar wel op het moment dat zij er ook voor uitkomen. In Europa bestaat daar frictie over. Ik wil daar een inhoudelijke reactie op. Dit halfbakken compromis is ooit in de wet opgenomen.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Europa heeft zich in de brief over andere zaken uitgesproken dan dit. Nogmaals, als mevrouw Halsema discussie wil voeren over de evaluatie, dan kan dat, maar niet op basis van een zogenaamde "stevige afstraffing" van Europa. Ik houd mevrouw Halsema voor om niet te praten over brieven die zij niet gelezen heeft.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. De Europese Commissie heeft dan wel heel rare signalen gegeven door dit in het persbericht te zetten. Wij baseren onze kritiek op die enkelefeitconstructie niet alleen hierop. Ook de European Group of Experts on Combating Sexual Orientation Discrimination heeft bezwaren aangetekend tegen deze constructie in de Nederlandse wetgeving. Los hiervan is er ook in Nederland heel veel kritiek. Het COC en andere homo-organisaties hebben diverse keren aangedrongen op wijziging. Een meerderheid van de Kamer heeft aangegeven dat het uit de wet moet. Ik ben bezig met de voorbereiding van een initiatiefwetsvoorstel. Is het mogelijk dat uit de evaluatie komt dat het enkele feit uit de wet verdwijnt?

Minister Plasterk:

Voorzitter. De wet wordt door de Kamer vastgesteld, dus is het op voorhand niet onmogelijk. Het is mogelijk, maar dit hangt uiteindelijk af van het debat in de Kamer. Daarmee kan ik er nu nog geen oordeel over uitspreken. Ik vraag mij wel af waar wij mee bezig zijn als wij debatten houden op basis van persberichten over stukken die de Kamer niet gelezen heeft.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Voorzitter. De minister kan dit niet weten, maar vorige week heeft de Kamer een hoorzitting georganiseerd met homo-organisaties. Daar is dit punt ook aan de orde geweest. Ik baseer mij in ieder geval niet alleen op een persbericht van de Europese Commissie. De overheid mag niet bepaalde groepen mensen discrimineren. Wij moeten dit ook niet faciliteren. Het blijkt, bijvoorbeeld uit de hoorzitting vorige week, dat de wet, die zo niet bedoeld is, soms wel zo kan worden uitgelegd. Is de minister bereid om de wet te ontdoen van de dubbelzinnigheid die tot discriminatie kan leiden, en wel zo snel mogelijk?

Minister Plasterk:

Het antwoord is "ja". Wij gaan die wet evalueren. Daarbij zal blijken op welke punten de wet wellicht tot ongewenste discriminatie kan leiden.

Mevrouw De Rooij (SP):

Voorzitter. De SP is tegen discriminatie in alle vormen. Erkent de minister dat het voorkomt dat homoseksuele leraren worden ontslagen of worden geweigerd op scholen? Vindt de minister dit wenselijk?

Minister Plasterk:

Dat is een heel ander debat. In de memorie van toelichting bij de huidige wet staat overigens dat de constructie van het "enkele feit" sowieso niet kan betekenen dat homo's die samenwonen om die reden ontslagen kunnen worden. Deze discussie kun je pas voeren na goede voorbereiding. Ik wil deze nu niet voeren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik vind dat de minister een verstandige lijn trekt. Wij moeten de evaluatie en het begeleidende regeringsstandpunt afwachten. Wij moeten niet te kort door de bocht gaan. en voorbijzien aan de discussies over de Algemene wet gelijke behandeling en over de Europese antidiscriminatiebepalingen die in mei 2000 in de Kamer intensief en uitentreuren zijn gehouden. Ik verzoek de minister daarom concreet of hij die documenten en die discussie bij de voorbereiding van het regeringsstandpunt wil betrekken.

Minister Plasterk:

Ik zal dit doen. Het is ook nodig. De SP zegt bijvoorbeeld tegen alle discriminatie te zijn. De rooms-katholieke kerk mag zeggen dat vrouwen geen priester mogen worden. Tot dusver heeft de SP dit ook niet betwist, terwijl het wel discriminatie is. Deze wet moet dus precies regelen welke vormen van discriminatie in welk geval van toepassing zijn. Dit is meer dan een kreet. Dit is een serieuze discussie, waarin ik waarschijnlijk op punten aan de kant sta van de Kamerleden die nu tegen discriminatie ageren.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Dit is precies wat wij vandaag van de minister verlangden: een serieus antwoord van de minister. Hij reageert zelf eindeloos op incidenten. Nu wordt er een serieus vraagstuk op tafel gelegd en verschuilt hij zich achter allerlei procedures. Vindt de minister het wenselijk dat homoseksuelen geweigerd worden wanneer zij openlijk voor hun geaardheid uitkomen, ja of nee?

