Aan de orde is het verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over het jaar 2006 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen (31031).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Financiën van harte welkom.

De heer Irrgang (SP):

Mevrouw de Voorzitter. Vorig jaar was een enigszins raar jaar. Het was een jaar met twee kabinetten, het kabinet-Balkenende II en III, en over het beleid van die kabinetten wordt nu verantwoording afgelegd door het kabinet Balkenende IV. Vorig jaar was ook een raar jaar, omdat volgens het jaarverslag in dat jaar kostwinnersgezinnen met een inkomen van meer dan twee keer modaal er ruim 6% op vooruitgingen, terwijl kostwinnersgezinnen met een minimum of modaal inkomen er hooguit 2,5% bij kregen. Een alleenstaande AOW'er op het sociaal minimum kreeg er 2% bij. AOW'ers met een behoorlijk aanvullend pensioen gingen er ruim 6% op vooruit. Met andere woorden: in 2006 groeiden de inkomensverschillen. Alhoewel deze minister voor dit beleid destijds niet verantwoordelijk was, is de politieke feitenvaststelling van wat vorig jaar gebeurde wel van belang. Daarom is mijn eerste vraag: erkent het kabinet dat de inkomensverschillen in 2006 zijn gegroeid? Zo ja, welke conclusie trekt het hieruit voor het beleidsprogramma en de nieuwe begroting die op Prinsjesdag zal worden gepresenteerd? Gaat het nieuwe kabinet goedmaken wat het vorige kabinet verkeerd heeft gedaan door het denivellerende koopkrachtbeleid van vorig jaar te compenseren met een nivellerend koopkrachtbeleid voor volgend jaar?

Bij het ministerie van Defensie is het al langer een administratieve puinhoop. Defensie weet in sommige gevallen niet waar haar eigen spullen zijn. Daarbij gaat het niet om potloden en pennen alleen. Het ministerie weet soms niet waar de eigen wapens liggen, soms ook niet bij militaire acties in het buitenland. Dit alles gebeurt niet voor het eerst en dat is extra verontrustend. De Algemene Rekenkamer ziet op sommige punten wel kleine verbeteringen, maar geen structurele. Ook de financiële administratie is voor het derde jaar achtereenvolgende jaar onvoldoende. Verbetering is er volgens de Algemene Rekenkamer niet of nauwelijks. Een illustratie is de steekproef die bij Defensie werd gedaan voor betalingen onder de € 500. In maar liefst een kwart van de gevallen werden geen bonnetjes aangetroffen voor een bedrag van maar liefst 2,5 mln. per maand. Dan wil Defensie ook nog eens het bedrag waarvan de facturen niet gecontroleerd worden verhogen van € 500 naar € 1250. Je vraagt je af of wij in plaats van het ministerie van Defensie niet beter kunnen spreken van het mysterie van Defensie. Daarom wil ik graag van dit kabinet de concrete toezegging dat de problemen volgend jaar fors en structureel verminderd zullen zijn. Zorgt het kabinet daar niet voor, dan overweegt mijn fractie nadrukkelijk de slotwet voor de begroting Defensie niet te autoriseren.

Het nieuwe kabinet wil dat niemand meer verdient dan de baas van de publieke sector, de minister-president. Dat is logisch, maar hoe gaat het kabinet dat doel bereiken als er nu nog 32 personen zijn die meer verdienen dan de capo di tutti capi, de baas der bazen, van de publieke sector? Mag het aantal personen dat meer verdient dan de minister-president alleen nog maar minder worden of kunnen volgend jaar opeens weer meer zijn dan 32 personen meer verdienen dan de baas van de publieke sector? Het ministerie van Binnenlandse Zaken gaf vorig jaar dubbel zoveel uit als begroot aan secretarissen-generaal, directeuren-generaal en topmanagers. Waarom is het geraamde bedrag zo sterk overschreden?

Over de mislukking van P-direct is in de Tweede Kamer al veel gesproken. Volgens de Algemene Rekenkamer heeft het mislukte project voor een centrale salarisadministratie bij het Rijk de belastingbetaler uiteindelijk ruim 20 mln. gekost. Saillant detail is dat volgens de Rekenkamer het kabinet zich niet aan de eigen regels hield en de Tweede Kamer een te positief beeld voorschotelde. Welke lessen trekken het kabinet en het ministerie van Binnenlandse Zaken in het bijzonder hieruit en hoe zullen zij ervoor zorgen dat dezelfde fouten in andere omstandigheden zich niet opnieuw kunnen voordoen?

Het ministerie van Buitenlandse Zaken valt op doordat er gedurende lange tijd geen verantwoording beschikbaar is over een groot aantal voorschotten voor ontwikkelingssamenwerking. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking moet daar meer achteraan gaan. De Rekenkamer moet echter ook voldoende oog hebben voor de moeilijke omstandigheden in het buitenland waaronder men probeert harde informatie over de effectiviteit van het beleid beschikbaar te krijgen. Dat kunnen ook speciale omstandigheden zijn, bijvoorbeeld ten aanzien van multilaterale en begrotingssteun. Wij moeten oppassen voor het gevaar dat het beperkte aantal ambtenaren bij ministeries in Afrika alleen maar bezig is met het schrijven van honderden verantwoordingsrapportages voor westerse donoren. Bij multilaterale hulp hoeft dat in ieder geval niet nog een keer apart voor de Nederlandse bijdrage. Is er ten aanzien van de verantwoordingen die ik nog mis sprake van dat er helemaal geen verantwoording wordt afgelegd of gaat het specifiek om een verantwoording voor de Nederlandse bijdrage aan multilaterale organisaties en hulp?

Het is een slecht teken dat de Rekenkamer een aantal ernstige onregelmatigheden heeft gevonden bij de declaraties voor buitenlandse dienstreizen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ik noem niet alleen hotelnota's voor twee personen in plaats van één persoon, kosten voor privéverlenging van een buitenlandse reis en het laten vergezellen van partners en gezinsleden op buitenlandse reizen, maar ook ten onrechte gedeclareerde diners of cocktails voor de verjaardag van een ambassadeur of zijn partner, het declareren van concerten en diners dansants et cetera. De diplomatie is een apart wereldje, maar ook daar wordt gewerkt met gemeenschapsgeld. Dit soort declareerpraktijken is onacceptabel. Een deel van dit geld is zelfs officiële ontwikkelingshulp. Graag een reactie van de minister hierop

Net zo verontrustend zijn de bevindingen dat er in meer dan de helft van de gevallen te veel wordt uitgegeven aan de huisvesting op diplomatieke posten. In Juba in Sudan vielen de kosten met 5 mln. zelfs dubbel zo hoog uit. Je vraagt je af wat voor een paleis in dat straatarme land wordt gebouwd voor de Nederlandse ambassade of het consulaat.

Het nieuwe kabinet heeft de bestrijding van de schooluitval tot een prioriteit gemaakt. Het doel is om het aantal voortijdige schoolverlaters te halveren van 71.000 in 2002 tot 35.000 in 2010. De SP-fractie is het van harte met dat streven eens, omdat onze kinderen – 60% van de kinderen gaat naar het vmbo – zonder een startkwalificatie geen goede kansen krijgen op de arbeidsmarkt. In het persbericht van het kabinet staat dat het aantal voortijdige schoolverlaters weliswaar daalt, maar niet snel genoeg. Er wordt voorgerekend dat 56.000 kinderen zonder startkwalificatie de school hebben verlaten en dat dit ruim 14.000 kinderen minder is dan in 2002. Dat is juist, maar in het jaarverslag staat dat het aantal schoolverlaters vorig jaar nauwelijks nog daalde: van 57.000 in 2005 tot 56.000 in 2006. In dit tempo hebben wij dus in 2010 geen 35.000 kinderen die zonder startkwalificatie hun school verlaten, maar 52.000. Uit het jaarverslag blijkt dat de huidige aanpak van de schooluitval faalt. Erkent het nieuwe kabinet dat? Wat gaat het doen om die doelstelling in 2010 te halen? Kunnen wij met dit nieuwe kabinet de afspraak maken dat in 2008 maximaal 45.000 kinderen zonder startkwalificatie de middelbare school zullen verlaten? Kunnen wij het op die doelstelling afrekenen?

Het ministerie van Justitie verstrekt in zijn jaarverslag veel cijfers, onder andere over het opleggen van werkstraffen. Veel belangrijker is het antwoord op de vraag of recidive wordt voorkomen doordat beginnende crimineeltjes gaan schoffelen in plaats van dat zij naar de hogeschool van de misdaad gaan. Kan het kabinet toezeggen om in het volgende jaarverslag die cijfers ook te geven? Dezelfde vraag speelt ook ten aanzien van kinderen die in een jeugdgevangenis gezeten hebben. Dan mogen er wat de SP betreft in het jaarverslag van Justitie veel minder cijfers verstrekt worden over bijvoorbeeld de doorlooptijden, maar laten het dan wel de goede cijfers zijn.

Over de jeugdzorg is het jaarverslag achterhaald omdat door minder geld de wachtlijsten inmiddels weer gegroeid zijn tot 1600 kinderen. Kan in de begroting voor 2008 de doelstelling worden opgenomen dat de wachtlijsten weer nagenoeg moeten zijn opgelost of zo veel eerder als mogelijk en dat het daarvoor benodigde geld wordt gereserveerd?

Van veel innovatieprogramma's bij EZ kan de effectiviteit niet worden vastgesteld en ook over de innovatievouchers is nu steeds meer twijfel over de effectiviteit. Welke conclusies trekt het kabinet daaruit voor de begroting van volgend jaar? Verleden jaar is de tv via de ether omgeschakeld van analoog naar digitaal. Eind verleden jaar was de landelijke dekking daarvoor nog niet op orde. Is dat inmiddels wel het geval?

Burgers hadden in 2006, meer nog dan in 2005, last van slecht functionerende overheidsorganen. De ombudsman kreeg bijna een kwart meer klachten. Mensen kwamen in de problemen doordat toeslagen niet werden uitbetaald en zij werden gek van kafkaiaanse toestanden door een falende overheid. Dit alles is helaas geen nieuws. Een aantal weken geleden sprak de Kamer al met de nieuwe staatssecretaris van Financiën, die de problemen bij de Belastingdienst mag gaan oplossen. Ook in 2005 ging het al niet goed bij de Belastingdienst. Tijdens het verantwoordingsdebat van verleden jaar antwoordde de vorige minister van Financiën dat de problemen bij de Belastingdienst inmiddels grotendeels waren opgelost. Was dat maar waar geweest! Hier blijkt hoe moeilijk het is om als Kamer de uitvoering van het beleid goed te controleren. Je stelt problemen aan de orde, je krijgt het antwoord dat eraan wordt gewerkt en dat het grotendeels als is opgelost, maar een jaar later blijkt het nog veel erger te zijn geworden. De minister kan dan altijd zeggen: het is helaas toch anders gelopen. En minister Bos naar huis sturen voor iets dat destijds door minister Zalm toegezegd is, maar niet is nagekomen, zou al helemaal een farce zijn. Dit illustreert de weerbarstigheid van dit verantwoordingsdebat.

Minister Bos heeft verleden week gewaarschuwd voor een overmatige verantwoordingsbureaucratie en cijfertjesfetisjisme. Door de bureaucratie zouden de uitvoerders in de publieke sector hun werk niet goed meer kunnen doen. De SP-fractie steunt hem daar vanzelfsprekend in. Wij hebben meer aan een paar goede cijfers over de uitvoering, dan aan heel veel nietszeggende cijfers. Wat ons betreft, kan het kabinet de uitvoerders in de publieke sector nog meer helpen door bijvoorbeeld indicatieorganen in de zorg af te schaffen, aangezien die de professionals in de gezondheidszorg gek maken als zij gewoon mensen willen helpen. Hij kan ook het nieuwe leren in het onderwijs een halt toeroepen en de peutertoetsen. Over cijfertjesfetisjisme gesproken!

Voor het verantwoordingsdebat zou het ook goed zijn als er niet zulke overmatige en onrealistische verwachtingen zouden zijn. Het verantwoordingsdebat zal nooit de volwaardige tegenhanger van de algemene beschouwingen worden. De logische reden daarvoor is dat de Kamer tijdens de algemene beschouwingen voor het eerst spreekt over de begroting voor het volgende jaar. Maar de Kamer spreekt nu al anderhalf jaar over de uitvoering van de begroting van 2006, want die begon op 1 januari 2006. Als het gaat om de problemen bij de Belastingdienst en de jeugdzorg zouden wij geen knip voor onze neus waard zijn, als wij zouden wachten met het aan de orde stellen daarvan. Laten wij de komende jaren daarom verantwoordingsdag minder bureaucratisch en meer politiek maken, met minder cijfers, maar wel met de goede cijfers en met minder pretentie over wat het verantwoordingsdebat wel is en wat het niet is. Wie weet zal dit lelijke eendje – dat het helaas toch een beetje geworden is – dan uiteindelijk toch kunnen uitgroeien toe een mooie witte zwaan.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Voorzitter. Vandaag gaat het om de verantwoording van het beleid over 2006. In het financieel jaarverslag van het Rijk over 2006 merkte de huidige minister van Financiën op dat dit verslag sober en beknopt is gehouden, omdat de speerpunten van het beleid de weerslag vormen van de politieke keuzen van het kabinet-Balkenende II. De CDA-fractie is blij met deze soberheid en kortheid, want dan valt des temeer op dat 2006 een jaar is geworden waarin veel vruchten zijn geplukt van het hervormingsbeleid van de kabinetten-Balkenende. Een jaar ook, waarin veel nieuw beleid van kracht werd. Ik denk hierbij aan de Nota Ruimte en de Zorgverzekeringswet. Als de minister dit bedoelt met "less is more", dan mag dat elk jaar in deze vorm.

Op hoofdlijnen van het beleid valt de verantwoording in ieder geval positief uit. Het is duidelijk dat de ingezette maatregelen hebben gewerkt. De werkgelegenheid is gegroeid en de werkloosheid is gedaald. Dit gebeurt nog steeds. In de periode augustus tot en met oktober 2006 daalde de werkloosheid met ongeveer 9000 personen per maand. In de periode februari tot en met april 2007 is het aantal werklozen in vergelijking met een jaar eerder met 72.000 personen gedaald. De grootste daling kwam voor rekening van de groep 25- tot 44-jarigen: bijna 55.000. Ook zijn heel veel mensen vanuit een uitkeringssituatie weer aan de slag gegaan. Mensen mee laten doen, was een belangrijk motto van de vorige kabinetten en dat lukt steeds beter. Zelfs de participatie van ouderen op de arbeidsmarkt neemt weer toe. Na jaren van aanhalen van de broekriem was er vorig jaar voor iedereen een stijging van de koopkracht. Dat gold dus ook voor die groepen die dit het hardst nodig hebben. Zo steeg de koopkracht van een gezin op minimumniveau in het jaar 2006 met 3,25%.

Wij zijn er nog niet. Wij kunnen niet rustig achteroverleunen. De hervormingsagenda van de afgelopen kabinetten biedt de ruimte voor en laat de noodzaak zien van een maatschappelijke investeringsagenda. Die agenda moet Nederland verder voorbereiden op de uitdagingen van de 21ste eeuw. Het CDA heeft er alle vertrouwen in dat dit met het nieuwe kabinet gaat lukken.

Ook het CDA laat een kritische noot horen over het verantwoordingsproces. Laten wij vooropstellen dat verantwoording van de politiek in een democratie essentieel is. Vandaar de noodzaak van een verantwoordingsdebat. Wij delen de mening van de minister van Financiën dat het gevaar bestaat dat de debatten over de verantwoording van de overheidsuitgaven in dit huis steeds minder politiek worden. Wij verzanden dan in cijfers en getallen. Dat betekent gerommel in de marge en een gemiste kans. Het vorige week gesuggereerde debat op hoofdlijnen kan daar misschien verbetering in brengen. Namens de CDA-fractie doe ik de volgende suggesties.

Ik nodig het kabinet uit om bij het volgende verantwoordingsdebat bij de beleidsinformatie zes opvallende punten uit de jaarverslagen te markeren. Het moet gaan om drie punten waarvan de regering vindt dat het erg goed gaat en drie punten die verbetering behoeven. Het verantwoordingsdebat op hoofdlijnen moet over die zes punten gaan, ervan uitgaande dat het kabinet zijn rol bij dit alles serieus neemt. Anders zal de Kamer ongetwijfeld andere accenten leggen.

Ik noem enkele voorbeelden. Wat is er goed gedaan in de afgelopen periode? De criminaliteit in de probleemwijken is gedaald. Er vallen 26% minder slachtoffers te betreuren door geweldsdelicten. Het aantal burgers dat zich wel eens onveilig voelt, daalt verder. De uitstroom naar werk neemt toe. Er is meer participatie van ouderen. Er zijn minder arbeidsongeschikten.

