Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor om bij het debat over het kabinetsstandpunt over het WRR-rapport Dynamiek in islamitisch activisme de spreektijden als volgt vast te stellen:

  • - CDA, PvdA, SP en VVD 10 minuten;

  • - PVV, GroenLinks en ChristenUnie 7 minuten;

  • - D66, PvdD en SGP 5 minuten.

Tevens stel ik voor, voor dit debat de minister-president, de minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de minister van Justitie uit te nodigen.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ik vraag u, de spreektijd voor dit niet onbelangrijke debat te verlengen. Een paar minuten zouden al heel wat helpen. Vlak voor het zomerreces hebben wij gevraagd om de aanwezigheid van wat meer bewindslieden.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Ook de VVD-fractie verzoekt u, de spreektijden iets uit te breiden. Verder wil zij de minister van BZK bij dit debat aanwezig laten zijn. Overigens is de minister van Buitenlandse Zaken medeondertekenaar.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Wat de spreektijden betreft, sluit ik mij aan bij het verzoek van de heer Wilders. Bij de regeling heb ik eerder verzocht, de minister van Buitenlandse Zaken ook uit te nodigen. Ik herhaal dat verzoek hier.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij het verzoek om meer spreektijd. Een trapje hoger zou mooi zijn. Verder mis ik de aanwezigheid van de minister-president.

De voorzitter:

De minister-president heb ik genoemd.

De heer Pechtold (D66):

Heerlijk!

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik heb de indruk dat er nu vijf bewindslieden achter de tafel komen te zitten. Dat lijkt mij, gezien de ervaring van andere debatten, niet echt ideaal. Wellicht kan het aan het kabinet worden overgelaten wie er wordt afgevaardigd, als de minister-president er maar bij is. Wij gaan ervan uit dat de aanwezige ministers en de minister-president namens het gehele kabinet spreken.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ook de fractie van de ChristenUnie vindt dat het debat sterker wordt als het wordt beperkt tot de aanwezigheid van de meest noodzakelijke ministers. Dat zijn de drie die in eerdere instantie zijn voorgesteld.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik sluit mij bij de laatste spreker aan.

De voorzitter:

Ik zie dan nog geen meerderheid voor het uitnodigen van alle genoemde bewindslieden. De meeste Kamerleden kunnen zich verenigen met mijn voorstel om de minister-president, de minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de minister van Justitie uit te nodigen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb apart aandacht gevraagd voor de minister van Buitenlandse Zaken. Driekwart van het rapport van de WRR gaat over de internationale verhoudingen en over de ontwikkeling in het internationaal islamitisch activisme. Vanuit dat perspectief zou het op z'n zachtst gezegd gek zijn als de minister van Buitenlandse Zaken er niet bij is. Ik hecht er dus echt aan dat hij wel bij dit debat aanwezig is.

De voorzitter:

Zijn de leden van de fracties die hun standpunt al hebben weergegeven, overtuigd door dit argument?

Ik zie dat niet, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wie zwijgt, stemt toe!

De voorzitter:

In dit geval schudden zij het hoofd.

De heer Zijlstra (VVD):

Het blijft vreemd dat de ministers van Buitenlandse Zaken en van BZK, ondertekenaars van de brief waarin de reactie van het kabinet staat, niet bij het debat aanwezig zijn. Ik roep de andere fracties toch op om hun standpunt nog te herzien.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De gemaakte opmerkingen geven mij geen aanleiding om mijn standpunt te herzien.

De heer Pechtold (D66):

Mevrouw Halsema heeft terecht gezegd dat het rapport vooral over de internationale context gaat. Wij merken vaak dat kleine zaken hier op het internationale toneel grote problemen en roering geven. Ik wil de aanwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken niet afwegen tegen die van de andere ministers, maar hij is wel een van de belangrijkste spelers in dit debat.

De voorzitter:

Geeft deze toelichting een van de andere leden reden om het standpunt te wijzigen?