Minister Plasterk:

Ik vind dit niet wenselijk. Ik verschuil mij niet achter procedures. Ik word naar deze Kamer geroepen omdat de Europese Commissie mij op de vingers zou hebben getikt over het homobeleid in dit land. Ik zeg de Kamer dat dit niet waar is.

Mevrouw Jonker (CDA):

Voorzitter. Ik ben heel erg blij dat de minister de kou uit de lucht heeft gehaald over de discussie die hierover gisteren ontstond. Hij heeft toegezegd de evaluatie van het kabinet van de Algemene wet gelijke behandeling, maar ook de evaluatie van de Commissie Gelijke Behandeling spoedig naar de Kamer te zullen sturen. Heeft de minister zicht op wanneer dit zou kunnen zijn, zodat wij op dat moment de discussie inhoudelijk met elkaar kunnen voeren?

Minister Plasterk:

Ik kijk even naar de verantwoordelijke bewindspersoon, staatssecretaris Bijleveld. De reactie naar de commissie moet voor 1 april worden gestuurd. Wij moeten namelijk binnen twee maanden reageren. Dat vroeg mevrouw Jonker echter niet. De beleidsreactie komt voor de zomer.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. De minister zegt dat hij het niet wenselijk vindt dat een school een homoseksuele leraar zou weigeren. Dat is een interessante uitspraak. Op dit moment kan zo iemand wel geweigerd worden. Misschien is het aardig als de minister daarvoor een voorstel zou doen. Dit zijn namelijk bekostigde instellingen. De minister subsidieert de scholen die mogen weigeren. Nu zegt hij dat hij dit niet wenselijk vindt. Daarop is actie dus wel gewenst.

Minister Plasterk:

Ik heb zojuist een van de Kamerleden toegezegd dat wij deze discussie in alle omvang, met alle finesses, in het kader van de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling met de Kamer zullen voeren. Dit gebeurt voor de zomer. Dat lijkt mij de beste gelegenheid. De Kamer heeft dan alle stukken en het kabinet heeft zijn standpunt dan voorbereid. Dan kunnen wij daarover een serieus debat voeren.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik ken deze minister als iemand met principes. Daarom heb ik deze minister ook hoog zitten. Het gaat hier vandaag om een heel belangrijk principe, namelijk discriminatie van homo's. Het moet mij toch van het hart dat ik juist van deze minister nu een principieel standpunt had verwacht. Het maakt niet uit of de Kamer wel of niet de brief van de Europese Commissie heeft gelezen. Deze is trouwens gedateerd op 31 januari en had dus al lang verspreid kunnen worden. Het gaat echter om het principe. Deze minister staat hier als een man met principes. Moet het enkele feit inzake discriminatie van homo's nu wel of niet uit de wet?

Minister Plasterk:

Voorzitter. Het ging er mij nu juist om dat de Kamer mij vandaag niet heeft uitgenodigd om te spreken over de discriminatie van homo's was, maar over de brief waarvan mevrouw Verdonk vindt dat deze al lang verspreid had moeten zijn. In verband met het verkeer met deze Kamer heb ik het risico genomen zo dadelijk in de boeien te worden geslagen, want ik had formeel toestemming moeten hebben van de Europese Commissie om de brief uit te reiken; die toestemming heb ik echter niet gevraagd. Ik ga dus ver in de informatieverstrekking aan de Kamer. De Kamer kan vervolgens kijken wat er in de brief staat. Wij zullen zien hoe het zal lopen. Ik vind overigens dat de Europese machten deze discussie zelf hebben opgeroepen door dat persbericht, vandaar dat ik deze afsluitende zin maak. Maar ik heb antwoord gegeven op de vraag. Ik ben tegen het discrimineren van homo's!

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Haalt de minister het enkele feit uit de wet? Ja of nee? De minister is toch een man van principes?

Minister Plasterk:

Daarover heb ik tegen een aantal andere Kamerleden gezegd hoe wij dat precies in de wet zullen vastleggen. Wij komen daar voor de zomer op terug. Op dat moment kan mevrouw Verdonk mij naar al mijn principes vragen. Alles heeft zijn plaats en uur.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik vind dat de minister nu een beetje aan het draaien is. Wij hebben in het verleden gezien dat bepaalde reformatorische scholen homoseksuele leraren hebben geweigerd. Is het denkbaar, met deze coalitie van PvdA, CDA en ChristenUnie, dat homoseksuele leraren opnieuw geweigerd worden?

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik heb die vraag reeds beantwoord. Wij komen voor de zomer op het gehele onderwerp van docenten bij scholen terug.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Mijn vraag is helder. Ja of nee?

De voorzitter:

Uw vraag is helder, maar het antwoord van de minister ook. Het is alleen niet uw antwoord.

Hiermee zijn wij aan het eind gekomen van deze serie vragen. Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden.

Naar boven