Er zijn ook zaken minder goed gegaan. De heer Irrgang zei al dat het opvallend is dat bij het onderwijs de doelstellingen bij het tegengaan van voortijdig schoolverlaten niet zijn gehaald.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik neem aan dat het CDA ook ideeën heeft over het afgelopen jaar? Komen er ook nog drie slechte punten?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ja. Ik keer terug naar de schoolverlaters. Het terugdringen van dit aantal van 71.000 naar 56.000 kan een stuk ambitieuzer. Ik noem ook de problemen in de jeugdzorg. Tot en met het jaar 2006 leek het erop dat het eindelijk goed ging. Er is veel geld in gestopt. In 2007 lijkt het weer mis te gaan. Zijn er voldoende betrouwbare gegevens om de problemen, niet alleen in financiële zin, te lijf te gaan? Ik heb gisteravond het televisieprogramma gezien over de 100 dagen. Daaruit kwam naar voren dat de jeugdzorg niet alleen een financieel probleem is.

Wij maken ons er ook zorgen over dat in het jaar 2006 1,78% van het bnp wordt besteed aan onderzoek en ontwikkelingswerk. Dat percentage blijft ver achter bij de doelstelling van 3% in het jaar 2010. Met name de private onderzoeksuitgaven blijven achter. Wij hebben ook ideeën om het debat voor de politiek en hopelijk ook voor de burger weer aantrekkelijk te maken, bijvoorbeeld om de jaarverslagen te laten aanvullen met concrete standpuntbepalingen over de bedrijfsvoering van de verantwoordelijke ministers. De onderwerpen waarbij dat zou moeten gebeuren, zouden wij in dit debat kunnen bepalen. Als het gaat om de reacties van de bewindspersonen zou gedacht kunnen worden aan meer informatie over wat zij wilden bereiken, wat zij daarvoor wilden doen en wat het mocht kosten. Al die informatie zou betrokken moeten worden bij het wetgevingsoverleg van de desbetreffende vaste Kamercommissies. Wat ons betreft, hoort daar ook een doorkijk bij naar het komend jaar, bijvoorbeeld op het punt van de beleidsconsequenties. Volgens mij heeft deze minister daar in een eerder leven ook al eens op gewezen. Met de heer Irrgang vinden wij de reactie van de minister van Defensie over de opmerkingen van de Rekenkamer over de problemen op zijn ministerie dan ook veel te mager. Hij zegt een gerichte bijdrage te zullen leveren aan het bezwaaronderzoek van de Algemene Rekenkamer. Wij nodigen hem graag uit om tijdig voor het wetgevingsoverleg over Defensie de Kamer te laten weten wat hij direct gaat doen ter verbetering. Ik zal hier straks nog even op terugkomen.

Hetzelfde geldt voor de minister van VWS. De problemen rond de subsidieverstrekking zullen mede dankzij het Subsidieplein in 2007 worden opgelost, zo staat in de stukken. Ook in dit geval willen wij graag voor het desbetreffende wetgevingsoverleg een meer onderbouwde visie van deze minister op dit punt. Over andere punten van zorg kom ik straks nog kort te spreken.

Overigens is de CDA-fractie redelijk tevreden over de kwaliteit van de jaarverslagen, in ieder geval wat betreft de verantwoordingsinformatie. Het gaat steeds beter, maar wij zijn er nog niet. Het kan nog beter en het moet nog beter! Veel gegevens en cijfers zijn niet hetzelfde als informatie. Alle informatie die nodig is om het jaarverslag te beoordelen moet in dat jaarverslag staan, niet zo veel mogelijk cijfers. Ook een verwijzing naar een rapport uit negentienzoveel helpt niet echt bij het gemakkelijk doorlezen van rapporten.

Kritiek op het gebrek aan relevante informatie is ook terug te vinden in het rapport van de Algemene Rekenkamer over de staat van de beleidsinformatie. Het rapport is deze keer opgebouwd rond informatievoorziening over een aantal grote projecten. Wij moeten helaas concluderen dat soms erg selectief met informatie wordt omgegaan. Op de departementen is erg veel informatie. Als Kamerlid krijg je de indruk dat je veel weet, in ieder geval veel kan weten, maar met de aggregatie van de informatie is het soms droevig gesteld. Informatie geven is iets anders dan zo veel mogelijk gegevens verstrekken. De manier waarop de informatie wordt verstrekt of gepresenteerd, is volgens de Rekenkamer niet altijd evenwichtig. Ik zeg het maar iets anders, maar als dit je tactiek is, wordt een jaarverslag iets van: volg de pijltjes en zoek de boswachter. Dat is toch niet helemaal de bedoeling! Een voorbeeld is het project aanschaf pantservoertuigen. In dat verband is gerapporteerd over de dalende tendens van de totale kosten. Daarnaast wordt gerapporteerd over het aantal aan te schaffen voertuigen. Dat deze twee grootheden samen betekenen dat de prijs per stuk gedurende het project bijna verdubbelde, moet je maar uit de verschafte gegevens afleiden. De minister van Defensie erkent dat in zijn reactie, dat siert hem, maar het is toch niet goed! De Kamer heeft informatie nodig, niet zo veel mogelijk rapportages en gegevens.

Een ander voorbeeld van de grote projecten is de mainportontwikkeling Rotterdam. Tot nu toe is niet duidelijk geworden wat precies de gewenste omvang zou moeten zijn. Allerlei getallen tussen de 610 en 2000 hectares passeren de revue, maar uiteindelijk sprak het kabinet over 1000 hectares landaanwinning. Een degelijke rapportage hierover met onderbouwing heeft echter niet plaatsgevonden.

Een paar opmerkingen over het commentaar van de Algemene Rekenkamer over de rechtmatigheid en bedrijfsvoering. De Rekenkamer is redelijk positief over de rechtmatigheid en de bedrijfsvoering binnen de departementen; het aantal onvolkomenheden – gevallen waarin zaken goed zijn misgegaan – is opnieuw gedaald. Sommige onvolkomenheden heb ik hiervoor aangeduid. Een paar onvolkomenheden zijn erg hardnekkig, sommige stammen uit het jaar 2000 en slepen voort. Dit betreft vooral de informatiebeveiliging van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden, van VWS en de Belastingdienst. Uit 2003 resteren er drie, uit 2004 vijftien, uit 2005 zeven. Vorig jaar zei Maxime Verhagen nog namens het CDA dat het afgelopen moet zijn met het doorsukkelen van deze onvolkomenheden. Hij maakte toen met de minister van Landbouw, naar aanleiding van een geval op diens ministerie, een afspraak: een gebrek dat in 2005 voor het eerst wordt gesignaleerd, wordt uiterlijk in het jaarverslag van 2007 als opgelost gemeld – en dient dan natuurlijk ook opgelost te zijn. Namens de CDA-fractie wil ik met dit nieuwe kabinet graag afspreken om deze lijn van alle problemen binnen twee jaar oplossen, op alle departementen toe te passen. Graag een toezegging van het kabinet op dit punt.

De Algemene Rekenkamer constateert ernstige onvolkomenheden bij Defensie, Financiën, Ontwikkelingssamenwerking, VWS en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij Defensie is zelfs sprake is van een bezwarenonderzoek. Terecht, want het is toch te gek dat we nauwelijks weten hoeveel wapens en munitie we hebben. Wij gaan ervan uit dat dit op korte termijn leidt tot adequate maatregelen.

Bij Ontwikkelingssamenwerking is het beheer van openstaande voorschotten voor ontwikkelingssamenwerkingsgelden nog steeds ontoereikend. Het wordt tijd dat het ministerie goede afspraken maakt over het tijdig indienen van verantwoordingsinformatie hierover. Wellicht is de dreiging met het tijdelijk stoppen van het verschaffen van voorschotten een afdoende stok achter de deur. Gewoon de kraan dicht dus. Graag een reactie van de minister.

Bij Financiën zijn er problemen van structurele aard bij het financieel beheer van de zorg-, huur- en kinderopvangtoeslagen. We hebben hierover een aantal keren in deze Kamer een debat gevoerd. Graag horen we van de minister de laatste stand van zaken.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft ernstige problemen gehad met de financiële administratie, veroorzaakt door de invoering van een nieuw financieel administratiesysteem. Mijn fractie gaat ervan uit dat de andere ministeries lessen hieruit zullen trekken. Graag ook op dit punt een reactie van de minister. Over het subsidiebeheer bij VWS heb ik het zojuist gehad.

Nog een paar kleinere punten. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister van Wonen, Wijken en Integratie hebben met waardering kennisgenomen van de opmerkingen van de Rekenkamer over de verbeterpunten. Zij merken daarbij wel op dat zij gewoon hun eigen gang blijven gaan; zoals zij dat verwoorden, prioriteren zij zelf. Verder merken zij op dat zij er gedurende zekere tijd op willen vertrouwen dat de overeengekomen uitbestede taken ordelijk en controleerbaar worden uitgevoerd. Wat vindt de minister van Financiën hiervan? Is dit de verantwoording waarnaar hij uitkijkt?

Een ander opmerkelijk feit uit de verantwoordingsstukken is de toename van het aantal ambtenaren. De Raad van Economisch Adviseurs had dus wel degelijk gelijk. Hadden we niet een vermindering van het aantal ambtenaren afgesproken? De stijging komt door extra taken van de Belastingdienst, zo lees ik in de stukken. Neemt die uitbreiding inderdaad de volledige toename voor haar rekening? Die stijging betekent toch ook dat elders van een flinke daling sprake moet zijn? Kan de minister garanderen dat de in het coalitieakkoord afgesproken efficiencykorting inderdaad zal leiden tot een vermindering van het aantal ambtenaren bij de rijksoverheid?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die extra ambtenaren komen vooral voor rekening van de Belastingdienst. En dat heeft weer alles te maken met een idee van de CDA-fractie, namelijk de zorgtoeslag. Het is volgens mij van tweeën één: of je mekkert over het aantal ambtenaren of je stelt de zorgtoeslag, die in 2006 is ingevoerd, weer ter discussie. Als je die toeslag afschaft, kun je met minder ambtenaren toe. Als u de zorgtoeslag accepteert, moet u niet zo afgeven op het aantal ambtenaren, want daarvoor bent u dan toch echt primair verantwoordelijk.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De toename van het aantal ambtenaren bij de Belastingdienst verklaart niet de totale toename van het aantal ambtenaren. Ik vraag de minister daarom hoe het precies in elkaar zit. Mijn fractie heeft bij de behandeling van de Voorjaarsnota gepleit voor uitbreiding van het aantal ambtenaren bij de Belastingdienst, gezien de taken die deze dienst erbij heeft gekregen. Als er bij andere diensten wel nodeloos extra ambtenaren bij zijn gekomen, wil ik weten wat daarvan de oorzaak is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er zijn dus meer ambtenaren, omdat er een systeem is ingevoerd dat uitbreiding van het aantal ambtenaren noodzakelijk maakte. Dat was niet nodig, want de zorgtoeslag had op een andere manier geregeld kunnen worden.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

U vat mijn woorden verkeerd samen. Mijn fractie heeft altijd gepleit voor uitbreiding van het aantal belastingambtenaren, aangezien deze dienst er veel taken bij heeft gekregen. De toename bij de Belastingdienst verklaart echter niet de totale toename, want die is veel groter dan die bij de Belastingdienst.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Gaat wij met dit kabinet op herhaling? Ik vraag dat, omdat het aantal ambtenaren opnieuw omlaag moet. Hoe zorgt u ervoor dat het deze keer wel lukt? Waar wilt u die ambtenaren vandaan plukken als er telkens weer taken bij komen?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De honderd dagen zijn bijna voorbij en ik wacht nog even af met welke voorstellen het kabinet komt. Die voorstellen zullen wij vervolgens op hun merites beoordelen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is geen sterk antwoord, want het is de bedoeling van het VBTB-systeem dat niet alleen het kabinet, maar ook de Kamer er iets van leert. Wat hebt u hiervan geleerd? U wilde minder ambtenaren en het werden er meer, mede als gevolg van een keuze van uw fractie. Wat is uw advies aan het kabinet? Wat moet er gebeuren om het aantal ambtenaren omlaag te brengen?

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, na de helft van uw interruptie heb ik al door welke vraag u gaat stellen. Misschien kunt u in het vervolg iets korter zijn?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat ligt ook aan de antwoorden.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Mijn antwoord was volstrekt duidelijk. Ik heb gezegd dat er terecht ambtenaren bij de Belastingdienst zijn bij gekomen, gezien de vele taken die men erbij heeft gekregen. De stijging bij de Belastingdienst verklaart verder niet de totale stijging. In het regeerakkoord staat dat er een efficiencyslag gemaakt moet worden bij de ambtenaren. Ik wacht af met welke plannen het kabinet komt. Wij zullen met een kritisch oog bezien welke onderdelen wel en welke niet ontzien moeten worden.

Voorzitter. De administratieve lasten zijn in 2006 met 7% gedaald. De totale afname bedraagt 16%. Ik hoor graag of de regering gelooft dat aan het einde van dit jaar de doelstelling van 25% gehaald zal zijn.

De CDA-fractie kijkt met een goed gevoel terug op 2006. De hervormingen hebben uitbetaald. Op diverse terreinen is vooruitgang geboekt. De economische structuur is versterkt. Iedereen heeft kunnen profiteren. De koopkracht van alle groepen, in het bijzonder die van de minima, is aanzienlijk versterkt. Nederland staat er goed voor. Het is zaak de ruimte die het hervormingsbeleid ons biedt, te benutten voor een maatschappelijke investeringsagenda. Het nieuwe kabinet neemt daarop een voorschot. Ik zie uit naar de uitwerking in het beleidsprogramma. Wel wil ik in het bijzonder deze minister meegeven dat wij ook oog moeten hebben voor de betaalbaarheid van onze voorzieningen. Van deze voorzieningen moeten ook onze kinderen gebruik kunnen maken. Daarom is het van het grootste belang om de opgaande lijn die in 2006 bij de overheidsfinanciën is ingezet, vast te houden voor de toekomst. Als wij dat doen, kunnen wij de toekomst met vertrouwen tegemoet zien.

De heer Pechtold (D66):

Het is een rare situatie. De minister heeft jarenlang afgegeven op het hervormingsbeleid, maar nu moet hij het verdedigen. De woordvoerder van de CDA-fractie, die het beleid jarenlang met ons mede heeft vormgegeven, ziet er nu alweer vanaf. Ik probeer dat te scheiden, en stel de heer De Nerée de volgende vraag. U hebt de afgelopen twintig minuten heel vaak het hervormingsbeleid genoemd als de oorzaak van het succes dat nu op de maatschappij afstraalt. Volgens u is het nu de tijd voor een investeringsagenda. Alle cijfers die u noemt over koopkracht, werkgelegenheid, werkloosheid en dergelijke, zijn door de hervormingsagenda veranderd. Wat gebeurt er nu als de cijfers de komende vier jaar de andere kant uitgaan? Is het CDA dan bereid om met D66 de hervormingsagenda bij economische tegenslag weer op te pakken en daarmee door te gaan? Wij hebben daar de afgelopen jaren zo hard voor geknokt. Of blijft het dan toch weer bij uitverdelen en potverteren, wat u een investeringsagenda noemt?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De hervormingsagenda van het kabinet-Balkenende II was noodzakelijk. Ik probeer te schetsen dat deze agenda geloond heeft. De periode van hervormingen hebben wij achter de rug en nu gaan wij consolideren; wij gaan over naar een investeringsagenda. De plannen waaronder de drie coalitiepartijen hun handtekening hebben gezet, zullen ervoor zorgen dat de zaken goed blijven lopen. Wij zullen daarop blijven toezien. Op uw vraag of wij verder moeten hervormen, antwoord ik: eerst moeten wij investeren en bezien hoe de zaak uitpakt. Daarna zullen wij zien welke maatregelen er in de toekomst al dan niet nodig zijn. Wij kunnen per slot van rekening niet verder kijken dan een paar jaar.

De heer Pechtold (D66):

Dit is geen antwoord. U hebt het over consolideren, maar het is gewoon stilstaand water. U verklaart dit door te zeggen dat de hervormingsagenda effect had, maar dat het nu tijd wordt om te investeren. U hebt op dit gebied veel meer ervaring dan ik. Welke logica zit er nu achter uw opmerking dat het tijd wordt om over te gaan op consolideren, op stilstand dus? Als die stilstand leidt tot achteruitgang, bijvoorbeeld toename van de werkloosheid en afname van de koopkracht, bent u dan bereid om de hervormingsagenda weer op te pakken? Dat is mijn concrete vraag.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb gezegd dat er moet worden geïnvesteerd in onderwijs en onderzoek. Tijdens de vorige kabinetten-Balkenende zijn de fundamenten gelegd waarop wij nu verder kunnen bouwen. Je kunt niet op drijfzand bouwen. Dat is jarenlang wel geprobeerd, maar het zakte allemaal weg. Nu ligt er een stevig fundament, en wij zullen hopen dat er op dat fundament goed kan worden gebouwd. Wij rekenen daarbij op uw medewerking, mijnheer Pechtold!