De heer Wilders (PVV):

Ik heb mijn standpunt niet gewijzigd, maar ik had u nog om een toelichting gevraagd, voorzitter. Misschien kunt u daar nog op ingaan. Ik heb van uw medewerkers begrepen dat er eerst een andere toezegging was gedaan door de minister-president. Ikzelf heb bijvoorbeeld mijn best gedaan om minister Vogelaar erbij te krijgen, want met haar heb ik nog een appeltje te schillen. Ik ben het wel met de collega van GroenLinks eens. Ik heb zelf niet de behoefte om heel veel over de buitenlandse component te praten, maar zij heeft wel gelijk dat het rapport daarover gaat. De minister in kwestie heeft de brief ook medeondertekend. Ik sluit mij dus bij haar verzoek aan, maar ik herhaal ook mijn eigen verzoek of u kunt toelichten waarom de minister-president de ene keer drie ministers stuurt en de andere keer twee anderen stuurt. Dat komt toch een beetje onprofessioneel over.

De voorzitter:

Wij hebben het verzoek van de Kamer overgebracht voor de genoemde vijf ministers. De reactie van het kabinet was dat het voornemens is – in tweede instantie, daarin heeft de heer Wilders helemaal gelijk – om te komen met de drie bewindspersonen die ik net heb genoemd. Als de Kamer daarmee in meerderheid akkoord gaat, is dat dus de vertegenwoordiging van de regering. Ik heb niet de indruk dat de meerderheid van de Kamer hiermee niet akkoord gaat, dus krijgen wij deze drie bewindslieden.

Mevrouw Halsema, dat is hiermee besloten, dus het heeft geen zin...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb geen reactie gehoord van de fracties van de SP en de PvdA. Ik wil er toch nogmaals op wijzen dat ik het wonderlijk vind dat voor de bespreking van een internationaal rapport, dat gaat over Afrika, het Midden-Oosten en Centraal-Azië, alleen ministers worden uitgenodigd die het binnenland als portefeuille hebben. Ik zou dus graag van de fracties van de SP en de PvdA willen weten of zij het internationaal islamitisch activisme ook als een binnenlandse aangelegenheid beschouwen.

De voorzitter:

De minister-president heeft laten weten dat hij in dit geval natuurlijk ook spreekt namens de minister van Buitenlandse Zaken.

De heer De Wit (SP):

Desgevraagd laat ik weten dat de positie van de minister-president voor mijn fractie heel duidelijk is. Hij kan in feite namens alle bewindslieden antwoorden. Mijn fractie heeft er geen behoefte aan dat de ministers van Buitenlandse Zaken en van BZK er ook bij aanwezig zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan sluit ik de discussie over dit punt af.

Ook voor het voorstel voor verlenging van de spreektijden heb ik geen steun gehoord van een meerderheid van de Kamer. Ik handhaaf dan ook mijn reeds gedane suggestie op dat punt, tenzij de Kamer daar inmiddels anders over denkt.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik heb geen bezwaar tegen langere spreektijden. Dat voorstel zou ik niet willen tegenhouden.

De voorzitter:

Dan hebben wij een meerderheid voor langere spreektijden. Ik stel uw Kamer spreektijden voor van respectievelijk 15, 10 en 7 minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Dank u wel. Ik heet iedereen hartelijk welkom terug in ons eigen midden. Ik sta genoteerd als iemand die een interpellatiedebat wil aanvragen. Dat doe ik niet. Ik wil een brief vragen aan de minister van VROM. In april stelde ik vragen aan de minister over "gegaste" containers en alle risico's van dien. Het antwoord was dat er geen extra maatregelen nodig zijn tegen de gevaren, omdat er op elke container een waarschuwingsteken zit zodat duidelijk is dat die container volgens de daarvoor geldende procedure behandeld moet worden. Dat was geruststellend. In werkelijkheid is echter bij 99%...

De voorzitter:

Nu gaat u weer een heel verhaal houden. U moet het heel kort houden.

De heer Poppe (SP):

Ja, heel kort.

De voorzitter:

U maakt nu gebruik van de gelegenheid om uw verzoek om een interpellatie in te trekken en om een brief te vragen aan een minister. Ik vind dat slim, maar het is niet de bedoeling dat wij het zo doen. Wilt u uw voorstel nu kort afronden?

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Ik probeer het heel kort te doen. Het gaat erom, even aan te duiden waarom ik kan volstaan met een brief. Ik heb in augustus vragen gesteld en daarop is vanmorgen antwoord gekomen. Vandaar de kentering. In die brief schrijft de minister dat zij wel extra maatregelen zal nemen.

De voorzitter:

U moet niet ingaan op de inhoud. Het gaat hier nu alleen om de vorm.

De heer Poppe (SP):

Goed. Ik vraag een brief aan de minister van VROM. De minister zegt: wij zullen extra handhaven...

De voorzitter:

U vraagt dus een brief aan de minister. Steunt de Kamer het verzoek van de heer Poppe? Ik stel vast dat de Kamer uw verzoek steunt. Zo, het gaat sneller dan het licht.

De heer Poppe (SP):

Ja, maar ik wil graag eventjes zeggen wat ik in die brief wil vragen.

De voorzitter:

Dat is nu juist niet de bedoeling.

De heer Poppe (SP):

Dan weet de minister niet wat zij moet antwoorden in haar brief.

De voorzitter:

Dat kan zij zelf verzinnen. U kunt alleen uw vraag stellen.

De heer Poppe (SP):

Ik vraag een brief aan de minister waarin zij aangeeft – het gaat om 800.000 containers – hoe zij de regels denkt te handhaven, hoeveel extra handhavers er komen, welke wettelijke middelen zij krijgen om beslag te kunnen leggen op een container zonder gevarensticker die wel gas bevat, of er ontgast moet worden en of de container dan alsnog de samenleving in mag met een gasvrijverklaring. Kortom: welke middelen krijgen de handhavers? Of sturen wij die mensen de mist in?

De heer Koopmans (CDA):

Misschien kunnen de minister en de heer Poppe op dit punt het verslag van de vergadering van de vaste Kamercommissie van VROM hierover nog even nalezen. Er is al toegezegd dat er nader onderzoek zal worden gedaan. De uitkomst daarvan kan de Kamer bespreken.

De voorzitter:

Ik dank u voor die aanvulling. Mevrouw Neppérus had dezelfde gedachte.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Vorige week vrijdag stond er in zo ongeveer iedere krant een gruwelijke foto van een overbeladen varkenstransport. Het bloed liep letterlijk van de tralies naar beneden. Dit schandelijke incident staat niet op zichzelf.

De voorzitter:

U gaat ook proberen om tot de vorm te komen?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Elke keer als ik aandacht vraag voor misstanden – de afgelopen zes maanden zijn er ettelijke geweest – wordt mij gezegd dat het om een incident zou gaan. Ik denk dat men dat niveau inmiddels is overstegen. Ik vraag dan ook om een spoeddebat met de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om spijkers met koppen te kunnen slaan en om een einde te kunnen maken aan de miserabele omstandigheden waarin dieren door heel Europa gesleept worden.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik heb geen enkel probleem met een debat over deze kwestie, maar het lijkt mij goed als de minister van LNV ons eerst een brief hierover schrijft. Het lijkt onze fractie niet zinnig om te debatteren aan de hand van foto's. Ik wil dus graag eerst een brief. Op basis daarvan kunnen wij bezien wanneer wij de zaak bespreken. Dat zou ook kunnen in het algemeen overleg dat is gepland in verband met de Landbouwraad. Daar past het volgens mij heel goed in.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Aan brieven en antwoorden hebben wij nu niets. Dit soort hufterigheden en onfatsoenlijkheden met dieren moeten acuut aan de orde gesteld worden. Vandaar dat daarover een spoeddebat moet komen. Wij steunen dus de aanvraag voor een spoeddebat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De Partij voor de Dieren heeft meermalen Kamervragen over dit onderwerp gesteld en de minister doet dit soort gruwelijke misstanden keer op keer af als incidenten. De ervaring leert dat, iedere keer als er vragen aan de minister gesteld worden, daarop nietszeggende antwoorden komen. Er moet nu dus een spoeddebat komen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Er is al heel wat over gecorrespondeerd, maar dat heeft niets opgelost. Het lijkt erop dat het alleen maar erger wordt. Wat mij betreft, moet er een spoeddebat komen. Alle schriftelijke procedures tot nu toe hadden geen effect. De minister moet nu maar eens ingrijpen.

De voorzitter:

Ik vind dat u allemaal iets te inhoudelijk wordt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ook ik wil voorafgaand aan het debat een brief van het kabinet ontvangen over dit onderwerp. Ik sluit mij dus aan bij de woorden van de heer Koopmans.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Wij steunen het verzoek van mevrouw Van Velzen om een spoeddebat.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er een meerderheid is voor een spoeddebat. Wenst mevrouw Van Velzen daaraan voorafgaand een brief van het kabinet te ontvangen?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Het is gebleken dat daarmee het probleem niet wordt opgelost, maar als men daar behoefte aan heeft, heb ik daar zeker geen bezwaar tegen. Ik voeg hieraan toe dat er over dit onderwerp nog schriftelijke vragen open staan, onder anderen van mij. Misschien kan de minister de beantwoording daarvan in de brief verwerken. Wij kunnen dan goed voorbereid het spoeddebat voeren. Wat mij betreft, hoeft het versturen van een brief geen weken te duren.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daarbij wordt de minister aangemoedigd om op de gestelde vragen te antwoorden, voordat het spoeddebat gehouden wordt.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Kan erop aangedrongen worden dat de Kamer de antwoorden nog deze week ontvangt, evenals de brief?

De voorzitter:

Daarvoor wordt gezorgd. De spreektijden zijn drie minuten per fractie.

Het woord is aan mevrouw Van der Burg.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Op 28 juni jongstleden heb ik schriftelijke vragen gesteld aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de achterblijvende woningbouw in Nederland. Dit is een urgent probleem. Tot op heden heb ik echter geen antwoord op mijn vragen ontvangen. Daarom vraag ik u, te bevorderen dat deze ministers mijn vragen per omgaande beantwoorden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Beek.

De heer Van Beek (VVD):

Mevrouw de voorzitter. In de discussie over de embargoregeling is steeds boven de markt blijven hangen dat, als er lekken zijn, die mogelijkerwijs bij de Kamer kunnen zijn. Bij het lekken waarvan nu sprake is, is een ding zeker: dat ligt niet aan de Kamer. Daarom willen wij graag dat de minister-president de volgende drie vragen in een brief aan de Kamer beantwoordt.

Hoe beoordeelt de minister-president als eerstverantwoordelijke deze situatie?

De minister-president heeft gezegd dat er eerst een samenhang tussen voorstellen moet zijn, voordat er gereageerd kan worden door de Kamer. Wij willen graag dat hij die samenhang aangeeft, zodat wij een samenhangende reactie kunnen geven.

Is de minister-president het met de VVD-fractie eens dat onder de huidige omstandigheden de afgesproken embargoregeling kan worden uitgebreid naar de overige Kamerleden?

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Het spijt mij dat ik het moet zeggen, maar u laadt toch de verdenking op u dat u selectief bent. Waren de woorden van de heer Van Beek niet inhoudelijk? Hij deed wat de heer Poppe wilde doen, maar de heer Poppe mocht dat niet.

Ik denk dat u niet kunt zeggen dat Kamerleden bij de regeling om een brief kunnen vragen zonder dat zij kort aangeven waar die brief over moet gaan. Dat heeft de heer Van Beek gedaan en dat wilde ook de heer Poppe doen. Klaar is Kees.

De voorzitter:

Ik vind het niet terecht dat u mij dit verwijt maakt. Daar heb ik echt problemen mee. Natuurlijk mag u dat wel zeggen. Toch steunt de Kamer u niet, volgens mij. Ik herhaal dat ik het verwijt niet terecht vind. Dat wil ik nog wel eens voorleggen. In ieder geval hebt u uw gevoel onder woorden gebracht. Het is zeker niet wat ik beoogd heb.

Ik stel voor het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president.

Daartoe wordt besloten,

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb op 23 mei jongstleden namens collega Vermeij van de fractie van de PvdA aan de ministers Verburg en Cramer vragen gesteld over de bebouwing van de Bovenkerkerpolder in het Groene Hart. Die vragen zijn tot op heden niet beantwoord. Wij kregen vanochtend een brief van minister Verburg dat die vragen in ieder geval niet voor 1 november aanstaande zullen worden beantwoord. Dat vind ik onaanvaardbaar. Er zal dan bijna een halfjaar verstreken zijn voordat wij antwoord op die vragen krijgen. Morgen hebben wij een algemeen overleg over de Nota Ruimte. Voor dat algemeen overleg, dus morgen voor 12.00 uur, wil ik antwoord op die vragen hebben. Ik doe dit verzoek mede namens mevrouw Vermeij.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Aptroot.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Op vragen over het 100-dagendebat en de aanbestedingen heb ik antwoorden ontvangen van de minister-president en van minister Koenders, maar nog niet van minister Rouvoet. Die zou ik graag willen hebben. In ieder geval wil ik naar aanleiding van de beantwoording van de minister-president een debat geagendeerd zien. Daarbij kan ik namens de collega's van de fracties van de Partij van de Arbeid en GroenLinks zeggen dat zij dat debat graag volgende week willen voeren.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. De fractie van de PVV steunt dit verzoek.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. De fractie van de SP steunt het verzoek van de heer Aptroot ook.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De fractie van D66 doet dat eveneens.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. De steun dreigt nog unaniem te worden.

De voorzitter:

Als wij maar een meerderheid hebben, dan kunnen wij een gewoon debat houden met een spreektijd van drie minuten per fractie.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Ik vind drie minuten spreektijd wel erg krap. Mij lijken vijf minuten voldoende.

De voorzitter:

Dan wordt het vier minuten per fractie, met een coulante voorzitter.

De heer Aptroot (VVD):

U gaat in ieder geval zorgvuldiger met de getallen om dan de leden van dit kabinet, dus dat accepteer ik wel.

De voorzitter:

Wij zullen hier bij de tijdsplanning rekening mee houden.

Het woord is aan de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. "Wat wij niet zien, is er niet", zo luidt de titel van het rapport van de organisatie Terre des Hommes, dat gisteren is gepresenteerd. Daarin komt naar voren dat de bestrijding van kindersekstoerisme tekortschiet. Ik had daarover mondelinge vragen aan de minister van Justitie willen stellen, maar ik begrijp dat hij in het buitenland verblijft. Daarom verzoek ik mede namens mevrouw Arib van de fractie van de PvdA om een brief van het kabinet, niet alleen van de minister van Justitie, maar ook van de minister van Buitenlandse Zaken en van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met het oog op de capaciteit van de politie. Aan die bewindslieden vraag ik om op dit rapport, de conclusie en de aanbevelingen te reageren en wel voor woensdag 12 september, omdat dan een debat over de herziening van de zedelijkheidswetgeving gepland staat. Daar zou de brief goed bij betrokken kunnen worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Justitie, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Agema.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Gistermorgen kwam het bericht dat steeds meer kinderen onder toezicht van Bureau Jeugdzorg worden gesteld en dat er in sommige regio's sprake is van een verdubbeling. Gisteravond kwam het bericht dat jeugdbeschermers te veel moeten leuren met kinderen. Vandaag hebben wij de berichtgeving over het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg dat het roer om moet bij de jeugdgezondheidszorg en dat men zich meer moet richten op de veiligheid van kinderen. Ik vraag daarom een spoeddebat aan.

