Vragen van het lid Jasper van Dijk aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat de minister de begroting wil herzien om geld vrij te maken voor het dreigende lerarentekort.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. "Plasterk op zoek naar veel geld voor leraar", kopt de Volkskrant. Ik was blij toen ik dat las, want er is inderdaad veel extra geld nodig voor het onderwijs. Als wij niets doen, komt er een gigantisch lerarentekort, de komende jaren zijn 100.00 nieuwe leraren nodig. De minister noemt het lerarentekort dan ook een megaprobleem, zodat hij nu zijn eigen begroting wil gaan herschrijven. Aanleiding is een uitgelekt rapport, met het advies om 1 tot 1,5 mld. te investeren in de salarissen van leraren.

Ik ben het helemaal eens met deze minister. Als wij geen nieuwe leraren vinden, zullen er steeds meer onbevoegde leraren voor de klas staan. Dat is fataal voor de kwaliteit van het onderwijs, en voor de status van het beroep van leraar. Het is te gek voor woorden dat wij nu al onbevoegde leraren toestaan. Stelt u zich eens voor dat de KLM onbevoegde piloten zou toestaan! Het land zou te klein zijn. Maar een onbevoegde leraar kan blijkbaar wel, terwijl het daar gaat om de toekomst van onze kinderen.

Waarom komt de minister nu pas met het inzicht dat er veel meer geld nodig is voor het onderwijs? Hij wist al lang dat er een groot lerarentekort aan zat te komen. Is minister Bos het met minister Plasterk eens dat de voorliggende begroting blijkbaar tekort schiet? Zo ja, hoeveel geld komt er dan extra voor het onderwijs, bovenop de 1 mld. die de minister al had vrijgemaakt? Is de minister het eens met de commissie-leraren, die zegt dat er minstens 1 tot 1,5 mld. extra nodig is, alleen al voor de salarissen van leraren? Als er geen extra geld bijkomt, wat voor wijzigingen gaat de minister dan aanbrengen in zijn begroting om het lerarentekort aan te pakken? Welke plannen gaan er geofferd worden?

Minister Plasterk:

Voorzitter. Het is mooi hier weer te zijn, de eerste keer na de zomer. Ik zou hierover graag willen spreken, zij het dat mij niet helemaal helder is wat ik op dit moment met deze vragen aan moet. Ik meen dat wij vanmiddag over dit onderwerp praten omdat zich twee onvermijdelijke dingen tegelijkertijd voordoen.

Meteen toen deze regering is begonnen, heeft de commissie-Rinnooy Kan de opdracht gekregen mij zo snel mogelijk te rapporteren over de positie van de leraren. Deze commissie heeft, ook in de zomer, heel hard gewerkt en zal volgende week, 12 september, haar advies kenbaar maken. Eerder dan op deze datum kon zij dat niet. Ondertussen hebben wij de begroting moeten opstellen die op Prinsjesdag wordt aangeboden. Zoals bekend, kan ik daar nu geen inhoudelijke informatie over geven. De behandeling van de begroting van Onderwijs zal 3, 4 of 5 december in deze Kamer plaatsvinden. Daarna wordt de begroting vastgesteld. Op Prinsjesdag hebben wij het advies van de commissie-Rinnooy Kan wel gelezen. Nu heb ik dat advies nog niet gelezen, ook geen concept. Laat daar geen misverstand over zijn. Ik ken de argumenten die daarin worden genoemd, op dit moment niet.

Tegelijkertijd heb ik deze commissie niet voor niets ingesteld. Ik realiseer mij namelijk dat er op dat vlak een megaprobleem is. Je mag dus verwachten dat er een heleboel gaat gebeuren. Veel dingen zullen geen geld kosten, maar er zullen ook dingen zijn waarvan het redelijk is om te verwachten dat zij wel geld kosten.

Op de begroting heb ik ruimte vrijgemaakt voor het aanpakken van het lerarenprobleem. Het enige wat ik gisteren in mijn toespraak heb gezegd, is dat ik niet 100% zeker weet of de vrijgemaakte ruimte voldoende zal zijn. Daarvoor moet ik immers eerst het advies en de argumenten van de commissie-Rinnooy Kan, een zware serieuze commissie, beoordelen. Ik sluit niet uit dat deze argumenten ertoe leiden dat moet worden bekeken of de begroting die bij de Kamer wordt ingediend – twee dagen nadat de commissie-Rinnooy Kan heeft gerapporteerd – nog adequaat is. Wellicht moeten er nog dingen gebeuren. Ik realiseer mij dat dit niet vaak voorkomt, maar deze timing kan leiden tot een nota van wijziging. Deze nota kan de Kamer dan nog voor de begrotingsbehandeling in december betrekken bij haar oordeelsvorming.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het valt mij op dat de toon van de minister hier een stuk milder is dan het artikel in de krant suggereert, maar de minister wordt in dat artikel wel geciteerd. Hij zegt dat hij zijn eigen begroting misschien wel zeer fors wil wijzigen. Dat zijn toch grote woorden. Hij kweekt daarmee een verwachting in het onderwijs. En terecht. Er moet fors worden geïnvesteerd. Probeer daar dan ook echt werk van te maken, minister, en geef hier al aan in welke richting u precies denkt. U heeft zaterdag in diezelfde krant kunnen lezen welke kant het advies opgaat: 1 mld. tot 1,5 mld. extra voor de salarissen.

Voorzitter. Het probleem was al langer bekend. De minister kon het eigenlijk al in deze zomer, toen hij de begroting heeft gemaakt, met de minister van Financiën kortsluiten. Blijkbaar heeft de minister dat inzicht nu pas gekregen. Graag krijg ik daar een reactie op. Ook hoor ik graag een kort antwoord op de vraag wat hij gaat doen aan het enorm stijgende aantal onbevoegde leraren.

Minister Plasterk:

Als de heer Van Dijk signaleert dat mijn toon hier een andere is dan die in de krant, dan kan dat alleen maar omdat hij de krant verkeerd citeert. Daar staat niet "ik wil mijn begroting wijzigen". Ik heb gezegd dat ik niet uitsluit dat dit een conclusie is. Als je een zware commissie vraagt om over een groot probleem een advies te geven, is het idioot als je daarbij op voorhand zegt dat de begroting al vaststaat. Dat kan niet. De begroting is opgesteld op basis van de nu beschikbare informatie. Ik sluit niet uit dat wij door het advies tot de conclusie moeten komen dat een nog grotere inzet nodig is. Op de vraag hoe groot die dan is, kan ik op dit moment niet antwoorden. Ik kan nog niets zeggen over de begroting, laat staan over het advies van de commissie-Rinnooy Kan, waarvan ik de inhoud nog niet ken.

Verder beschouw ik het betoog van de heer Van Dijk als een ondersteuning van mijn beleid. Wij delen immers dezelfde zorg.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Ik wil de minister graag vragen wanneer de commissie-Rinnooy Kan is ingesteld.

Het is van tweeën één: of de commissie is te laat ingesteld of zij is op tijd ingesteld. Waarschijnlijk moesten eerst de honderd dagen, die 3,2 mln. hebben gekost, worden doorlopen om met de mensen te praten. Als de commissie daarna is ingesteld, was dat dus te laat. Als de commissie wel op tijd is ingesteld, kan ik mij niet voorstellen dat zij niet twee maanden voor 12 september kon adviseren.

Minister Plasterk:

Ik heb de datum niet paraat, maar de commissie is vrijwel onmiddellijk na mijn aantreden, zo snel als dat menselijkerwijs kon, ingesteld en heeft ongelofelijk hard gewerkt, ook in de zomer. Er is met allerlei mensen in het veld gesproken, zoals leraren en andere betrokkenen. Ik vind het een fantastische prestatie dat al dat werk is gedaan, terwijl de Kamer op zomerreces was. Terwijl zij nog maar nauwelijks terug is, komt dat verslag al op 12 september. Ik heb daarover geen enkel verwijt.

Mevrouw Verdonk (VVD):

Weet u niet eens meer wanneer u die commissie hebt ingesteld?

Minister Plasterk:

Ik stuur u schriftelijk antwoord op die vraag, maar u kunt het ook gewoon in de stukken opzoeken, dat weet u.

De heer Dibi (GroenLinks):

Eindelijk erkenning voor al die juffen en meesters, alleen moet u nog geld vinden. Er zijn geluiden dat u dat binnen uw eigen begroting gaat vinden door fors hogere collegegelden te vragen van studenten en door een beperking van de studiefinanciering. Kunnen wij die mogelijkheden alvast afstrepen? Mijn vraag is of u te weinig geld hebt gekregen en of u niet buiten uw begroting moet gaan zoeken naar meer geld.

Minister Plasterk:

Daar kan ik op dit moment niet op vooruitlopen, dat weet u.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ben toch wel erg benieuwd. Komt er meer geld voor onderwijs of hebt u die strijd verloren in de onderhandelingen met Bos?

Minister Plasterk:

Binnenkort is het Prinsjesdag en dan krijgt u de begroting, waarin u kunt zien hoeveel geld er voor onderwijs komt. Ik wijs erop dat onderwijs behoorlijk bedeeld is in het resultaat van de gesprekken van de afgelopen tijd, zoals u in de krant hebt kunnen lezen. Het belang van onderwijs wordt door het kabinet als geheel absoluut onderkend en daar ben ik heel blij mee. Dat is ook terecht.

Naar boven