Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 35, pagina 2780-2785 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | nr. 35, pagina 2780-2785 |
Noot 1 (zie blz. 2708)
Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkengelegenheid op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2008 (31 200-XV)
Vraag van het lid Ulenbelt (SP):
Herbeoordeelden die niet via een brugbaan aan het werk komen, moeten worden herbeoordeeld op basis van het «oude» Schattingsbesluit. Wat is uw mening?
In oktober 2004 is het «oude» Schattingsbesluit vervangen door het aangepaste Schattingsbesluit. Daarbij is een overgangsmaatregel getroffen die inhoudt dat het «oude» Schattingsbesluit van toepassing blijft voor mensen ouder dan 50 jaar. Onlangs is deze leeftijdsgrens verlaagd naar 45 jaar.
Het voorstel van de SP is geen overgangsmaatregel maar betekent een structurele wijziging. Blijvend zouden er twee verschillende regimes gaan gelden: één voor degenen die na een brugbaan niet aan het werk zijn gekomen (voor hen geldt het «oude» Schattingsbesluit), en één voor de overige arbeidsongeschikten (voor hen geldt het aangepaste Schattingsbesluit).
Het feit dat iemand een brugbaan heeft uitgeoefend kan niet rechtvaardigen dat hij volgens soepeler criteria wordt herkeurd dan iemand die daar nog niet toe in de gelegenheid is gesteld.
Vraag van het lid Karabulut (SP):
Kan de regering garanderen dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting per 1-1-2009 wordt ingevoerd?
De TK heeft ingestemd met het Belastingplan 2008. Hierin is aangekondigd dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting in 2009 wordt ingevoerd. Gezien dit besluit heeft de Belastingdienst voldoende tijd om haar systemen gereed te maken voor de introductie van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat de inkomensafhankelijke combinatiekorting in 2009 een feit zal zijn.
Vraag van het lid Karabulut (SP):
Wat gaat de staatssecretaris doen om het niet-gebruik binnen 2 jaar terug te dringen?
Bij brief van 5 juni 2007 heeft de staatssecretaris aangegeven welke activiteiten in gang zijn gezet om er voor te zorgen dat mensen die dat willen, daadwerkelijk gebruik maken van de regelingen.
Activiteiten liggen op vier terreinen: bestandskoppeling, vereenvoudiging, voorlichting en ondersteuning. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met de VNG om het niet-gebruik terug te dringen. Onder meer worden gemeenten gestimuleerd om samen te werken met voedselbanken om bezoekers te wijzen op gemeentelijke regelingen.
Vraag van het lid Karabulut (SP):
Arme ouderen horen niet in de bijstand. De SVB zou de aanvullende bijstand uit moeten voeren. Graag een reactie.
In zijn brief van 19 november jl. heeft de staatssecretaris een aantal voorstellen gedaan met betrekking tot ouderen met een onvolledige AOW-opbouw. Een van deze voorstellen is te voorkomen dat ouderen met een onvolledige AOW geen aanvullende bijstand aanvragen. Het aantal gemeenten dat de aanvullende bijstand laat uitvoeren door de SVB groeit.
In zijn brief heeft de staatssecretaris aangegeven, dat hij wil bevorderen dat gemeenten de SVB mandateren om de aanvullende bijstand te laten uitbetalen. Op 17 januari a.s. heeft uw Kamer een algemeen overleg gepland. De staatssecretaris zal dan verder over deze kwestie met uw Kamer van gedachten wisselen.
Vraag van het lid Ulenbelt (SP):
Het BPV&W, de vraagbaak voor verzekerden en werk dreigt te verdwijnen. Waarom wil de minister hier van af?
Het kabinet ondersteunt het belang van specifieke informatievoorziening over gezondheid, werk en verzekeringen. Deze informatievoorziening dient echter onderdeel te zijn van het reguliere takenpakket van medewerkers in de SUWI-keten. Op dit moment is de keten van werk en inkomen op het punt van persoonlijke advisering nog in ontwikkeling. Het BPV&W en het WAO-café kunnen aan deze ontwikkeling een bijdrage leveren.
Tijdens het Algemeen Overleg op 22 november jl. heb ik toegezegd dat het BPV&W samen met het WAO-café een subsidieaanvraag kan indienen voor 2008.
Vraag van het lid Van Hijum (CDA):
Premiedifferentiatie in de WW kan bijdrage leveren aan voorkomen werkloosheid. Wanneer kan de Kamer een voorstel van de minister tegemoet zien?
Tijdens het spoeddebat over ontslagen bij Unilever heb ik toegezegd dat ik de Kamer in het voorjaar van 2008 zal inlichten over de vraag op welke wijze begeleiding van werk naar werk het beste kan worden bevorderd. Daarbij zal ik premiedifferentiatie in de WW betrekken.
Vraag van het lid Van Hijum (CDA):
Wachtlijstproblematiek Wsw. Klopt het dat UWV maar een half jaar vergoedt van Wajonger bij een sw-bedrijf?
Met de wetswijziging Wsw, waarmee uw Kamer onlangs heeft ingestemd, wil de staatssecretaris regelen dat het mogelijk wordt om re-integratiemiddelen in te zetten om Wsw-geïndiceerden op de wachtlijst te activeren in afwachting van een met Wsw-middelen gefinancierde aangepaste arbeidsplaats. Dit betreft zowel re-integratiemiddelen van gemeenten (werkdeel WWB) als re-integratiemiddelen UWV. Het betreft hier een mogelijkheid waarvan gemeenten en UWV gebruik kunnen maken. De staatssecretaris is niet voornemens om deze mogelijkheid verder landelijk in te vullen. Dit is in strijd met de beleidsvrijheid van gemeenten en de ruimte voor UWV om re-integratie op maat te kunnen inzetten voor de groepen waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
Vraag van het lid Van Hijum (CDA):
Ligt het niet voor de hand om de REA-scholingsinstituten in het onderwijsdomein te plaatsen?
De activiteiten van de REA-scholingsinstituten zijn een combinatie van scholing en re-integratie. Omdat de bestaande kaders binnen OCW onvoldoende ruimte laten voor hun activiteiten worden deze vooralsnog gefaciliteerd via de subsidieregeling Scholing jonggehandicapten met ernstige scholingsbelemmeringen. Daarbij is plaatsing op de arbeidsmarkt door middel van scholing een belangrijk doel. Ik heb in mijn brief van 6 november 2007 (Kamerstukken 2007/08, nr. 29 461, nr. 38) aangekondigd medio 2008 een onderzoek naar de Kamer te sturen naar de potentiële groei van de markt waar de subsidieregeling voor geldt, waarbij ook de effectiviteit en de efficiency van de instituten betrokken zal worden.
Vraag van het lid Van Hijum (CDA):
Het CDA wil de levensloopregeling aantrekkelijker maken. Het CDA denkt aan een individuele spaarfaciliteit voor periodes van lagere inkomsten. In welke richting denkt de minister?
Een voorziening gericht op situaties van inkomensderving in plaats van op verlof, zoals momenteel het geval, is een van de mogelijke uitwerkingen van de huidige levensloopregeling die wordt betrokken bij de verkenning die in de begroting is aangekondigd. Een ruimer opgezette regeling kan het gebruik daarvan aantrekkelijker maken, maar zal dan ook hogere kosten met zich meebrengen. Dit zal moeten worden meegenomen in de afweging van de verschillende wijzen waarop de levensloopregeling verder kan worden vormgegeven. Ook zal moeten worden afgewogen dat een algemene regeling voor inkomensderving het risico in zich bergt dat de levensloopregeling wordt gebruikt als aanvulling op de loondoorbetaling bij ziekte of werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dan zou een – door de overheid gesubsidieerde – regeling de financiële prikkels ongedaan dreigen te maken die bewust in de sociale zekerheid zijn ingebouwd. Toetssteen bij de vormgeving is onder meer het effect op de arbeidsparticipatie. Voorjaar 2008 zal het kabinet besluiten over de verdere koers van de levensloopregeling.
Vraag van het lid Omtzigt (CDA):
Kunt u er voor zorgen dat de Nibud-module «Overzicht inkomensondersteunende maatregelen» voor 1 maart 2008 publiekelijk beschikbaar is?
Zoals u kunt zien op www.berekenuwrecht.nl is de Nibud site al sinds 27 september 2007 voor een ieder vrij toegankelijk.
Vraag van het lid Omtzigt (CDA):
Waarom is er geen hogere vrijwilligersbijdrage voor mensen in de bijstand? De vrijwilligersbijdrage moet niet meetellen bij de bijzondere bijstand en de TBU. Hoe staat het met deze toezegging?
De WWB sluit wat betreft de vrijlating van de onkostenvergoeding van vrijwilligers aan bij de belastingwetgeving. Als vrijwilligerswerk wordt verricht in het kader van een re-integratievoorziening, dan wordt de vergoeding tot € 150,- per maand (met een maximum van € 1 500,per jaar) vrijgelaten. Voor vrijwilligerswerk dat in een ander kader wordt verricht, geldt een vrijlating van € 95 per maand, met een maximum van € 764 per jaar. Dit biedt gemeenten goede mogelijkheden voor het leveren van maatwerk. Ik zie vanuit de WWB dan ook geen aanleiding tot uitbreiding van de vrijwilligersvergoeding en loskoppeling van de belastingwetgeving.
Als de vrijwilliger niet meer dan € 150 per maand en € 1 500 per jaar ontvangt, is de vrijwilligersvergoeding onbelast en telt deze niet mee voor de teruggaaf in het kader van de TBU. De vaststelling van de draagkracht in het inkomen van de belanghebbende voor de bijzondere bijstand is een bevoegdheid van gemeenten. Zij kunnen zelf bepalen welk deel van de middelen van de belanghebbende in aanmerking wordt genomen.
Vraag van het lid Omtzigt (CDA):
Is de minister bereid te bezien of de hardheidsclausule kan worden toegepast en of de regeling kan worden aangepast voor – de ingezetenen buiten Nederland die een AOW uitkering ontvangen en – de mensen die door het bruto-netto traject als gevolg van een bijstandsuitkering voor de regeling niet in aanmerking komen.
De Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening is op verzoek van de Tweede Kamer tot stand gekomen en beoogt tegemoet te komen aan de gevoelens van onrecht als gevolg van het ontbreken van een recht op een deel van het opgebouwde pensioen van de ex-partner. Er is gekozen voor een regeling, die aangrijpt op de kwetsbare positie van ouderen die zijn gedupeerd vanwege het feit dat hun echtscheiding heeft plaatsgevonden vóór 27 november 1981. Op scheidingen na die datum is bestaande regelgeving van toepassing.
De Sociale Verzekeringsbank voert de regeling uit. Volgens opgave van de SVB zijn er tot 15 november 22 239 tegemoetkomingen toegekend en uitbetaald. In de regeling zijn duidelijke criteria opgenomen om de groep rechthebbenden af te bakenen. Gekozen is voor een regeling die het minst bezwaarlijk is vanuit het oogpunt van maatschappelijke aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid. Het kabinet realiseert zich dat de regeling daardoor grofmazig is. Dat is onvermijdelijk, anders is zij onuitvoerbaar. Er zijn goede redenen waarom de regeling is beperkt tot Nederlands ingezetenen. Bij de uitwerking is bewust gekozen voor een eenmalige, eenvoudig uitvoerbare regeling met een beperkte werkingssfeer. Door de koppeling aan Nederlands ingezetenschap is de inkomenstoets daadwerkelijk uit te voeren. Vooral het onderzoek door de SVB naar de andere inkomstenbestanddelen, de vraag of sprake is van echtscheiding voor 27 november 1981 en de vraag of men niet reeds pensioen-verevening heeft gehad, is moeilijk uit te voeren als er geen sprake is van Nederlands ingezetenschap. Men moet daarbij rekening houden met het volgende. Inkomsten in het buitenland die niet onder het Nederlandse belastingregime vallen, zijn doorgaans niet bekend. Daardoor is niet zondermeer vast te stellen of iemand voldoet aan de inkomensvoorwaarde. Het is dan moeilijk te controleren of er sprake is geweest van additioneel inkomen of pensioen op de peildatum. Het is verder moeilijk vast te stellen wat de rechten zijn als gegevens over het verleden moeten worden opgediept uit de administratie van een ander land. Ook worden niet overal dezelfde gegevens bijgehouden bij voorbeeld door de verschillen in de sociale zekerheidssystemen per land. Daardoor duurt het soms jaren voordat de SVB een compleet beeld heeft van de pensioenopbouw. Gelet hierop zou schrappen van de beperking tot ingezetenschap leiden tot zeer hoge uitvoeringslasten zonder dat de garantie bestaat dat dit resultaat oplevert. Er is ook nog een juridisch probleem. Uitbreiding van de doelgroep met in het buitenland-wonenden met een zekere band met Nederland is in het algemeen risicovol vanwege de mogelijkheid dat de uitkering wordt gezien als een exporteerbare uitkering in de zin van de Europese toepassingsverordeningen en/of Verdragen inzake sociale zekerheid. Beperkingen naar nationaliteit, woonplaats e.d. zouden op grond daarvan niet gesteld mogen worden (andere nationaliteiten of woonlanden worden gelijk gesteld). Het risico van onbedoeld gebruik, doordat personen die geen enkele band met Nederland hebben (gehad) een aanvraag kunnen doen, neemt daarmee toe. Het is verder inderdaad zo dat een specifieke groep door de technische vormgeving van de regeling niet in aanmerking voor de uitkering komt.
Het gaat hierbij om de mensen die op de peildatum van 1 juli 2007 aan bijna alle voorwaarden voldeden (en dus 65 of ouder zijn), maar op de peildatum van de inkomenstoets (1 juli 2005) nog niet AOW gerechtigd waren en van de gemeente een bijstandsuitkering ontvingen of een andere uitkering op minimum niveau. Door de premieheffing volksverzekeringen die in de bijstandsuitkering is besloten, komt het bruto inkomen hoger uit dan het drempelbedrag van 12 822 euro, wat overeenkomt met 110% AOW voor een ongehuwde, en kwalificeren zij zich niet voor de regeling. Ten eerste geldt dat er goede redenen zijn geweest om bij de inkomenstoets uit te gaan van de situatie per 1 juli 2005. Uitgaan van de gegevens per 1 juli 2007 is niet mogelijk omdat aan de hand van die gegevens per 1 juli 2007 het inkomen over 2007 niet kan worden bepaald. Voorts is het inkomen voor 2007 door de betrokkenen nog te beïnvloeden. Dat geldt ook voor het inkomen voor 2006. Er kon niet worden uitgegaan van de gegevens op 1 juli 2006 omdat de Belastingdienst de aanslag voor de inkomens voor 2006 nog niet definitief heeft vastgesteld. Daarom is voor inkomenstoets uitgegaan van de gegevens per 1 juli 2005. Ten tweede is niet uitgesloten dat de mensen ook bij toetsing aan het inkomen op 1 juli 2007 buiten de boot vallen omdat ze naast de AOW ook een aanvullend pensioen hebben.
Ten derde zullen er weer andere mensen buiten de boot vallen als we de regeling gaan aanpassen. Voor een oplossing zijn twee mogelijkheden aanwezig: a. Er zou voor deze groep kunnen worden uitgegaan van een inkomstentoets per 1 juli 2007 in plaats van per 1 januari 2005. Daaraan zijn de volgende nadelen verbonden.De uitvoering van de regeling voor de SVB wordt veel complexer. De SVB moet dan met voorschotten en definitieve aanslagen gaan werken. De uitvoering wordt daarmee meerjarig met een disproportionele toename van de kosten. Er wordt dan in de regeling een inkomenstoets geïntroduceerd die thans nog te beïnvloeden is. b. Een alternatieve mogelijkheid is om uit te gaan van een andere inkomensnorm. Maar als wordt gedacht aan een criterium als bij voorbeeld 110 % van de bijstanduitkering dan gaat het naar onze schattingen om maximaal 6000 gevallen zodat met een dergelijke uitbreiding van de regeling een bedrag is gemoeid van ca. 27 miljoen extra. Daarbij moet ook worden gelet op uitstraling naar andere regelingen. Het komt vaker voor dat inkomensafhankelijke regelingen verschillend uitwerken voor mensen onder en boven 65 jaar. Dit betekent dat we extra voorzichtig moeten zijn bij aanpassingen. Bij de zorgtoeslag wordt uitgegaan van hetzelfde verzamelinkomen, waardoor de toeslag voor iemand die jonger is dan 65 jaar lager is dan de toeslag voor iemand ouder dan 65 jaar. De conclusie is dan ook dat beide varianten bezwaarlijk zijn en zullen leiden tot een mogelijk omvangrijk budgettair beslag waarvoor thans geen dekking aanwezig is.
Vraag van het lid Nicolaï (VVD):
De VVD vindt dat ontheffing sollicitatieplicht 57+ers in WWB onaanvaardbaar veel voorkomt. Graag uw reactie hierop.
Het betreft een groep die onder de oude bijstandswet categoriaal vrijgesteld was van een arbeidsverplichting. Met de invoering van de WWB is de categoriale vrijstelling vervallen. De staatssecretaris gaat ervan uit dat gemeenten bij de huidige arbeidsmarkt en gezien de financiële prikkels in de WWB deze groep beter zullen (re)integreren. Overigens is bij maar 8% van de personen met een ontheffing de hoge leeftijd de reden voor de ontheffing. Andere redenen voor een ontheffing zijn bijvoorbeeld fysieke en psychische belemmeringen.
Vraag van het lid Nicolaï (VVD):
De VVD stelt voor om alleen aan WAO-gerechtigden die volledig én duurzaam arbeidsongeschikt zijn, de uitkeringsverhoging naar 75% van het (vervolg)dagloon te verstrekken.
nmiddels is het wetsvoorstel inzake verhoging van de uitkering door de Tweede Kamer aanvaard en wordt hierover volgende week gestemd in de Eerste Kamer. Volledig WAO-gerechtigden zijn inmiddels al enkele jaren arbeidsongeschikt. Bovendien zijn zij, als zij jonger zijn dan 45 jaar, herbeoordeeld op basis van het aangepaste, scherpere Schattingsbesluit. Zij hebben daarom, evenals IVA-gerechtigden, niet tot nauwelijks een kans op werkhervatting. Het is dan ook rechtvaardig om ook niet-duurzaam volledig WAO-gerechtigden aanspraak te geven op een uitkering van 75% van het (vervolg)dagloon.
Vraag van het lid Nicolaï (VVD):
Wat doet het kabinet om de wachtlijsten in de kinderopvang weg te werken?
OCW is verantwoordelijk voor het kinderopvangbeleid. Kinderopvang behoort tot de portefeuille van de Staatssecretaris van Onderwijs, mw. Dijksma.
De Staatssecretaris van OCW heeft op 18 september jl. een plan van aanpak naar de Tweede Kamer gestuurd met maatregelen voor de korte en de lange termijn, waarmee wachtlijsten bij de buitenschoolse opvang kunnen worden teruggedrongen (kamerstukken II 2007/08, 28 447 en 31 070, nr. 147).
Vraag van het lid Nicolaï (VVD):
Wat vindt de minister van doorrekening belastingplan waaruit blijkt dat het nauwelijks aantrekkelijker is geworden om (harder) te gaan werken?
De bestrijding van armoedeval is een lastige zaak. Hierbij moet telkens een afweging worden gemaakt tussen de bestrijding van de armoedeval, een evenwichtige inkomensontwikkeling en het streven naar gezonde overheidsfinanciën. Uit mijn brief van 11 december over de armoedeval en marginale druk, blijkt dat wel degelijk verbeteringen worden gerealiseerd. Maatregelen als de inkomensafhankelijke arbeidskorting en inkomens-afhankelijke aanvullende combinatiekorting zorgen de komende jaren voor een duidelijke verbetering van de financiële prikkel om werk te aanvaarden.
Verdere substantiële verbetering van de arbeidsmarktprikkels vraagt om een fundamentele heroverweging van de negatieve invloed van inkomens afhankelijke regelingen op de arbeidsparticipatie en daardoor van de noodzaak voor inkomensondersteuning. Dit blijft echter een complex vraagstuk waarbij oplossingen niet voor het oprapen liggen. De verbetering van de armoedeval verdient dan ook de constante aandacht.
Vraag van het lid Nicolaï (VVD):
De VVD pleit ervoor dat WW’ers die elders vanuit de EU komen alleen WW krijgen op basis van de werkelijk betaalde premies en verzoekt de minister daartoe het EU-verdrag te wijzigen. (D.w.z. Pool die 10 jaar in Polen en 1 jaar in NL werkt, mag geen «Nederlandse» WW krijgen op basis van 11 jaar «Nederlandse» premie.)
Het EG-Verdrag schept de voorwaarden voor het vrij verkeer van werknemers binnen Europa. Dit is essentieel voor het ontstaan van een gemeenschappelijke Europese arbeidsmarkt.
Veel Europese werkloosheidsverzekeringen kennen een opbouwkarakter. Om een «breuk» in de opbouw te voorkomen, regelt het EG-Verdrag dat arbeidsverleden in de ene EU-lidstaat meetelt voor een uitkeringsrecht in een andere lidstaat. Dit is gunstig voor bijvoorbeeld een Poolse werknemer die in Nederland werkloos wordt en voldoet aan de voorwaarden voor het recht op WW. Het arbeidsverleden in Polen telt immers mee voor referte-eis van de Nederlandse WW. De samentellingsregeling is echter net zo gunstig voor de Nederlandse werknemer die een deel van zijn werkzame leven in bijvoorbeeld Duitsland of Zweden doorbrengt.
De samentellingsregeling beschermt werknemers uit de EU-lidstaten wanneer zij het recht op vrij verkeer uitoefenen. Dat is niet alleen in het belang van bijvoorbeeld Poolse werknemers, maar van werknemers uit alle Europese lidstaten en van het Europese bedrijfsleven. Bovendien heeft Nederland zich als EU-lid verbonden aan het EG-Verdrag; een wijziging van het EG-Verdrag op dit punt is niet aan de orde.
Vraag van het lid Nicolaï (VVD):
Stel werkgevers vrij van WW-premie voor werknemers ouder dan 55 jaar. Dit scheelt circa € 1000 per jaar aan loonkosten. Financiering kan gevonden worden in een geringe verhoging (€ 100 per jaar) van de werkgeverspremie voor jongere werknemers.
Tijdens het spoeddebat over ontslagen bij Unilever heb ik toegezegd dat ik de Kamer in het voorjaar van 2008 zal inlichten over de vraag hoe de vormgeving van de premieheffing kan worden ingezet om de participatie van oudere werknemers te bevorderen. Daarbij zal ik ook het instrument van premievrijstelling betrekken. Overigens wijs ik erop dat ouderen nu al zijn vrijgesteld van de basispremie WAO/WIA en dat dus al gebruik gemaakt wordt van dit instrument.
Vraag van het lid Blok (VVD):
De VVD-fractie wil minder rompslomp voor zelfstandigen. Zij stelt voor om de definitie voor zelfstandige te uniformeren in de inkomstenbelasting, het bedrijvenregister en de BTW.
Verder verzoekt de VVD te regelen dat de VAR niet ieder jaar opnieuw moet worden aangevraagd.
Het kabinet waardeert de inzet van de VVD-fractie voor de bevordering van ondernemerschap. Hiermee ondersteunt de VVD het kabinetsbeleid. Het kabinet komt binnenkort met een brede notitie over het stimuleren van ondernemerschap.
Op ditzelfde moment wordt de evaluatie van de Wet uitbreiding rechtsgevolgen VAR afgerond. Het kabinet zal deze evaluatie zo spoedig mogelijk aan de Kamer zenden. Voor deze evaluatie zijn opvattingen uitgevraagd van VAR-aanvragers, van opdrachtgevers en stakeholders, waaronder zelfstandigenorganisaties.
Het algemene beeld over de VAR is positief, maar er zijn ook aandachtspunten, waaronder de jaarlijkse aanvraag en de risico’s op oneigenlijk gebruik door schijnzelfstandigen. Ik wil de evaluatie graag met u bespreken.
Vraag van het lid Hamer (PvdA):
Wil de minister het CPB een verkennende notitie laten opstellen over premiedifferentiatie WW.
Tijdens het spoeddebat over ontslagen bij Unilever heb ik toegezegd dat ik de Kamer in het voorjaar van 2008 zal inlichten over de vraag op welke wijze begeleiding van werk naar werk het beste kan worden bevorderd. Daarbij zal ik ook premiedifferentiatie in de WW betrekken.
Vraag van het lid Hamer (PvdA):
Kan het kabinet reageren op het voorstel om te werken met quota voor vrouwen in de top van het bedrijfsleven, n.a.v. debat over emancipatiebeleid.
Eerdere ervaringen met quota in het personeelsbeleid van bedrijven zijn weinig succesvol gebleken. Er valt ook minder goed in te zien op welke wijze de handhaving kan worden verzekerd. Maar zoals u weet is het emancipatiebeleid bij de formatie van dit kabinet overgegaan van mij naar de minister van OCW. Ik zal deze vraag dan ook naar mijn collega doorspelen.
Vraag van het lid Hamer (PvdA):
Geldt in het kader van de Postwet bij stukloon, indien de norm wordt gehaald, tenminste het minimumloon?
De postbedrijven hebben aangegeven dat zij hun beloningssystemen zo zullen aanpassen, dat bezorgers die aan de normen voldoen minimaal het minimumloon verdienen.
De Arbeidsinspectie gaat dit de komende maanden monitoren. In het tweede kwartaal ga ik samen met de staatssecretaris van Economische Zaken bezien hoe het proces tussen sociale partners verloopt en wat het resultaat is van het onderzoek door de Arbeidsinspectie.
Hierover wordt u voor de zomer van 2008 geïnformeerd. Als de bevindingen daartoe aanleiding geven zal het kabinet maatregelen bekend maken.
Vraag van het lid Hamer (PvdA):
Markt persoonlijke dienstverlening – hoofdlijnen meenemen in hoofdlijnenbrief participatiebanen?
Het kabinet heeft in de kabinetsreactie «Huis houden op de markt 2» aangegeven de mogelijkheden te onderzoeken voor een experiment met een premievrije zone voor kleine en/of korte baantjes. Gebleken is dat mensen met een dergelijk dienstverband nauwelijks aanspraak maken op de sociale verzekeringen (er wordt € 100 miljoen aan premies afgedragen, terwijl er maar voor € 5 miljoen door deze groep aanspraak wordt gemaakt op uitkeringen). Het kabinet wil eerst een experiment met een premievrije zone aangaan, vanwege de risico’s op het gebied van sociaal onverzekerd zijn van een deel van de beroepsbevolking en het opknippen van grotere banen in kleine baantjes. Het kabinet wil de uitkomsten van dit experiment afwachten, voordat vervolgstappen worden ondernomen.
Vraag van het lid Fritsma (PVV):
Is het kabinet bereid de WWB zodanig aan te passen dat EU-burgers geen recht meer hebben op bijstand?
Het is niet mogelijk de WWB zodanig aan te passen dat EU-burgers in het geheel geen recht hebben op bijstand.
Bij het formuleren van het recht op bijstand aan EU-burgers is de nationale wetgever gebonden aan Europeesrechtelijke randvoorwaarden.
Een ieder die rechtmatig in Nederland woont, en voldoet aan de voorwaarden van de WWB heeft recht op een bijstandsuitkering.
De WWB kent wel de mogelijkheid om EU-burgers die economisch niet actief zijn, het recht op bijstand te onthouden. Het gaat hierbij om EU-burgers en hun familieleden die korter dan drie maanden in het land verblijven.
Ook een EU-burger die als werkzoekende naar Nederland komt en na drie maanden nog geen werk heeft gevonden (maar wel wat langer mag blijven omdat hij een reële kans op werk heeft) heeft géén recht op bijstand.
Voorts geldt dat bij een verblijf langer dan drie maanden een beroep op bijstand kan leiden tot beëindiging van het verblijfsrecht in Nederland en dus een beëindiging van het recht op bijstand.
Vraag van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Kan het kabinet een reactie geven op het voorstel een adviesaanvraag voor te leggen over het effect van verdere arbeidsparticipatie op vrijwilligerswerk en mantelzorg, en de kosten daarvan.
Een soortgelijke vraag heeft uw fractie ook gesteld in het Algemeen Overleg over het Emancipatiebeleid.
De minister van OCW heeft toegezegd hiernaar een onderzoek te zullen laten verrichten. Hij zal hierover in het voorjaar van 2008 reageren.
Daarnaast heeft het SCP dit jaar een onderzoek over vrijwilligers en een onderzoek over mantelzorg uitgebracht, op verzoek van VWS. Uit deze onderzoeken komt naar voren dat verhoging arbeidsparticipatie niet ten koste hoeft te gaan van het vrijwilligerswerk en mantelzorg.
Ik betwijfel derhalve of een adviesaanvraag aan de SER nader inzicht brengt.
Vraag van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Kan het spaarloon, zonder beperkingen, ook worden ingezet voor ouderschapsverlof.
Momenteel is het al mogelijk opgebouwd spaarloontegoed in te zetten voor verlof, ook binnen de blokkeringstermijn van vier jaar. Voorwaarde is wel dat maximaal 50% van het bedrag waarmee het loon wordt verminderd, mag worden opgenomen. Zoals u bekend is, zal het kabinet voorjaar 2008 besluiten over de verdere koers van de levensloopregeling. Daarbij wordt onder andere bezien op welke wijze het spaarloon kan worden geïntegreerd in de levensloopregeling. Bij een volledige integratie kan het spaarloontegoed geheel op dezelfde wijze voor verlof worden ingezet als dat binnen de levensloopregeling het geval is. Ik wil de CU-fractie dus verzoeken de voorstellen van het kabinet omtrent de levensloopregeling af te wachten.
Vraag van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Kan het kabinet reageren op het voorstel om pleegzorgverlof flexibel te laten opnemen, gedurende het gehele jaar.
Het is belangrijk dat ook pleegouders in de mogelijkheid worden gesteld om arbeid en zorgtaken te combineren. Het pleegzorgverlof is net als het adoptieverlof, zoals geregeld in de Wet arbeid en zorg, specifiek bedoeld voor de periode dat een kind wordt opgenomen in het gezin.
Tijdens dit verlof hebben werknemers recht op een uitkering ten laste van het Algemeen werkloosheidsfonds, die vaak wordt uitbetaald door de werkgever.
Naast het pleegzorgverlof kunnen pleegouders, net als andere ouders, aanspraak maken op de overige verlofregelingen, zoals ouderschapsverlof en kortdurend zorgverlof. Over de opname van dit verlof kunnen werkgever en werknemer afspraken maken die passen bij de individuele situatie. Bovendien kunnen werkgever en werknemer de werktijden in overleg aanpassen. Naar mijn opvatting hebben pleegouders hiermee voldoende mogelijkheden om arbeid te combineren met de zorgtaken voor hun pleegkind.
Vraag van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Is de minister bereid te onderzoeken hoe flexwerkers meer mogelijkheden krijgen op scholing, bijvoorbeeld in de vorm van een scholingsfonds of door middel van een hogere algemene scholingsaftrek voor werknemers met een tijdelijk contract?
Ik acht een onderzoek naar de mogelijkheden van meer scholing voor flexwerkers niet nodig. Werkgevers en werknemers zijn primair verantwoordelijk voor de scholing van werknemers. In de meeste sectoren zijn O&O fondsen opgericht om scholing van werknemers te bevorderen.
Het scholingsaanbod varieert fors (verschil mannen/vrouwen, leeftijd, en sectorale verschillen). Het ligt derhalve niet voor de hand om voor een specifieke, niet-homogene groep, namelijk de flexwerknemers, een apart landelijk scholingsfonds op te richten of een specifieke aftrek in te voeren.
Voorts zijn er nog meer redenen waarom ik specifieke scholingsvoorzieningen voor flexwerkers niet wenselijk acht:
In veel sectoren bestaan O&O-fondsen van toepassing op allewerknemers werkzaam in de sector. Per saldo worden de meeste flexwerknemers gedekt door een bestaand O&O-fonds. Een apart landelijk fonds heeft zodoende dubbele dekking tot gevolg Met de wet Flexibiliteit en zekerheid is het recht op scholing beter geregeld, zo blijkt uit de evaluatie van deze wet. De houding van uitzendwerkgevers t.o.v. scholing is positiever geworden, terwijl de omvang van de scholingsinspanning vrij groot is. De uitzend-cao van de ABU bevat bepalingen over scholing, zo is o.a. geregeld dat uitzendondernemingen 1,02 procent van het brutoloon moet besteden aan de scholing van uitzendkrachten. De uitzendkracht stelt samen met de werkgever een persoonlijk opleidingsplan op. Er is dan ook geen reden om voor uitzendkrachten evenmin als voor flexwerkers een apart landelijk scholingsfonds in het leven te roepen.
Een scholingsfonds ten laste van het Rijk zal bovendien bedragen van meer dan €100 miljoen gaan vergen.
Vraag van het lid Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Een groep die niet in staat is om te werken, maar nu niet in beeld is, zijn de arbeidsongeschikte nuggers. Nu de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting wordt afgebouwd, worden nuggers financieel gestraft als ze niet gaan werken. Maar sommigen zijn niet meer in staat om te werken. Deelt de minister onze mening dat het onrechtvaardig is deze groep financieel te straffen, vanwege het feit dat men duurzaam arbeidsongeschikt is? Zo ja, welke financiële mogelijkheden ziet hij om deze groep te ontzien?
De TK heeft inmiddels ingestemd met het Belastingplan 2008. Hierin is de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting geregeld vanaf 2009. In principe is deze vraag dan ook niet aan de orde bij de SZW begroting voor 2008.
Het afbouwen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting bevordert de prikkel tot werken. Het ligt niet voor de hand om bij de afschaffing van de overdraagbaarheid nuggers uit te zonderen; ook voor hen kan een grotere prikkel tot werken nuttig en nodig zijn.
Voorts is het afbouwen van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting goed inpasbaar in het koopkrachtbeeld voor kostwinnersgezinnen over de kabinetsperiode. Het uitzonderen van arbeidsongeschikte nuggers zou ten slotte leiden tot een aanzienlijke uitvoeringslast bij de Belastingdienst en het UWV.
Vraag van het lid Van Gent (Groen Links):
Wil Minister bij het stimuleren van thuiswerk ook kijken naar halsstarrige werkgevers die weigeren (48%) (dan hoeft initiatiefwetsvoorstel recht op thuiswerk niet te worden ingediend)?
De vraag is of de werkgever in de toekomst niet uit eigen beweging meer mogelijkheden biedt om thuis te werken. Immers thuiswerk (meestal telewerk) biedt de mogelijkheid om meer uren te werken. Bijkomend voordeel is dat het bijdraagt aan vermindering van het fileprobleem. Door (cao-)afspraken te maken over mogelijkheden voor thuiswerk kan de participatiegraad van vooral ook vrouwen worden bevorderd. Door het wegvallen van de reistijd kunnen arbeid en zorg beter worden gecombineerd.
Ik zie geen noodzaak om het recht op thuiswerken wettelijk te regelen. Hiervoor ligt de verantwoordelijkheid bij werkgevers en werknemers.
Vraag van het lid Van der Vlies) (SGP):
Welke actie onderneemt de minister om uitvoering te geven aan de motie Van der Staaij C.S. om uitstapprogramma’s voor prostituees te stimuleren dan wel te faciliteren?
In de brief «Veiligheid begint bij Voorkomen» van de minister van Justitie van 6 november jl. is toegezegd dat ik, samen met de ministers van VWS en OCW, een format voor uitstapprogramma’s voor prostituees zal ontwikkelen. In 2008 zal hiermee een begin worden gemaakt. Ik zal u van de vorderingen hiervan op de hoogte houden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20072008-2780-2785.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.