De voorzitter:

U wilde in eerste instantie mondelinge vragen hierover stellen. Die heb ik niet toegelaten omdat er een onderzoek door de Kamer zelf wordt verricht over hetzelfde onderwerp.

De heer Çörüz (CDA):

Dat is juist. Enerzijds wordt een onderzoek verricht, daarnaast zal op 3 oktober aanstaande een groot debat plaatsvinden in een algemeen overleg over de jeugdzorg. Ik verzoek mevrouw Agema om eerst om een brief te vragen en om dit punt mee te nemen in het belangrijke debat van 3 oktober.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Beide punten van de collega doen niets af aan mijn opvatting dat het gevoel van urgentie bij deze minister ontbreekt. Ik steun daarom het verzoek van mevrouw Agema.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Ik sluit mij aan bij de heer Çörüz.

Mevrouw Langkamp (SP):

Ik steun het verzoek van mevrouw Agema graag. Ik heb tevens een aanvullend verzoek. Ik zou graag voor het genoemde debat de antwoorden ontvangen op de schriftelijke vragen die ik heb gesteld over de problemen in de jeugdzorg.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ook de GroenLinks-fractie steunt het voorstel van mevrouw Agema.

De voorzitter:

Ik constateer dat mevrouw Agema ruim voldoende steun heeft voor een spoeddebat, dat wij dan ook zullen plannen. Ik stel voor om daarbij spreektijden van drie minuten te hanteren.

Ik stel verder voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Jeugd en Gezin.

Daartoe wordt besloten.

De heer Çörüz (CDA):

Het lijkt mij goed als wij een kabinetsreactie ontvangen in de vorm van een brief.

De voorzitter:

Wij zullen het kabinet vragen om een brief voor het debat op 3 oktober, al heeft mevrouw Agema dat niet als voorwaarde aan haar verzoek om een spoeddebat verbonden.

Mevrouw Agema (PVV):

Dat lijkt mij wel een goed idee.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vermeij.

Mevrouw Vermeij (PvdA):

Voorzitter. Mede namens de heer Cramer heb ik vragen gesteld over de spoortunnel in Delft, met het verzoek aan de minister van Verkeer en Waterstaat om die voor 31 augustus te beantwoorden in verband met mogelijke besluiten. Deze week is een overleg over dit onderwerp gepland. Ik verzoek de minister om de vragen per ommegaande alsnog te beantwoorden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Verkeer en Waterstaat.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Bij het verlaten van de plenaire zaal ontvangen de leden straks allen een koffertje, dat het lesprogramma De Derde Kamer der Staten-Generaal bevat. Twee jaar geleden lanceerden de Eerste en de Tweede Kamer gezamenlijk het lesprogramma voor leerlingen van de groepen zeven en acht van de basisschool. Met het lesprogramma leren kinderen wat democratie is en hoe de politiek werkt. Ook krijgen zij een indruk van wat hier in de Tweede Kamer gebeurt. Het project De Derde Kamer is een groot succes gebleken. In de afgelopen twee jaar hebben ruim 200.000 kinderen geparticipeerd in het programma. Dit jaar worden 4000 koffertjes afgeleverd op basisscholen in heel Nederland. Ik verzoek de leden van de Kamer om dit koffertje straks mee te nemen en het aan een school van hun keuze aan te bieden, waar zij natuurlijk ook een gastcollege kunnen geven over het werk van de Tweede Kamer. Ik weet uit eigen ervaring dat scholen deze persoonlijke betrokkenheid sterk op prijs stellen.

De heer Van de Camp (CDA):

Is de inhoud geactualiseerd, respectievelijk zo nieuw dat ik mijn koffertje naar een basisschool kan brengen?

De voorzitter:

Dat is het geval. Het koffertje is volledig geactualiseerd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven