Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 28 november 2007 over de Zuiderzeelijn.

De voorzitter:

Ik herinner iedereen eraan dat het kerstregime geldt: alleen moties indienen en geen interrupties behalve als het kabinet reageert op de ingediende motie.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Ik heb een motie over de Zuiderzeelijn, omdat wij het niet eens konden worden met het kabinet, dat de Zuiderzeelijn niet wil aanleggen. Ook het andere onderdeel is tijdens het AO aan bod geweest.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat een snelle en hoogwaardige treinverbinding tussen het Noorden en de Randstad wenselijk is;

overwegende dat bij de besluitvorming rond de Zuiderzeelijn veel aandacht is besteed aan de kosten en de mogelijkheden om de maatschappelijke baten te vergroten onderbelicht zijn gebleven;

overwegende dat er verwachtingen zijn gewekt en beloftes zijn gedaan;

verzoekt de regering, alsnog te besluiten, de Zuiderzeelijn aan te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(27658).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de besluitvorming rond de Zuiderzeelijn geen grondig onderzoek heeft plaatsgevonden naar een spoorverbinding tussen de Flevolijn en de spoorlijn Amsterdam-Utrecht en dit mogelijk een grote bijdrage kan leveren aan de maatschappelijke baten van een snelle spoorverbinding tussen het Noorden, Oosten, Flevoland en de Randstad;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke bijdrage een spoorverbinding tussen de Flevolijn en de spoorlijn Amsterdam-Utrecht kan leveren en dit uiterlijk 1 maart aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(27658).

Mevrouw Van Gent:

Voorzitter. In de politiek zou ook moeten gelden "een man een man, een woord een woord". Maar als het gaat om die snelle verbinding naar het noorden, moeten wij eigenlijk vaststellen dat dit niet gebeurt. Daarom wil ik nu een motie indienen onder het motto "een vrouw, een man, een woord een woord", want deze motie wordt mede ingediend door de heer De Krom van de VVD-fractie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering heeft besloten, af te zien van investeringen in een snelle spoorverbinding tussen de Randstad en het Noorden (Zuiderzeelijn);

overwegende dat gelet op de verwachtingen die zijn gewekt en de beloftes die zijn gedaan in de loop der jaren, in het bijzonder tijdens de laatste verkiezingscampagne voor de Tweede Kamer door de heren Verhagen, Bos en Rouvoet, de verwachtingen en beloftes moeten worden waargemaakt;Van Gent

overwegende dat met het negatieve besluit van de regering de geloofwaardigheid van de politiek in het geding is;

verzoekt de regering, alsnog te besluiten te investeren in een snelle spoorverbinding tussen de Randstad en het Noorden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en De Krom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(27658).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil graag de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de toezegging van de minister dat de gehele regio betrokken moet zijn bij de regie en uitvoering van het regiospecifiek pakket Zuiderzeelijn;

verzoekt de regering, de regie en zeggenschap over de samenstelling, uitwerking en uitvoering van het Regiospecifiek Pakket neer te leggen bij de regio binnen het wettelijke kader en reeds gemaakte regionale afspraken (pact van Joure),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer en Roefs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(27658).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie steunt het moeilijke besluit van het kabinet wel, maar vindt dat er nog een tandje bij kan; vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om 160 mln. te reserveren voor de spoordriehoek in Noord-Nederland binnen het voor de Landelijke Markt- en Capaciteitsanalyse Spoor aangekondigde pakket van 4,5 mld. voor de periode tot 2020, waarbij wordt gedacht aan maatregelen om intensivering van de treindienst mogelijk te maken, zoals de aansluiting bij Herfte en kosteneffectieve maatregelen om de rijtijden van en naar de Randstad te verbeteren, zoals wachtsporen en het optimaliseren van bogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans, Samsom en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(27658).

Minister Eurlings:

Voorzitter. Wij bevinden ons aan het einde van een lang proces. Na alles wat gezegd is, wil ik het kort houden. Ik roep nogmaals in herinnering dat het coalitieakkoord op dit punt zeer duidelijk is. Er zou een snelle verbinding met het Noorden komen of een alternatief pakket als dat voor de economische structuurversterking beter zou zijn. Ik zeg dit in mijn eigen woorden. Het alternatieve pakket levert zo'n tien keer meer op voor het Noorden. Daarbij zijn er grote financiële vragen rond de aanleg en de exploitatie van de Zuiderzeelijn. Om deze redenen heeft het kabinet in lijn met het coalitieakkoord zijn besluit genomen. Dit coalitieakkoord is in het debat over de regeringsverklaring uitdrukkelijk met de Kamer besproken.

Ik zal de moties langslopen. De heer Roemer gaat in zijn eerste motie nogmaals in op de wenselijkheid van de Zuiderzeelijn. Dit heeft hij in het debat ook nadrukkelijk aan de orde gesteld. De heer Roemer spreekt van verwachtingen en beloftes. Ik heb gezegd dat het coalitieakkoord leidend is. De aanleg van de Zuiderzeelijn is nooit een doel op zich geweest, maar een middel om de economische structuur van het Noorden te versterken. Omdat het alternatief dit veel beter realiseert, moet ik het aannemen van deze motie van de heer Roemer ontraden.

In zijn tweede motie vraagt de heer Roemer de regering te onderzoeken welke bijdrage een spoorverbinding tussen de Flevolijn en de spoorlijn Amsterdam-Utrecht kan leveren, en dit uiterlijk 1 maart aan de Kamer te rapporteren. Ik wil hierop op vriendelijke toon antwoorden. Aan het einde van een lang debat werd de toon op een gegeven moment iets minder vriendelijk. Daarvoor bied ik mijn excuses aan. Ik zeg dit in alle openheid aan de heer Roemer. Het grote verschil in meerwaarde voor het Noorden van het alternatieve pakket zal zeker niet significant veranderen door andere, toekomstige mogelijkheden aan de Zuiderzeelijn te koppelen. De beslissing die wij hebben genomen was niet makkelijk. Wij wilden wel een beslissing nemen, omdat het Noorden het verdient dat wij niet weer uitstellen en dat wij niet weer gaan onderzoeken. De Kamer heeft voor de verkiezingen gezegd dat alles onderzocht is wat onderzocht moest worden. Na het aanvullend structuuronderzoek hoeft niets meer onderzocht te worden. Het verschil in baten voor het Noorden is erg groot. Ik denk aan de kosten van de Betuweroute, waaronder de 2 mld. voor de inpassing. De heer Flyvbjerg, die zo vaak is aangehaald in het kader van de TCI, benoemt nog eens 1 mld. risico. De 1,1 mld. voor in het Noorden verandert hier niet door. Ik ontraad aanneming van de motie, omdat anders toch weer een traject wordt ingegaan van meer onderzoek, uitstel en nog niet beslissen. Nogmaals, in mijn opinie zal dit niet significant het grote verschil tussen het alternatief en de Zuiderzeelijn kunnen veranderen. Ik snap overigens de goede bedoeling van de indiener.

De heer Roemer (SP):

Ik heb juist de koppeling met de Zuiderzeelijn bewust losgelaten, omdat ik denk dat dit stuk spoor te allen tijde relevant is, ook indien er gebruikt wordt gemaakt van alternatieven zoals het kabinet die voorstelt. Het kan voor de verbinding tussen Almere en het zuidelijk deel van de Randstad, ook richting Brabant, een enorm voordeel hebben. Daarom heb ik het bewust losgekoppeld van de Zuiderzeelijn. Ik hoop dat de minister dat in zijn reactie wil overwegen.

Minister Eurlings:

Dan lijkt het mij beter als de heer Roemer deze motie aanhoudt. Wij hebben het hier namelijk nadrukkelijk over de Zuiderzeelijn. Binnenkort, uiterlijk begin volgend jaar, komen wij te spreken over de Flevolijn. Dan is dat wellicht het moment waarop ik er ook zelf nogmaals ingedoken ben en op basis van de LMCA's de heer Roemer hier van een goed antwoord kan voorzien. Ik vraag de heer Roemer zijn motie aan te houden.

Voorzitter. Ik kom nu op de motie van mevrouw Van Gent en de heer De Krom. Ook hierin wordt weer opgeroepen om de Zuiderzeelijn alsnog aan te leggen. Ik ontraad het aannemen van deze motie, om de redenen die wij urenlang met elkaar hebben bediscussieerd en die ik zojuist ook in repliek op de eerste motie van de heer Roemer heb vermeld.

De leden Cramer en Roefs noemen in hun motie de toezegging van de minister dat de gehele regio betrokken moet zijn bij regie en uitvoering van het regiospecifiek pakket Zuiderzeelijn. Zij verzoeken mij om de regie en zeggenschap over samenstelling, uitwerking en uitvoering van het regiospecifiek pakket neer te leggen bij de regio. Er staat nadrukkelijk bij dat dit binnen het wettelijk kader en reeds gemaakte afspraken moet gebeuren, het zogenaamde pact van Joure.

In het algemeen overleg heb ik al nadrukkelijk gezegd dat ik in deze lijn wil meegaan. Ik vind het van belang dat de regio zelf zoveel mogelijk kan beslissen. Ook heb ik toen gezegd dat wij niet in een situatie moeten belanden waarin rondom de beslissingen van de regio wij weer te maken krijgen met het CPB, scans en allerlei moeilijkheden, waardoor de uitvoering niet snel kan plaatsvinden of zich andere hobbels voordoen. Verder heb ik toen gezegd dat als de regio zelf efficiënt de planvorming kan doen geschieden, de meeropbrengsten ook in het pakket blijven en dus voor de regio. Dan lekt er geen geld weg. Ik zeg dit alles hier nogmaals nadrukkelijk.

Ik kan hiermee instemmen en deze motie als ondersteuning van mijn lijn aanbevelen onder een aantal voorwaarden. De eerste is dat ik de motie zo kan lezen dat er in deze lijn geopereerd wordt. De tweede is dat ik kan aannemen dat er heel veel wordt gedaan met mobiliteitsfondsen waarbij de regio sowieso zelf beslist. De derde betreft de wettelijke kaders. Bij het hoofdspoorwegennet of het hoofdwegennet ben ik het bevoegd gezag. Ik heb de verantwoordelijkheid, maar oefen die natuurlijk in goed overleg met de regio's uit. De vierde is dat wij daar waar het kan en de regio het wil de regio planstudies laten uitvoeren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Over de motie die ik samen met de heer De Krom heb ingediend, is het hele Noorden het eens: er moet dik 2 mld. worden geïnvesteerd in een snelle ov-verbinding met het Noorden. Over het Pact van Joure is hevige discussie ontstaan in het Noorden. Waarom ontraadt u een motie waarover het hele Noorden het eens is, en waarom omarmt u een motie waarover in het Noorden al wordt gediscussieerd? Wie maakt het uiteindelijk uit? Gaan wij discussiëren tot Sint-juttemis om het eens te worden?

Minister Eurlings:

In het algemeen overleg heb ik gezegd dat ik er vertrouwen in heb dat in de constructieve lijn waarmee maandenlang met het Noorden is overlegd, met het Noorden op korte termijn tot een definitief bestuursakkoord kan worden gekomen. Daar zal ik mijn best voor doen. Natuurlijk is er altijd discussie, ook over de Zuiderzeelijn. Wat in de motie wordt gevraagd, is alsnog te investeren in een snelle spoorverbinding tussen de Randstad en het Noorden. Op basis van de structuurversterkende werking van het alternatieve pakket, in het kader van de grote risico's die er zijn in de exploitatie en de aanleg, is dit niet de lijn van de regering. Ik ontraad de motie derhalve. Een behoorlijk deel van het geld zal neerslaan in regionale mobiliteitsfondsen die door de regio zelf worden ingevuld. Op een paar vlakken kom je tot een pakket van grote hoofdwegen die je sowieso gaat doen. Ik neem mij voor zo snel mogelijk met de regio in gesprek te gaan en te proberen zo snel mogelijk een bestuursakkoord te bereiken. Ik licht de Kamer daarover zo spoedig mogelijk in.

Ik kom toe aan de laatste motie van de heren Koopmans, Samsom en Cramer. Het bod van 2 mld. vind ik zeer serieus. In het algemeen overleg over de Zuiderzeelijn heb ik aangegeven dat ook door de gesprekspartners uit het Noorden is gezegd dat zij, hoewel zij die lijn liever hadden, dit bod serieus vinden. De indieners willen 160 mln. extra. Ik heb daarvan gezegd dat ik er niet afwijzend tegenover sta, wat wel van het dictum afhangt. Ik vind dit dictum begrijpelijk, maar het zal nog een hele krachttoer worden, mocht de motie worden aangenomen. Ik laat de motie over aan het oordeel van de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven