Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Pechtold aan viceminister-president Bos over twee versies van de waarheid over de rol die de missie naar Irak heeft gespeeld in de (in)formatie, naar aanleiding van uitspraken van Herman Wijffels.

De heer Pechtold (D66):

Mevrouw de voorzitter. Dank dat ik de eerste vraag in het nieuwe politieke seizoen mag stellen. In het laatste debat dat wij hier hadden over Irak, zei ik tegen het kabinet dat wij hier snel weer zouden staan. Het is symbolisch dat wij dit politieke seizoen ook met Irak openen. Het is ook symbolisch dat de vicepremier hier staat in plaats van de premier. Evenals bij het verantwoordingsdebat moet hij de klus klaren.

Laat ik helder zijn. Mijn verwachtingen bij dit vragenuur zijn niet hoog, maar ik zie het als mijn verantwoordelijkheid als parlementariër om de politieke zeden te bewaken, zeker bij het staatkundig vage proces van de informatie. Bij verkiezingen is het allemaal nog helder, maar de informatie vlak erna is een ondoorzichtig proces waarin mensen het toneel betreden waar niemand op heeft gestemd. Het is onze taak om daar zuiver mee om te gaan. Ik kan niet anders dan constateren dat dit de laatste tijd niet is gebeurd. Er blijken twee versies van de waarheid.

De vicepremier was misschien erg eerlijk toen hij zei dat zijn partij een onderzoek naar Irak, de waarheidsvinding, niet had binnengehaald. Pijnlijk eerlijk, achteraf. Het kan echter niet zo zijn dat een informateur in dienst van de Koningin, en toch eigenlijk in dienst van de gehele Kamer en niet alleen in dienst van de onderhandelende partijen, in een half jaar twee versies van de waarheid geeft. In het debat dat wij hier met de heer Wijffels voerden, vroeg ik hem of er naast het regeerakkoord nog afspraken waren gemaakt. Hij antwoordde: Nee, er zijn geen andere afspraken gemaakt onder mijn verantwoordelijkheid dan de afspraken die staan in de tekst van het regeerakkoord. Voor de duidelijkheid: ik wees toen op Irak en zei dat ook. Zaterdag bleek in het TROS-programma Kamerbreed dat de informateur zegt dat er zeer intensief over gesproken is en dat er stevige verdeeldheid was en dat men vooruit wilde kijken.

Voorzitter. De ovale tafel mocht mee, maar Irak in Beetsterzwaag krijgt een bijsmaak van wheelen and dealen. Aan de vooravond van opnieuw een belangrijk besluit, verlenging van de missie in Afghanistan, is voor mijn fractie zuiverheid essentieel.

Ik kom thans tot mijn vragen.

Is er een afspraak – zo vraag ik aan de vicepremier maar misschien ook aan de heer Tichelaar van de PvdA – waaraan de Partij van de Arbeid gebonden is als het gaat om waarheidsvinding naar de oorlog in Irak en de Nederlandse bijdrage?

Als er zo intensief over gesproken is, zoals nu blijkt, wat waren dan de argumenten van premier Balkenende om de geschiedenis niet te willen weten?

Hoe ziet de vicepremier de rol van de informateur in het licht van de parlementaire mores?

Minister Bos:

Mevrouw de voorzitter. Het is inderdaad een bijzondere speling van het lot dat ik juist vandaag en juist op dit onderwerp mij als loyaal deelnemer aan dit kabinet plaatsvervanger mag tonen van de minister-president. Dat doe ik niettemin graag. De aanleiding zijn de uitspraken van oud-informateur Wijffels voor de radio afgelopen weekend, Hij zei dat er een stevig debat is geweest over de vraag of er wel of niet een onderzoek naar het aangaan van de oorlog in Irak uitgevoerd zou moeten worden en dat er ook over gesproken is. Ik vermag eerlijk gezegd nog steeds niet te zien wat nu precies de tegenstelling is tussen het feit dat hij dit afgelopen zaterdag voor de radio heeft gezegd en het feit dat hij een half jaar geleden heeft gezegd dat er geen afspraken over gemaakt zijn onder zijn verantwoordelijkheid. Het feit dat er geen afspraken over zijn gemaakt onder zijn verantwoordelijkheid, laat natuurlijk onverlet dat er stevig over gesproken en stevig over gedebatteerd is.

Zowel in het debat over de regeringsverklaring op 1 maart als in het debat over het standpunt van het kabinet over Irak van 4 april hebben de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken eigenlijk al antwoord gegeven op de vragen die de heer Pechtold vandaag stelt. Ik zal ze kort herhalen.

Het was na afsluiting van de formatie duidelijk dat de poging van de PvdA-onderhandelaars om te komen tot een onderzoek naar het hoe en waarom van het aangaan van de oorlog in Irak niet op instemming kon rekenen van de coalitiepartners en dat dit er niet in zat. De minister-president heeft minstens twee keer in deze Kamer toegegeven dat het achteraf gezien beter zou zijn geweest om de afspraken op papier vast te leggen in het coalitieakkoord zelve. De argumenten die voor de verschillende partijen een rol speelden, zijn vele malen gewisseld en hebben alle betrekking op nut en noodzaak van het onderzoek. Zoals men weet, waren de meningen van de Partij van de Arbeid, de ChristenUnie en het CDA daarover niet in alle opzichten dezelfde.

Ten slotte mijn mening over de rol van de informateur: dat is geen andere dan dat ik geen tegenstelling zie tussen wat hij afgelopen zaterdag heeft gezegd, en wat hij zes maanden geleden heeft gezegd. Het één gaat over afspraken, het ander over bespreken.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik had mijn lat al laag gelegd als het gaat om de verwachte antwoorden, maar ik had hem lager moeten leggen! De vicepremier geeft hier aan dat in het totaal van het informatieproces – dat is niet als je eventjes aan tafel zit, of als je even wegloopt om een broodje te eten – daadwerkelijk een afspraak is gemaakt. Ik vraag de vicepremier naar zijn argumentatie. Ik zal niet zo flauw zijn om te vragen om drie, twee of desnoods één argument, maar waarom kan Nederland als enig West-Europees land niet terugzien op zijn betrokkenheid bij de oorlog in Irak? Welk argument heeft de minister overtuigd, behalve dat hij daarvoor prachtwijken in de plaats kreeg? Ik wil daarvoor een argumentatie horen, en niet alleen: "de andere partij was het niet met ons eens".

De premier heeft inderdaad gezegd dat het misschien belangrijk was als het op papier was gezet. Maar dan hadden wij ook die argumentatie kunnen krijgen, en die wordt ons tot de dag van vandaag onthouden. Ik vraag de vicepremier toch duidelijker in te gaan op het volgende. Als er een afspraak is, die niet op papier staat, is de PvdA-fractie daar dan toch aan gehouden? Wat was de argumentatie? Ik vind het voor het parlementaire proces van groot belang dat men zich realiseert dat de informatie kwetsbaar is. Ik hoop van harte dat de vicepremier zegt dat daarover nooit meer op deze manier onduidelijkheid mag worden geschapen. Graag herhaal ik dus mijn drie vragen.

Minister Bos:

Voorzitter. Het is inderdaad een herhaling. Ik kan dan ook niet veel anders dan mijzelf herhalen. Collega-onderhandelaar Tichelaar en ikzelf hebben op de dag dat wij naar buiten kwamen met het coalitieakkoord onze teleurstelling niet onder stoelen of banken gestoken dat wij op dit onderwerp niet onze zin hadden gekregen. Daar hebben wij ons bij neergelegd, evenals onze fractie en onze partij. Dat de partijen vervolgens nog steeds verschillende argumenten hebben om voor of tegen zo'n onderzoek te zijn, moge bekend worden verondersteld; dit is een- en andermaal gewisseld in de Kamer.

Naar boven