Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet Milieubeheer in verband met implementatie van richtlijn nr. 2004/35/EG (milieuaansprakelijkheid) (30920).

(Zie vergadering van 4 juli 2007.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Wij hebben elkaar bij de behandeling van dit wetsvoorstel begin juli tamelijk diep in de ogen gekeken, met name in verband met de vraag of er niet veel meer inrichtingen en activiteiten onder de werking van de wet zouden moeten kunnen worden gebracht, dit alles naar aanleiding van een amendement van de heer Samsom. Nu heeft noch de wijziging van dit amendement, noch de brief van de minister van 5 juli jl. voor onze fractie de angel uit de discussie hierover gehaald. Sterker nog, onze fractie heeft nog steeds grote bezwaren tegen de voorgestelde wijzigingen.

Voor de amendementen nrs. 10 en 11 geldt dat wij ons kunnen vinden in de in het wetsvoorstel opgenomen redelijkheidstoets. Wij kunnen dus niet instemmen met schrappen van het vergunningenverweer of het stand der techniek-verweer. Begin juli vonden wij de minister hierbij aan onze zijde en ik reken erop dat dit nog steeds zo is.

Amendement nr. 12, dat inmiddels nr. 14 heeft gekregen, geeft de mogelijkheid om bij AMvB ook andere activiteiten dan de in de richtlijn genoemde onder de werking van de wet te brengen. De minister staat hier blijkens haar brief sympathiek tegenover en zij laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer over. Onze fractie vindt dit nog steeds onbegrijpelijk, in de eerste plaats omdat het amendement in tegenspraak is met de letter en de geest van het hele wetsvoorstel, dat toch onder de verantwoordelijkheid van de minister wordt behandeld. Zij heeft ervoor gekozen om de richtlijn 1:1 te implementeren. Bij het tot stand komen van de richtlijn waren er goede redenen om bepaalde activiteiten onder de werking van die richtlijn te brengen. Met dit amendement wordt de deur opengezet voor veel meer activiteiten, het is inconsistent en het is strijdig met het wetsvoorstel. In feite erkent de minister dit ook in haar brief, tussen de regels door. Overnemen van het amendement zou ook niet van grote zorgvuldigheid getuigen. De minister heeft er de tijd voor genomen om het wetsvoorstel in overleg met andere overheden en het bedrijfsleven op te stellen, dus het toevoegen van een heel scala aan activiteiten aan het wetsvoorstel zou geen recht doen aan de betrokkenheid van deze partijen. Zij zijn hier ook niet in gekend, zo is mij gebleken. Als de minister hier wel voor gezorgd had, zou haar waarschijnlijk wel duidelijk zijn geworden dat er grote bezwaren en bedenkingen tegen dit amendement zijn.

Het is ook volstrekt onduidelijk of het amendement een toegevoegde waarde heeft. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk of hoofdstuk 17 van de Wet Milieubeheer, dat over ongewone voorvallen gaat, niet al voldoende voorziet in datgene wat de indiener van het amendement voor ogen staat. Welke mogelijkheden biedt het privaatrecht? Hoe zit het met de bestaande zorgplichtbepalingen, zijn die niet al voldoende? Is het niet verstandiger om meer samenhang aan te brengen in de bestaande wetgeving en deze te vereenvoudigen, zoals het IPO voorstelt? Zolang niet duidelijk is wat de toegevoegde waarde is, voelen wij er niets voor om een kapstok te bieden voor verbreding van de reikwijdte van de wet. Wij dachten toch dat wij de minister aan onze zijde hadden als het gaat om het verminderen van administratieve lasten en het voorkomen van overbodige regelgeving.

Kortom, onze fractie is van oordeel dat het amendement strijdig is met de letter en de geest van het wetsvoorstel, dat het onzorgvuldig is om het zonder overleg met andere betrokkenen in het wetsvoorstel aan te brengen en dat het op dit moment onduidelijk is of het ten opzichte van al bestaande wettelijke voorzieningen ook maar enige toegevoegde waarde heeft. Ik doe dan ook een dringend beroep op zowel de heer Samsom als de minister om hun standpunt te heroverwegen.

Nog twee vragen aan de heer Samsom. Hij heeft zijn amendement gelukkig opnieuw gewijzigd en hij heeft met name de toelichting aangepast. Ik ga ervan uit dat dit niet alleen een wijziging voor de vorm is, dat er met hem een openhartig gesprek te voeren is over de activiteiten die al dan niet aan de lijst toegevoegd zouden moeten worden, en dat hij niet vindt dat alle activiteiten tot en met het hele activiteitenbesluit uit de Wet Milieubeheer onder de werking van die AMvB gebracht zouden moeten kunnen worden. Dat was namelijk de strekking van de vorige versie van het amendement.

Vervolgens ga ik ervan uit dat de heer Samsom een AMvB met voorhangprocedure voorstaat, zodat de Kamer betrokken is bij een AMvB waarvan wij in ieder geval hopen dat die er niet komt. Nu staat het niet expliciet in het amendement.

Ik heb ook nog een vraag aan de minister over de vorderingen bij de handreiking. Uit de contacten die ik daarover met het IPO heb gehad, blijkt dat het niet naar tevredenheid van die kant van de tafel verloopt. Ik heb ernaar gevraagd in het debat dat wij in juli hebben gevoerd. Mij is gebleken dat er geen vorderingen zijn bij de handreiking. Sterker nog, de indruk bestaat dat de handreiking niet tot de noodzakelijke duidelijkheid leidt waar bij de uitvoerders van het wetsvoorstel behoefte aan bestaat. Ik krijg daarop graag een nadere toelichting van de minister.

Aangezien wij bij het CDA ook altijd nadenken over oplossingen, heb ik een motie voorbereid die misschien een brug kan slaan tussen dat wat de minister en de heer Samsom voorstaan en dat wat de CDA-fractie voorstaat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wetsvoorstel milieu aansprakelijkheid voorziet in aansprakelijkheid voor grote bedrijven voor ongevallen die schade toebrengen aan het milieu;

overwegende dat op verschillende plaatsen in de huidige wet- en regelgeving is voorzien in soortgelijke bepalingen die een vorm van aansprakelijkheid tot gevolg kunnen hebben;

overwegende dat onduidelijk is of dit tot een eenduidig, eenvoudig en voldoende sluitend systeem leidt;

verzoekt de regering, een totaaloverzicht van de verschillende regelingen te presenteren en indien noodzakelijk met voorstellen voor verbetering te komen, waarbij het te dienen milieubelang in verhouding moet staan tot de uitvoeringslasten voor bedrijven en overheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Spies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(30920).

Mevrouw Spies (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Het zal duidelijk zijn dat de waardering van de CDA-fractie voor het wetsvoorstel in sterke mate afhangt van het eindoordeel van de Kamer over de diverse amendementen. Dat betekent dus dat wij ons op dit moment geen eindoordeel over het wetsvoorstel hebben gevormd.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb namens mijn partij op de laatste vergadering mede namens een aantal collega's gevraagd om de discussie over dit wetsvoorstel te schorsen. De aanleiding was het amendement dat de heer Samsom had ingediend, dat werd omarmd door de minister. Naar ons idee zou het amendement leiden tot een aanzienlijke uitbreiding van het wetsvoorstel. Inmiddels ligt er een nieuwe versie van het amendement op stuk nr. 14. Ik heb ook de brief nog eens gelezen. Ik kom nog altijd tot de conclusie dat de mogelijkheid van een algemene maatregel van bestuur en lijsten kan leiden tot een aanzienlijke uitbreiding van de regelgeving. De VVD-fractie is daar ongelukkig mee.

Met het oorspronkelijke wetsvoorstel konden wij prima leven. Nu komt er een uitbreiding waarvan de omvang voor mij nog steeds onduidelijk is. Er wordt ook een kop gezet op regels uit Brussel. Wij zijn uiterst ongelukkig met het amendement. Het feit dat de minister het zo sympathiek vindt, zoals zij op 5 juli heeft geschreven, maakt het alleen nog maar lastiger. Het zal duidelijk zijn dat wij aan dit amendement geen enkele behoefte hebben en er ook grote moeite mee hebben. Dat betekent dat wij inzake het eindoordeel over het wetsvoorstel nog geen conclusie hebben getrokken. Wij zouden zeggen: houd het bij het oorspronkelijke wetsvoorstel. Daarmee konden wij prima leven. Ons advies vanuit de oppositie – maar ik proef het ook bij het CDA – is dus om het zo te houden.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. De huidige wet voegt niet veel toe, iets wat de minister in het debat hierover al heeft beaamd. Wij zijn op basis van deze wetgeving wel in staat, extra activiteiten hierbij te betrekken. Nederland is niet te vergelijken met andere Europese landen. Europa komt met gemiddelden, die op Europees niveau een vooruitgang zijn, maar niet voor Nederland. Voor Nederland zou het heel goed zijn om de wet aan te passen aan de Nederlandse situatie. Dát hebben wij voorgesteld. Het amendement van de heer Samsom, toen nog op stuk nr. 9, ging in die richting, en dat steunden wij dan ook volledig. Nu is het amendement echter aangepast: het is geen amendement-Samsom meer, maar een amendement-Cramer, want de letterlijke tekst van de minister is overgenomen. Hoezo duaal stelsel? Daarmee is eigenlijk een behoorlijke verslapping opgetreden. Met het amendement wordt een mogelijkheid in de wet geïntroduceerd, maar dat veroorzaakt de komende jaren alleen maar juridisch gesteggel en gedonderjaag. Die aanpassing is een beetje slappe hap, want het wordt er alleen maar onduidelijker door. Wij krijgen nog meer lijstjes, en allerlei tussendiscussies. De wet zelf was al niet zo helder, want daar staat in: indien degene die de activiteit verricht schuld of nalatigheid kan worden verweten. Als je een activiteit pleegt waarmee je schade berokkent, ben je verantwoordelijk. Dan kun je zeggen dat je voldoet aan de wet, maar er is schade, waarvoor je verantwoordelijk wordt gesteld. Ook dit geeft straks enorm veel werk voor juristen, en gaat dus een hoop geld kosten. Het schiet allemaal niet op!

Het amendement op stuk nr. 14 is er niet duidelijker of daadkrachtiger op geworden. Het is een afzwakking die in de toekomst een hoop gesteggel kan veroorzaken, maar het is wel een kleine verbetering, zodat ik mijn steun geef.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. In het debat is het woord "zorgvuldigheid" een aantal keren gevallen. Ik wijs erop dat deze wet tot stand is gekomen volgens de in de Kamer gebruikelijke procedures, met daarbovenop een uitgebreide brief van de minister en een derde termijn. Dat heeft ertoe geleid dat ik na de gedachtewisseling in de eerste en tweede termijn tot de conclusie ben gekomen dat de amendementen op de stukken nrs. 10 en 11 niet zo gek veel zin meer hebben, overigens niet omdat ze geen verbetering van de wet meer zouden zijn. De minister heeft mij op dat punt overtuigd. Het gaat er vooral om dat ze in de huidige Nederlandse rechtspraktijk misstaan, en dat hoort ook bij zorgvuldigheid. De mogelijkheid van de rechter om bepaalde argumenten mee te wegen in het bepalen van een schadeclaim is een gebruik dat wij koesteren. Ik trek die twee amendementen dus in: ik ben de redelijkheid zelve.

De voorzitter:

De amendementen-Samsom (stukken nrs. 10 en 11) zijn ingetrokken.

De heer Samsom (PvdA):

Ik kom toe aan het amendement op stuk nr. 14, dat in twee stappen is gewijzigd, ook om de redelijkheid aan te tonen die ik op dit punt betracht. Daar zit ik echter wat geharnaster in.

Mevrouw Spies heeft gezegd dat dit wetsvoorstel een één-op-één-interpretatie is van de Richtlijn en dat daarin geen verandering moet komen. Wij hebben daarover een andere opvatting. Misschien moet ook het CDA nog wennen aan het feit dat het onderdeel uitmaakt van een andere coalitie, die daarover andere opvattingen heeft. Het is niet meer zoals voor het vorige kabinet een wet van Meden of Perzen dat wij Europese richtlijnen strikt overeenkomstig de Europese Richtlijn omzetten in wetgeving. Wij houden bij de vertaling van een richtlijn en omzetting naar een wet meer rekening met milieubelangen, dus met de opbrengst voor de Nederlandse situatie. Dan is een één-op-één-interpretatie niet voldoende. Ik wijs mevrouw Spies erop dat bijvoorbeeld gaswinning – dat is een niet onbelangrijke activiteit in Nederland, bijvoorbeeld in de Biesbosch en de Waddenzee – niet valt onder de Richtlijn Milieuaansprakelijkheid. Die activiteit is immers niet vermeld in bijlage 3 van het document. Toch is gaswinning in Nederland één van de speerpunten in discussies op het terrein van ecologische schade aan met name Habitatrichtlijngebieden. Wij vragen ons dus niet voor niets af of er activiteiten bij zouden moeten. Een ander voorbeeld is de visserij. In Nederland vissen wij in groten getale zowel in binnenwateren als aan de kust. De visserij valt echter ook niet onder de Richtlijn Milieuaansprakelijkheid. De EU zal daarvoor goede redenen hebben gehad, maar Nederland heeft goede redenen om daarop een ander licht te werpen.

Moet alles dan opeens worden uitgebreid tot en met de bakker en de slager, zoals dat in het amendement op stuk nr. 9 is verwoord? De heer Poppe heeft zich daarvan een warm voorstander getoond. In eerste termijn heb ik gezegd dat ik twijfel aan de efficiëntie van de formulering van dat amendement. Ik bleek gelijk te hebben. De minister heeft dat in haar brief van 5 juli overtuigend aangetoond. Vervolgens is het amendement aangepast. Nu spreken wij over een AMvB waarmee de activiteiten kunnen worden uitgebreid. Dat heeft alles te maken met zorgvuldigheid. In Nederland geldt immers dat ook een AMvB ter inzage ligt en dat daarover inspraak en overleg kunnen plaatsvinden met alle belanghebbende maatschappelijke partijen. In het geval van een voorhang kan de AMvB ook in de Kamer besproken worden. Dat zou ik een goede aanvulling vinden, maar ik weet niet of het nodig is om daarvoor een amendement op te stellen of dat de Kamer de minister daarvoor om een wijzigingsvoorstel moet vragen. Ik meen dat het laatste het geval is. Dat zou in ieder geval efficiënt zijn. Ga er maar van uit dat ik die AMvB ook graag met voorhang in de wet wil implementeren.

Ik heb al gezegd dat het uiteindelijk niet zozeer gaat om procedurele vragen van zorgvuldigheid, al zijn die wel belangrijk. Het gaat in de eerste plaats om de inhoud. Die is naar onze mening echt te mager. Daarom handhaaf ik het amendement op stuk nr. 14. De amendementen op stuk nrs. 10 en 11 heb ik ingetrokken.

Mevrouw Spies heeft een motie ingediend met het verzoek om, als er dan toch wordt uitgebreid, dat zorgvuldig te doen. Wij zullen die motie steunen. Mevrouw Spies heeft gesproken over een brug. Ik kom gedeeltelijk in haar richting. Bij de stemming zal blijken hoe ver mevrouw Spies mijn richting op komt.

Mevrouw Spies (CDA):

Voor alle duidelijkheid merk ik op dat het de bedoeling is om eerst uit te voeren wat er in de motie staat. Pas dan komt die kapstok aan de orde. Ik ben blij met de steun van de heer Samsom, maar die motie staat los van zijn amendement. Dat was de heer Samsom waarschijnlijk al duidelijk. Toch hecht ik eraan om dat expliciet te zeggen.

De heer Samsom (PvdA):

Ik zag juist die mooie brug tussen de motie van mevrouw Spies en mijn amendement. In de motie wordt immers gevraagd om zorgvuldige invulling van dat amendement. Laten wij nu ook spreken over efficiënte en effectieve wetgeving. Het lijkt mij efficiënt om een en ander in de wet op te nemen. Anders kunnen wij een wetswijziging tegemoet zien met als gevolg dat er twee jaar vertraging optreedt. Ik wijs mevrouw Spies erop dat dit geen ongebruikelijke praktijk is. Ik heb bij het debat over de Elektriciteitswet de mogelijkheid geschapen om duurzame energie te verplichten. Dat moet nog bij AMvB worden geregeld. Daarover is nog geen politieke overeenstemming, maar in de wet wordt die mogelijkheid wel geboden. Iedereen was daarover heel enthousiast. Ik ga er dan ook van uit dat dat in dit geval ook mogelijk is.

Minister Cramer:

Voorzitter. Er zijn verschillende opmerkingen gemaakt over het AO. Mede in verband met de tijd zal ik niet herhalen wat de vorige keer allemaal besproken is. Ik zal het dus zeer kort houden. Ik wil nog wel de aanleiding van het nieuwe wetsvoorstel toelichten. Dat is de expliciete uitwerking van het beginsel "de vervuiler betaalt", met name in relatie tot milieuschade. In het vorige debat heb ik op het amendement van de heer Samsom gereageerd op de door mevrouw aangegeven wijze. Ik heb inderdaad gezegd dat ik de gedachte sympathiek vond, maar meer dan dat heb ik niet gezegd omdat ik het in principe aan het oordeel van de Kamer overlaat wat zij uiteindelijk beslist. Ik heb namelijk ook wel begrip voor de bezwaren van mevrouw Spies, omdat enkele zaken nog niet helemaal duidelijk zijn ten aanzien van de effecten.

In die zin moet ook worden afgewogen hoe wij nu verder gaan. Als het wetsvoorstel nu wordt aangenomen zonder AMvB, moet immers opnieuw een wetswijziging worden doorgevoerd. Dan zijn wij weer anderhalf jaar verder. Ik laat ook dat aan het oordeel van de Kamer over, maar mijns inziens is het van belang dat wij de wet, zoals die er nu ligt, laten doorgaan. Wat mij betreft, is er dan een haakje naar een AMvB die nog open is en die nader gespecificeerd wordt. Dat laat ruimte over om alle gemaakte opmerkingen nauwkeurig te bezien en om de AMvB vervolgens later te specificeren. Dan hebben wij dus geen wetswijziging nodig als wij alsnog die AMvB willen en dan kunnen wij nu toch van start gaan met de huidige voorstellen. Dat zou mijn voorkeur hebben, maar ik laat dit dus over aan het oordeel van de Kamer.

Ik wil nog op een paar punten ingaan die met name betrekking hebben op de effecten. Als een bedrijf aan de vergunningsvereisten voldoet en geen milieuschade veroorzaakt, zijn er helemaal geen consequenties verbonden aan deze milieuaansprakelijkheid. Het punt is dat, als wel schade optreedt, beter dan voorheen een regeling kan worden getroffen waarbij de vervuiler betaalt en opdraait voor de kosten, tenzij er duidelijke redenen zijn waardoor de zaak anders ligt. In die zin is het van belang om ons te realiseren dat wij het niet hebben over iets heel groots en ingrijpends voor het bedrijfsleven. Het geeft gewoon duidelijkheid over hoe wij milieuschade met elkaar gaan regelen en bekostigen. Dat is van zeer groot belang in verband met het direct tot uitvoering brengen van maatregelen als milieuschade optreedt. Nu zijn er immers vaak wachtende partijen, omdat men denkt: wie gaat nou de schade betalen? Daar is in het voorliggende wetsvoorstel veel explicieter een uitwerking van gegeven.

Ik wil kort ingaan op het punt van mevrouw Spies ten aanzien van de kop: als wij zo'n amendement zouden toevoegen, is dat dan een kop op de Europese regelgeving? Je kunt dat van twee kanten bezien: je kunt zeggen dat het een verbreding van de Europese regels is, maar je kunt ook zeggen dat het een uitbreiding van de nationale regels is. Daar kun je over discussiëren, maar voor mij is het belangrijker dat wij over de inhoud praten en niet over definitiekwesties. Voor mij is het van belang dat wij met elkaar de categorieën betrokken bedrijven nader specificeren. Het punt is dat in de huidige Europese regelgeving sprake is van de IPPC-bedrijven. Die vallen hieronder omdat zij onder de Europese regels vallen. Wij hebben daarnaast vergunningplichtige bedrijven die qua risicoprofiel soms helemaal niet verschillen van die IPPC-bedrijven. Daar zit mijn inhoudelijke punt, omdat daar geen sprake is van "gelijke monniken, gelijke kappen". Onze nationale regels blijven ook gelden. Daarnaast is er nog de categorie van bedrijven die onder de algemene regels vallen en een lichter regime kennen, zoals de bakkers. Ik vind het van belang om de afweging te maken of de onder de Nederlandse regels vergunningplichtige bedrijven niet ook onder de regeling voor IPPC-bedrijven kunnen vallen in het kader van het principe "gelijke monniken, gelijke kappen". Wat mij betreft, is het een uitbreiding van de nationale regels. Nogmaals, ik laat de uiteindelijke beslissing hierover aan de Kamer over.

Mevrouw Spies (CDA):

De minister zegt steeds dat ik over een kop heb gesproken, maar dat heb ik niet gedaan. Ik heb mij vooral geconcentreerd op het feit dat zij in haar brief aangeeft dat zij eigenlijk niet weet of alle zorgplichtbepalingen, de regeling voor ongewone voorvallen en dit wetsvoorstel het nog noodzakelijk maken om de AMvB, waarvan sprake is in het amendement-Samsom, straks te gaan laden. Mijn voorstel is dan ook geweest om nu helemaal niks op te nemen in de sfeer van een kapstok. Wij weten met elkaar op dit moment niet eens of wij over een sluitend systeem praten. Wij weten niet of er verdergaand behoefte is aan uitbreiding van het principe de vervuiler betaalt. Ik wil daarover eerst helderheid hebben. Mochten wij het systeem moeten aanpassen, dan ben ik ervan overtuigd dat die aanpassing iets ingrijpender zal worden dan alleen maar het laden van een AMvB, want dan zullen wij waarschijnlijk ook moeten kijken naar de zorgplichtbepalingen en de regeling voor ongewone voorvallen. Die wetswijziging komt er dan toch. Daarom pleit ik ervoor om nu niet een dode letter in het wetsvoorstel op te nemen. Ik ga ervan uit, dat als blijkt dat wij geen sluitend, eenvoudig en eenduidig systeem hebben dit feit tot een ingrijpender wetswijziging zal leiden dan de minister nu veronderstelt.

Voorzitter: Ten Hoopen

Minister Cramer:

De zorgplicht is een onderdeel geweest van de hele wetgeving rond de milieuaansprakelijkheid, want de zorgplicht was te impliciet. Dat is ook de reden waarom wij nu in het kader van de Europese regelgeving een explicietere regeling hebben voorgesteld die veel meer duidelijkheid schept.

Ik geef toe dat een aantal zaken moet worden gespecificeerd. Ik heb dat in het begin van mijn betoog al beaamd. In de motie wordt mij gevraagd om een totaaloverzicht van de verschillende regelingen, en om naar de effecten te kijken. Ik ben er altijd voor om het zo simpel te houden als mogelijk is. Wij kunnen een heleboel studeren, maar de hoofdlijnen kunnen wij er ook zo wel uitpikken. Ik ben het ermee eens dat wij de effecten goed in kaart moeten brengen voordat wij alles gaan laden. Wij zullen dan moeten bezien of wij het op die manier vorm gaan geven. Mijn hoofdpunt blijft overeind dat er als wij nu het wetsvoorstel aannemen zonder AMvB en later alsnog via een AMvB zaken willen regelen, een wetswijziging nodig zal zijn, wat weer anderhalf jaar vergt. Dit is een procedureel punt. Het is van belang dat er een wetsvoorstel wordt aangenomen. Het oordeel over de motie van mevrouw Spies laat ik aan de Kamer over.

Naar aanleiding van berichten van het IPO heeft mevrouw Spies gesproken over de handreiking. Die is grotendeels in concept gereed. Er zijn nog uitwerkingspunten, zoals de schadedrempels. Ik heb op 4 juli jl. bij de behandeling van dit wetsvoorstel al toegezegd dat de handreiking aan de Kamer zal worden toegezonden. Volgens de berichten die mij tot nu toe hebben bereikt, loopt het nog steeds volgens plan. In het najaar worden ook nog voorlichtingsbijeenkomsten gehouden. In die zin blijft dus mijn afspraak staan dat u geïnformeerd wordt. Mij hebben in ieder geval geen alarmerende berichten bereikt dat de handreiking onvoldoende zou zijn. Wel heb ik de IPO-brief gelezen waarin zorgen worden uitgesproken, maar welke zorgen het ook zijn, wij zullen zorgen voor een goede handreiking. Daar kunt u van op aan.

Mevrouw Spies (CDA):

Dat lijkt mij verstandig. U ziet op dit moment regelmatig veel gedeputeerden voor het maken van een bestuursakkoord. Maak van die gelegenheid gebruik om hen rechtstreeks te vragen hoe de voortgang echt is. De signalen die ik heb gekregen, zijn duidelijk dat er sinds het DUIV-overleg van afgelopen mei totaal geen schot in de zaak zit. Juist omdat het zo belangrijk is dat de uitvoeringspraktijk klaar is om dit wetsvoorstel uit te kunnen voeren en in mijn ogen terecht aandacht wordt gevraagd voor enkele interpretatiekwesties die in die handreiking moeten worden verduidelijkt, heb ik er nog steeds grote zorgen over.

Minister Cramer:

Ik neem uw opmerkingen ter harte en zal er vanavond tijdens het diner met de gedeputeerden onmiddellijk over beginnen en ervoor zorgen dat de handreiking voldoet aan hun eisen en verwachtingen.

Voorzitter. Ik laat het hierbij en wacht het oordeel van de Kamer af.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Het lijkt mij dat aanstaande dinsdag kan worden gestemd over het wetsvoorstel, de amendementen en de ingediende motie.

Naar boven