Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2008 (31200 XV);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Spaarfonds AOW (E) voor het jaar 2008 (31200 E).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Voor 1 mei dit jaar heeft de SP-fractie gewezen op de gevolgen van het volledig openstellen van de grenzen voor Oost-Europeanen. Wij werden weggehoond: er zouden er weinig komen, tijdelijk en de SP werd verweten angst voor vreemdelingen te hebben. Hoe anders is de situatie nu. Minister Vogelaar maakte gisteren zelfs de vergelijking met de arbeidsmigratie uit Turkije en Marokko in de jaren zeventig en tachtig. Toen mijn partij dat in de jaren tachtig al aan de orde stelde, viel ons hetzelfde lot ten deel: wij werden weggehoond. Ik moet vaststellen dat de SP gelijk heeft gekregen, helaas twee keer gelijk heeft gekregen. Dat is mooi, maar dat is ook zuur. Daarom heb ik een motie om nog meer problemen op dit gebied te voorkomen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, het systeem van tewerkstellingsvergunningen voor Roemenen en Bulgaren te handhaven totdat de problemen als gevolg van de instroom uit de MOE-landen zijn opgelost,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(31200 XV).

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Inmiddels wordt breed erkend dat de arbeidsmigratie uit Oost-Europa tot problemen leidt. Naar het oordeel van mijn fractie zullen die problemen toenemen. Ik was deze zomer in Polen en heb daar uitzendbureaus, die vooral gelokaliseerd zijn in het zuiden, bezocht. Het viel mij op dat, zoals zij mij vertelden, zij na het bericht van de opening van grenzen in Nederland nu ook razendsnel vestigingen in de rest van Polen zouden openen. Die 100.000 zijn voornamelijk afkomstig uit het zuiden. Dat betekent dat de toestroom vanuit Oost-Europa alleen nog maar zal toenemen. De 100.000 waarvan nu wordt uitgegaan, zullen er makkelijk 200.000 of 300.000 kunnen worden.

Dit is reden om niet te gaan inventariseren, zoals het kabinet zegt, maar om in te grijpen. Daar heb ik twee moties voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de ongecontroleerde instroom van arbeidsmigranten uit de MOE-landen grote sociale problemen oplevert;

verzoekt de regering, de regulering van het verkeer van werknemers uit MOE-landen opnieuw in te voeren en de vereiste procedure bij de EU-commissie hiervoor te starten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(31200 XV).

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter. Het zal duidelijk zijn dat deze motie beoogt de oorzaak van het probleem weg te nemen, maar er moet meer gebeuren. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de ongecontroleerde instroom van arbeidsmigranten uit de MOE-landen grote sociale problemen oplevert;

verzoekt de regering om:

  • - steun te geven aan de oproep van de Poolse regering aan haar burgers die werkzaam zijn in het buitenland om terug te keren en daarvoor in overleg te treden met de Poolse regering;

  • - werkgevers formeel verantwoordelijk te maken voor de huisvesting van werknemers uit de MOE-landen;

  • - werkgevers te verplichten om aan te kunnen tonen waar arbeidsmigranten, afkomstig uit de MOE-landen, gehuisvest zijn, hoeveel huur betaald wordt en wat de kwaliteit van het gehuurde is;

  • - werkgevers op te dragen om, deels onder werktijd, cursussen Nederlandse taal aan te bieden aan arbeidsmigranten die langer dan drie maanden in Nederland verblijven;

  • - aanvullende financiële middelen te reserveren voor de schakelklassen waar kinderen uit de MOE-landen de Nederlandse taal leren;

  • - malafide uitzendbureaus aan te pakken door een vergunningsplicht in te voeren;

  • - het aantal controles door de Arbeidsinspectie aangaande het betalen van het wettelijk minimumloon, arbeidsomstandigheden en werktijden te verdubbelen en de meerkosten te dekken door het verhogen van de boetes per overtreding;

  • - bovenstaande voorstellen uit te werken en zo spoedig mogelijk aan de Kamer te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(31200 XV).

De heer Ulenbelt (SP):

Tot slot dien ik een motie in met het oog op de discussie over de participatiebanen en het wetsvoorstel dat in de Eerste Kamer ligt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de Eerste Kamer vooralsnog niet te verzoeken, de behandeling van het wetsvoorstel participatieplaatsen (30650) voort te zetten;

verzoekt de regering om een hoofdlijnennotitie over de uitwerking in wet- en regelgeving van het akkoord tussen de vakbonden en de VNG aan de Tweede Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ulenbelt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(31200 XV).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Deze staatssecretaris sprak de volgende woorden: "Ik wil iets doen aan de rompslomp van ouderen met een onvolledige AOW-uitkering, die voor een aanvulling moeten aankloppen bij de sociale dienst. Het is beter om de aanvulling bij de SVB onder te brengen." Vandaag blijkt de staatssecretaris deze behoefte te zijn vergeten. Ook de Partij van de Arbeid belooft in haar verkiezingsprogramma het probleem van het AOW-hiaat op te lossen. In juni sprak het PvdA-Kamerlid John Leerdam tijdens een bijeenkomst over het AOW-hiaat hier nog schande van. Hij vond dit niet kunnen en zou er zeker wat aan doen. Het CDA, in de persoon van de heer Omtzigt, zou ook aandacht vragen voor dit probleem. Het gaat echter niet om woorden, maar om daden. De SP heeft samen met GroenLinks twee amendementen ingediend om dit probleem op te lossen. Het zal toch niet zo zijn dat deze partijen het nu laten afweten?

Iedereen is het erover eens dat armoede de schandvlek van Nederland is. Als het dit kabinet menens is met armoedebestrijding, zorgt het ervoor dat het geld terechtkomt bij de mensen die het nodig hebben en dat het niet in verdwijnt één grote pot voor prestigeprojecten of stoeptegels. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de middelen voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening bedoeld zijn voor en terecht moeten komen bij de mensen die in armoede leven en/of schulden hebben;

constaterende dat deze middelen niet zijn geoormerkt en ook ingezet kunnen worden voor andere doeleinden dan armoedebestrijding en schuldhulpverlening;

verzoekt de regering om de middelen voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening te oormerken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(31200 XV).

Mevrouw Karabulut (SP):

Ervoor zorgen dat mensen goed geholpen worden is het minste dat dit kabinet kan doen om te voorkomen dat mensen in armoede raken en schulden opbouwen door nalatigheid van de overheid. De resultaten van de wachtkamerenquête van de FNV liegen er niet om. De afhandeling van de uitkeringsaanvragen bij de sociale dienst en het UWV is de afgelopen twee jaar alleen maar verslechterd. Een groot deel van de mensen krijgt de uitkering niet op tijd, met alle gevolgen van dien. De overheid moet er niet voor zorgen dat mensen in armoede en schulden raken. Zij moet hen hieruit helpen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat twee derde van de cliënten van het UWV, CWI en sociale diensten langer dan een maand op de eerste uitkering moet wachten en een op de vijf zelfs langer dan twee maanden;

constaterende dat ruim twee derde van de cliënten in de tussentijd geen voorschot kan krijgen;

overwegende dat het tijdig uitbetalen van de eerste uitkering en het verstrekken van een voorschot kan voorkomen dat mensen in financiële problemen raken;

verzoekt de regering om de betreffende instanties op te dragen, uitkeringen sneller te verstrekken en het verstrekken van voorschotten te versoepelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(31200 XV).

