Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 79, pagina 4205-4212 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | nr. 79, pagina 4205-4212 |
Regeling van werkzaamheden
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van Velzen.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Voorzitter. Op 7 juni jongstleden hebben wij een algemeen overleg gehad over de maatschappelijke opvang in Nederland. Ik vraag hierover een VAO aan.
De voorzitter:
Ik stel voor, dit VAO toe te voegen aan de agenda van volgende week.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Voordat je het weet, is het weer Prinsjesdag. Behalve de hoedjes en de gouden koets krijgen wij dan ook het jaarlijkse rituele gerommel over de embargoregeling. Vorig jaar is de embargoregeling eenzijdig door de regering opgeheven, tot grote onvrede van het Presidium van de Kamer en een groot aantal fracties in de Kamer. Om zich goed te kunnen voorbereiden op de algemene beschouwingen en een gelijkwaardige positie te hebben, moet de Kamer de stukken, onder embargo, goed kunnen lezen. Nu wil het toeval dat beide huidige vicepremiers, de heer Bos en de heer Rouvoet, felle tegenstanders waren van opheffing van de embargoregeling. Daarom vraag ik via u of de minister-president voor de zomer een brief aan de Kamer wil toezenden, waarin hij aangeeft of hij bereid is om de embargoregeling opnieuw in te voeren en, zo nee, waarom niet.
De heer Van Beek (VVD):
De VVD-fractie is het met mevrouw Halsema eens dat dit onderwerp opnieuw geagendeerd moet worden. Het is wel verstandig om datgene wat de Voorzitter vanuit het Presidium doet en datgene wat rechtstreeks vanuit de Kamer gebeurt, zodanig te coördineren dat het elkaar versterkt. Ik hoor graag wat de Voorzitter zelf doet om te beoordelen of wij het voorstel van mevrouw Halsema moeten volgen of dat het op een andere manier kan worden geregeld.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. Ik steun het verzoek om een brief, maar ik had misschien eerst uw antwoord moeten afwachten.
De voorzitter:
Ik heb in het Presidium meegedeeld dat ik voornemens ben om een gesprek aan te gaan met het kabinet over de embargoregeling, maar als de Kamer in meerderheid een brief wil van het kabinet, heb ik daar geen enkel bezwaar tegen.
De heer Van Beek (VVD):
De VVD-fractie steunt het voorstel van mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dat is mooi, want samen staan wij sterk.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Pechtold.
De heer Pechtold (D66):
Mevrouw de voorzitter. De rapporteur van de Raad van Europa, senator Marty, heeft afgelopen vrijdag zijn rapport gepresenteerd. Volgens Marty hield de Amerikaanse geheime dienst in geheime gevangenissen in Polen en Roemenië terreurverdachten vast en ondervroeg hen, waren Polen en Roemenië op de hoogte, ondanks dat zij dit eerder hebben ontkend, en kon de CIA vermeende terroristen met vliegtuigen via Europa vervoeren op basis van een akkoord tussen de VS en de NAVO. Het betreffende akkoord is geheim en de secretaris-generaal weigert Marty hierin inzicht te geven. Voor de fractie van D66 is dat reden om een spoeddebat met de regering aan te vragen over deze zaak. Wij willen dat bij voorkeur deze week houden, want elke dag dat het waarheidsgehalte hiervan boven de markt blijft hangen, is er wat ons betreft een te veel.
Mevrouw Van Gennip (CDA):
Ik begrijp dat dit rapport op 27 juni zal worden besproken in de Raad van Europa. Het lijkt mij dan ook voorbarig om daarover op dit moment in Nederland een spoeddebat aan te vragen. Het lijkt mij dat wij de discussie eerst aan de Raad van Europa moeten laten.
De heer Van Baalen (VVD):
Het interessante van dit rapport, en van eerdere rapporten, is dat het gaat over dingen die gebeurd zijn. Die moeten worden uitgezocht. Daarover moet hier worden gesproken, maar ik zie geen aanleiding voor een spoeddebat. Ik vind dat het kabinet ons op een gegeven moment naar aanleiding van de discussie in de Raad van Europa moet informeren over zijn bevindingen. Daarna kunnen wij een debat houden.
De heer Van Dam (PvdA):
Net als de heer Van Baalen zie ik het spoedeisende karakter niet. Het lijkt mij wel verstandig, het kabinet te vragen om zelf in te gaan op de bevindingen van Marty en daarop zijn reactie te geven. Wij kunnen dan op basis daarvan als Kamer besluiten of wij een debat willen en, zo ja, op welke termijn.
De heer Van Bommel (SP):
Ik had mij ook voor de regeling van werkzaamheden aangemeld om een brief te vragen van het kabinet over dit onderwerp. Ik wil graag een debat over dit onderwerp, maar wel aan de hand van een brief waarin het kabinet ook expliciet ingaat op de positie van Nederland in de NAVO-raad en aangeeft waarmee Nederland heeft ingestemd en wat er precies aan de hand is wat Nederland betreft.
De heer Van der Staaij (SGP):
De SGP-fractie ziet geen reden voor een spoeddebat. Het spoedeisende karakter ontgaat ons. De motivering van de heer Pechtold dat elke dag dat het waarheidsgehalte van dit bericht boven de markt blijft hangen, er een te veel is, is een formulering waarmee men elk onderwerp tot onderwerp van een spoeddebat kan maken.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Ook de fractie van de ChristenUnie heeft geen behoefte aan een spoeddebat op dit moment.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
De fractie van GroenLinks heeft behoefte aan een debat hierover op basis van een brief, zoals is voorgesteld, maar wel graag voor het zomerreces. Het duurt bij elkaar namelijk al ongeveer twee jaar.
De heer Pechtold (D66):
De Kamer beluisterend, constateer ik dat er wel degelijk behoefte is aan informatie over deze kwestie. Je kunt wel zeggen dat het een tijdje geleden is gebeurd, maar er zijn nog steeds verdachten zoek. Wij hebben eerder een probleem gehad met de Nederlandse regering over de CIA-vluchten. Nu komt steeds meer naar voren dat vermoedens die er waren, op waarheid berusten. Er komen steeds meer bewijzen boven tafel. De heer Van Bommel wilde om een brief vragen. Ik vind het van belang om die brief te ontvangen en tevens om er voor de zomer – wat mij betreft ruim voor zomer – een debat over te voeren. Wij lopen dan voor de Raad van Europa uit, want 27 juni is vlak voor ons reces.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Nadat wij de gevraagde brief hebben ontvangen, kan de Kamer opnieuw het initiatief nemen om te komen tot een debat.
De heer Van Baalen (VVD):
De vraag is natuurlijk wanneer die brief moet komen. Net als mevrouw Van Gennip ben ik van mening dat het zinvol is dat de Raad van Europa dat rapport eerst bespreekt. Uit de woorden van mevrouw Van Gennip heb ik begrepen dat dit op 27 juni gebeurt. Dat betekent dat wij dan nog een of twee weken de tijd hebben om het hier te behandelen, als men dat al per se voor de zomer wil doen. Ik wil eerst het debat in de Raad van Europa afwachten, dan een reactie van het kabinet vragen en vervolgens een debat daarover houden.
De voorzitter:
U stelt dus voor dat het kabinet eerst met een brief komt na het debat in de Raad van Europa. Dat betekent dat de Kamer die brief niet voor 27 juni krijgt.
De heer Van Dam (PvdA):
Het lijkt mij dat wij die brief best eerder kunnen krijgen. Met alle respect voor de Raad van Europa, maar de Raad van Europa is geen democratisch gekozen orgaan. Dat is onze Kamer wel. Ik vind de Kamer ook de plek waar erover moet worden gesproken. Het kabinet moet aan de Kamer verantwoording afleggen en hoeft daarvoor niet te wachten op een debat in de Raad van Europa. Ik wil de brief dus sneller hebben; een debat voor de zomer lijkt mij prima.
De heer Van Bommel (SP):
Wat mij betreft, wachten wij het debat in de Raad van Europa niet af. Dat is een andere verantwoordelijkheid. De Nederlandse regering gaat over haar eigen verantwoordelijkheid en zal mijns inziens op basis van het rapport moeten reageren met mededelingen over eigen instemmen, eigen afspraken, eigen handelen. Daar gaat het mij om.
Mevrouw Van Gennip (CDA):
Ik vind dit wat lastig, want op 27 juni wordt het rapport besproken in de Raad van Europa en ook definitief vastgesteld. Wij hebben het nu over een conceptrapport dat in een commissie is besproken. Ik zou ons toch die twee weken willen geven om te weten te komen wat er in het definitieve rapport staat. Ik ben het met alle andere woordvoerders eens dat wij hierover moeten spreken, maar dan wel goed en op basis van goede informatie. Laten wij dus de discussie in de Raad van Europa op 27 juni even afwachten en daarna met elkaar aan de gang gaan.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik sluit mij aan bij hetgeen net door de CDA-collega is gezegd. De status van het rapport is dat van een concept, gemaakt ten behoeve van een andere vergadering. Ook ik vind dat wij die vergadering moeten afwachten en dat dan pas deze Kamer aan zet is!
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Wij willen een debat voor het zomerreces met medeneming van zowel de kabinetsreactie als de reactie van de Raad van Europa van 27 juni aanstaande.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. De ChristenUnie sluit zich aan bij degenen die willen wachten tot de Raad van Europa hierover heeft gesproken.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Als ik de meerderheid van de Kamer beluister, moeten wij wachten tot na de vergadering van de Raad van Europa, dus tot na 27 juni. Volgens mijn korte ervaring gaan wij dan al gauw over de zomer heen. Ik zou graag voor 27 juni een debat hebben. Dan noemen wij het geen spoeddebat, maar dan hebben wij in ieder geval de brief en een debat. Anders lopen wij vast in die laatste week.
De voorzitter:
Ik vind uw poging wel boeiend.
De heer Pechtold (D66):
Als een oud-veilingmeester die altijd probeert om ergens uit te komen.
De voorzitter:
Ja, maar het is hier geen veiling en ook geen koemarkt. Ik zie op dit moment uitsluitend een meerderheid voor een brief na ommekomst van de Raad van Europa!
De heer Pechtold (D66):
Neen!
De heer Van Bommel (SP):
Ik heb mij uitgesproken voor een debat na ontvangst van een brief, die ik ook spoedig wil. Wat mij betreft, kunnen wij de regering daar best een paar dagen voor geven, maar gaan wij uiterlijk volgende week het debat aan.
De voorzitter:
Ik wil niet flauw doen, maar de SP, de PvdA en D66 vormen geen meerderheid.
De heer Pechtold (D66):
Als wij een spoeddebat zouden aanvragen, zou het wel voldoende zijn. Dat doen wij echter niet. Wij gaan nu mee met de meerderheid van de Kamer die een zorgvuldig debat wil, dus op basis van een brief. Als wij de regering nu een week voor die brief geven en voor 27 juni het debat voeren, dan zijn wij allemaal tevreden.
De voorzitter:
Ik heb nog niet vastgesteld dat u op dit moment een meerderheid heeft voor een spoeddebat.
De heer Pechtold (D66):
Maar die zou er zo maar kunnen komen als wij het gevoel krijgen dat wordt geprobeerd om een debat uit te stellen tot na 27 juni!
De heer Van Baalen (VVD):
Als wij nu afspreken dat wij in ieder geval voor het reces het debat hebben, zo spoedig mogelijk nadat wij een brief hebben ontvangen naar aanleiding van de bespreking in de Raad van Europa. Daar kan iedereen volgens mij helemaal tevreden mee zijn!
De voorzitter:
Mijnheer Pechtold, volgens mij heeft de heer Van Baalen een wijs voorstel gedaan.
De heer Pechtold (D66):
De heer Van Baalen is een man met ervaring, zeker op dit gebied. Ik zie mevrouw Peters en de heer Van Bommel knikken. Daarom zeg ik maar dat wij hopen, voor de zomer een goede brief te krijgen en een goed debat te kunnen voeren, hopelijk het laatste over dit onderwerp.
De voorzitter:
Wij zullen ervoor zorgen dat wij een goede brief krijgen, meteen na de bijeenkomst van de Raad van Europa, en nog voor het reces het debat kunnen voeren. Ik stel dan ook voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Van der Ham.
De heer Van der Ham (D66):
Voorzitter. In de tweede duurzaamheidsverkenning van Nederland doet de directeur van het Milieu- en Natuurplanbureau een aantal verstrekkende aanbevelingen op het gebied van wonen, verkeer en natuur die volgens D66 het onderzoeken zeer waard zijn. De aanbevelingen strekken zich over zo veel terreinen en hekjes van beleidsdepartementen uit dat het mij verstandig leek om bij deze regeling van werkzaamheden een reactie van de regering op die tweede duurzaamheidsverkenning te krijgen, mede gezien het optreden van de directeur van dat planbureau in het programma Buitenhof van afgelopen zondag. Voor het zomerreces wil ik bij brief een reactie van de regering op deze verkenning hebben om eventueel daarna een debat over dit belangrijke onderwerp te voeren.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Ulenbelt.
De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Verleden week vroeg ik bij de regeling van werkzaamheden een brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het niet tot stand komen van een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers en de VNG over het ontslagrecht. Het ziet ernaar uit dat de voortgang van dit overleg gegijzeld wordt door meningsverschillen binnen het kabinet. Daarom wil ik graag deze week een debat, zonder spoed, hebben met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik doe dit verzoek mede namens de fractie van de VVD.
De voorzitter:
U moet kiezen: een debat of een spoeddebat!
De heer Ulenbelt (SP):
Een debat!
De voorzitter:
Dan hebt u dus een meerderheid nodig!
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Wij zullen volgende week een debat voeren met de minister-president over het 100-dagenplan. Dit lijkt ons hét moment om met hem ook een pittig gesprek te voeren over de kwestie van de participatietop en het ontslagrecht. Het lijkt mij een beetje raar om nu apart een debat te voeren over dit punt.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Van Gent. Wij hebben vorige week afgesproken dat wij het kabinet om een brief zouden vragen. Ik zie geen aanleiding om, vooruitlopend op het debat volgende week, nu een debat te voeren over dit onderwerp.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. De fractie van het CDA sluit zich hierbij aan.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook de fractie van de ChristenUnie sluit zich hierbij aan.
De heer Nicolaï (VVD):
Voorzitter. Misschien is het goed dat ik als mede-indiener van dit verzoek mijn verbazing uitspreek over het feit dat in ieder geval de coalitiepartijen wel erg de kant kiezen van het kabinet en het "duiken". Inmiddels buitelen de plannen van bewindspersonen over elkaar heen in de media. Ik denk dat het hoog tijd is dat wij hierover met elkaar spreken. Misschien kan de heer Ulenbelt mede namens mij het verzoek aanscherpen tot een verzoek om een spoeddebat.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ik ben hier gaan staan voor de unieke mededeling dat ik mij aansluit bij de woorden van mevrouw Van Gent.
De voorzitter:
Mijnheer Ulenbelt, u heeft gevraagd om een debat. Daarvoor is geen meerderheid in deze Kamer. Wat is daarop uw reactie?
De heer Ulenbelt (SP):
Ik ben verbijsterd over het feit dat de coalitie een parlementair debat over zo'n belangrijk onderwerp blokkeert. Het onderwerp is ernstig genoeg om afzonderlijk aan de orde te stellen. Die blokkade is echter een feit. Wellicht is dit de opmaat naar een nieuw Museumplein. Ik hoop het voor de coalitie.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Wij willen wel een debat, graag zelfs.
De voorzitter:
Er staat al duidelijk in het verslag dat u en mevrouw Hamer hebben gezegd dat u dit bij het 100-dagendebat wilt betrekken.
Het woord is aan de heer Van de Camp.
De heer Van de Camp (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Ik vraag om een korte heropening van het debat over de vierde tranche Algemene wet bestuursrecht. Mijn collega's Wolfsen en Teeven hebben vanmorgen een amendement ingediend. Ik wil daarover graag de opvatting vernemen van de minister, van mijn collega's en van mijzelf.
De voorzitter:
Vooral het laatste is een reden om aan de collega's te vragen hoe zij over dit voorstel denken.
De heer Teeven (VVD):
Voorzitter. Het is voor ons een feest om met de CDA-fractie in discussie te gaan en vooral met de heer Van de Camp. Ik heb dus geen bezwaar tegen dit voorstel.
De voorzitter:
Ik zie algemene instemming. Ik zal dan ook proberen om dit debat nog deze week op de agenda te plaatsen.
Ik stel voor, de stemmingen over het wetsvoorstel Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (29702) van de agenda van heden af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Wij willen graag een rappel indienen ten aanzien van een groot aantal Kamervragen. Het gaat achtereenvolgens om de schriftelijke vragen over brandgevaar in schuren en stallen, de uitbreiding van Lelystad Airport, verkeersongelukken met in het wild levende dieren, overdraagbaarheid van de MRSA-bacterie, mishandeling van paarden, voorlichting van jagers op basisscholen, het kappen van bomen door Staatsbosbeheer, het slaghameren van dieren, beperking van de vleesconsumptie in Nederland en een kunstproject met een stervend schaap. Ik voeg hieraan toe dat wij op één punt vier weken geleden ook al hebben gerappelleerd. Ik dring erop aan dat de minister snel antwoordt op onze vragen.
De heer Koopmans (CDA):
Er is geen enkele reden om te zeggen dat het niet goed is om te rappelleren, maar het lijkt er wel op dat bij het ministerie van LNV honderd ambtenaren aan het werk moeten worden gezet om vragen van de fractie van de PvdD te beantwoorden.
De voorzitter:
Het is helaas niet alleen een probleem bij het ministerie van LNV. Daarom stuurt de Griffier nog deze week een brief naar alle departementen met het verzoek, zich te houden aan de regels voor het beantwoorden van schriftelijke vragen.
(geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Van Velzen.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Voorzitter. Ik heb deze week nog geen tijd gehad voor mijn lijstje met onbeantwoorde vragen. Ik sla dat dus maar een keer over.
Ik wil u verzoeken om het VAO over diervoeders te heropenen. Op 24 mei is over diervoeder een algemeen overleg gehouden. In de daarop volgende procedurevergadering heeft de commissie besloten om een brief te vragen over de import van illegale soja. Het was dan ook tot mijn verrassing dat er bij het VAO moties werden ingediend over de sojaproblematiek. Ik zou graag zien dat dit VAO wordt heropend om zelf ook de nodige uitspraken aan de Kamer voor te kunnen leggen. De motie die op de stemmingslijst staat, gaat mij namelijk niet ver genoeg. Hiermee heb ik meteen een stemverklaring afgelegd.
De heer Koopmans (CDA):
Een heropening van een VAO? Dat is weer eens wat nieuws.
De voorzitter:
Ja, maar dat is altijd mogelijk.
De heer Koopmans (CDA):
Mijn fractie vindt dit geen goed idee. Tijdens het VAO hebben twee fracties het woord gevoerd. De fractie van de SP heeft dat niet gedaan en dan is het vreemd dat mevrouw Van Velzen om een heropening vraagt. Bovendien spreken wij vanmiddag in de procedurevergadering over de inmiddels binnengekomen brief over soja. Wij kunnen besluiten om over deze brief een algemeen overleg te houden. Ik zou dat prima vinden, want het onderwerp van deze brief is een ander onderwerp dan in het VAO aan de orde is geweest. Ik denk dat wij het zo moeten doen, anders gaan wij het mogelijk maken om na elk VAO om een heropening te vragen.
De voorzitter:
Als een meerderheid van de Kamer dat wenst, is dat op zichzelf wel mogelijk.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Ik denk dat wij het onderwerp meer recht doen door een nieuw algemeen overleg te organiseren. Volgens mij moeten wij hierover echt discussiëren en daarvoor leent een VAO zich niet. Ik denk dat mevrouw Van Velzen in de procedurevergadering om een algemeen overleg moet vragen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik steun het verzoek van de fractie van de SP. Ik merk op dat het nogal vreemd is om een motie in te dienen, nog voordat het algemeen overleg over het onderwerp van de motie is gehouden. Als de CDA-fractie het zo wil spelen, moeten ook andere fracties de mogelijkheid krijgen om hierover moties in te dienen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik sluit mij aan bij mevrouw Van Velzen en mevrouw Thieme.
Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):
De brief waarover wij nu spreken, is geagendeerd voor de procedurevergadering van vanmiddag. Als een meerderheid dat wil, kunnen wij in die vergadering besluiten om een algemeen overleg te houden over deze sojabrief.
De voorzitter:
Mevrouw Van Velzen, er is geen meerderheid voor een heropening van het VAO.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik ben het eens met mevrouw Snijder.
De voorzitter:
Mevrouw Van Velzen, ik constateer dat er nog steeds geen meerderheid is voor uw voorstel.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Ik constateer dat met u. Ik wil wel van de gelegenheid gebruikmaken om de heer Koopmans te vragen, zijn motie aan te houden. Aangezien de commissie om een brief had gevraagd, was het niet netjes om in een VAO het debat over deze brief feitelijk al af te ronden. Ik denk dat het een redelijk verzoek is om pas na het algemeen overleg over zijn motie te stemmen.
De heer Koopmans (CDA):
Deze motie is in het VAO aan de orde gekomen en sluit volstrekt aan bij het onderwerp dat in het algemeen overleg aan de orde is geweest, namelijk diervoeder. Mijn motie gaat over soja als diervoeder voor kippen en varkens.
De voorzitter:
Mijnheer Koopmans. Ik begrijp dat u ons wilt bijpraten, maar wij zijn nu toch echt bezig met de regeling van werkzaamheden.
De heer Koopmans (CDA):
Het probleem is dat anderen vragen om een heropening van een VAO en ik niet. De motie viel niet buiten de orde van het VAO en daarom wil ik dat de Kamer straks over mijn motie stemt.
De voorzitter:
Als u gewoon zegt dat u daartoe niet bereid bent, weten wij waar wij aan toe zijn.
De heer Koopmans (CDA):
Nu snapt ook iedereen waarom ik daartoe niet bereid ben.
De voorzitter:
Daarmee hebt u een punt.
Mevrouw Van Velzen, de heer Koopmans is niet bereid om zijn motie aan te houden en er is ook geen meerderheid voor een heropening. Ik stel vast dat de Kamer uw voorstel niet steunt.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Het is duidelijk wat het plan van de CDA-fractie is.
De voorzitter:
Het woord is wederom aan mevrouw Van Velzen.
Mevrouw Van Velzen (SP):
Voorzitter. De Kamer heeft vorig jaar mijn motie aangenomen over vrijstelling van uitzending naar conflictgebieden voor vaders met jonge kinderen. De staatssecretaris van Defensie heeft toegezegd, te onderzoeken of er vaders zijn die daaraan behoefte hebben en hoeveel vaders er zijn. Dat onderzoek zou half april binnenkomen. De Kamer heeft daarop gerappelleerd en gerappelleerd. Vandaag is plotseling een ANP-bericht in het nieuws waarin een Defensiewoordvoerder met allerlei getallen komt. Dat onderzoek is mij niet bekend. Ik vraag dan ook om een brief met daarin een antwoord op de volgende vragen. Waarom is deze werkwijze gekozen? Waarom is niet eerst de Kamer ingelicht, terwijl zij daar herhaaldelijk om heeft gevraagd? Mogen wij het onderzoek nu ook ontvangen, bij voorkeur voor 16.00 uur vandaag? Dan vindt namelijk een algemeen overleg plaats waar dit onderwerp op de agenda staat.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering met spoed door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Irrgang.
De heer Irrgang (SP):
Voorzitter. Een langdurig personeelsprobleem in de publieke sector is opgelost. De Autoriteit Financiële Markten heeft namelijk een nieuwe baas. Wie dat geworden is, was niet heel verbazingwekkend meer. Het heeft bij mijn fractie wel grote verbazing opgeleverd dat de nieuwe voorzitter een salaris gaat verdienen dat ruim de helft hoger is dan dat van de minister-president, terwijl in het coalitieakkoord is opgenomen dat het salaris van de minister-president de norm zou moeten worden. Daarom stelt mijn fractie voor, hierover nog deze week een spoeddebat te houden. Mede met het oog op de precedentwerking die hiervan kan uitgaan, lijkt het ons verstandig om dat zo snel mogelijk te doen.
De heer Weekers (VVD):
Voorzitter. Mijn fractie kan zich voorstellen dat de SP-fractie over dit onderwerp wil spreken. Deze vraag was ook aangemeld voor het vragenuur. Het lijkt mij ondoenlijk dat de Kamer alle vragen die zijn aangemeld, maar niet zijn toegelaten, omzet in een spoeddebat. Dan zijn wij alleen nog maar met elkaar in spoeddebat. Ik wil de heer Irrgang in overweging geven om zijn verzoek om een spoeddebat om te zetten in een verzoek om een interpellatie. Dan kunnen de fracties die hieraan heel veel belang hechten, het punt maken dat zij willen maken. De fracties die daaraan wat minder belang hechten, voegen zich dan wat meer op de achtergrond.
De voorzitter:
Ik merk op dat voor een interpellatieverzoek ook 30 leden nodig zijn.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Mijn fractie steunt het verzoek van de heer Irrgang om een spoeddebat.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Net zoals alle fracties heeft de GroenLinksfractie de motivering ontvangen van de minister van Financiën. Ons is daarin opgevallen, naast de merkwaardig hoge beloning van de nieuwe voorzitter van de AFM, dat de minister van Financiën meldt dat hij nu, ongeveer 120 dagen na de start van het kabinet...
De voorzitter:
Mijnheer Vendrik, steunt u het verzoek of steunt u het niet?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter, daar kom ik op, maar een motivering lijkt mij handig. De minister van Financiën meldt dat het door het kabinet te voeren beloningsbeleid nog niet is uitgewerkt. Dat vind ik verbazingwekkend. Het zou de voorkeur van mijn fractie hebben dat de minister van Financiën dit omstandig uitlegt in een brief aan de Kamer, zodat het onderwerp volgende week kan worden betrokken bij het debat over het beleidsprogramma. Daar hoort de kwestie wat ons betreft thuis.
De heer Irrgang (SP):
Natuurlijk kan alles volgende week bij het door de heer Vendrik genoemde debat worden betrokken. Ik vrees echter dat het dan een heel groot debat wordt waarin zeer veel aan de orde komt. Dat zou geen recht doen aan het belang van dit onderwerp. Ik onderschrijf de analyse van de heer Vendrik, maar het lijkt mij juist daarom van belang dat wij nu een spoeddebat houden. Daarom persisteer ik bij mijn verzoek.
De voorzitter:
Ik stel vast dat uw verzoek om een spoeddebat te mogen houden, op voldoende steun kan rekenen. Ik stel voor, de Kamer later te informeren over de planning van het debat. Ik stel tevens voor, spreektijden van drie minuten per fractie te hanteren.
Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Brinkman.
De heer Brinkman (PVV):
Voorzitter. Allochtone randgroepjongeren worden door de sociale dienst op een dure zeereis gestuurd en molesteren de bemanning, elkaar en het gehele schip. Een grote schande. Uit mijn onderzoek blijkt dat een behoorlijk aantal jongeren niet gemotiveerd was, maar toch mee moest omdat de sociale dienst dreigde anders hun uitkering in te trekken.
De voorzitter:
Wat is uw voorstel, mijnheer Brinkman?
De heer Brinkman (PVV):
Hier maakt de Nederlandse burger zich druk om, voorzitter. Dat wil ik u even duidelijk maken. Ik vraag derhalve een spoeddebat aan over dit onderwerp met de ministers van Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Mevrouw Verdonk (VVD):
Deze keer gaat het om een bootje, een andere keer om een vlindertuin en dan weer om een kickboksproject. Er worden honderden miljoenen euro's uitgegeven aan deze kleine groep probleemjongeren. Wij willen graag een visie van het kabinet: wat gaat er echt gebeuren? Daarom zijn wij tegen een spoeddebat over één bootje.
Mevrouw Bouchibti (PvdA):
Wij zijn tegen het voorstel van de PVV-fractie.
De heer Çörüz (CDA):
Donderdagavond is er een debat met de minister van Justitie over de bekende strafrechtelijke maatregel. Niets staat de heer Brinkman in de weg om zijn ideeën daar in te brengen.
De heer De Wit (SP):
De suggestie van de heer Çörüz is een heel zinvolle.
De heer Brinkman (PVV):
Ik constateer precies wat ik al had verwacht: de visie zal altijd hetzelfde blijven als wij niet de feiten benoemen waarom het gaat. Allochtone jongeren worden onder het mom van de "multicultisamenleving" op pad gestuurd en weten het elke keer weer te verknoeien in dit land. Dat is wat wij graag in een spoeddebat naar buiten hadden willen brengen. Helaas is daar geen steun voor, dus op naar het volgende incident.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Poppe.
De heer Poppe (SP):
Voorzitter. Vorige week woensdag kwam in het tv-programma Netwerk een generaal ons kond doen van plannen van Defensie om op roc's jongens en meisjes te gaan rekruteren. Daartoe zouden onder anderen militaire ambtenaren als leerkracht voor de klas les moeten gaan geven in vakken als maatschappijleer, sport, omgangsvormen en normen en waarden. Het is zeer ongepast dat wij via een generaal op de televisie moeten horen van deze plannen. Daarom verzoeken wij het kabinet of de verantwoordelijke bewindslieden, de staatssecretarissen van Defensie en van Onderwijs, in een brief aan de Kamer nauwkeurig uiteen te zetten waaruit deze plannen bestaan. Worden de militairen voor de klas als zodanig bekendgemaakt? Wat wordt de verhouding tussen lesgeven en rekruteren? Wie betaalt, als het al gewenst zou zijn, deze militairen voor de klas? Kortom, ik vraag het kabinet om een gedetailleerde brief over deze plannen. Tot slot verzoek ik de bewindslieden om deze plannen niet verder te ontwikkelen voordat de Kamer erover is geïnformeerd en er, zo nodig, over heeft gedebatteerd.
Mevrouw Eijsink (PvdA):
Ik ben een beetje verbaasd. Tijdens de wetgevingsoverleggen op 16 oktober 2006 en in november 2005 is in aanwezigheid van de SP-fractie gesproken over de "kweekvijver voor defensie". Met dertig roc's is er allang verband voor middelbaar beroepsonderwijs. Zaken als leren in de klas, het werken in praktijk, het opdoen van ervaring met elektrotechniek in Woensdrecht en in Eindhoven en omgeving zijn allang besproken met de Kamer. Als de heer Poppe een brief wil om dit nogmaals te laten uitleggen, dan is dat prima; tegen duidelijkheid kan ik nooit bezwaar hebben. Ik ben echter verbaasd door zijn verzoek, omdat deze onderwerpen allang met de Kamer zijn besproken.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Mijn fractie vindt het verzoek erg zinvol en steunt het van harte.
De heer Haverkamp (CDA):
Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Eijsink. Ik steun echter niet het verzoek om een brief en verwijs de heer Poppe naar de Handelingen.
De heer Poppe (SP):
Ik persisteer bij het vragen om een brief, met name op de punten die ik aan de orde heb gesteld. Mij is niet bekend dat al eerder is besloten om leraren voor de klas te zetten die ook militair ambtenaar zijn. Daarover wil ik nadere informatie ontvangen. Verder vraag ik om hen niet voor de klas te zetten voordat de Kamer erover is geïnformeerd en er eventueel over heeft gedebatteerd.
De voorzitter:
Mijnheer Boekestijn, ik vraag u om in het vervolg eerder naar de interruptiemicrofoon te komen. U hebt nog een toevoeging?
De heer Boekestijn (VVD):
Er is helemaal niets aan de hand. Het gaat om parttimelessen. Ik heb dus geen enkele behoefte aan een brief.
De heer Poppe (SP):
Als de heer Boekestijn zegt dat er niets aan de hand is, dan persisteer ik des temeer bij het verzoek om een brief.
De voorzitter:
Er is een ruime bereidheid voor het vragen van een brief, dus ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Jules Kortenhorst.
De heer Jules Kortenhorst (CDA):
Voorzitter. Vanmiddag staat er een VAO op de agenda over het terugbetalen van te veel betaalde inkomensafhankelijke bijdrage Zvw, op verzoek van collega Dezentjé Hamming van de VVD-fractie. De CDA-fractie erkent de urgentie en de ernst van deze problematiek. Om twee uur hebben wij echter van de staatssecretaris een brief ontvangen waarin hij aangeeft dat deze problematiek slechts kan worden opgelost in samenwerking met UWV. De staatssecretaris heeft beloofd om binnen een week een nadere brief te zullen sturen, waarin hij zal aangeven wat de richting zal zijn van alternatieve oplossingen. Ik stel daarom voor, het VAO van de agenda af te voeren. Volgende week kunnen wij een VAO aanvragen over het algemeen overleg over de Wet Walvis, zodat wij dit onderwerp samen met de minister van SZW in detail kunnen bespreken.
Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):
Het staat de CDA-fractie natuurlijk vrij om een VAO aan te vragen over de Wet Walvis, maar ik houd toch vast aan het VAO van vanmiddag met de staatssecretaris over de Belastingdienst. Wij hebben inderdaad een brief ontvangen, maar de staatssecretaris kan deze tijdens Voorzitterhet VAO toelichten. Natuurlijk staat niets het houden van een VAO met beide bewindspersonen over de Wet Walvis, volgende week in de weg. Ik steun dat verzoek van de heer Jules Kortenhorst.
De voorzitter:
Ik constateer dat u het voorstel van de heer Kortenhorst om het VAO van vanmiddag van de agenda af te voeren, niet steunt.
De heer Tang (PvdA):
Voorzitter. De PvdA-fractie steunt het voorstel, omdat de staatssecretaris op korte termijn op zoek gaat naar een oplossing.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Ik steun het voorstel.
De voorzitter:
Ik stel voor, het VAO van de agenda van deze vergadering af te voeren en het, indien nodig, toe te voegen aan de agenda van volgende week.
Tevens stel ik voor, aan het verzoek van de heer Kortenhorst te voldoen om het VAO Wet Walvis toe te voegen aan de agenda van volgende week.
Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):
Voorzitter. Ik heb niet de indruk dat u op verzoek van drie fracties zomaar een VAO kunt afvoeren van de agenda van de plenaire vergadering, dat op mijn verzoek op die agenda is geplaatst. Kan dit zomaar?
De voorzitter:
Mevrouw Dezentjé Hamming, u hebt gelijk. Als u persisteert bij het houden van een VAO, dan gaat dat door. U kent mijn digitale manier van denken: ik dacht dat een besluit daartoe bij meerderheid wordt genomen. Het VAO gaat daarom gewoon door.
Het woord is aan mevrouw Azough.
Mevrouw Azough (GroenLinks):
Voorzitter. Vorige week heb ik gevraagd om een brief van het kabinet met een toelichting op de berichten over het gebruik van informanten c.q. infiltranten bij het onderzoek naar liquidaties. Die brief zou er vandaag voor twaalf uur zijn, maar is er nog niet. Daar rappelleer ik dus even over. Als de brief er morgen voor twaalf uur niet is, zal ik mijn verzoek om een spoeddebat herhalen, dan maar zonder brief.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Pechtold.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Ik heb mede namens de heer Teeven een VAO aangevraagd over de advocatuur. Dit staat gepland voor de vergadering van aanstaande donderdag. Ons verzoek is, het VAO door te schuiven naar volgende week, zodat wij nog even overleg kunnen hebben.
De voorzitter:
Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Teeven.
De heer Teeven (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie wil graag van de ministers van Justitie en van BZK een brief ontvangen over de capaciteit die de komende vijf jaar beschikbaar is voor "cold cases". Dit zijn zaken die maar niet worden opgelost, zoals die van Marianne Vaatstra. Ik had hier graag vragen over gesteld aan de bewindslieden zelf, maar, zoals u weet, verblijven zij beiden buitenslands.
De voorzitter:
Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.
Daartoe wordt besloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20062007-4205-4212.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.