Mevrouw Karabulut (SP):

Het stelt mij erg teleur dat dit kabinet en deze minister van Sociale Zaken niet kunnen garanderen dat minima, chronisch zieken en gehandicapten er volgend jaar niet op achteruit zullen gaan. Wij zullen dit scherp in de gaten houden. Het laat wel zien aan welke kant dit kabinet staat.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Dit kabinet heeft de ambitie, missie zo u wilt, om de arbeidsparticipatie deze periode fors te verhogen en maar liefst 200.000 langdurig werklozen, mensen die nu nog langs de kant staan, aan het werk te helpen. Wat mijn fractie betreft, hebben de bewindslieden dat vandaag ook uitgestraald, zowel in het algemeen maar ook als het gaat om een aantal specifieke doelgroepen. Er is gesproken over de Wajongers en over de ouderen, die door de staatssecretaris zelfs "de kracht van de natie" werden genoemd. Ik bedank beide bewindslieden voor de toezeggingen die zij ook mijn fractie hebben gedaan.

Er komen natuurlijk nog tal van uitwerkingen. Een aantal voorstellen is al omarmd maar zal aanstaand voorjaar naar de Kamer komen. Op zich is dit goed. Dat geldt ook voor de brief die het kabinet aan de Kamer heeft gestuurd over de maatregelen die op korte termijn getroffen zullen worden, inclusief de participatieplaatsen. Uiteindelijk telt natuurlijk het resultaat. Het kabinet, maar ook de Kamer, zal worden afgerekend op de kansen die wij daadwerkelijk hebben weten te creëren voor mensen die nu nog langs de kant staan. Daar gaat het uiteindelijk om.

Over de effectiviteit van de re-integratie is mijn fractie al lange tijd kritisch. Dat hebben wij vandaag en gisteren ook herhaald. Dan gaat het inderdaad om de inzet van re-integratie-instrumenten. Dat maakt onderdeel uit van een evaluatie die nog naar de Kamer komt. Het gaat echter ook – ik benadruk dat nogmaals – om de samenwerking tussen gemeenten, CWI en UWV. Daar zal de komende periode echt een slag mee moeten worden gemaakt. Er bestaan goede voorbeelden, maar mijn fractie is van mening dat het kabinet hier ook een regiefunctie heeft. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Van Hijum

constaterende dat uit de Evaluatie SUWI 2006 blijkt dat de samenwerking tussen CWI, UWV en gemeenten nog onvoldoende effectief, doelmatig en klantgericht is, en dat re-integratie nog niet voldoende is afgestemd op de vraag van werkgevers;

overwegende dat experimenten met de zogenaamde Toonkamers laten zien dat door samenwerking een betere dienstverlening aan werkzoekenden kan worden bereikt;

overwegende dat in deze evaluatie wordt aanbevolen om de regiefunctie van de minister van SZW te versterken en de ketenprocessen te optimaliseren;

verzoekt de regering om bij de nadere uitwerking en vormgeving van de regionale locaties voor werk en inkomen de samenwerking tussen de ketenpartners op regionaal niveau actief te bevorderen door:

  • - prestatie-indicatoren te definiëren op het niveau van de keten (waaronder uitstroom naar werk);

  • - de prestaties van LWI's onderling periodiek te vergelijken;

  • - een werkgeversbenadering centraal te stellen;

  • - regie te voeren bij het uitrollen van het digitale klantendossier,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum, Hamer en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(31200 XV).

De heer Van Hijum (CDA):

Wij hebben uitgebreide debatten gevoerd over de jonggehandicapten, de mensen in de Wajong. Er is één punt dat nog nadrukkelijk de aandacht heeft van mijn fractie. Ik heb daar ook een vraag over gesteld. Het gaat hier om de zogeheten REA-instituten; instituten die scholing en arbeidsbemiddeling leveren aan de Wajongers. Deze instituten staan onder druk. De Kamer heeft altijd gezegd dat de belangrijke expertise die deze instituten hebben, behouden moet blijven. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de REA-instituten zowel onderwijs bieden aan Wajongers als zorgen voor een gerichte eerste plaatsing op de arbeidsmarkt, maar worden gefinancierd als waren zij re-integratiebedrijven;

overwegende dat de REA-instituten een onmisbare schakel vormen in de toeleiding van Wajongers naar arbeid via mbo-scholing;

voorts overwegende dat marktwerking en aanbesteding niet hebben geleid tot een toename van het aantal aanbieders;

verzoekt de regering, het beleid ten aanzien van de financiering van de REA-instituten te heroverwegen en de Kamer uiterlijk 1 mei 2008 te informeren over een alternatieve financieringswijze die recht doet aan het karakter van de REA-instituten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum, Hamer en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(31200 XV).

De heer Van Hijum (CDA):

Het onderwerp waarover vandaag veel is gesproken, is dat van de Polen en de Roemenen. Mijn fractie heeft nadrukkelijk steun verleend aan het amendement van collega Spekman om de handhaving te intensiveren, want ik denk dat die handhaving van allerlei arbeidsomstandigheden van groot belang is voor het draagvlak voor het vrije verkeer van werknemers. In mei hebben wij daar al een motie over ingediend om een handhavingsoffensief in te zetten. Ik denk dat dat hiermee een stuk concreter wordt. Ik herhaal dat wat mijn fractie betreft er geen sprake van kan zijn dat er een tussentijdse versoepeling plaatsvindt van het overgangsregime voor Roemenië en Bulgarije. Als ik de minister goed beluister, komt er in mei een evaluatie, maar pas in het najaar een debat, en dan gaan wij al aardig richting 1 januari 2009. Uiteraard zullen wij na die twee jaar een nieuwe discussie moeten voeren, ook in de richting van de Europese Commissie, over verlenging van een dergelijke maatregel. Dan zullen wij opnieuw kijken wat verstandig is. Wij moeten daarbij wel nadrukkelijk kijken naar andere landen in Europa: het kan niet zo zijn dat Nederland als enige land een dergelijke stap op dat moment zet.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik begrijp dat u zegt: wij gaan het bekijken, maar wat niet kan, is dat Nederland zonder dat de omringende landen het doen, overgaat tot het opgeven van deze beperking.

De heer Van Hijum (CDA):

Ja, dat hebt u goed samengevat.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik zal met een motie komen waarin dat wordt vastgepind. Ik heb de minister mooie woorden horen spreken over een valide argument in de afweging, maar dat is niet hetzelfde als de garantie dat wij die weg niet zullen bewandelen. U zult dus heel blij zijn met de motie die ik ga indienen.

De heer Van Hijum (CDA):

Laten wij elkaar niet bezighouden! Volgens mij staat alles wat hier wordt gezegd op papier, zodat wij elkaar daaraan kunnen houden. Maar uiteindelijk beoordelen wij de minister op een goede afweging. Ik heb duidelijk aangegeven wat onze inzet is. Een argument daarbij is dat wij ook in het kader van de discussie over Polen en de zeven andere MOE-landen altijd mee hebben bekeken wat de landen om ons heen hebben gedaan. In dat opzicht is het dus niet geheel nieuw.

De heer Ulenbelt (SP):

Ik hoor u nu niet zeggen wat u buiten de Kamer wel hebt gezegd: daar legde u een verband met het oplossen van de problemen met Polen en andere emigranten uit Oost-Europa. Ik neem aan dat dat bij die afweging die u wilt maken een rol zal spelen.

De heer Van Hijum (CDA):

Wij hebben gepleit voor een pas op de plaats, om de zaken in eigen huis eerst op te lossen. Maar de afweging die je uiteindelijk moet maken, is het verwachte effect op de arbeidsmarkt van het verder verruimen van dat regime. Dat is een van de redenen waarom ik zo nadrukkelijk pleit voor kijken naar de landen om ons heen. Als je als enige land dat regime versoepelt, kun je uittekenen wat de gevolgen zijn.

De heer Ulenbelt (SP):

Dus u steunt mijn motie daarover?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik ben volstrekt helder over mijn insteek.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

U formuleert twee criteria. Om te beginnen zijn dat de huidige problemen met Polen, die moeten worden opgelost, en verder moeten omringende landen ook overgaan tot openstellen van de grenzen als het gaat om Roemenen en Bulgaren. Als deze minister daar in januari 2009 wel toe overgaat, steunt het CDA hem dan?

De heer Van Hijum (CDA):

U stelt een vraag waarvan de criteria waaraan moet worden voldaan niet bekend zijn. Hoe kunt u mij om een oordeel vragen over een situatie die wij niet kennen?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Als tegen die tijd in uw ogen aan die twee criteria niet voldaan is, steunt u dan de minister of niet?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik weet niet hoe vaak ik het nog moet herhalen, maar als Nederland het enige Europese land is dat een dergelijke maatregel treft, dan steunen wij die maatregel niet.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik dank u voor dit antwoord. Dan laat u namelijk uw minister wederom bungelen.

De heer Van Hijum (CDA):

Volgens mij geven wij heel duidelijke kaders aan waarbinnen de discussie zich afspeelt. Wij hebben die discussie gisteren ook gevoerd. Op termijn zal er vrij verkeer van werknemers in heel Europa zijn. De CDA-fractie wil tot die tijd een verstandig overgangsbeleid.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de regering voor de heldere beantwoording in eerste termijn. Zij maakt werk van armoedebestrijding en werk van "mensen aan het werk helpen". De armoede is in Nederland op het laagste punt in tientallen jaren. Er leven altijd nog te veel mensen in armoede, maar wij maken grote stappen voorwaarts.

De CDA-fractie wacht nog op een aantal antwoorden op het punt van de zorg- en huurtoeslag in verband met de BU/TBU, over de vraag hoeveel zorg- en huurtoeslag er extra wordt uitgekeerd. Wij komen op een later moment misschien nog een keer terug op het punt van de voor 1981 gescheiden vrouwen, waarover de Kamer een uitgebreid schriftelijk antwoord heeft ontvangen.

Wij zijn er buitengewoon tevreden over dat de regering met een aanvalsplan zal komen om belemmeringen weg te nemen voor mensen boven de 65 jaar die, in deeltijd of op vrijwillige basis, gewoon willen blijven werken. Die belemmeringen moeten helemaal weggenomen worden en wij hebben hoge verwachtingen van dit plan.

In 1995 is het wettelijk besluit genomen om de AOW-partnertoeslag in 2015 af te schaffen. Eigenlijk is er sinds die tijd weinig gebeurd. De CDA-fractie vindt het buitengewoon positief dat de regering is begonnen met radiospotjes en publiciteitscampagnes, maar wij willen er een concrete doelstelling aan verbinden. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat meer dan tien jaar na het besluit om de partnertoeslag in 2015 af te schaffen, slechts 23% van de mensen hiervan op de hoogte is;

overwegende dat voor het goede inzicht in de koopkracht na pensionering kennis van deze maatregel onontbeerlijk is;

verzoekt de regering, in de begroting voor 2008 tot en met 2012 de operationele doelstelling "kennis van de regelgeving rond de AOW-partnertoeslag" toe te voegen met de volgende percentages:

  • - realisatie 2007: 23%;

  • - streven 2008: 50%;

  • - streven 2010: 70%;

  • - streven 2012: 80%,

en jaarlijks te rapporteren over het bereikte resultaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(31200 XV).

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. Dank aan de bewindslieden voor de heldere beantwoording. Mijn zorg dat dit kabinet de mensen thuishoudt, is onvoldoende weggenomen. Om het kabinet nu te stimuleren, te sterken en in de goede richting te krijgen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,Nicolaï

gehoord de beraadslaging,

overwegende het grote belang om de arbeidsparticipatie, mede met het oog op de toenemende vergrijzing, te verhogen;

constaterende dat er op dit moment nog een ongekend groot aantal, namelijk 236.000, vacatures zijn;

constaterende dat er nog steeds zo'n één miljoen mensen thuiszitten, die zouden kunnen werken;

constaterende dat de regering maatregelen neemt die niet leiden tot een echte baan of die een averechts effect hebben op de arbeidsparticipatie;

van mening dat dit voorkomen dient te worden;

voorts van mening dat het ambitieniveau van de regering om 200.000 mensen aan een baan te helpen, veel te laag is en verhoogd zou moeten worden naar 400.000;

verzoekt de regering, voorstellen te ontwikkelen met de strekking:

  • - terugdringen van de ontheffing van de sollicitatieplicht;

  • - niet verlagen van de herkeuringsleeftijd van 50 naar 45 jaar voor WAO'ers;

  • - verhogen van de uitkering van volledig arbeidsongeschikten van 70% naar 75% beperken tot duurzaam en volledig arbeidsongeschikten;

  • - modernisering van het ontslagrecht;

  • - betere kinderopvangmogelijkheden voor werkende ouders;

  • - stimuleren van regionale initiatieven zoals van het DGA Network in Twente;

  • - heldere verantwoordelijkheidsverdeling tussen arbeidsbemiddelingsorganisaties;

  • - verdere verkleining van de armoedeval,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nicolaï. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(31200 XV).

De heer Nicolaï (VVD):

Het zou mooi zijn als het kabinet dit allemaal ging doen!

Ik heb een tweede motie. Hier en daar zijn er wel degelijk principiële keuzen, pal tegenover de liberale lijn. Vaak is hier besproken dat er te veel ontheffingen van de sollicitatieplicht zijn om recht te doen aan de geest van de bijstandswet maar ook om mensen voldoende te stimuleren om weer aan de slag te gaan, met als sterkste staaltje de categorale ontheffing van bijstandsmoeders. Ik constateer dat nog steeds niemand in deze Kamer dit idee bijvalt, en ik kan niet anders dan constateren dat nog steeds alleen de ChristenUnie en de SGP grote aanhangers zijn van deze aanrechtverplichting. Hierover zal ik een aangehouden motie in stemming laten brengen.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Nicolaï stel ik voor, de motie Nicolaï/Koşer Kaya (29544, nr. 108) weer toe te voegen aan de agenda.

Daartoe wordt besloten.

De heer Nicolaï (VVD):

Dan kom ik op het vrije verkeer. Ik zie mijn lampje knipperen, dus ik beperk mij tot de motivering die de heer Van Hijum heeft gegeven. In zijn geest dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor 1 januari 2009 door Nederland besloten moet worden of per die datum vrij verkeer van werknemers ook zal gaan gelden voor werknemers uit Roemenië en Bulgarije;

verzoekt de regering, de grenzen per die datum alleen open te stellen wanneer onze omringende EU-landen hiertoe ook zouden besluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nicolaï. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(31200 XV).

De heer Nicolaï (VVD):

Ten slotte dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende het grote belang van een efficiënte, effectieve en klantvriendelijke arbeidsbemiddeling;

constaterende dat op dit moment in Nederland veel verschillende partijen zich bezighouden met arbeidsbemiddeling: gemeenten, UWV, CWI's, de uitzendbranche en re-integratiebedrijven;

constaterende dat hierin veel publiek geld omgaat en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de verschillende organisaties niet duidelijk is;

van mening dat daarom de integratie van CWI/UWV dient te worden doorgevoerd, maar niet op de haastige en gedwongen wijze waarop deze samenvoeging volgens de regering moet plaatsvinden om zo snel mogelijk te bezuinigen;

verzoekt de regering, het integratietraject zodanig vorm te geven dat de structurele verbetering van dienstverlening aan de cliënten hierdoor niet in het gedrang komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(31200 XV).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over de vorige motie over de Bulgaren en Roemenen. Ik wil graag van de heer Nicolaï weten of dit voor hem betekent dat alle andere EU-landen moeten zeggen dat zij hun grenzen ook openstellen. Hoe strikt ligt dit voor de VVD-fractie?

De heer Nicolaï (VVD):

In de motie wordt gesproken van "omringende landen". Het gaat erom dat de rijkere landen in West-Europa niet een verschillend beleid moeten voeren, althans niet in de zin dat Nederland eerder zou openstellen en daarmee te veel de magneetwerking zou uitoefenen. Daarbij komt dat ik het pleidooi zeer onderschrijf dat minister Donner heeft gehouden voor overleg en afstemming in Europees verband.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wat wil de VVD-fractie dan met deze motie precies op dit moment bereiken? De grenzen worden immers nog niet opengesteld. Dat weet de heer Nicolaï net zo goed als ik. Ook de minister zal uiteindelijk met een genuanceerd standpunt moeten komen en op dat moment moeten afwegen wat hem te doen staat. Daarom vind ik dit zo raar van de VVD-fractie. De heer Nicolaï is altijd zo voor de open grenzen en nu gaat hij opeens de grenzen bij voorbaat sluiten.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik zeg bij voorbaat alleen dat je in ieder geval niet het enige land van West-Europa moet zijn. Die keuze maak ik inderdaad nu.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

O, dus het wordt al minder.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Hoe liberaal acht de heer Nicolaï dit, gezien zijn visie op de vrije markt en op het vrije verkeer van werknemers? Mijn tweede vraag is: hoe verhoudt zijn houding zich tot het feit dat Engeland, toen dit als eerste de grenzen opendeed voor de Polen, een enorme economische groei heeft gekend? Hoe verklaart hij zijn houding in het kader van het tekort aan arbeidskrachten in Nederland en de schreeuw van werkgevers om meer werknemers in Nederland toe te laten?

De heer Nicolaï (VVD):

Hoe liberaal het is? Erg liberaal. Ik heb in mijn eerste termijn bij interruptie al aangegeven dat wij als liberale partij zeer doordrongen zijn van het belang van open grenzen, het belang van Europese samenwerking, het belang ook van uitbreiding van de Unie. Daarvan hoeven wij elkaar dus niet te overtuigen. Dat neemt niet weg dat er goede redenen kunnen zijn voor zo'n overgangssituatie, met name als de verschillen te groot zijn, zoals nu het geval is bij Roemenië en Bulgarije in vergelijking tot Nederland. De tweede, derde en vierde vraag zijn me even ontschoten.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Het waren twee vragen. De eerste vraag is beantwoord. De heer Nicolaï acht zich liberaal, met een andere invulling van de vrije markt dan de mijne. Mijn tweede vraag was hoe hij zo'n motie kon indienen in het licht van het feit dat Engeland een enorme economische groei heeft gekend, hoewel Engeland een van de eerste landen was die de grenzen opendeden. Hoe verklaart de heer Nicolaï zijn houding als hij dit weet?

De heer Nicolaï (VVD):

De groei in het Verenigd Koninkrijk is vooral te danken aan het liberale beleid dat daar zelfs door sociaaldemocratische premiers wordt gevoerd. Dat beleid is liberaler dan het liberale beleid dat soms in Nederland wordt gevoerd. Ook in het Verenigd Koninkrijk nemen de problemen echter toe. Bovendien moet men een zee oversteken voordat men daar is. De Polen kwamen erg gemakkelijk van Duitsland in Nederland terecht. Zij komen minder snel terecht in het Verenigd Koninkrijk.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De liberale markt van Engeland werkt kennelijk, hetgeen de heer Nicolaï zou moeten aanspreken. Die motie slaat dus werkelijk nergens op.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik zou bereid zijn om nog eens over de motie na te denken als een heleboel elementen van het liberale beleid van het Verenigd Koninkrijk in Nederland geïntroduceerd zouden worden. Ik maak hierover tot slot nog één inhoudelijke opmerking. Het liberale van deze stap is namelijk dat het allergrootste doel moet zijn om mensen aan het werk te krijgen. Dat is het meest sociale beleid dat er te verzinnen is. Als een miljoen mensen aan de kant staan, dan moeten zij als eerste op de vacatures worden gezet.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden, hoewel die niet concreet waren. Wij krijgen nog brieven en nota's, maar wat er echt gaat gebeuren, weten wij nog steeds niet.

Over de samenhang tussen migratie en sociale zekerheid reageerde het kabinet wel heel erg kort. Er is alleen een schriftelijke reactie gegeven op mijn voorstel om de WW-uitkering te koppelen aan de werkelijk betaalde premies. Het schriftelijke antwoord was bovendien volstrekt onlogisch. De redenering was dat Nederlanders in het buitenland ook recht hebben op WW over de in Nederland gewerkte jaren. In mijn voorstel hebben zij dat ook. Zij hebben daar langs die weg nog voordeel van ook omdat de WW in Nederland over het algemeen hoger is dan in omringende landen. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op grond van EU-regels gewerkte jaren in een ander EU-land meetellen bij het bepalen van de referte jaren voor de Nederlandse WW;

constaterende dat de hoogte van de premie voor werkloosheidsverzekeringen sterk verschilt tussen EU-landen;Blok

van mening dat het niet rechtvaardig is wanneer een volledige Nederlandse WW-uitkering wordt ontvangen terwijl feitelijk een premie is betaald die gebaseerd was op een lagere uitkering in een ander EU-land;

verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat het betreffende EU-verdrag zodanig wordt gewijzigd dat de uitkering van werkloosheidsverzekeringen wordt gebaseerd op de werkelijk betaalde premies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Blok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(31200 XV).

De heer Omtzigt (CDA):

Deze motie betekent dat een grensarbeider die vanuit Nederland een tijdje in België gewerkt heeft, waar de WW vooral uit de algemene middelen betaald wordt, slechts recht heeft op de helft of een kwart van de WW-uitkering. Dat gebeurt ook als straks in Nederland geen werknemerspremie meer is waarop de uitkering gestoeld kan worden.

De heer Blok (VVD):

De strekking van de motie is dat de uitkering gebaseerd wordt op de werkelijk betaalde premie; dat kan de werkgevers- of de werknemerspremie zijn. Er kan in elk geval niet een hoge Nederlandse WW-uitkering genoten worden terwijl in Polen of welk ander land dan ook jarenlang een veel lagere premie betaald is.

De heer Omtzigt (CDA):

Als die lagere premie in België of Denemarken betaald is, resteert voor die grensarbeider ook een werkloosheidsuitkering die 20%, 50% of 80% onder het Nederlands niveau kan liggen. Dat is de strekking van het VVD-voorstel.

De heer Blok (VVD):

De strekking is dat de uitkering altijd gebaseerd is op werkelijk betaalde premies. Ik kan mij niet voorstellen dat u daar bezwaar tegen heeft.

Het tweede punt dat ik aan de orde heb gesteld, betreft de export van de kinderbijslag. Ik heb gewezen op de hoge uitvoeringskosten en op het frauderisico waar de Sociale Verzekeringsbank zelf ons op heeft gewezen. Mijn volgende motie luidt daarom als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de mogelijkheid tot misbruik van socialezekerheidsregelingen zoveel mogelijk voorkomen moet worden;

constaterende dat het uitbetalen van kinderbijslag en kindertoeslag in niet-EU-landen zeer hoge uitvoeringskosten met zich meebrengt;

constaterende dat de hoogte van de kinderbijslag en kindertoeslag is gebaseerd op de kosten van levensonderhoud in Nederland en daardoor bij uitkering buiten Nederland naar lokale maatstaven een enorm bedrag is en daardoor het risico van fraude groot is;

overwegende dat tegenover de kosten en frauderisico's geen wezenlijke Nederlandse belangen staan;

verzoekt de regering, de export van kinderbijslag en andere kinderregelingen naar niet-EU-landen stop te zetten door middel van het wijzigen en zo nodig opzeggen van de bilaterale verdragen die in dit kader gesloten zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Blok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(31200 XV).

De heer Blok (VVD):

Over de deelname van ouderen op de arbeidsmarkt heeft het kabinet warme woorden gesproken, maar geen enkele concrete maatregel aangekondigd. Daarom heb ik er een aantal vastgelegd in een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen vanaf 45 jaar geconfronteerd worden met vele belemmeringen op de arbeidsmarkt;

voorts overwegende dat het in het belang van de gehele samenleving is wanneer het in dienst nemen en houden van werknemers van 45 jaar en ouder meer gemeengoed zal worden;

verzoekt de regering, voorstellen te ontwikkelen gericht op:

  • - lagere werkgeverslasten voor ouderen, zoals het afschaffen van de werkgeverspremie WW vanaf 55 jaar;

  • - het aanpassen van de loondoorbetalingsplicht bij ziekte voor 65-plussers teneinde de risico's voor werkgevers te verminderen;

  • - het invullen van de voorbeeldfunctie van de overheid, onder meer door gerichte werving van 45-plussers, juist ook in sectoren zoals politie en onderwijs;

  • - het vervangen van het automatisch ontslag op 65-jarige leeftijd in overheids-cao's door individueel maatwerk, gebaseerd op instemming van werkgever en werknemer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Blok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(31200 XV).

De heer Blok (VVD):

Ook op het punt van de zelfstandigen zijn wel mooie woorden gesproken, maar is er geen concrete invulling door het kabinet. Daarom heeft mijn laatste motie daar betrekking op.

De Kamer,Blok

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het verkrijgen en behouden van de status van zelfstandig ondernemer gepaard gaat met veel bureaucratie en onzekerheid;

constaterende dat dit voor zowel zelfstandigen als (potentiële) opdrachtgevers ongewenste belemmeringen opwerpt;

van mening dat deze problemen opgelost kunnen worden door een heldere wettelijke definitie van het begrip zelfstandige zonder personeel (zzp'er);

verzoekt de regering, een heldere wettelijke afbakening van het begrip zzp'er te creëren, waarbij de nu verschillende omschrijvingen binnen de VAR, de Inkomstenbelasting, de btw en het Basisbedrijvenregister gelijkgetrokken worden en daarbij tevens een glijdende schaal te introduceren ter vervanging van het harde urencriterium van 1225,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Blok en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(31200 XV).

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik wil de bewindslieden danken voor hun beantwoording en voor de vele toezeggingen die zij vandaag hebben gedaan. Natuurlijk komen heel veel punten de komende tijd nog terug. Volgende week hebben wij het algemeen overleg over de Polen, in januari het overleg over het AOW-hiaat en ik beloof mevrouw Van Gent in het bijzonder dat wij de komende tijd ook nog over de vrouwen komen te spreken.

Voor ons was de kern van dit debat om nu snel mensen aan de slag te helpen. Daar ging het de afgelopen dagen ook over. Naast loonkostensubsidies zijn daarbij de participatiebanen natuurlijk een heel belangrijk hulpmiddel. De fractie van de Partij van de Arbeid gaat ervan uit dat in de aanvullende wetgeving die de staatssecretaris heeft toegezegd, wordt gerealiseerd dat mensen ten minste het minimumloon gaan verdienen, dat er verplichte scholing aan vastzit en dat zij zo kort mogelijk in een participatiebaan zullen zitten, bij voorkeur niet langer dan een jaar, en dan overgaan naar een regulier arbeidscontract. Ik ga er ook van uit dat de FNV en de VNG nadrukkelijk bij de uitwerking van die aanvullende wetgeving zullen worden betrokken. Wij zullen daar dan verder over komen te spreken.

Ik ben blij dat het misverstand uit de wereld is dat academici binnen het jaar op lbo-niveau zouden moeten gaan werken. Ik vind het ook goed dat wij de komende tijd gaan spreken over een toekomstvisie op de financiering van de werknemersverzekering.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb een vraag over de participatiebanen. Er ligt nu een voorstel bij de Eerste Kamer, maar naar mijn idee is dat toch een beetje trekken aan een politiek dood paard. Mevrouw Hamer wil dat voorstel eigenlijk niet, ik wil het niet, anderen willen het ook niet – ik wijs even naar de kameraadski van de SP-fractie – dus waarom zouden wij daarmee doorgaan? Waarom gaan wij niet verder met het plan van de VNG en de FNV? Er is nu al heel veel mogelijk binnen de bestaande wetgeving, waarmee wij aan de slag gaan. Ondertussen wordt er een nieuwe wet voorbereid die veel beter is dan het broddelwerkje dat nu nog bij de Eerste Kamer ligt te verzuren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb van de staatssecretaris begrepen dat hij als de donder – ik zou bijna zeggen: als de Donner – aan de slag gaat om die aanvullende wetgeving te maken. Deze repareert dat waarmee wij het oneens zijn in het voorstel dat bij de Eerste Kamer ligt. Ik heb mijn criteria genoemd waaraan die aanvullende wetgeving moet voldoen. Bij de uitwerking moeten de FNV en de VNG worden betrokken; hierover zullen wij uiteraard nader komen te spreken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mijn conclusie is dat het wetsvoorstel dat nu bij de Eerste Kamer ligt, een politiek dood paard is. Er moet dus eigenlijk een nieuw voorstel komen. Mevrouw Hamer mag het zeggen zoals zij wil – dat is prima – om de rust een beetje te bewaren. Het moet wel een beetje snel gebeuren, zodat wij aan de slag kunnen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik geloof niet dat de beeldspraak van een dood paard past op wat de staatssecretaris heeft gezegd. Ik ga er wel van uit dat het een heel ander paard wordt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor individuen, voor de werking van de arbeidsmarkt en voor de samenleving als geheel wenselijk is dat elke burger zijn of haar kennis, kunde en talent optimaal benut;

overwegende dat competentietests een goed instrument kunnen vormen om kennis, kunde en talent in kaart te brengen, vooral wanneer een verbinding wordt gelegd met EVC-trajecten, en dit kan bijdragen aan betere doorstroming op de arbeidsmarkt en snellere en duurzamere uitstroom uit uitkeringen;

constaterende dat competentietests bij CWI nu alleen worden aangeboden aan mensen die staan ingeschreven als werkzoekende;

verzoekt de regering, te experimenteren met het aanbieden van CWI-competentietests aan anderen dan werkzoekenden, zoals werknemers, zelfstandigen en potentiële herintreders, en om het effect hiervan op de werking van de arbeidsmarkt in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hamer, Van Hijum en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(31200 XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het in geval van werkloosheid voor ouderen moeilijker is, een nieuwe baan te vinden dan voor jongeren, en dat dit ook geldt voor ouderen die van baan willen wisselen;

overwegende dat in het coalitieakkoord is afgesproken dat aan opsporing en vervolging van discriminatie zichtbaar meer aandacht wordt gegeven;

verzoekt de regering, concrete maatregelen te nemen om leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt te verminderen en de Kamer hierover vóór 1 april 2008 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Omtzigt en Ortega-Martijn. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(31200 XV).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Mevrouw Hamer zei zojuist dat het de afgelopen dagen is gegaan over hoe wij meer mensen aan een baan kunnen helpen. Mij is de afgelopen dagen opgevallen dat de fracties van de PvdA en het CDA het de afgelopen dagen vooral hadden over de komst van de Polen en de problemen die dat met zich meebrengt. Mevrouw Hamer sprak over problemen in de volkshuisvesting en het onderwijs. Het waren hele verhalen, maar zij dient er geen enkele motie over in. Zij zei bijvoorbeeld: u moet afspraken maken met de werkgevers. Dat ben ik niet per se met haar eens, maar dit had zij minstens in een motie kunnen vastleggen. Zij zei ook: kinderen krijgen geen onderwijs en geen lessen om taalachterstanden weg te werken. Waarom heeft zij daarover geen moties ingediend? Heeft zij hier misschien de hele tijd een showtje opgevoerd voor de achterban?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Aan het begin van mijn tweede termijn heb ik gezegd dat er volgende week een algemeen overleg is over de Polen, de Bulgaren en de Roemenen. Al deze punten komen dan uiteraard terug. De minister heeft mij een belangrijke toezegging gedaan: vooraf reageert hij op wat er uit de conferentie van vandaag is gekomen. Vervolgens zullen wij het debat aangaan. Ik heb hier duidelijk mijn signaal afgegeven. Mevrouw Van Gent heeft de heer Donner benoemd tot "chef vrij verkeer"; die uitspraak heb ik ondersteund. Volgende week gaan wij daarover verder spreken. Net zag ik overigens op mijn mail dat de uitkomsten van de Polentop bekend zijn en worden verspreid. Als mevrouw Koşer Kaya denkt dat wij alles oplossen door hier vandaag een motie in te dienen, leeft zij echt in een andere wereld dan ik. Zo gaat dat natuurlijk niet opgelost worden. Wij moeten volgende week echt een uitgebreid debat met elkaar hebben. De minister heeft dezer dagen precies kunnen horen waar de PvdA staat. En u overigens ook.

De voorzitter:

Mevrouw Koşer Kaya mag nog één keer reageren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Niet D66 heeft de hele tijd moord en brand geschreeuwd dat er heel veel problemen waren, maar de PvdA. Ik ben het met mevrouw Hamer eens dat er problemen zijn, los van het feit dat ik vind dat de grens wel degelijk open moet. Daarover verschillen wij ook al van mening. Die principiële gedachte achter al die verdragen van vrij verkeer, draagt mevrouw Hamer ook niet. Zij heeft een enorm punt gemaakt van deze problemen en zij doet niet eens een suggestie om de problemen op te lossen. Laat staan dat zij de minister meegeeft wat hij in de zogenaamde plannen zal opnemen die hij aan haar zal voorleggen. Ik vind het zo'n schande wat hier gebeurt! Namelijk dat mevrouw Hamer niet op zijn minst een motie indient over de achterstanden of de volkshuisvestingsproblemen, maar daar wel de afgelopen week politiek op heeft zitten voeren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik begrijp u werkelijk niet. Het is toch niet zo dat je hier alleen een punt kunt maken als je het vastlegt in een motie? De Handelingen gelden zelfs als onderdeel van de wet. Daar staat alles in wat ik vind. Ik heb gisteren aangegeven dat ik het buitengewoon belangrijk vond dat de minister naar die Polenconferentie ging. Daar heb ik hem toe opgeroepen en daar is hij ook geweest. Ik heb aangegeven waar wij de regiefunctie zien. Ik heb ook aangegeven dat wij de problemen ongelooflijk groot vinden. U en anderen hebben mij allemaal staan interrumperen. U hebt allemaal antwoord gekregen. Wij hebben volgende week een algemeen overleg. Daar voeren wij het debat. Als ik het daarna nodig vind om dingen in een motie vast te leggen, dan hebben wij een VAO en dan leggen wij dingen in moties vast. Als wij een ordentelijke procedure met elkaar afspreken, namelijk volgende week een algemeen overleg, dan ga ik dat debat daar voeren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter.

De voorzitter:

Nee, geen sprake van. U hebt het woord niet en u mag ook niet zomaar het woord nemen. De heer Ulenbelt heeft het woord.

De heer Ulenbelt (SP):

Het mooiste antwoord van mevrouw Hamer aan mevrouw Koşer Kaya was natuurlijk geweest: ik steun de twee moties van de SP. Deze moties vragen precies wat mevrouw Koşer Kaya aan mevrouw Hamer vraagt. Mevrouw Koşer Kaya, let volgende week maar op wat er gebeurt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik geloof niet dat u mij nu iets vraagt, maar dat u mij tot iets oproept. Ik begrijp ook dat u dat van uw kant doet. U kent mij inmiddels een beetje. Ik doe alles op zijn tijd en dan komt het vaak ook wel goed, zo heeft u kunnen merken. Ik voer eerst volgende week het debat en dan zien wij verder.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een paar punten en geen motie. Ik wil iets zeggen over armoedebeleid, begrijpelijke formulieren en handhaving. Allereerst kom ik op armoedebeleid. Ik ben ontzettend blij met de brief die het kabinet heeft gestuurd. Ik snap de twijfel die er her en der bij collega's is over het verstrekken van een budget aan gemeenten in de afwachting dat het goed komt best wel. Volgens mij is dat echter wel de koers die wij nu moeten varen. Als wij het niet kunnen opbrengen om in eerste instantie vanuit vertrouwen te werken, dan komt het nooit recht. Gemeenten kunnen het namelijk op allerlei manieren verkloten. Zij kunnen bijvoorbeeld heel gemakkelijk al het geld kwijtraken aan grote overheadkosten, zoals sommige gemeenten al deden. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat wij mede bewaken dat het geld goed terecht komt.

Op het moment dat dit niet gebeurt, dan heb ik niet alleen de staatssecretaris goed gehoord, maar dan moeten wij ook onze eigen verantwoordelijkheid nemen door te zeggen: wij willen dat die kinderen weer kansen krijgen. Als dat verpest wordt door het gedrag van gemeenten, dan grijpen wij in de vrijheid van gemeenten in. Als dat soms ligt aan het gedrag van ouders die liever een bikini kopen dan hun kind op een sportvereniging te doen – want die ouders ken ik ook – dan grijpen wij in de vrijheid van die ouders in. Zo moeten wij volgens mij met elkaar werken, want dat is wat er aan de hand is. Het is een moeilijk probleem dat niet met een toverstokje valt op te lossen. Iedereen die pretendeert dat het met een toverstokje is op te lossen, liegt want dat is onwaar. Ik heb vertrouwen, maar ik zal zeker bewaken dat de gemeenten het goede doen en anders grijp ik in.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb het niet gehad over een toverstokje. Ik heb gewoon een glashelder amendement ingediend en dat is niet ter dekking van een gouden of anderskleurige bikini.

De heer Spekman (PvdA):

U hebt een amendement ingediend dat precies volgt wat in het boekje over de sportfondsen is geschreven. Ik heb veel contacten gehad met de sportfondsen. Zij bereiken nu 600 kinderen, waar het gaat om lidmaatschap van sportverenigingen. Zij hebben ook niet zomaar de organisatie paraat staan om dat te organiseren. Ik heb veel waardering voor hen en ik vind het dus ook zeer terecht dat zij zijn opgenomen in de brief. Gemeenten waarin sportfondsen actief zijn moeten daar ook zeker gebruik van maken en hun kennis niet terzijde schuiven. Het is echter niet allemaal ineens opgelost als uw amendement wordt gevolgd. Wij moeten juist de kracht van het lokale bestuur volgen samen met al die maatschappelijke organisaties. Zij willen allemaal dezelfde kant op werken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het gaat er mij niet om onderwerpen te claimen, maar voordat u Kamerlid werd, was ik al in de weer met het Jeugdsportsponds. Als wij het beiden een sympathiek voorstel vinden, kunnen wij een concrete stap zetten. Waarom doet u dat gewoon niet? Ik heb uiteraard ook contact opgenomen met het Jeugdsportfonds naar aanleiding van mijn amendement. Men is er dolblij mee.

De heer Spekman (PvdA):

Dat snap ik. Volgens mij is iedere organisatie die zoiets ontvangt blij. Ik wil niet claimen dat ik eerder was. Als wethouder werkte ik van begin af aan ook samen met het Jeugdsportfonds. Feit is wel dat deze 40 mln. extra voortkomt uit de motie-Van Geel die erop gericht is de armoede onder kinderen terug te brengen en ervoor te zorgen dat zij kunnen meedoen, of het nu gaat om een muziekvereniging of een sportclub. Dat doel gaan wij met elkaar realiseren, daar sta ik voor.

Het was de doelstelling van het kabinet dat de belangrijkste overheidsformulieren per 1 september 2007 zouden voldoen aan de richtlijn begrijpelijke formulieren. Het kabinet is hiermee nog lang niet ver genoeg. Het tempo dient op dit punt te worden opgeschroefd. Ook de doelstelling om voorzieningen en regelingen aan elkaar te koppelen, is niet bereikt. Dit hangt voor een deel samen met de problemen bij de Belastingdienst. Als iemand kinderopvang aanvraagt, moet hem automatisch duidelijk worden gemaakt dat mogelijk recht bestaat op kinderkorting en combinatiekorting. De doelstelling om voorzieningen zo veel mogelijk aan elkaar te koppelen, heeft weer te maken met de wens om het gebruik van voorzieningen te stimuleren.

Het amendement over handhaving richt zich niet alleen op Polen, maar op het tegengaan van illegale arbeid en het ontduiken van de Wet minimumloon. Ik heb nog geen concreet voorstel gezien. Wel heb ik voorstellen gezien voor het verdubbelen van boetes. Dat zijn echter allemaal ongedekte cheques. Als wij dit probleem echt serieus nemen, moeten wij werken aan voorstellen die realistisch, haalbaar en uitvoerbaar zijn. Het amendement is uitvoerbaar. Wij doen wat aan de Polen en aan de illegale arbeid en geven daardoor aan mensen die nu langs de zijlijn staan de kans om aan de slag te gaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Sport is een heel mooi onderwerp, maar is de heer Spekman van mening dat het geld ook dient te worden uitgegeven aan de scouting en andere verenigingen en activiteiten die kinderen samenbrengen, zowel in stadswijken, als in dorpen?

De heer Spekman (PvdA):

Voor mij is het cruciaal dat niet de hobby's die wij hier verzinnen centraal staan, maar de hobby's van kinderen. Dat is voor politici soms moeilijk, omdat zij aan bepaalde hobby's gehecht zijn. Wij moeten nu durven kiezen voor kinderen en ervoor zorgen dat ook gemeenten kiezen voor kinderen. Hierop moeten wij toezien, zodat kinderen met trots en plezier door het leven kunnen gaan.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik bedank de bewindslieden voor hun antwoorden. Ik wil drie moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal immigranten uit de nieuwe EU-lidstaten veel groter is dan door het kabinet was voorspeld en dat de immigratie vanuit deze landen oncontroleerbaar is;Fritsma

overwegende dat de massale instroom van Polen en andere Oost-Europeanen grote problemen met zich meebrengt op het gebied van overlast, verloedering van stadswijken, onderwijs, integratie en verdringing op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de openstelling van de arbeidsmarkt voor werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten (zoals Polen) wordt teruggedraaid en tevens te bewerkstelligen dat de Nederlandse arbeidsmarkt niet zal worden opengesteld voor Roemenen en Bulgaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(31200 XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de arbeidsparticipatie van allochtonen dramatisch laag is, dat er door deze groep derhalve een te groot beroep wordt gedaan op sociale voorzieningen en dat deze sociale voorzieningen Nederland te aantrekkelijk maken als vestigingsland;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat immigranten pas na tien jaar legaal verblijf in Nederland een beroep mogen doen op sociale voorzieningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(31200 XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er nog te veel bijstandsfraude wordt gepleegd in de vorm van bijvoorbeeld zwart werken en het ingeschreven staan in een Nederlandse gemeente om bijstand te blijven ontvangen terwijl men feitelijk in het buitenland verblijft;

overwegende dat dit onacceptabel is en dit probleem zo snel mogelijk moet worden opgelost;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat voor bijstandsgerechtigden een dagelijkse meldingsplicht wordt ingevoerd en dat de bijstandsuitkering van mensen die zich niet in persoon bij de sociale diensten melden onmiddellijk wordt gestopt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(31200 XV).

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording van mijn vragen. Ik heb nog twee opmerkingen en zal drie moties indienen. De minister heeft mij er niet van kunnen overtuigen of de no-riskpolis al dan niet een adequaat middel is. Niettemin geef ik de minister de ruimte om te bewijzen dat zijn maatregelen het beoogde effect hebben. Daarom trek ik mijn amendement op stuk nr. 18 in.

De voorzitter:

Het amendement-Ortega-Martijn (stuk nr. 18) is ingetrokken.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Daarnaast heb ik aandacht gevraagd voor de positie van de volledig arbeidsongeschikte nuggers, die op den duur de heffingskorting kwijtraken, terwijl zij op geen enkele manier arbeid kunnen verrichten. Ik heb gevraagd deze inkomensderving te compenseren. Mijn fractie blijft het onrechtvaardig vinden. Daarom vraag ik de minister toe te zeggen dat hij deze doelgroep in ieder geval in kaart brengt en meedeelt wat de consequenties zijn.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ouders zoeken naar een goede balans tussen arbeid en zorgtaken en arbeidstijden hierbij een belangrijke rol spelen;

constaterende dat RWI-onderzoek aantoont dat een half miljoen niet-uitkeringsgerechtigden betaald werk wil verrichten, wanneer aangesloten wordt bij hun wensen over arbeidstijden;

voorts constaterende dat nu niet duidelijk is of banen die via CWI worden aangeboden, in deeltijd of onder schooltijd kunnen worden verricht;

overwegende dat er een Taskforce Deeltijd Plus wordt ingesteld die zich onder andere gaat richten op arbeidsparticipatie en de combinatie met zorgtaken;

van mening dat met de krapte op de arbeidsmarkt gezocht moet worden naar innovatieve manieren om mensen arbeid en zorgtaken te laten combineren;

verzoekt de regering, de Taskforce Deeltijd Plus een pilot schooltijdbanen te laten opzetten,Ortega-Martijn

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn, Hamer en Van Hijum. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(31200 XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijna de helft van de flexwerkers in de WW belandt;

overwegende dat het daarom van belang is dat flexwerkers goed geschoold zijn, zodat zij sterker staan bij het vinden van een nieuwe baan;

overwegende dat flexwerkers binnen een organisatie niet altijd dezelfde scholingsmogelijkheden krijgen aangeboden als vaste medewerkers;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de scholingsmogelijkheden van flexwerkers verbeterd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn, Van Hijum en Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47(31200 XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regeling voor pleegzorgverlof identiek is aan die van adoptieverlof, waarbij het verlof vier weken aaneengesloten dient te worden opgenomen rond de periode van het in huis nemen van het kind,

overwegende dat pleegzorg een ander karakter heeft dan adoptie en dat de zorg zich niet per definitie concentreert rondom het moment van het in huis nemen van het kind,

van mening dat daarom meer flexibiliteit van het pleegzorgverlof gewenst is, waarbij het huidig aantal verlofdagen, gedurende het jaar en verspreid over meerdere jaren opgenomen mag worden,

verzoekt de regering, de bestaande regeling voor pleegzorgverlof overeenkomstig te flexibiliseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ortega-Martijn, Hamer en Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(31200 XV).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben te maken met twee heren in vak K die chefjes zijn van heel wat zaken: chefjes koopkracht, armoede, vrij verkeer en emancipatie. Het lijkt er af en toe op dat zij chef zijn van een leeg filiaal en dan hebben zij dus heel veel in handen. De echte directie zit c.q. de echte handel vindt plaats in de gemeente. Het is toch belangrijk dat wij hier kunnen aansturen. Ik vind dat de bewindslieden iets te veel afschuiven onder het motto dat de gemeente dat allemaal doet en dat zij wel zullen zien waar het schip strandt.

Er is 2 x 40 mln. beschikbaar voor de armoedebestrijding. Wij hebben een brief gekregen, waarmee de heer Spekman dolblij is maar die ik vaag en bureaucratisch vind. Hoe dat geld precies besteed gaat worden, moet nog blijken. Het kabinet gooit 2 maal 40 mln. over de schutting en weet niet wie dat geld zal opvangen en hoe het wordt besteed. Natuurlijk hebben wij ook wel vertrouwen, maar met vertrouwen heb je nog geen vioollessen, een lidmaatschap van een sportclub en ga zo maar door. Er kunnen nog steeds lantaarnpalen gefinancierd worden met dat geld. Ik ben daarop echt niet gerust. Daarom heb ik een amendement ingediend, dat ertoe strekt om nu concreet 10 mln. te besteden aan die kinderen die het moeilijk hebben. Ik doe nogmaals een beroep op de heer Spekman om over zijn schaduw heen te stappen als het erom gaat wie het eerste was. Hij mag zelfs als eerste ondertekenaar onder het amendement staan als hij dat wil. Als wij op die manier het amendement erdoor kunnen krijgen, ben ik blij.

Ik heb een motie voor de onderuitputting op het uitgavenkader van 400 mln., volgens de regels van het kabinet te besteden aan incidentele uitgaven. De uitvoering van de motie kost 200 mln.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de Najaarsnota blijkt dat het uitgavenkader in 2007 met 400 mln. wordt onderschreden;

van mening dat een deel van deze meevaller gebruikt dient te worden om mensen met een laag inkomen dit jaar een extraatje te geven;

verzoekt de regering, mensen met huurtoeslag dit jaar een kerstbonus van € 200 te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(31200 XV).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mijn laatste motie heeft te maken met de participatiebanen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat VNG en FNV recent veelbelovende voorstellen hebben gedaan om meer bijstandsgerechtigden de stap van uitkering naar werk te laten maken;

constaterende dat deze voorstellen deels overlappen met het bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel om mensen met behoud van uitkering te laten werken (wetsvoorstel 30650);

verzoekt de regering, dit wetsvoorstel in te trekken en op basis van de voorstellen van VNG en FNV een nieuw wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in te dienen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(31200 XV).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Hierbij laat ik het. Volgende week komen wij te spreken over de Bulgaren, de Roemenen en de Polen. Ik zie op dit moment geen enkele aanleiding om nu al te zeggen dat bepaalde mensen geen gebruik mogen maken van het vrije verkeer.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. De participatietop is maanden uitgesteld, het ontslagrecht wordt niet gemoderniseerd, de Kamer wil de Oost-Europeanen niet, maar de commissie – in de volksmond de uitstelcommissie – moet er wel komen. De minister heeft gezegd dat dit met spoed zal gebeuren. Ik heb nog geen commissie voorbij zien komen; graag voor de kerst.

Ik wil twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel 65-plussers door willen werken, maar de mogelijkheden daartoe niet goed kennen;

verzoekt de regering, 65-plussers en bedrijven proactief op de mogelijkheden om door te werken te wijzen door een publiekscampagne te starten en een overzichtelijke website te lanceren waarop werknemers van boven de 65 en hun werkgevers kunnen opzoeken hoe zij problemen met het doorwerken kunnen oplossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51(31200 XV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat we 65-plussers naast informeren ook moeten stimuleren door te werken na hun 65ste;

verzoekt de regering het voor 65-plussers mogelijk te maken actief te blijven op de arbeidsmarkt als zzp'er en 65-plussers recht te geven op zowel zelfstandigenaftrek als startersaftrek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52(31200 XV).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Mijn motie over diversiteit zal ik niet indienen. De staatssecretaris heeft op dit punt een toezegging gedaan. Ik houd hem daaraan. Voor nu is mij de toezegging voldoende. Ik hoop dat de bedrijven de talenten ook bij de allochtonen weten te vinden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag de bewindslieden dankzeggen voor hun beantwoording. Ik heb twee moties voorbereid. De eerste motie betrof de functie van de leeftijdsgrens van 65 jaar bij arbeidsovereenkomsten. Daarover is door de minister een brede notitie toegezegd. Die wacht ik af. Daarnaast zijn er allerlei uitspraken van de Kamer die zich op dit aspect richten. De tweede motie die ik heb opgesteld, zal ik indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de uitbetaling van de algemene heffingskorting van de niet of weinig verdienende partner stapsgewijs in 15 jaar met 6 2/3 procentpunt per jaar wordt beperkt, om daarmee de niet of weinig verdienende partner te stimuleren om (meer) te gaan werken;Van der Vlies

constaterende dat chronisch zieken en (arbeids)gehandicapten die geen loon of uitkering genieten door deze maatregel onevenredig worden getroffen, omdat zij vaak niet in staat zijn om (meer) te gaan werken;

van mening dat het beperken van de algemene heffingskorting voor chronisch zieken en (arbeids-) gehandicapten die geen loon of uitkering genieten daarom ongewenst is;

verzoekt de regering, chronisch zieken en (arbeids)gehandicapten die geen loon of uitkering genieten uit te zonderen van (of te compenseren voor) de beperking van de algemene heffingskorting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53(31200 XV).

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de tweede termijn van de kant van de Kamer. Later vanavond en ik hoop niet morgen vroeg, zullen wij de dupliek doen. Wij gaan nu over tot de behandeling van het VAO Zuiderzeelijn.

Ik heet de minister van Verkeer en Waterstaat welkom.

Naar boven