De heer Rutte (VVD):

De investeringsagenda waar de heer De Nerée het over heeft wordt gefinancierd door de lasten voor de burger tussen nu en 2011 te verzwaren met 5 mld. Hoe kan uw partij dat rijmen met het feit dat het beter gaat met de economie? In de tweede plaats wordt het financiële beleid van het vorige kabinet losgelaten, evenals het verkiezingsprogramma van het CDA, waarbij wordt uitgegaan van een veel te ruime economische groei, veel ruimer dan het CDA blijkens zijn verkiezingsprogramma voornemens was te accepteren. Hoe kunt u het toenemen van de lasten rijmen met het loslaten van het financiële beleid op zo'n cruciaal punt?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

U valt de CDA-fractie voortdurend aan op het feit dat wij de lasten verzwaren en dat wij uitgaan van een te hoge economische groei.

De heer Rutte (VVD):

Dat bevestigt dus dat ik gelijk heb!

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Laat ik beginnen met de economische groei. U zegt dat wij uitgaan van een economische groei van 2% gedurende de gehele kabinetsperiode. De groei is nu al veel hoger, namelijk 2,6%. Het is jammer dat het een warme winter is geweest, waardoor de aardgasbaten tegenvallen. Als die waren meegeteld, zaten wij op een economische groei van 3,6%. Alle economische instituten voorspellen voor volgend jaar een groei van ruim boven de 2,5% als Europees gemiddelde en voor Nederland een groei die daar ver boven zit. Hoe durft u dan te zeggen dat met een voorzichtige groei van 2% wordt uitgegaan van een onverantwoorde schatting van de economische groei, mijnheer Rutte?

Wij hebben, ik meen op de radio, al een discussie gevoerd over de lastenverzwaringen. U zei dat er sprake was van lastenverzwaringen. Het CPB heeft op andere punten tegemoetkomingen aan de burger die feitelijk lastenverlichtingen zijn, niet als zodanig gekwalificeerd. Wij kunnen discussiëren over definities. Per saldo gaan mensen er de komende periode echter op vooruit, dat staat ook in het regeerakkoord. Wij staan voor hetgeen wij hebben afgesproken. Dan kunt u tien keer proberen om het de andere kant uit te krijgen, maar wij staan voor dat wat wij hebben gezegd.

De heer Rutte (VVD):

Het CPB is kristalhelder. Het zegt dat de lasten onder dit kabinet met 5% gaan stijgen en dat bovendien veel regelingen in de sfeer van belastingen inkomensafhankelijk worden. Dat betekent dat mensen met een modaal inkomen daar geen of bijna geen gebruik meer van kunnen maken. U gaat de lasten aan alle kanten verzwaren de komende jaren. In de afgelopen jaren hebben wij een voorzichtige economische groei gehad en die ook geaccepteerd in de begroting. Op die manier worden namelijk ook meevallers gecreëerd die nodig zijn om bijvoorbeeld de vergrijzing op te vangen. Ik heb één vraag voor u. Als u vindt dat de economische groei best op 2% kan worden gezet, waarom bent u dan akkoord gegaan met een verkiezingsprogramma van uw partij waarin zwart op wit staat dat het CDA zal blijven vechten voor een economische groei van 1,75% als aanname voor de uitgaven zodat er in de toekomst weer meevallers zullen ontstaan?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Wat u bent vergeten, is dat het zo goed is gegaan dat een schatting van de economische groei van 2% inmiddels al buitengewoon voorzichtig is.

De heer Rutte (VVD):

U weet zelf ook wel dat er eind jaren negentig ook een behoorlijke economische groei is geweest, dat die er recentelijk weer was en dat de economische groei op dit moment terugloopt. Ik voorspel u wat er gaat gebeuren. U neemt de verkeerde maatregelen voor de arbeidsmarkt waardoor er een loon-prijsspiraal zal ontstaan die grote gevolgen zal hebben voor de economische groei. U geeft te veel geld uit. U hebt daarnaast te maken met een minister van Financiën die de SP-fractie in de nek heeft hijgen die niet zal accepteren dat er over één of twee jaar als het nodig is inderdaad zal worden bezuinigd. Ik ben vreselijk benieuwd wat u dan gaat doen. Wij treffen elkaar dan weer. Ik heb u nu wel gewaarschuwd voor wat er gaat komen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Aan het einde van Paars II was er een enorme economische groei en klotste het geld tegen de plinten. Toen zijn incidentele baten uitgegeven aan structurele projecten. Dat was mede de reden dat onder de kabinetten-Balkenende eerst structurele maatregelen moesten worden genomen om de economie weer gezond te maken en ervoor te zorgen dat wij weer vooruit zouden kunnen gaan.

De heer Irrgang (SP):

Ik wil nog even terugkomen op wat de heer De Nerée eerder zei over de investeringsagenda. Vindt hij dat de denivellering van vorig jaar – wij spreken nu over het beleid van 2006 – in de begroting voor 2008 een beetje moet worden goedgemaakt met nivellering? Of is dat niet wat hij bedoelt met een investeringsagenda? Gaat die alleen over onderzoek en ontwikkeling?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Nivelleren is niet hetzelfde als een investeringsagenda. De heer Irrgang zegt dat hij als politiek punt graag wil hebben er weer sprake zal zijn van nivellering. Onder de kabinetten-Balkenende II en III zijn de middengroepen zeer sterk de dupe geworden van een aantal maatregelen. Die zijn bijgetrokken. Ik heb al gezegd dat aan de onderkant een aantal groepen heeft geprofiteerd van het koopkrachtherstel. Mijnheer Irrgang, u mag van mening zijn dat iedereen hetzelfde moet verdienen en dat als de een wat meer verdient dan de ander de zeis eroverheen moet worden gehaald. Dat is uw goed recht. U hebt daar vragen over gesteld aan de minister van Financiën. Wij zullen de antwoorden daarop afwachten. Nivelleren is geen investeren.

De heer Irrgang (SP):

Nu word ik verkeerd geciteerd. Ik heb niet gezegd dat iedereen hetzelfde moet verdienen. Ik heb de minister van Financiën en u gevraagd of hij en u vinden dat het na de denivellering van vorig jaar enigszins goed moet worden gemaakt. Twee keer modaal ging er ruim 6% op vooruit en de minima veel minder. Vindt de CDA-fractie dat de begroting voor volgend jaar een nivellerende begroting moet zijn om de schade te repareren? Vindt zij ook dat er sociale investeringen moeten worden gedaan of niet?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Mij werd gevraagd of nivelleren hetzelfde als investeren was. Ik geef daar een negatief antwoord op. Ik heb niet letterlijk opgeschreven wat u hebt gezegd. Ik heb evenmin een boek waaruit ik kan citeren. Wij zullen horen wat de minister hier dadelijk over zegt. Ik zeg dat onder Balkenende II en III de middengroepen er behoorlijk op achteruit zijn gegaan. Voor grote groepen mensen, ook ouderen, begint het zich te herstellen. Ik ben daar blij om.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Over investeren en het onderwijs gesproken, de heer De Nerée maakte net een punt van het voortijdig schoolverlaten. Dat is inderdaad een minpunt. Het gaat om 56.000 jongeren, jongens en meisjes, die zonder diploma ergens naar toe gaan. Rekenen wij dit deze arme minister van Financiën aan? Wie wel?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Er wordt verantwoording afgelegd over het beleid en jaarrekening 2006 van het kabinet die er in dat jaar verantwoordelijk voor was. Mijn fractie schroomt niet om ook de punten die niet goed gegaan zijn, aan te stippen. Zij wil dat er iets aan wordt gedaan, dat het wordt opgelost en niet dat er een schuldige wordt aangewezen. Om die reden brengt mijn fractie nu haar wens naar voren dat bij het wetgevingsoverleg nadere duidelijkheid wordt verschaft over de vraag hoe het vroegtijdig schoolverlaten verder kan worden teruggedrongen. Daar streeft zij naar.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp dat de CDA-fractie het hier niet voor niets naar voren brengt. De dure afspraak die de Kamer al sinds 2002 met de toenmalig minister van Onderwijs, mevrouw Van der Hoeven, had, is geschonden. Mag ik concluderen dat dit volgens de CDA-fractie ook niet door de beugel kan? Klopt het dat zij het ook een schande vindt dat in 2006 zo veel jongeren in dit land de school zonder diploma hebben verlaten?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De CDA-fractie gaat niet de zaken uit de weg die niet zo gelopen zijn als zij had gehoopt dat ze zouden lopen. Zij wil dat er op een gegeven moment wordt ingegrepen en dat het wel gaat lopen zoals zij had gehoopt dat het zou lopen.

De heer Pechtold (D66):

De heer De Nerée wil over de investeringsagenda van dit kabinet praten, maar mocht dat nog niet van de premier die hier vanmiddag helaas niet aanwezig kon zijn. Daarom kom ik nog even terug op de hervormingsagenda. Daar is de heer De Nerée zo trots op. Ik ben dat ook. Ik wil concreet van hem horen waarom hij wel de prepensioenen, maar niet de AOW, waarom wel de WAO, maar niet het ontslagrecht en waarom wel de zorg, maar niet de woningmarkt noemt. Wil hij op die drie casussen in het kader van de verantwoording ingaan?

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

De heer Pechtold komt met mooie dingen aan. Daar hebben wij al uitvoerig over gedebatteerd. Ik heb geen zin om daar nu over te debatteren. Het staat de heer Pechtold vrij om in zijn termijn enkele dingen te noemen waarover hij een debat wil voeren. Ik ben blij dat hij blij is met de hervormingsagenda. Daar heeft D66 voor een groot deel aan meegewerkt. Dat is plezierig. Nu moeten wij nagaan wat wij verder moeten doen. Er moeten keuzes worden gemaakt. De coalitiepartijen hebben voor het regeerakkoord keuzes gemaakt. Voor zover nodig, worden die over een paar dagen nader ingevuld.

De heer Pechtold (D66):

De heer De Nerée zegt dat hij er geen zin in heeft. Ik zal niet zeggen wat mijn moeder zei als ik dat zei. In ieder geval mag hij zo gemakkelijk niet wegkomen. Hij heeft zelf tot vele malen toe en net zelfs wat heftiger in dit verantwoordingsdebat gesteld dat de hervormingsagenda goed en zelfs noodzakelijk was. Hij koppelt dit vervolgens aan de groei waar wij nu de vruchten van plukken. Daarom noem ik prepensioen, WAO en zorg. Ik vraag de heer De Nerée om in te gaan op wat tegenover die drie onderwerpen staat: AOW, ontslagrecht en woningmarkt. Als hij daar geen zin in heeft, moet hij dat maar herhalen. In het kader van de verantwoording vind ik dat hij daar inhoudelijk op moet ingaan.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik ga graag in op de AOW, al kan ik inderdaad wel zeggen dat ik daar geen zin in heb. Mijn moeder zei gelukkig wat anders. Waarschijnlijk ben ik anders opgevoed dan de heer Pechtold. De woningmarkt loopt ook nog steeds niet, mijnheer Pechtold. Daar maakt mijn fractie zich zorgen over. Er is wel het nodige gebeurd. De Wet op de Ruimtelijke Ordening is aangepast. Er zijn situaties gecreëerd waardoor er mogelijkheden bestaan om eindelijk eens te komen tot de 100.000 woningen die wij eigenlijk van plan waren te bouwen. Het loopt niet goed, dat ben ik met de heer Pechtold eens en daarover moeten wij praten, om te zien hoe het wel beter kan gaan. Er zit een toename in tot 70.000 woningen per jaar. Dat is al meer dan enkele jaren geleden.

Ik weet niet wat de heer Pechtold met de AOW bedoelt. Wil hij dat de AOW gefiscaliseerd wordt? Wil hij AOW'ers aan het werk zetten? Wil hij de AOW-leeftijd verhogen? Daarover hebben wij keuzes gemaakt. Uit het regeerakkoord komt naar voren dat er wellicht iets gaat gebeuren met de AOW voor die mensen die niet willen doorwerken tot hun 65ste jaar. Dat moet nog worden ingevuld. Ik hoop dat ik nu voldoende antwoord heb gegeven aan de heer Pechtold en dat hij dan ook steun zal geven aan alle mooie investeringsplannen van dit kabinet.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Mijn fractie heeft zich gestoord aan de manier waarop de minister van Financiën afgelopen woensdag in deze Kamer het financieel jaarverslag van het Rijk heeft aangeboden. Naast alle opmerkingen over het verantwoordingsproces zelf bleef zijn inhoudelijke samenvatting beperkt tot het noemen van vijf beleidsterreinen die nog steeds aandacht vragen, te weten Defensie, jeugdzorg, re-integratie, leefbaarheid en milieu. Stuk voor stuk zijn dit belangrijke onderwerpen, maar op geen enkele manier representatief voor het jaar 2006. Zijn zuinige opsomming – ik had nooit gedacht dat ik deze minister van Financiën nog eens zuinig zou noemen – staat in schril contrast met de juichende toon van de begeleidende persberichten. Zo had het ministerie van Binnenlandse Zaken aan twee woorden genoeg om het resultaat van 2006 te verwoorden: Nederland veiliger. Geen woord van minister Bos over de nieuwe Zorgverzekeringswet, die in 2006 werd ingevoerd, een enorme operatie, die vrijwel vlekkeloos is verlopen, hoewel de toenmalige fractievoorzitter van de PvdA keer op keer waarschuwde voor chaos. Is de minister van Financiën tevreden over de invoering van de Zorgverzekeringswet?

Tot mijn grote verbazing kwam er verder geen woord van deze zelfde minister over de bijzonder gunstige economische ontwikkeling in 2006. Gelukkig spreken de onderliggende stukken boekdelen. Het overkoepelende persbericht meldt trots: herstel economie zet door. De minister van Financiën moet zich realiseren dat hij alle lusten en lasten van de vorige minister heeft overgenomen. Dat zijn overigens meer lusten dan lasten. Het past dus niet om selectief te winkelen en alleen die onderwerpen te noemen die in zijn politieke straatje passen. Ik had graag de minister-president gevraagd wat hij hiervan vindt, maar vandaag is dat niet mogelijk.

Het nieuwe kabinet is onder een bijzonder gunstig gesternte van start gegaan. Het Centraal Planbureau heeft dat eind maart nog eens op een rij gezet. In het Centraal Economisch Plan schrijft het CPB dat er sprake is van robuuste economische groei, van laagblijvende inflatie en van stijgende koopkracht. De economische vooruitzichten voor 2007 en 2008 zijn gunstig en de werkloosheid blijft sterk afnemen, tot slechts 4% van de beroepsbevolking in 2008. Wat kan een nieuw kabinet zich nog meer wensen?

Deze berekening is dan ook een zuivere nulmeting voor het nieuwe kabinet, omdat de voornemens van de nieuwe coalitie nog niet in die berekening zijn meegenomen. Dat kan het CPB namelijk pas doen wanneer die voornemens ooit bekend worden, hopelijk uiterlijk op 14 juni of anders – zo begrijp ik van de premier – op Prinsjesdag. Al met al krijgt het kabinet dus een bijzonder fraaie erfenis mee. Ik raad alle bewindslieden aan om daarop zuinig te zijn.

In het financieel jaarverslag lezen wij dat de concurrentiekracht is hersteld. Als gevolg van loonmatiging, belastingverlaging en verlichting van administratieve lasten staat Nederland volgens het World Economic Forum wat de concurrentiekracht betreft weer in de top tien. Ook dat is een erfenis om te koesteren. Welke concrete maatregelen denkt het kabinet te nemen om de concurrentiekracht van Nederland ook echt te behouden, in het bijzonder gelet op de zorgwekkende loonontwikkeling? Ook de vermindering van administratieve lasten heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de versterking van de concurrentiekracht. De Wereldbank en de OESO hebben de Nederlandse aanpak van de administratieve lasten ten voorbeeld gesteld aan de rest van de wereld. Inmiddels hebben veertien EU-lidstaten de Nederlandse aanpak overgenomen. Wat doet het nieuwe kabinet met dit succes? Ik vraag aan de minister van Financiën wat het ambitieniveau is en welke bewindspersoon wij daarop kunnen aanspreken.

Dankzij de robuuste economische groei vinden steeds meer mensen een baan. Een gevolg van deze ontwikkeling is een toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Het aantal vacatures heeft inmiddels een recordhoogte bereikt. De nieuwe coalitie neemt echter maatregelen om de krapte op de arbeidsmarkt steeds verder te vergroten. WAO'ers boven de 45 jaar worden voortaan niet meer volgens de strengere normen herkeurd. Zij worden dus grotendeels afgeschreven. Datzelfde geldt voor bijstandsmoeders, die zes jaar lang niet hoeven te solliciteren. Dit betekent dat al deze mensen buiten het arbeidsproces komen te staan. Het vorige kabinet slaagde erin om honderdduizenden mensen van een uitkering naar een baan te helpen. Dit kabinet laat mensen in een uitkering zitten.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De heer Rutte gaat nogal te keer over de voornemens van het nieuwe kabinet en haalt daarbij als voorbeeld aan dat alle bijstandsmoeders zes jaar lang niet hoeven te solliciteren. Is hij het met mij eens dat zij in deze periode buitengewoon zinvol werk doen met het opvoeden van hun kinderen? Daarmee leveren zij, als het goed is, een serieuze bijdrage aan het overbrengen van normen en waarden en aan het voorkomen voor schooluitval omdat kinderen niet goed zijn begeleid.

De heer Rutte (VVD):

Wij zijn het er natuurlijk mee eens dat het belangrijk is dat moeders en vaders hun kinderen goed opvoeden. Maar wat een betuttelende gedachte om vanuit dat concept beleid te maken! Wat een betuttelende gedachte! De heer Cramer weet wat de gevolgen zijn. Die kennen wij allemaal. 96% van de alleenstaanden in de bijstand met kinderen zijn vrouwen. Wij weten dat deze bijstandsmoeders die dankzij het door de heer Cramer gesteunde beleid niet meer hoeven te solliciteren, niet meer aan de slag zullen komen. Zij hebben een laag opleidingsniveau en blijven te lang weg van de arbeidsmarkt. Zij komen niet meer aan de slag. Hun kinderen groeien dus op in armoede. Ik heb vorige keer al tegen de heer Cramer of de heer Slob gezegd dat ik in Den Haag hele straten ken waar de uitkering van generatie op generatie wordt doorgegeven. Dit is onder andere het gevolg van het feit dat de overheid te lang dit betuttelende beleid heeft gevoerd. Dit heeft tot 2004 geduurd. Toen is de wet aangepast. Dit kabinet gaat de maatregelen die in 2004 is genomen en die inhoudt dat iedereen moet solliciteren, terugdraaien. Ik acht dat een schande.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De heer Rutte gebruikt heel grote woorden als schande en betutteling. Het komt kennelijk geen seconde in hem op dat juist de VVD buitengewoon betuttelend is om alle bijstandsmoeders te verplichten de arbeidsmarkt op te gaan, ook als zij dit niet kunnen, en om WAO'ers die echt niet kunnen werken, wel aan het werk te willen zetten. De heer Rutte praat over betutteling. Dat is volgens mij betutteling!

De heer Rutte (VVD):

Ik wijs de ChristenUnie erop dat wij elkaar onmiddellijk vinden als mensen in de bijstand zitten en echt niet kunnen werken. Dan hoeven zij van ons ook niet te werken. Het feit dat iemand kleine kinderen heeft is echter geen reden om hen de arbeidsverplichting te onthouden. Die kun je hun gewoon opleggen. In de wet staat omschreven dat de sociale dienst er wel in moet voorzien dat hun kinderen goed worden opgevangen. Door vrouwen zo lang van de arbeidsmarkt weg te houden, wordt hun het perspectief op een baan langdurig ontnomen en worden grote groepen jonge vrouwen feitelijk in de bijstand gepensioneerd. Dat is de afgelopen jaren gebeurd.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Volgens mij is het juist betutteling om zo over een groep te praten.

De heer Rutte (VVD):

U vindt het dus betuttelend om de feiten te noemen dat door het beleid dat de ChristenUnie jarenlang heeft gesteund, grote groepen vrouwen in de bijstand gepensioneerd zijn. Ik noem liever de feiten. Als de heer Cramer het noemen van feiten betuttelend acht, zijn wij het inderdaad niet eens.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik ben blij dat de heer Rutte zojuist zei dat groepen die wel gebruik moeten maken van bepaalde voorzieningen, daarvan ook gebruik moeten kunnen maken. In het verkiezingsprogramma van de VVD werden alle tarieven verlaagd. Juist de mensen die het zo hard nodig hebben, moesten daarvoor de rekening betalen.

De heer Rutte (VVD):

Ik nodig de heer De Nerée uit om dat hard te maken... Ik constateer dat hij het niet hard kan maken. Hij doet een aanval op ons verkiezingsprogramma. Ja, ik ben voor lastenverlichting. Voor mensen die hard werken, moeten alle belastingschijven omlaag. Ik vraag de heer de Nerée om zijn woorden nu hard te maken. Ik nodig hem daartoe uit. Daar staat de microfoon.

De voorzitter:

De heer Rutte vervolgt zijn betoog.

De heer Rutte (VVD):

Goed, ik ga door; ik begrijp dat de heer De Nerée zijn opmerking intrekt.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Het feit dat ik niet de verkiezingsprogramma's van alle partijen bij me heb, wil nog niet zeggen dat het niet waar is wat ik zeg. Het is heel jammer dat de heer Rutte zijn eigen verkiezingsprogramma niet meer kent.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer De Nerée, u beschuldigt mij van iets dat volstrekt niet te substantiëren is en dat nergens op slaat; dat weet u dondersgoed.

Ik ga door. Ik concludeer dat het vorige kabinet erin slaagde om honderdduizenden mensen van een uitkering naar een baan te helpen en dat dit kabinet mensen in een uitkering laat zitten. Bovenop dit alles weigert het kabinet ook nog eens te spreken over een vereenvoudiging van het ontslagrecht. Het twijfelt zelfs of het ontslagrecht überhaupt op de agenda van de inmiddels berucht participatietop moet staan. Van de minister van Financiën en van de minister-president hoor ik daarover verschillende geluiden. Ik wil daarom graag een helder antwoord op de volgende vragen. Zet het kabinet het ontslagrecht op de agenda van de participatietop? Is er al een datum voor deze top? Komt die dit jaar of in de komende jaren?

Door de krapte op de arbeidsmarkt te vergroten, brengt de nieuwe coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie de economie, die in 2006 zo goed draaide, schade toe. Dit doen de drie partijen ook door de financiële degelijkheid los te laten, juist nu de overheidsfinanciën eindelijk weer op orde zijn. De Miljoenennota 2006 ging immers nog uit van een EMU-tekort van 1,8% van het bbp. Volgens de aprilrapportage van het kabinet aan Brussel is het feitelijk resultaat over 2006 een overschot van 0,6%. Dat is een compliment aan het vorige kabinet. Ik vind het onbegrijpelijk dat het nieuwe kabinet de gunstige economische situatie van dit moment niet gebruikt om, met het oog op mindere tijden, het solide fundament dat er ligt verder te versterken. Ook de Europese Commissie luidde daarover onlangs de noodklok.

Het tegendeel is het geval. In het regeerakkoord lezen wij dat het kabinet-Balkenende-Bos de geldkraan openzet. Er wordt weliswaar geschermd met een doelstelling van 1% overschot in 2011, maar dat is zonder meer vrijblijvende luchtfietserij. Dat blijkt al, nu het kabinet voor het eerst geconfronteerd wordt met tegenvallers en weigert de noodzakelijke bezuinigingen door te voeren. Dus staat er geen bezuiniging tegenover de overschrijding van 1 mld. in de zorg, tegenover de vele honderden miljoenen euro's die het generaal pardon gaat kosten en tegenover de kostbare ambtenaren-cao. Het lijkt wel alsof de coalitie de problemen voor zich uitschuift. Bovendien is de verwachting van de economische groei in het akkoord van CDA, PvdA en ChristenUnie fors opgeschroefd van 1,75% naar 2%; ik had daarover zojuist al een interruptiedebat met de heer De Nerée. Dit geeft het nieuwe kabinet 2 mld. extra om uit te geven. Ik verbaas mij er geen seconde over dat de fractie van de PvdA dit wil. Op dit punt heeft de CDA-fractie echter veel uit te leggen. Ik heb het verkiezingsprogramma van de heer De Nerée wél gelezen en ik zal hem daaruit citeren. Daarin staat letterlijk: "Het CDA rekent zich niet rijk en gaat uit van 1,75%." Ik ben van plan, mijnheer De Nerée, uit dit verkiezingsprogramma nog vaak, ook op andere onderdelen te citeren, want het is een mooi boekje.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Daarvoor ben ik u erg dankbaar, want het was inderdaad een uitstekend verkiezingsprogramma. Op het percentage van 1,75 ben ik al ingegaan. Ik kom nog even terug op wat u eerder zei. Door alle maatregelen die zijn genomen, is een solide bodem gelegd, draait de economie goed en neemt de werkgelegenheid toe. Ik verbaas mij er over dat u het kabinet nu verwijt dat er vacatures zijn en dat het daardoor de economische groei in de waagschaal stelt. Even kon ik mijn oren niet geloven. U bent niet bezig met het verantwoordingsdebat, maar kijkt vooruit. Kijkt u dan nog maar wat verder vooruit en verklaart u mij hoe het kan dat als het goed gaat en er vacatures ontstaan, een kabinet dat met deze vacatures wordt geconfronteerd ervoor zorgt dat de zaak kapot gaat.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer De Nerée, ik ga u bijlichten, want ik begrijp uw dilemma. Nee, ik verwijt u niet dat de economie goed draait. Ik verwijt u ook niet dat er een situatie is ontstaan waarin vacatures vaak moeilijk vervuld kunnen worden. Nu komt echter de vraag. Er moet geregeerd worden en er moeten maatregelen worden genomen om meer mensen aan de slag te helpen, zodat de vacatures wél vervuld kunnen worden. Er zijn veel mensen die zouden willen werken, maar die op dit moment niet werken omdat zij niet kunnen werken, mensen met bijvoorbeeld een uitkering. Ik heb daarvan twee voorbeelden gegeven en gezegd waar het kabinet van deze minister aan zou moeten werken om ervoor te zorgen dat meer mensen op de arbeidsmarkt komen en niet minder mensen daarheen gaan. Mijn verwijt betreft dus niet het aantal vacatures. Mijn verwijt is wel dat dit kabinet niets doet. Sterker, het neemt geen maatregelen om het vervullen van de vacatures te bevorderen en het zorgt ervoor dat er minder aanbod is van arbeid op de arbeidsmarkt. Dat vind ik ernstig, want daarmee brengt dit kabinet de economie schade toe.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

U zegt eigenlijk dat wij een andere opvatting hebben als het gaat om de groep mensen die kunnen werken. Daarover verschillen wij inderdaad van mening.

De heer Rutte (VVD):

Ik wijs erop dat uw partij een paar jaar geleden akkoord ging met herziening van de Bijstandswet. Daarbij werd georganiseerd dat alleenstaande ouders in de bijstand gewoon moesten solliciteren. U hebt dat nu onder druk van de ChristenUnie teruggedraaid. Geeft u dat nou gewoon toe.

Mevrouw de voorzitter. Ik heb absoluut niet de illusie dat mijn onvrede over al deze besluiten het kabinet ertoe zal bewegen om een verstandige lijn te kiezen, maar ik vraag het kabinet wel om duidelijkheid over het financieel kader en over de financiële spelregels. Staat het financieel plafond voor de uitgaven vast? Spoort dat plafond precies met de uitgaven waarover met het regeerakkoord een afspraak is gemaakt? Gaat het kabinet alle inkomstenmeevallers gebruiken om de staatsschuld verder af te lossen, dus ook meevallers die optreden tussen het moment van het sluiten van het regeerakkoord en het verschijnen van de Miljoenennota in september? Dit zouden natuurlijk retorische vragen moeten zijn, maar ik vrees dat het kabinet een beetje gaat rommelen. Ik vrees dat deze coalitie het bedrag gemoeid met de eerste tegenvallers en rekenfouten laat oplopen, dat dit kabinet het plafond voor de uitgaven ophoogt en dat het het nieuwe plafond bij de aanstaande Miljoenennota als het nieuwe uitgavenkader zal presenteren. Als het dan toch in 2011durft te zeggen "Wij hebben die 1% overschot gehaald", komt dat doordat men inkomstenmeevallers heeft gebruikt om uitgavenoverschrijdingen te compenseren. Ook dat zou een breuk zijn met de Zalmnorm die sinds 1994 geldt. Graag krijg ik op dit punt een volstrekt duidelijk antwoord van het kabinet. Het liefst hoor ik dat ik spoken zie, maar ik vrees het ergste.

Voorzitter: Ten Hoopen

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Naast het verergeren van de krapte op de arbeidsmarkt en het openzetten van de geldkraan, verzwaart het kabinet ook nog eens de lasten, zodat de belasting in 2011 meer dan 5 mld. hoger zal zijn dan nu. Dat gebeurt niet volgens mijn berekening, maar volgens die van het CPB. Dit leidt tot een hogere luchthavenbelasting, een hogere belasting op pretparken en attracties, tot hogere dieselaccijnzen enzovoorts. Bovendien worden veel kortingen en toeslagen nog sterker afhankelijk van iemands inkomen. Ook dat brengt de economie schade toe. Het zijn juist de hardwerkende mensen in ons land die onze economie draaiende houden. Ook voor deze plannen van het kabinet betalen juist deze hardwerkende mensen de rekening. Al met al maak ik mij grote zorgen of het economisch succes van 2006 onder dit kabinet lang stand zal houden.

Mijn fractie bedankt de president van de Algemene Rekenkamer voor de degelijke rapportage bij het financieel jaarverslag. Zij heeft daarbij gewezen op vijf serieuze problemen met de bedrijfsvoering bij de overheid, bijvoorbeeld bij de Belastingdienst. Mijn fractie heeft daarvoor al vaak aandacht gevraagd. Wat is het kabinet voornemens om te doen om dit volgens de Algemene Rekenkamer structurele probleem op te lossen?

Dan zijn er nog de grote problemen bij Ontwikkelingssamenwerking. Daar is maar liefst 5,7 mld. voorgeschoten zonder dat duidelijk is of het geld echt rechtmatig is besteed. Net als de meerderheid van de Nederlanders maakt de VVD zich zorgen en vraagt zij zich af of het geld altijd effectief wordt besteed. Ook over de recente resultatenrapportage was de Rekenkamer kritisch. Is het kabinet bereid om, juist om het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking te versterken, de volgende resultatenrapportage door een onafhankelijke organisatie te laten uitvoeren, net als de Britten dat al enkele jaren met groot succes doen?

Hoe belangrijk de rechtmatigheid van de uitgaven ook is, wij moeten ons vooral buigen over de beleidsresul­taten. Mijn fractie vindt het allereerst onbevredigend dat de doelstelling voor de efficiencyslag bij de rijksoverheid over 2006 niet is gehaald. Wat betekent dit gegeven voor de kabinetsdoelstelling om bij de rijksoverheid 15.000 banen te schrappen? Hoe realistisch is die doelstelling?

Daarnaast is mijn fractie van mening dat de mobiliteit in ons land veel meer aandacht verdient. Het vorige kabinet heeft de achterstand aan het onderhoud bij onze wegen voortvarend aangepakt: 826 km weg is opgeknapt, maar de fileproblematiek is en blijft hardnekkig. In de eerste maanden van 2007 is de filedruk al weer toegenomen. Welke conclusie trekt de nieuwe coalitie hieruit voor het eigen beleid waarin volgens de CPB-berekeningen precies nul euro extra wordt geïnvesteerd in infrastructuur? Het kabinet mist hierbij gewoon het gevoel van urgentie. Binnenkort heeft iedereen 100 dagen nodig om Nederland te doorkruisen.

Ten slotte de blijvend ondoorzichtige structuur bij het belangrijkste vraagstuk van dit moment: de terreurbestrijding. De VVD is al lange tijd voorstander van een eenduidige leiding, want juist terroristenbestrijding leent zich niet voor de poldercultuur. De twee nieuwe ministers lijken het probleem echter niet te zien. Is in dit huidige kabinet het politieke machtsevenwicht tussen CDA, Justitie, en de Partij van de Arbeid, Binnenlandse Zaken, belangrijker dan effectieve terreurbestrijding? Dat kan en wil ik niet geloven.

Vorig jaar zei de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid dat het verantwoordingsdebat dit jaar waarschijnlijk in het water zou vallen vanwege de verkiezingen. Die vrees is niet uitgekomen. Dit debat is belangrijk omdat wij niet zo vaak met elkaar terugkijken. Vandaag is de dag om te leren van onze successen en van onze fouten. Natuurlijk zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de manier waarop nu verantwoording wordt afgelegd, maar dit debat mag niet verwateren. Wij praten in deze Kamer veel over plannen en nog meer over incidenten. In schril contrast daarmee worden resultaten vaak voor kennisgeving aangenomen. Het verantwoordingsdebat moet een van de belangrijkste debatten van de politieke kalender zijn. Het moet inderdaad een debat op hoofdlijnen zijn, gevoerd door de fractievoorzitters. De Kamer heeft zich daar in de motie-Blok voor uitgesproken. Onlangs deed de commissie voor de Rijksuitgaven dat nog een keer. Juist in zo'n debat op hoofdlijnen kunnen wij afstand nemen van incidenten en deelbelangen.

Verantwoording brengt ook risico's met zich. Er wordt te veel gekeken naar de rechtmatigheid, oftewel naar de vraag of wat is uitgegeven ook daadwerkelijk daaraan mocht worden besteed. Wij besteden met elkaar stelselmatig te weinig aandacht aan de doelmatigheid, namelijk naar de vraag of het gevoerde beleid het resultaat heeft dat wij wilden en of wij met elkaar waar hebben gekregen voor ons geld. Doelmatig beleid begint bij een goede onderbouwing vooraf. Een ander risico is dat verantwoording een doel op zich wordt en dat er een circus wordt opgetuigd van papierwerk, controle en bureaucratie waarin de mensen die het werk echt moeten doen, uit beeld verdwijnen. Ik noem de onderwijzers, de verpleegkundigen, de politieagenten en de ondernemers. Ik hoop dat het kabinet op dit punt bereid is zijn mooie woorden ook met daden te onderbouwen. Daarom vraag ik de minister van Financiën wat het kabinet concreet gaat doen om van verantwoording geen doel op zich te maken. Zou het zich niet ten doel moeten stellen de verantwoordingslasten met bijvoorbeeld 25% terug te dringen?

Uit de jaarverslagen over 2006 rijst het beeld op van een gezond land: robuuste economische groei, lage inflatie, stijgende koopkracht en dalende werkloosheid. Bijna alle seinen staan op groen. Ik maak mij echter grote zorgen dat de jaarverslagen die wij de komende vier jaar in deze Kamer behandelen, een ander beeld te zien zullen geven. De nieuwe coalitie verergert de krapte op de arbeidsmarkt en zet de geldkraan open. Volgend jaar zal zij zich daarvoor moeten verantwoorden, hier in deze Kamer, in dit debat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Rutte neemt de coalitie nogal de maat over het trendmatig begrotingsbeleid. Volgens hem is sprake van een verkeerd en niet behoedzaam scenario dat 2 mld. extra in de boeken brengt. Nu hebben wij inmiddels ook begrepen dat in de lopende begroting voor het jaar 2007, de laatste begroting van de vorige minister van Financiën, de heer Zalm, tevens partijgenoot van de heer Rutte, ongeveer voor eenzelfde bedrag aan lijken in de kast zit, namelijk ruim 2 mld. Wat vindt de voorzitter van de partij van de financiële degelijkheid daarvan?

De heer Rutte (VVD):

Op een rijksbegroting van 150 mld. tot 200 mld. – het is maar net hoe je het precies plooit – heb je altijd te maken met meevallers en tegenvallers. De vraag is dan – u weet dat als financieel woordvoerder en man van statuur als geen ander – hoe je omgaat met die financiële tegenvallers. Wat Zalm, de vorige ministers van Financiën, in het verleden deed, was bij financiële tegenvallers zorgen dat er extra bezuinigd werd of, als het echt niet anders kon, kijken of er binnen de uitgavenkaders nog ruimte was. Op die manier zorg je ervoor dat die plafonds gehandhaafd worden. Wat deze minister lijkt te gaan doen – ik heb hem net uitgedaagd daar een helder antwoord op te geven – is meevallers gebruiken om tekorten op te vangen. Daarmee zou de Zalmnorm, die sinds 1994 onafgebroken aan de orde is, bij het groot vuil komen te staan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat begrijp ik allemaal wel. Het gaat om een bedrag van 2 mld. Dat komt deze arme minister van Financiën ongeveer tekort. Wij zullen dat straks zien als de voorjaarsnota er ligt. U maakt nu een groot nummer richting de coalitie en spreekt over een financieel ondeugdelijk beleid. U maakt er gehakt van, want het deugt volgens u voor geen meter. En dat puur vanwege de scenariokeuze, die 2 mld. extra in de boeken brengt, in het laatste jaar van de kabinetsperiode. Dan zou ik u wel iets harder willen horen kwalificeren het feit dat er in september, twee maanden voor de verkiezingen, een begroting is ingediend die nu al voor een bedrag van ruim 2 mld. ontspoort. Dan hoort daar ook een negatieve kwalificatie bij. Dat zou u sieren, want dan bent u consistent.

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Vendrik, u probeert hier politiek te bedrijven. Dat mag, want wij zijn hier in de Kamer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Sorry, ik heb dat nooit begrepen. Het is zo stom van mij dat ik dat niet door had!

De heer Rutte (VVD):

U heeft volkomen gelijk. Dat hoort hier, maar dan krijgt u ook het echte antwoord. Dat antwoord is dat het normaal is dat, als je met dat soort grote bedragen te maken hebt, je meevallers en tegenvallers hebt. Dat is ook niet hetgeen wij hier moeten bekritiseren. Het gaat er niet om of er tot op de euro precies begroot is. De vraag is wat je doet, als je niet met meevallers, maar met tegenvallers te maken krijgt. De vorige minister van Financiën hanteerde een heel duidelijke spelregel: meevallers worden niet gebruikt om tegenvallers te compenseren. Die spelregel was van belang, omdat je op die manier rust kreeg aan het begrotingsfront en ervoor zorgde dat de staatsschuld structureel lager kon worden. Dat is ook gelukt in de afgelopen jaren. Dat doet dit kabinet waarschijnlijk niet. Er wordt nu wat gerommeld en ik hoop dat de minister van Financiën mij straks helemaal gerust gaat stellen. Op dit moment is het beeld echter onduidelijk en dat is een slechte zaak.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Het zal de heer Rutte toch ook opgevallen zijn dat in de afgelopen periode, toen de heer Zalm het bewind voerde, slechts één keer de staatsschuld daadwerkelijk fysiek gedaald is en al die andere jaren is gestegen. Hij kan er wel heel trots op zijn, maar die Zalmnorm heeft er niet toe geleid dat wij nu te maken hebben met goed houdbare overheidsfinanciën, waardoor wij straks de vergrijzing kunnen gaan betalen. Het was dus een ronkend verhaal, maar eigenlijk is het alleen maar een incident. Deze begroting valt een keer een klein beetje mee, maar er was ook slecht begroot en het pakt heel anders uit.

De heer Rutte (VVD):

Ik wijs erop dat de staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen gedaald is van over de 80 naar beneden de 50. Dat is een ongelofelijke prestatie, bij iedere standaard. U heeft gelijk dat er in de afgelopen jaren regelmatig tekorten op de begroting waren en geen overschotten, waardoor de staatsschuld in reële termen is gegroeid, maar als percentage van het sterk gestegen nationaal inkomen is die spectaculair gedaald. Dat is ook de reden waarom Nederland het op dit moment financieel een stuk beter doet dan een aantal jaren geleden en er veel beter voor staat. Daarom is het zo belangrijk om heel zuinig te zijn op de onderliggende rationale van dat beleid, namelijk de Zalmnorm.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dit is toch een overdreven trots van de heer Rutte. Dankzij meevallende economische cijfers daalt de staatsschuld. Ons bruto binnenlands product stijgt en daardoor daalt de staatsschuld in procenten. U kan er echter niet omheen dat de staatsschuld fysiek is gestegen en daarmee een steeds grotere aanslag pleegt op de ruimte in onze begroting als het gaat om de rentelasten. Daar kunt u niet omheen, mijnheer Rutte.

De heer Rutte (VVD):

Ik weet niet hoe u de sommen maakt, maar u weet precies hoe het werkt. Wij hebben in de jaren tachtig te maken gehad met enorme tekorten op de overheidsbegroting, oplopend tot 10%. Die zijn inmiddels onder controle. Er is nu zelfs sprake van een klein overschot, zodat er echt in reële termen kan worden afgelost. De economie doet het goed. Als percentage van het nationaal inkomen is de staatsschuld spectaculair gedaald. Het is echter nog steeds een probleem en daarom moet deze minister van Financiën vasthouden aan die normen. Ik daag hem daartoe uit, want op die manier kan ervoor worden gezorgd dat het beleid verder wordt doorgezet. Dat beleid was succesvol en dat moeten wij niet bij het groot vuil zetten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Het vertrouwen in de overheid is gedaald. Dit laat de regering niet onberoerd. De regering beseft dat er veel van de mensen gevraagd wordt. Zij wil nu voorrang geven aan een zorgvuldige uitvoering van de afgesproken maatregelen. 2006 wordt vooral een jaar van werk in uitvoering, zodat maatwerk kan worden geleverd aan individuele burgers. Het kabinet zal de vinger aan de pols houden, zodat eventuele problemen op tijd kunnen worden aangepakt.

Dit waren citaten uit onder andere de Troonrede van het jaar 2005. De PvdA was het toen met veel dingen oneens. Met deze uitspraken waren wij het echter hartgrondig eens. Laat ik maar met de deur in huis vallen. Het doet veel pijn om 20 maanden later te moeten constateren dat het juist in het jaar van de uitvoering op het punt van de uitvoering vreselijk mis is gegaan. Daar zijn vele burgers de dupe van geworden. Het maatwerk is niet geboden. Dat is slecht voor het vertrouwen in de overheid. Volop noodzaak dus voor de nieuwe regering om keihard aan de slag te gaan. Uit mijn betoog zal blijken dat het op grond van de jaarverslagen 2006 noodzakelijk was dat er een ander kabinet kwam. Een kabinet met veel meer aandacht voor de mensen en de uitvoeringspraktijken.

Ik realiseer mij dat de kabinetsleden van nu niet allemaal verantwoordelijk zijn voor de mislukte uitvoering. Sterker nog, het was deze minister van Financiën die vooropliep bij de oppositie tegen het kabinet dat hij vandaag moet verantwoorden. Dat mag niet betekenen dat de huidige bewindslieden onbekommerd achterover kunnen leunen. Onze kritiek op de uitvoering in het jaar 2006 is tegelijkertijd een opdracht aan het nieuwe kabinet om het anders te doen.

De heer Pechtold (D66):

De PvdA-fractie heeft zojuist ingestemd met het voorstel van een groot deel van de oppositie om de minister-president naar de Kamer te laten komen. Mevrouw Hamer neemt het op voor de heer Bos. Dat is ook wel nodig. Hoe kwalificeert zij het echter dat de minister-president er vandaag niet is? Ik vind het sterk dat de PvdA als coalitiepartij voor heeft gestemd. Ik hoor graag een uitspraak van mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik betreur het dat hij hier niet is. Vandaar dat ik de heer Rutte, die het initiatief nam, heb gesteund. Ik had vandaag graag van gedachten willen wisselen met de minister-president.

De heer Pechtold (D66):

Moeten wij op een ander moment met het kabinet vastleggen hoe dit moet? Het kabinet gaat natuurlijk over de eigen afvaardiging. Is de PvdA er als coalitiepartij voor om dit op de een of andere manier te regelen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De heer Pechtold moet mij niet aanspreken als lid van een coalitiepartij, maar als lid van de PvdA. Aan het einde van mijn betoog doe ik een aantal voorstellen voor verbetering van de verantwoordingsdag. Daaruit vloeit logischerwijs voort dat wij dit debat niet meer kunnen voeren zonder minister-president. Het maakt mij niet zo veel uit wie met de eer gaat strijken, als mijn voorstellen maar steun krijgen. Mijn fractie vindt dat het verantwoordingsdebat met een groot deel van het kabinet moet worden gevoerd. Wij voelen ons een beetje erfgenaam van het initiatief tot dit debat.

Mijn opmerking sloeg echter op iets anders. Wij praten vandaag met een nieuwe vicepremier en minister van Financiën, die vandaag de prestaties van het vorige kabinet moet verantwoorden.

In de debatten over de regeringsverklaring hebben wij aangegeven dat wij van deze regering een volstrekt andere aanpak verwachten, een aanpak waarbij mensen niet worden buitengesloten, maar waarbij iedereen keihard nodig is. Deelname aan het kabinet betekent voor de PvdA dan ook dat er een omslag moet worden gemaakt. Ik noem enkele punten die wij al eerder hebben genoemd: een omslag van de toenemende verschillen tussen arm en rijk naar eerlijk delen, van regels zijn regels naar rechtvaardigheid, van eigen verantwoordelijkheid naar gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en in de richting van de vorige sprekers zou ik er eigenlijk nog aan willen toevoegen: van spierballentaal naar de kracht van overtuiging! Ik noem deze punten, omdat wij weten dat de nieuwe regeringsploeg deze omslag ook zal maken en omdat de PvdA-fractie het nieuwe kabinet er ook op zal beoordelen of het tot deze omslag komt.

Mijnheer de voorzitter. Natuurlijk geef ik vandaag een oordeel over het uitgevoerde beleid, maar ik zal straks ook iets zeggen over het VBTB-proces zelf en enkele suggesties doen over de verantwoording.

Ik begon mijn betoog met een verwijzing naar het jaar van de uitvoering. Het vorige kabinet toont over 2006 verheugende cijfers, met name over de banengroei en de economische opleving. Ook de PvdA is blij dat de werkgelegenheid weer groeit en de werkloosheid daalt, laat ik daarover duidelijk zijn. Ook vinden wij het natuurlijk positief dat het EMU-saldo weer positief was. Maar wij zien daarin vooral een mondiale opleving van de economische conjunctuur en de torenhoge meevallers in de gasbaten. Laat ik dat feestje van het vorige kabinet vandaag niet verstoren met een heel debat daarover. Belangrijker bij de beoordeling van 2006 is de doelstelling van het vorige kabinet zelf voor 2006 en dat was – ik liet het net zien aan de hand van citaten – met name toch de uitvoering. Na de stelselwijzigingen kwam de uitvoering! De regering wilde daar voorrang aan geven met allerlei afgesproken maatregelen, maar daar is zij naar mijn mening toch niet in geslaagd. Zij is onvoldoende in staat geweest om die hervormingsagenda om te zetten in een goede uitvoeringspraktijk en is toch blijven steken in het denken in termen van beheersing en van systemen. Vertrouwen in burgers en professionals was er veel te weinig bij en ik zal dat straks op een aantal punten ook illustreren.

Ik begin met de toeslagen, de miljoenenbureaucratie. De meest opvallende systeemwijziging van de afgelopen jaren was zonder meer de toeslagensystematiek. Het kabinet dat minder regels in zijn vaandel voerde, heeft daarentegen een bureaucratie van zorg- en huurtoeslagen opgetuigd van 6 miljoen uitkeringen: half Nederland werd uitkeringsgerechtigd. Daarbij is veel, te veel misgegaan. In honderdduizenden gevallen kon geen of geen juiste toeslag worden vastgesteld. Zowel de Rekenkamer als de Ombudsman spreken hierbij van ernstige tekortkomingen. Dit geldt zowel de problemen rondom de zorgtoeslag, de huurtoeslag als de kinderopvang toeslag. Het is een beetje alsof je iemand zijn portemonnee uit handen neemt of dat je besluit hem of haar geen bankafschriften meer te sturen. Mensen raken totaal het overzicht kwijt met deze toeslagenpraktijk. Of mensen weten niet wat ze krijgen, of ze krijgen te weinig of te veel geld en moeten dat later weer terugbetalen. Nogmaals, het gaat hier om honderdduizenden mensen. Daarachter ligt dan nog de enorme problematiek van de polis- en loonadministraties die niet op orde zijn. Omdat de Belastingdienst niet goed functioneert, krijgt het UWV onvoldoende gegevens en kan het CBS eigenlijk dus geen betrouwbare cijfers geven over het verloop van de werkgelegenheid. De Nationale Ombudsman zegt hierover het volgende: "Bij stelselwijzigingen gaan vrijwel altijd dingen mis. Het is dan noodzakelijk om aan burgers die daardoor in de problemen komen opvang te bieden en ook daaraan heeft het bij de Belastingdienst, het CVZ en ook bij het UWV ontbroken." Die problemen zijn niet van vandaag of gisteren en het kabinet was ervoor gewaarschuwd. Laat ik duidelijk zijn: in het jaarverslag 2007 moet staan dat de problemen met de toeslagen zijn opgelost! De bewindslieden van zorg en belastingen krijgen wat ons betreft een gele kaart met dank aan hun voorgangers. Als die problemen eind 2007 niet zijn opgelost, moeten er naar onze mening ook consequenties aan verbonden worden!

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Dat is het type klare taal dat misschien nog net iets duidelijker kan worden verwoord. Zegt de PvdA-fractie tegen de heren Klink en De Jager: tweemaal geel is rood, oplossen of wegwezen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ja, heel duidelijk. Wij willen echt dat dit wordt opgelost.

Ik ga nog even verder met het departement van de zorg. Dit departement heeft de begroting van 238 pagina's weten te overtreffen met een verslag van 245 pagina's. Laat minister Ter Horst dit maar niet horen! Ook inhoudelijk maakt het verslag ons niet gelukkig. Hoe komt het toch dat VWS op het gebied van de zorg bijna altijd overschrijdingen kent? Ook in 2006 was dat weer het geval: het Beleidskader zorg werd met 900 mln. overschreden en de zorguitgaven in de periode 2003-2006 groeiden niet met de geraamde 1,7% per jaar, maar met 2,1% per jaar. De heer Rutte trok net alle meevallers naar zich toe, maar ik hoop dat hij zich ook verantwoordelijk voelt voor de tegenvallers. In de afgelopen regeerperiode werden de gaten in de zorg steevast gedicht met meevallers uit de sociale zekerheid; er bleken achteraf bij de sociale zekerheid meevallers te zijn en daarmee werden de gaten in de zorg gedicht. Nu de meevallers in de sociale zekerheid er niet zullen zijn, hoor ik graag hoe het kabinet dit hardnekkige ramingsprobleem structureel gaat aanpakken. Dat dit urgent is, blijkt wel uit het feit dat de staatssecretaris van VWS op haar eerste werkdag werd geconfronteerd met een zo grote groei van het persoonsgebonden budget, dat zij toen al over het subsidieplafond heen was gegaan. En is het waar dat dit probleem al bekend was in het vorige kabinet, maar dat daar niets mee is gedaan?

De heer Rutte (VVD):

Mag ik u erop wijzen dat het vorige kabinet die meevallers in de sociale zekerheid bereikte doordat het erin slaagde om een kwart miljoen mensen van een uitkering naar een baan te helpen? Dit kabinet neemt maatregelen waardoor mensen juist onnodig langer in een uitkering zullen blijven zitten. Dit kabinet is er dus zelf verantwoordelijk voor dat de uitgaven voor de sociale zekerheid in de komende jaren veel minder of geen meevallers zullen kennen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat bedoelde ik niet; ik bedoelde dat de ramingen van de uitgaven voor de sociale zekerheid nu anders zijn dan in de vorige periode. In die feitelijkheid vindt de minister van Financiën dus geen ruimte. Maar u veronderstelt iets anders, namelijk dat er tegenvallers zullen zijn op het gebied van de sociale zekerheid. Ik kan niet in een glazen bol kijken en u ook niet. Met u ben ik van mening dat vrouwen in de bijstand een bijzondere en waardevolle groep vormen. Wij moeten er zeker voor zorgen dat zij actief zullen zijn in die eerste periode van zes jaar, bijvoorbeeld door opleidingstijd. U schetst nu het beeld dat de hele arbeidsmarktproblematiek zal worden opgelost met de vrouwen in de bijstand, maar dat gaat zelfs mijn feministische hart iets te ver.

De heer Rutte (VVD):

Het was mevrouw Noorman-den Uyl, dus een zeer vooraanstaand partijgenote van u, die het samen met mij mogelijk maakte om deze wet te veranderen. En nee, inderdaad gaat het niet alleen om de bijstandsmoeders; het gaat ook om de WAO en om het niet aanpakken van het ontslagstelsel. Ons gaat het om het volledige pakket. Dit kabinet is inderdaad geen hervormingskabinet en zet de zaak stil. Daardoor is de kans groot dat dit kabinet te maken krijgt met tegenvallers in de sociale zekerheid, of is in ieder geval de kans veel kleiner dat er meevallers zullen zijn. Als u zegt dat dit gevolgen heeft voor de mogelijkheid om tekorten in de gezondheidszorg te dekken, heeft u daar volkomen gelijk in, maar dat komt wel in belangrijke mate door het beleid van dit kabinet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik begrijp wel wat u doet: u probeert hier een soort Prinsjesdagdebat of begrotingsdebat van te maken. We zijn nu echter bezig met een verantwoordingsdebat, dus we kijken terug. U gaat helemaal voorbij aan de pointe van mijn opmerkingen. En omdat die voor een deel juist voor u bedoeld was, zal ik die nogmaals proberen uit te leggen.

De heer Rutte (VVD):

Dat is niet nodig hoor, die is wel duidelijk.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De pointe van mijn opmerkingen was dat de ramingen voor de zorg niet in orde waren, dat dit manco door een toevallige meevaller bij de sociale zekerheid kon worden opgelost, maar dat die meevaller nu weg is. Het probleem zal wel opgelost moeten worden. En dat is de reden dat ik de minister van Financiën hierover een vraag heb gesteld. Ik zal ongetwijfeld nog op vele momenten met u discussiëren over de arbeidsmarkt. Het zal u misschien wel verheugen dat dit onderwerp in mijn portefeuille zit. Vandaag moeten wij echter terugkijken en lessen trekken.

Voorzitter. Hoe gaat het kabinet het hardnekkige ramingsprobleem bij de zorg oplossen? Verder krijg ik graag een reactie op het bericht dat de staatssecretaris van VWS op haar eerste werkdag met deze ramingsproblemen werd geconfronteerd? Als dat bericht waar is, waarom heeft men hiermee dan niet eerder iets gedaan?

Het is de indruk van mijn fractie dat er vlak voor de verkiezingen kunstgrepen zijn toegepast om de stijging van de zorgpremie te beheersen. Ik denk aan de keuze om het opleidingsfonds niet langer met premies te financieren, maar via de begroting en aan de verzekeraars die hun reserves hebben aangesproken. Minister Zalm heeft overigens bij de algemene financiële beschouwingen eigenlijk bekend dat hij met de zorgpremie heeft gespeeld. Komt het straks echter niet als een boemerang terug? Zo ja, wat gaat de minister van Financiën dan hieraan doen? Komt er dan alsnog een verhoging van de zorgpremie? Daardoor zou de burger na de verkiezingen de rekening alsnog moeten betalen. Of komt de minister misschien met een andere oplossing?

De nieuwe integratiewet heeft vier jaar op zich laten wachten. De streefdatum van 1 januari 2006 werd uiteindelijk weer een jaar verschoven. Een grote stelselwijziging, zo typeerde minister Verdonk haar inzet voor het inburgeringsbeleid. Zij heeft inderdaad van alles overhoopgehaald. De cijfers over het aantal inburgeraars laten echter zien dat er iets is misgegaan. Het aantal van 29500 inburgeraars is namelijk een dieptepunt sinds de invoering onder het kabinet-Kok II van de Wet inburgering nieuwkomers. De doelstelling van minister Verdonk was 60.000. Het is me nogal een verschil!

De opleidingsinstituten zijn twee jaar lang in de ban geweest van mogelijke bezuinigingen, een problematiek die ergens tussen de ministeries van OCW en Justitie is blijven hangen. Er was in dat jaar dus geen sprake van een goede uitvoeringspraktijk. En wederom was er iemand de dupe; dit keer niet de burgers, maar de inburgeraars. Wij kunnen wel mopperen op mensen die niet goed zouden integreren, maar het wordt natuurlijk wel heel moeilijk voor deze mensen als wij hun geen cursussen aanbieden.

De bestrijding van de illegaliteit was een ander belangrijk punt voor 2006, maar onderzoek heeft aangetoond dat het aantal illegalen in Nederland in principe gelijk is gebleven. Ook dat is teleurstellend, omdat in de begroting voor 2006 nog werd gesproken over 65.000 verwijderingen. Die doelstelling is niet gerealiseerd, waarmee minister Verdonk haar belofte voor het terugkeerbeleid dus niet heeft waargemaakt.

Soms heb je niet veel woorden nodig om een resultaat weer te geven. Ik denk dan aan luchtkwaliteit, bodem,water en CO2-reductie, want daarover kan ik kort zijn. Op vrijwel geen enkel vlak is hiermee in 2006 voortgang van betekenis geboekt. Bij de energiebesparing was er zelfs sprake van een achteruitgang. Gelukkig erkent het nieuwe kabinet deze problematiek en heeft het hiervan een hoofdpunt gemaakt.

Ik kom nu te spreken over een paar kernpunten van het kabinet en de politieke partijen die deel uitmaken van dit kabinet. Laat ik het maar gewoon paradepaardjes noemen. Hoe is daarmee gegaan in 2006? De normen- en waardendiscussie was hét punt van de premier van het vorige kabinet. Volgens het jaarverslag van het ministerie van Algemene Zaken is het gelukt om het besef hierover te vergroten. De onderzoeken betreffen echter vooral het nut van de discussie en niet de vraag of het tot ander gedrag heeft geleid. Als ik dan in een rapport van de onderwijsinspectie lees dat geweld en seksuele intimidatie onder leerlingen van het basisonderwijs toeneemt, lijkt mij dat een triest voorbeeld van het verlies aan goede waarden en normen.

Het tweede paradepaardje was het onderwijs. De uitvoeringspraktijk laat ook hier zien dat er niet veel terecht is gekomen van alle mooie doelstellingen. Het aantal leerlingen met gedragsproblemen dat naar scholen voor speciaal onderwijs gaat, blijft schrikbarend groeien, net als de wachtlijsten. Mijn collega Angelique Eijsink heeft hiervoor in de vorige periode keer op keer gewaarschuwd; terecht, zoals nu blijkt. Er was ook veel gesteggel over de cijfers over het voortijdig schoolverlaten. De belangrijkste maatregel om dit aan te pakken, namelijk de invoering van de diplomaplicht voor jongeren tot 23 jaar, werd uitgesteld. De problematiek van het voortijdig schoolverlaten is dan ook nog ongeveer even groot. Ook telt Nederland al jarenlang anderhalf miljoen functioneel analfabeten. Het vorige kabinet is terecht met een Aanvalsplan Laaggeletterdheid gekomen. De grote zorg is, dat dit plan in de opstartfase blijft steken. In dit licht bezien is het nog veel zorgelijker dat een grote groep leerlingen aan het begin van het voortgezet onderwijs nog onvoldoende kan rekenen en lezen. De Inspectie van het Onderwijs heeft daarover nu eindelijk de alarmklok geluid.

Een van de belangrijkste punten is het Innovatieplatform. Er was een aantal concrete doelen, zoals 15% meer studenten inschrijven voor bèta- en techniekopleidingen. Wat blijkt? Bij het hoger beroepsonderwijs is er zelfs sprake van een daling van de instroom.

Door een van de vorige sprekers is gezegd dat het zo goed gaat op het gebied van veiligheid, rechtshand­having en criminaliteitsbestrijding, maar laten wij naar de cijfers kijken. Gemeenten geven 335 mln. meer uit aan veiligheid dan zij uit het Gemeentefonds krijgen. In 2006 zijn de gemeenten daarvoor met 220 mln. gecompenseerd. Dat was echter incidenteel geld. De veiligheid houdt toch niet op per 31 december 2006? Bij de veelplegersplaatsen is er zelfs sprake van onderuitputting, zoals op veel gebieden van de preventie. In de jeugdstrafrechtketen zijn de voorgenomen normtijden voor het eerste verhoor of onderzoek niet gehaald, net zo min als de normtijden in de jeugdreclassering. Er was toch een lik-op-stukbeleid voor de jeugd?

Er staat ook veel niet in de jaarverslagen. Zo wordt er niet ingegaan op het niet gebruik van de inkomensregeling. Evenmin staat er iets over de ontwikkeling van de armoede in Nederland. Verder staat er weinig over het grote aantal bezwaarschriften dat bij UWV is ingediend in het kader van de uitvoering van de Ziektewet. Ook hier geldt, dat veel mensen hun uitkering niet of veel te laat kregen. Bij alle waardering voor de resultaten van de discussies over bijvoorbeeld de herziening van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en de staatkundige vernieuwing, die broodnodig was, merk ik op dat de problemen op het gebied van bijvoorbeeld armoede, jongeren en onderwijs onbeschreven blijven. Wij lezen niets over het vele geld dat niet bij de uitvoerders terechtkwam, of over klachten van scholen en bedrijven over de administratieve lastenverlichting. Deze blijkt in de praktijk heel erg tegen te vallen. Ik realiseer mij dat niet alles in de jaarverslagen kan staan, maar het gaat in deze gevallen om zaken die kwetsbare mensen raken. Juist een kabinet dat zo de mond vol had van de verantwoordelijkheid van burgers, moet ook zelf zijn verantwoordelijkheid nemen. Wij vinden dat het kabinet zich hierover wel had moeten verantwoorden.

Zo kom ik als vanzelf bij mijn laatste punt, te weten het verantwoordingsproces zelf. Ik heb al gezegd dat wij dit proces heel belangrijk vinden. Daarbij sluiten wij de ogen niet voor de beperkingen en de hindernissen. Die zijn er, en dat is logisch in een proces dat zich moet zetten. De goedlopende praktijk van de Miljoenennota en de departementale begrotingen is ook niet in zeven jaar tot stand gekomen, maar het proces moet wel worden verbeterd. Op dat punt was ik blij met de woorden die de huidige minister van Financiën daarover sprak, want in een democratie is verantwoorden nodig en onmisbaar. Wij moeten ons daarbij voortdurend richten op de vraag of de plannen die wij hebben, daadwerkelijk uitvoerbaar zijn en bij de mensen aankomen. Verantwoorden is geen op zichzelf staand proces; de lessen moeten worden vertaald naar de praktijk. Daarom sluit ik mijn betoog af met een aantal concrete voorstellen. Zo willen wij het financiële deel van het verslag koppelen aan het proces van de voorjaarsnota. Dat heeft het voordeel dat de lessen van het ene jaar direct kunnen worden gekoppeld aan de praktijk van het lopende jaar. De koppeling moet dan wel in de voorjaarsnota expliciet worden gemaakt.

Een volgend voorstel is om een woordelijk jaarverslag te introduceren in de vorm van een jaarverslagrede, uitgesproken door de minister-president en gevolgd door een debat. Daarbij moet wat betreft de vorm worden gedacht aan de regeringsverklaring, dus een verklaring op hoofdlijnen. Dit voorstel kan aansluiten op de suggestie van de CDA-fractie om een aantal hoofdpunten te noemen waarbij eerlijk wordt aangegeven wat goed is gegaan en wat slecht. Uit die jaarverslagrede blijkt dus welke doelen wel zijn gehaald en welke niet en welke lessen daaruit kunnen worden getrokken. Dat zal ertoe leiden dat het debat dat erop volgt een echt politiek debat zal zijn waarin de Kamer haar oordeel kan geven.

Ten slotte stellen wij voor om de Tweede Kamer onderzoek te laten doen, althans opdracht te laten geven tot onderzoek. Wij vinden dat de Tweede Kamer bij de begrotingsbehandeling moet besluiten welke zaken zij het komende jaar wil onderzoeken en precies wil volgen. Het zou bijvoorbeeld heel goed zijn geweest als de Kamer in 2006 bij de begrotingsbehandeling had besloten departementoverstijgend te onderzoeken hoe het met de uitvoeringspraktijk ging. Dan wij hadden wij niet, zoals nu, alle jaarverslagen hoeven door te spitten. Wij hadden daar dan een goed onderzoek over gehad.

Uit mijn betoog mag blijken dat ik de aanwezigheid van de minister-president bij het verantwoordingsdebat vanzelfsprekend vind. Het heeft mij eerlijk gezegd net bij de Regeling van werkzaamheden enigszins verbaasd dat sommige fracties de minister-president wel bij een debat willen hebben over de marktwerking, maar niet bij een debat over de verantwoording.

Wij hebben de vorige regering bekritiseerd. In die kritiek hebben wij de nieuwe regering ook de zware opdracht willen meegeven. Ik ben daarom benieuwd hoe het kabinet tegen de genoemde kritiekpunten aankijkt en ik ben ook zeer benieuwd naar de reacties van de andere woordvoerders op de voorstellen die ik heb gedaan voor de verbetering van het verantwoordingsproces.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over het voorlaatste punt van mevrouw Hamer over het verbeteren van het verantwoordingsproces. De Kamer heeft kennis kunnen nemen van een stuk van het sg-beraad, een clubje van topambtenaren, over de manier waarop de bezuiniging van 750 mln. op de rijksdienst kan worden gerealiseerd. Een van de opties die de secretarissen-generaal daarin voorleggen aan de formerende partijen, waar de fractie van mevrouw Hamer er één van was, is om fors de bijl te zetten in het aantal ambtenaren dat is belast met het verantwoordingsproces. Is dat een goed idee?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik vind dat de discussie over welke ambtenaren er waar uit moeten niet op dit moment moet worden gevoerd. Die moet worden gevoerd met de minister van BZK. Dat ik verantwoording belangrijk vind en dat ik vind dat daar aandacht aan moet worden besteed, mag helder zijn. Het lijkt mij dus wel een beetje raar om te zeggen dat ambtenaren die zich bezighouden met de verantwoording moeten worden geschrapt. Ik kan een ander voorbeeld geven. Ik heb jarenlang op het ministerie van OCW gewerkt. Het heeft mij daar altijd heel erg verbaasd dat er steeds meer beleidsambtenaren kwamen die in de hogere salarisschalen zaten en dat degenen die met de implementatie van het beleid bezig waren in de randen van het gebouw werden gestopt.

De heer Irrgang (SP):

Een van de manieren waarop wij dit verantwoordingsdebat kunnen verbeteren, is door een koppeling te leggen tussen de verantwoording over het vorige jaar en het beleid voor het volgende jaar, de begroting voor het volgende jaar. In het begin van uw betoog sprak u over de noodzaak voor het nieuwe kabinet om te komen tot een omslag in de toenemende verschillen tussen arm en rijk. Uit dit jaarverslag blijkt dat de verschillen zijn toegenomen. Vindt u ook dat in de volgende begroting tot uitdrukking moet komen dat die verschillen weer moeten worden verkleind, dus dat er sprake moet zijn van een nivellerend koopkrachtbeeld?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Uiteraard vinden wij dat die verschillen kleiner moeten worden. Dat is de inzet van onze deelname aan dit kabinet en ook het eerste punt dat ik bij mijn drie bolletjes noemde.

De heer Irrgang (SP):

Dat betekent dus dat u vindt dat uit het koopkrachtbeeld van de begroting van volgend jaar moet blijken dat mensen met een minimuminkomen er meer op vooruitgaan dan mensen met hogere inkomens?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Er moet in elk geval uit blijken dat er een verbetering komt voor iedereen, waarbij onze prioriteit ligt bij de lage inkomens.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik maak mijn complimenten voor de concrete suggesties om het proces te verbeteren. Mijn fractie stelt dat zeer op prijs. Ik heb twee verduidelijkende vragen, zodat het voor haar gemakkelijker wordt om hierover na te denken. De eerste suggestie van mevrouw Hamer was om de voorjaarsnota aan het financiële deel van de verantwoording te koppelen. Mij lijkt dat ik dat goed van haar heb begrepen. Ik hoor graag haar reactie op mijn eerste vrees dat hierdoor de verantwoording en begroting, dus twee begrotingscycli, door elkaar gaan lopen. Er schuilt een risico in. Is het tweede voorstel dat de minister-president alleen een toespraak houdt of dat hij ook een onderliggend stuk presenteert waarin zaken worden uitgewerkt?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb het vergeleken met de regeringsverklaring. Daar ontvangen de Kamerleden ook een stuk van. Het lijkt mij handig dat zij in dit geval ook iets te lezen krijgen en niet alleen maar een verhaal horen dat mondeling wordt toegelicht. Ik stel mij voor dat er dan een verhaal op hoofdlijnen ligt en wij niet om allerlei dikke nota's vragen. Wij kunnen een debat aan de hand van die hoofdlijnen voeren en eventueel ook over zaken die het kabinet wil bespreken. Het is aan de Kamer om te beslissen, daar al dan niet op in te gaan. Wellicht vraagt zij op haar beurt om bepaalde punten daarnaast te bespreken. Zoals u weet, ben ik een groot voorstandster van het initiatief van de Kamer. Om dat te versterken, heb ik het derde voorstel gedaan dat de Kamer aan het begin van de begrotingscyclus de mogelijkheid tot het starten van een eigen onderzoek met een bepaalde doelstelling krijgt om iets vanuit haar optiek te volgen. Het kan ook zijn dat de Kamer iets in de doelstellingen van het kabinet mist en dat in de loop van het jaar wil laten onderzoeken.

Uw eerste vraag was of de processen niet te veel door elkaar zouden gaan lopen. Het risico daarop bestaat, maar mij lijkt dat wij dat kunnen verminderen als wij met goede documentatie en aparte stukken te werk gaan. Gelukkig zijn wij zelf verantwoordelijk voor de planning, dus moeten wij ervoor zorgen dat wij het goed organiseren. Mij gaat het erom dat de Kamer niet vrijblijvend een debat over zowel de politieke inhoud als de cijfers voert zonder de mogelijkheid te hebben om corrigerend op te treden. Die mogelijkheid ontstaat wel als je het koppelt aan de voorjaarsnota.

De heer Vendrik (GroenLinks):

In het kader van de gele kaart voor de toeslagen werden de heren Klink en De Jager genoemd, de chefs Financiën en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik dacht dat er ook problemen waren bij de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag. Als dat klopt, moeten mevrouw Vogelaar en mevrouw Dijksma ook worden genoemd. Krijgen hun voorgangers ook een gele kaart? Dreigen zij zelf een rode kaart te krijgen als eind 2007 de toeslagenbusiness niet goed geregeld is?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat klopt op zichzelf, al is natuurlijk mevrouw Dijksma niet verantwoordelijk voor het probleem van de kinderopvangtoeslag, waarover wij beiden de laatste tijd nogal veel vragen hebben gesteld. Dat heeft de heer De Jager gezegd. Het probleem is aan de uitvoeringskant ontstaan, bij de Belastingdienst. Daar moeten zaken echt verbeteren. Dit jaar weten sommige mensen niet eens dat zij recht hebben op meer geld. Ik snap dat de heer Vendrik opveerde bij mijn opmerking over gele kaarten. Die maakt ook veel indruk. Laat vooral helder zijn dat het volgend jaar wat mij betreft gewoon over moet zijn. Dat is mijn boodschap. Ik ga ervan uit dat het kabinet mij zo meteen toezegt dat het ook over is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is altijd goed om dan ook even de verantwoordelijkheden te duiden. Een gewaarschuwd bewindspersoon telt immers voor twee. De vraag is hoeveel bewindspersonen er worden gewaarschuwd.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Laten zij allemaal goed gewaarschuwd zijn.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Vandaag kijken wij terug op 2006, het jaar dat meer dan een half miljoen mensen voor de Partij voor de Vrijheid kozen en daarmee voor een immigratiestop, meer veiligheid, lagere belastingen, betere zorg, een kleinere overheid en minder islam. Dat is zo ongeveer alles waar dit kabinet niet voor staat.

Wat het kabinet ons vandaag meldt, klinkt hier en daar misschien voorspoedig maar de waarheid is heel anders. Burgers werden in 2006 en worden nu nog steeds opgescheept met veel geweldsmisdrijven, steeds langer wordende files, scholen en ziekenhuizen die ondermaats presteren, open grenzen voor migranten.

Ik sta kort stil bij enkele begrotingshoofdstukken. Jaarlijks wordt door het ministerie van Buitenlandse Zaken een grote zak met belastinggeld in de bodemloze put van ontwikkelingshulp gestort. De huidige regering is zelfs van plan om boven de 4 mld. aan ontwikkelingshulp nog eens een bedrag van 200 mln. vrij te spelen. Dat er miljarden worden besteed is erg, maar dat dit kabinet geen idee heeft waaraan zij worden besteed maakt de ontwikkelingshulp tot een complete ramp. Over de besteding van maar liefst 5,7 mld. aan voorschotten is geen verantwoording afgelegd. Het is dus niet duidelijk of dit geld rechtmatig is besteed. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de Algemene Rekenkamer zijn bezwaar op het allerlaatste moment heeft ingetrokken. De PVV-fractie is van mening dat de Algemene Rekenkamer dit bezwaar had moeten handhaven, het ministerie onder curatele had moeten plaatsen en het binnenstebuiten had moeten keren. Het gaat tenslotte om belastingcenten. Ik vraag het kabinet om het geld van de belastingbetaler dat nog steeds niet is verantwoord sinds 1993 terug te vorderen bij de ontvangende ontwikkelings­organisaties. De PVV is overigens voor het behoud van een substantieel bedrag voor noodhulp, maar het overgrote deel van het huidige budget van 4,2 mld. kan wat ons betreft direct worden teruggegeven aan de burger. Laat de burger maar zelf beslissen aan welke doelen hij zijn geld wel of niet wenst te besteden. Daarvoor hebben wij geen overheid nodig.

De schuld van de Nederlandse Antillen loopt op en Nederland blijft maar geld geven aan deze failliete boedel. Nederland danst al jaren om de hete brij heen en gedraagt zich veel te veel als een zachte heelmeester. De hele bevolking van de Antillen en Aruba lijdt hieronder. Het is hoog tijd voor concrete actie. Ook Curaçao moet het slotakkoord echt op korte termijn omarmen of anders volledig autonoom worden. Ik heb hierover begin van dit jaar een motie ingediend.

Als één instelling op het terrein van verantwoording en rechtmatigheid van belastinggeld een slecht voorbeeld is, is het wel de geldverslindende moloch die luistert naar de naam Europese Unie. Al twaalf jaar op een rij kan er door de Europese Rekenkamer geen goedkeurende verklaring worden afgegeven over de besteding van de Europese gelden. Dit is schandalig. De fractie van de PVV vindt dan ook dat Nederland hiervan een nummer moet maken in Europa. Maar nee, wij leggen ons erbij neer en gaan als braafste jongetje van de klas zelfs een nationale verklaring afgeven, in de hoop dat andere landen dit goede voorbeeld zullen volgen. Ondertussen blijft Nederland braaf afdragen. In 2006 ging het om het enorme brutobedrag van 7 mld. Dat is meer dan de hele begroting van Justitie bij elkaar. De vraag rijst onmiddellijk hoe met die miljarden nu eigenlijk de belangen van de Nederlandse burgers worden behartigd. Het jaarverslag geeft daarop geen antwoord.

Nederland is een van de gewelddadigste landen in Europa in de top vijf. Ernstige misdrijven zijn aan de orde van de dag, maar burgers hebben het gevoel dat de politie er niets aan doet en alleen maar bezig is met bonnen schrijven. Wat ook stuitend is, is het feit dat in ons land burgers die een inbreker uit hun huis slaan langer vastzitten dan de inbreker zelf. Dat is pas misdadig. In het jaarverslag van het ministerie van Justitie worden veel gegevens verstrekt over criminaliteitsbestrijding, maar dit zegt weinig tot niets over de effectiviteit van bepaalde maatregelen en uitgaven. Inzichtelijk zou moeten worden gemaakt hoeveel criminaliteit had kunnen worden voorkomen door het invoeren van bijvoorbeeld minimumstraffen voor recidiverende daders. Het is immers bekend dat 5% van de veroordeelde daders verantwoordelijk is voor maar liefst 30% van het aantal veroordelingen. De aanpak van recidivisten zou het speerpunt van de criminaliteitsbestrijding moeten zijn. De vraag aan de minister is dan ook waarom 350 van de 870 plaatsen voor de zwaarste veelplegers in gevangenissen onbezet zijn.

Een fors deel van de justitie-uitgaven komt ten goede aan vreemdelingenzaken. In 2006 betrof dit bijna 1 mld.

Voorzitter: Verbeet

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dit bedrag is 142 mln. hoger uitgevallen dan begroot. Deze enorme overschrijding kan natuurlijk worden verklaard doordat veel meer vreemdelingen ons land binnenkomen dan verwacht, zowel op reguliere gronden als om asielredenen. Ook vorig jaar kregen wij er weer tienduizenden vreemdelingen bij. Nu moeten wij maar hopen dat deze ook nog iets toevoegen aan ons land. Waarschijnlijk is dat echter ijdele hoop. Zoals bekend, zijn niet-westerse allochtonen fors oververtegenwoordigd als het gaat om uitkeringsafhankelijkheid en criminaliteit. De regering wil ons maar doen geloven dat wij deze vreemdelingen hard nodig hebben om straks de vergrijzing te kunnen tegengaan. De fractie van de Partij voor de Vrijheid is klip en klaar. De grenzen moeten minstens vijf jaar lang dicht voor niet-westerse allochtonen. De zinloze massa-immigratie moet worden gestopt. Wat ons betreft moet het abjecte generaal pardon er nooit en te nimmer komen.

Ik heb het nog niet eens gehad over de toestroom van Oost-Europeanen, die thans met open armen worden ontvangen. De verwachting van een instroom van 55.000 Polen is al in de eerste maand bijgesteld naar 120.000. Waar eindigt dit? Wat gaat het de Nederlandse belastingbetaler kosten? Wij houden ons hart vast. De integratie van nieuwkomers kostte de belastingbetaler vorig jaar 372 mln. Dat is 120 mln. meer dan in 2005 en een overschrijding van maar liefst 52 mln.

In het hoofdstuk Binnenlandse Zaken is de financiële positie van de politie allerbelabberdst en alarmerend. Vijf regiokorpsen moesten financieel worden geholpen met een lening. Drie korpsen hebben een bijdrage ontvangen op grond van een te verwachten begrotingstekort. Meer korpsen hebben onroerend goed moeten verkopen om te overleven. Ondanks alles bezuinigt het kabinet dit jaar 100 mln. op de politiekorpsen. Dat is onthutsend.

Het gaat goed met het onderwijs, als wij het ministerie van Onderwijs moeten geloven. "Nederland is slimmer geworden," schrijft de minister. De praktijk is anders. Er zijn steeds meer geluiden dat de kwaliteit van het onderwijs daalt. Er is sprake van een beperkt aantal lesuren, schooluitval en een toename van geweld op scholen. Voor het project ICT in het onderwijs werden de computers de klassen ingedragen terwijl niet duidelijk was hoe ICT precies moest bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs. Daarnaast bleek dat de meeste leerlingen thuis een computer hadden waarop zij hun vaardigheden opdeden. De Rekenkamer stelde dat andere beleidsmaatregelen wellicht beter zouden aansluiten op de praktijk. Met andere woorden: deze ICT-operatie was misschien helemaal niet nodig geweest. Tel uit je winst.

Aan het departement van Defensie wil ik niet te veel woorden vuil maken. Het is te triest voor woorden. Alleen al in 2006 zijn zeventien onvolkomenheden vastgesteld. Bij Defensie zijn grote verschillen geconstateerd tussen administratieve en fysieke voorraden van wapens en munitie. Het is intriest dat geen adequaat inzicht bestaat in de voorraden voor zoiets belangrijks als wapens en munitie. Het is een gotspe dat deze onvoldoende worden gecontroleerd. Het is dan ook meer dan terecht dat de defensieorganisatie dit jaar door de Algemene Rekenkamer onder de loep wordt genomen.

Verkeer en Waterstaat is het ministerie van de files. Bijna iedere burger ergert zich kapot aan de dichtgeslibde wegen in ons land. De regering sluit al jaren achter elkaar haar ogen voor dit probleem. Niemand staat voor zijn lol in de file. De weggebruikers zijn mensen die naar hun werk gaan of de weg gebruiken voor hun werk. Woorden schieten te kort dat het fileprobleem niet de hoogste prioriteit krijgt van de regering. Ondertussen wordt de automobilist door dit kabinet als een koe uitgemolken. Gedurende heel 2006 is slechts 16,5 km nieuw wegdek aangelegd. Dan zakt de moed mij in de schoenen. Als klap op de vuurpijl is in 2006 228 mln. onbesteed gebleven voor de aanleg van rijkswegen. Nederland distributieland heeft behoefte aan één ding: veel nieuwe wegen.

Op het terrein van de volksgezondheid ligt het aantal onverzekerden rond de 240.000. Het aantal wanbetalers ligt tussen de 241.000 en 1.000.000. De Partij van de Vrijheid is van mening dat aan de notoire wanbetalers uitsluitend acute zorg moet worden verleend en dat daarvoor naderhand alsnog de rekening moet worden gepresenteerd. Ook kwam recentelijk aan het licht dat wanbetalers wel zorgtoeslag krijgen, terwijl zij hun zorgpremie niet betalen. Dit is niet te geloven; hieraan moet direct een einde worden gemaakt. De keurige, hardwerkende burger van ons land wordt belazerd. Dit moet stoppen.

Wij spreken nu over het jaar 2006. Met dit kabinet zal het de komende jaren erger worden. Er komt een generaal pardon, een nieuwe Europese grondwet, ook al wordt die niet meer zo genoemd, en lastenverzwaring voor de burgers. Nederland heeft echter een heel ander beleid nodig dat leidt tot lagere belastingen, betaalbare zorg, minder islam en immigratie en een hardere aanpak van de criminaliteit. Zolang zo'n beleid niet wordt gevoerd, zal de Partij voor de Vrijheid blijven strijden voor de verdediging van de belangen van de burgers die door het kabinet worden genegeerd.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Het verantwoordingsdebat staat niet zo erg in de belangstelling, behalve bij de VVD-fractie die ik daarmee complimenteer. De aandacht is nu vooral gericht op de begroting. Dat is volgens mij onterecht. Mijn fractie heeft altijd het belang van de verantwoordelijke overheid benadrukt. Een overheid is dienstbaar en moet zich durven verantwoorden tegenover de burgers. Zij krijgt een mandaat van het volk en wij moeten bewijzen dat wij dit vertrouwen niet beschamen. Het is dan ook mijn oprechte intentie om inhoud te geven aan dit debat. Met een iets grotere fractie zijn waar daar gelukkig meer dan voorheen toe in staat.

Vandaag moet de vraag centraal staan of wij het goed gedaan hebben. Zijn de middelen effectief ingezet om de gestelde doelen te bereiken? Wat zij de lessen die wij hieruit voor de toekomst moeten trekken? Ik onderschrijf de conclusie van de minister van Financiën dat een effectieve verantwoording over het beleid in ieders belang is. De burger heeft er recht op, te weten waar het belastinggeld naartoe gaat. Ook moet de Kamer weten of het geld zo besteed wordt, dat de gestelde doelen worden gerealiseerd. Met het verantwoordingsdebat krijgen de Kamer en het kabinet het rapport gepresenteerd. Daarmee moeten wij ons voordeel doen.

De minister heeft bij de aanbieding van de jaarverslagen zijn zorgen geuit over het feit dat het afleggen van verantwoording leidt tot de productie van steeds meer cijfers en informatie. Dit heeft vaak weer een toename van het aantal regels tot gevolg. De fractie van de ChristenUnie onderschrijft deze zorg. Laten wij met elkaar vaststellen dat niet alles meetbaar is. Als je dit probeert, leidt dit tot een overmaat aan regels, iets waarvan bijvoorbeeld de politieagent en de schooljuf nu al last hebben. Om de verantwoording van de regering op waarde te kunnen schatten, moeten wij echter wel de juiste informatie hebben. Alle relevante informatie voor de Kamer moet in de jaarverslagen staan. Het is in deze context opvallend dat de Algemene Rekenkamer constateert dat over slechts 30% van de doelstellingen van het beleid informatie is opgenomen in de jaarverslagen. In de begroting over 2007 is dit percentage al opgeschroefd naar 51. Wij dagen de minister uit, ervoor te zorgen dat hij en zijn collega's dit percentage in het jaarverslag over 2007 ver overschrijden. Dan wordt volgens ons "less is more", of in goed Nederlands "minder is meer" bewaarheid. Als de minister ons vraagt om niet meer dan nodig is te hoeven leveren, dan verzoeken wij hem om ons in ieder geval niet minder dan nodig is te geven.

Wij constateren met de minister dat het verslagjaar 2006 niet slecht is verlopen. Het gepresenteerde overschot mag er zijn. Dit is overigens een overschot dat vooral wordt veroorzaakt door extra inkomsten. Bijna 12 mld. meer aan belastinginkomsten bewijst dat de economie inderdaad weer beter draait. Overigens wordt in de toelichting van de Algemene Rekenkamer geconstateerd dat de Belastingdienst een bedrag van maximaal 30 mln. is misgelopen wegens het te laat doen van aangifte en het te laat betalen van belasting. Ik vind dit onjuist uit het oogpunt van de gelijke behandeling van alle belastingbetalers. Welke maatregelen treft de minister om dit stukje verval van normen en waarden helderder op het netvlies te krijgen?

Door het begrotingsoverschot ontstond ook ruimte om fysiek af te lossen op de staatsschuld. Daar is de ChristenUnie blij mee, want dit is een belangrijke eerste bijdrage aan het op termijn beter houdbaar maken van de overheidsfinanciën.

Naast deze goede punten uit het jaarverslag ontkomen wij er niet aan om een stevig kritisch geluid te laten horen. De lijken in de financiële kast blijken veel groter en talrijker te zijn dan was voorzien. Tijdens de formatie lag de boedelbrief met bepaalde informatie op tafel. Ik vraag de minister of die boedelbrief maar een halve weergave van de werkelijkheid is geweest. Moeten wij constateren dat onvoldoende informatie onze kant op is gekomen?

Op het terrein van VWS zijn forse overschrijdingen te constateren. De grote vraag is: is er verkeerd begroot of is er verkeerd uitgegeven? Het lijkt erop dat er bij VWS een structureel probleem is als het gaat om overschrijdingen op de begrotingen. Eerdere sprekers hebben hieraan al gerefereerd. Je moet deze problemen op een structurele manier oplossen en die niet ad hoc blijven benaderen. Dit kan betekenen dat er meer realistisch wordt geraamd. Dat laatste lijkt mijn fractie nog beter.

Een tweede vraag aan de minister is of wij het debat over de verantwoording minder vrijblijvend kunnen maken. Mevrouw Hamer en de heer Rutte refereerden daar ook al aan en deden daarbij interessante voorstellen. Ook de ChristenUnie meent dat verbetering is aan te brengen. Wij sluiten ons aan bij wat mevrouw Hamer reeds zei. Ik denk concreet aan de koppeling van de Voorjaarsnota aan de behandeling van de jaarverslagen. Wij praten over de uitwerking van de plannen voor het lopende jaar, maar bij de doorkijk naar het nieuwe begrotingsjaar kunnen juist de effecten van het beleid, zoals de afgesloten begroting die weergeeft, van invloed zijn op die discussie. Ter illustratie noem ik het lerarentekort. Het wegwerken daarvan hoort formeel tot de doelstelling voor 2006. Is de missie geslaagd? Niet als wij constateren dat over tien jaar maar liefst drie kwart van het aantal leraren zal uitstromen. Dan moet je schrikken van het getal van 850 fte's en vacatures nu. Dit soort informatie uit het jaarverslag is van cruciaal belang voor de beoordeling van de noodzakelijke aanpassingen van bijvoorbeeld de oude Voorjaarsnota. Wat vindt de minister van het voorstel van koppeling van jaarverslag aan voorjaarsnota?

De laatste vraag van de minister bij de aanbieding was of wij de uitvoerders van het beleid niet meer centraler zouden moeten stellen. De fractie van de ChristenUnie vindt dat een goed idee. Door te denken vanuit de invalshoek van de uitvoering krijgen wij zicht op realistische doelen. Kennis en ervaring van de werkvloer kunnen en moeten er toe leiden dat het beleid aangescherpt wordt. Dat gaat bijvoorbeeld op bij de jeugdzorg. Het is voor de ChristenUnie duidelijk dat om het jojo-effect bij de wachtlijsten te voorkomen dit kabinet vooral energie moet steken in preventie. Dan is juist kennis van de werkvloer bepalend bij het nemen van maatregelen.

Dan wil ik nog enkele inhoudelijke opmerkingen maken over een aantal punten van de jaarverslagen. Daarbij zal ik vooral de vinger leggen bij zaken waarbij onzes inziens ofwel de verantwoording niet klopt ofwel de doelen niet helder zijn en de zogenoemde outcome onduidelijk is. Allereerst wil ik het dan hebben over Defensie. Meerdere woordvoerders hebben daarover gesproken. Defensie is een beleidsterrein waar de verantwoording niet op orde is. Het voorraadbeheer en het munitiebeheer zijn niet goed. Hierdoor kan het gebeuren dat wapens of munitie verdwijnen zonder dat iemand dat weet. Dat kan een administratief probleem zijn, maar ook een werkelijk probleem. Dat is ernstig. Het speelt al jaren. Het is zo erg dat de Algemene Rekenkamer een speciaal onderzoek gaat instellen. Wij verwachten dat doordoor de verantwoording zal verbeteren, maar graag hoor ik van de minister welke maatregelen het kabinet nu al neemt.

Bij ontwikkelingssamenwerking is er ook een verantwoordingsprobleem. Bij het ministerie staan met name voor de multilaterale organisaties betalingen open, omdat deze organisaties niet de benodigde rapportages hebben ingestuurd. Pas als de rapportages binnen zijn, kan het ministerie de laatste betaling overmaken. Dit is een kwestie van beheersbaarheid en transparantie en het voorgaande wijst erop dat de bestedingen beter kunnen worden gedaan via het particuliere kanaal dan via de multilaterale organisaties. Op basis van het duidelijke effect bij de verschillende geldstromen zal de ChristenUnie bij de behandeling van de begroting voorstellen doen om en vragen om de gelden voor ontwikkelingssamenwerking voor een groter deel via particuliere organisaties te laten lopen.

De portefeuille verkeer zorgt voor twee voorbeelden die leiden tot de vraag of er verantwoording is over de staat van de uitvoering van ingediende moties. Het eerste voorbeeld betreft het Infrastructuurfonds. De Kamer heeft in het kader van het herstelplan voor het spoor bij amendement-Van Hijum/Van der Ham 105 mln. gelabeld voor de oplossing van capaciteitsknelpunten in Brabant en de Randstad. In het jaarverslag staat dat keurig vermeld, maar er staat niets over de concrete gevolgen van aanneming van het amendement tot op dit moment.

Bij de verantwoording over de uitvoering van een amendement van mevrouw Snijder-Hazelhoff voor meer geld voor zwakke schakels in de Nederlandse kust staat dat dit voor een groot deel niet is uitgevoerd, omdat er nog besluitvorming door de Kamer nodig was. Pas in het najaar van 2006 heeft deze plaatsgevonden. Welke zin heeft zo'n amendement dan? Immers, het amendement beoogde een versnelling te realiseren. Ligt dit aan de Kamer of had het ministerie er veel nadrukkelijker op kunnen sturen dat de besluitvorming tijdig plaatsvond, zodat de versnelde aanpak daadwerkelijk kon worden gerealiseerd?

Bij het stellen van doelen springt de realisatie van de ecologische hoofdstructuur in het oog. De realisatie bleef in 2006 achter bij de planning, maar in hoofdlijnen ligt het wel op schema. Wat is de garantie dat alle ehs-functies daadwerkelijk in het jaar 2018 zijn gerealiseerd? Niet voor niets legt de Algemene Rekenkamer de vinger bij de open einden van deze majeure beleidsdecentralisatie. In het rapport van de Rekenkamer wordt aangetoond dat bij de huidige uitvoeringssnelheid in de jaren 2014 en 2015 de verwervingsinspanning verdubbeld moet worden, terwijl de snelheid rond de inrichting zelfs verviervoudigd moet worden. Wat tot nu toe in 23 jaar is gerealiseerd, moet dan in 4 jaar vervolgd worden. Praten wij hier nog wel over een realistische doelstelling?

De uitkomst van de schooluitval is niet helder. Voor het verantwoordingsdebat hebben wij al aandacht gevraagd voor het probleem van de schooluitval. Het aantal uitvallers is gedaald, maar nog niet ver genoeg. Er zijn aanvullende maatregelen genomen, maar zijn het de goede? Het is nu nog niet duidelijk welk effect de maatregelen zullen hebben. Zullen wij de beoogde doelstellingen voor 2010 gaan halen?

Als de minister van ons vraagt dat "less" "more" moet zijn, laat dan "less" niet loos blijven. Dan moet het liefst 100% van de begroting en de verantwoording voorzien zijn van concrete doelstellingen en beoogde en bereikte effecten. Dan ontstaat vertrouwen tussen regering en Kamer over de beschikbare informatie en neemt de vraag naar meer af. Dat is dan ook gelijk winst voor de uitvoerders van ons beleid. Zoals u ziet, voorzitter, de ChristenUnie denkt graag mee met de regering als het gaat om de echte verantwoording. Mijn wens is dan ook dat dit debat uitgroeit tot een stevig inhoudelijk debat, waarin de resultaten uit het verleden wél garanties geven voor de toekomst. Als het debat dan zó leuk wordt dat alle fractievoorzitters en de minister-president het zelf willen gaan doen, dan zij dat zo.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Namens de fractie van GroenLinks begin ik met een woord van empathie in de richting van de minister van Financiën. Gisteren was het Opzij en vandaag kijkt hij opzij en is het leeg in vak-K. Hoe kan het nou dat hij als voormalig oppositieleider hier het debat moet voeren namens het kabinet en zich moet verantwoorden voor een beleid waar hij tegen was? Wat vindt hij er eigenlijk van dat de dienstdoend minister-president, die toevallig ook de afgelopen vier jaar chef was, hier afwezig is? Eerlijk gezegd vind ik het ongelooflijk. Het maakt dit debat ook nogal loos. Het is erg moeilijk om deze minister van Financiën te beschouwen alsof hij al vier jaar in dienst van de Staat is. Wat is zijn reactie?

Het verantwoordingsdebat leidt elk jaar tot bespiegelingen van veel fracties over de wijze waarop het met de verantwoording sinds 2002 gaat. Mijn fractie deelt de kritiek die alom gehoord wordt: het schiet niet op, het komt niet uit de verf, de jaarverslagen geven een cijferbrij en het risico bestaat dat het langzamerhand een bureaucratisch gedrocht wordt. Volgens mij is de positie van de Kamer altijd tamelijk helder geweest. Ik denk aan de vrijwel unaniem aangenomen motie van collega Blok, die heel helder aangaf hoe het verantwoordingsdebat moet worden gevoerd. In 2002 heb ik ook een duit in het zakje gedaan en een motie unaniem aangenomen weten te krijgen waarin elk kabinet wordt opgeroepen om geen loze verantwoordingsstukken naar de Kamer te sturen, maar bij elke belangrijke doelstelling van beleid aan te geven wat men ervan geleerd heeft, welke conclusie uit het gepresenteerde materiaal getrokken wordt. De afgelopen jaren is er bijna geen verslag geweest, van welk departement dan ook, waarin die motie gewoon wordt uitgevoerd. Elk debat leidt dus weer tot vragen die al lang beantwoord hadden moeten zijn. Je maakt beleid, je hebt een doel en je kijkt wat ervan is geworden. Dan is de hamvraag elke keer weer hier in deze Kamer wat ervan geleerd is. Die vraag is weer niet in het financieel jaarverslag van het Rijk en de vele verslagen van de departementen beantwoord. Dat maakt dit debat ook zo stierlijk vervelend langzamerhand, want je vraagt elke keer opnieuw naar de bekende weg. Ik zal het zo weer doen. Daarbij komt dat wij inmiddels een kabinetswisseling hebben gehad. Dat maakt de zaak helemaal ingewikkeld en wat illusoir.

De minister van Financiën heeft hierover vorige week bij de aanbieding het een en ander gezegd. Hij deelt de kritiek en wil er ook iets mee. In dit debat zou ik graag van hem horen welke kant het op gaat, want zijn woorden vorige week waren, een beetje polemisch gezegd, voor tweeërlei uitleg vatbaar. Kort gezegd, gaan wij af van de aparte verantwoordingscyclus of is het de bedoeling naar een andere vorm van verantwoording te gaan? Ik hoop dat ik het laatste in zijn woorden heb gehoord. Ik hoor hiervan graag een bevestiging.

De voorkeur van mijn fractie is altijd geweest dat bijvoorbeeld regeerakkoorden uitblinken in helderheid over de politieke doelen die in een kabinetsperiode moeten worden gehaald, zoals men dat in België al sinds jaar en dag doet. Dat zijn korte akkoorden die buitengewoon duidelijk zijn over de politieke doelen die een coalitie zichzelf stelt. Dat betekent voor deze minister van Financiën, nu hij toch echt chef beleidsprogramma is geworden, dat het stuk dat op 14 juni hier in de Kamer landt, heel helder moet zijn over de grote doelstellingen die het kabinet wil halen. Dat hoeven er geen 100 of 200 te zijn. Aan tien doelstellingen hebben wij meer dan voldoende om het beleid op hoofdlijnen te kunnen beoordelen. De doelen moeten concreet en meetbaar worden gesteld, zodat daarover vervolgens, jaar in, jaar uit, effectief verslag kan worden gedaan. Daar begint een heldere verantwoordingscyclus. Als het komende beleidsprogramma daarover geen helderheid biedt, dan zitten wij volgend jaar met hetzelfde debat als vandaag de dag. Graag ontvang ik een positieve bejegening van het voorstel mijnerzijds door de minister van Financiën. Kom met een kort beleidsprogramma waarin die doelen zo helder mogelijk zijn gesteld. Ik bedoel dan niet de klimaatdoelstellingen voor 2020 zoals wij in het regeerakkoord zagen. Dat is natuurlijk mooi en politiek is ook een zaak van de lange termijn, maar stel in dat beleidsprogramma ook wat je in 2011, het laatste jaar van deze kabinetsperiode, hebt willen bereiken als tussendoel. Wat zijn de doelen in 2011? Noem niet alleen de doelen voor 2015, 2050 en 2020, maar ook de doelen voor 2011. Waar gaat dit kabinet over? Ik ontvang graag een toezegging van de minister van Financiën.

Ik stel de vraag die ik zojuist aan mevrouw Hamer heb gesteld ook aan de minister van Financiën. Wij hebben het stuk gezien van de secretarissen-generaal over de reductie van het aantal ambtenaren. Ik kan mij best voorstellen dat de verantwoordingsgekte bij de departementen inmiddels zo hoog is opgelopen dat men van dat aantal wat wil afdoen. Dat vind ik allemaal prima, want volgens mij zit daar veel dor hout in, met excuus voor de werkende ambtenaren ter zake. Het moet echter wel zo blijven dat verantwoording een zelfstandig moment is. De secretarissen-generaal doen ook een paar voorstellen waarbij verantwoording helemaal samensmelt met bijvoorbeeld Prinsjesdag. Zij vragen om een politiek commitment van de formerende partijen als het voorstel er komt. Hoe zit het eigenlijk? Is dat voorstel integraal overgenomen? Is dat dus een van de routes waarlangs het doel van minder ambtenaren wordt bereikt of kiest het kabinet voor andere routes? Het zou wel een al te hoge prijs zijn om de hele verantwoordingscyclus als het ware op te offeren aan de doelstelling van minder ambtenaren.

Dan het verslag over 2006. Ook dit verslag lijdt aan het probleem dat vele verslagen over voorgaande jaren hadden. Wat betreft de grote doelstellingen van de kabinetten-Balkenende I, II en III is het een tamelijk beroerd stuk. Het is echt zoeken wat ten aanzien van de hoofddoelstellingen van beleid, zo die al geformuleerd zijn, de prestaties zijn. Er wordt vrijwel nergens aangegeven wat dit kabinet geleerd heeft van het vorige kabinet en wat het dus anders gaat doen. Doe het in het jaarverslag van 2007, dat dan helemaal onder de verantwoordelijkheid van deze minister verschijnt, dus anders. Geef per hoofddoelstelling aan welke lessen getrokken worden en wat er eventueel anders moet. Dan is het een zinvol debat dat wij hier voeren.

Je zou denken dat – dat maakt de afwezigheid van de minister-president wel heel schrijnend – omdat dit het verslag is over het laatste jaar van drie kabinetten-Balkenende, er een soort algehele presentatie komt van wat er de afgelopen vier jaar in dit land is gebeurd. Dat beeld ontbreekt. De dienstdoend minister-president van die tijd ontbreekt ook. Ik vind dat weinig fraai. Als je de verantwoording om zeep wilt helpen, moet je het vooral zo doen.

Wij hebben onze conclusie al getrokken. Verleden jaar september kwamen wij met een rapport: vier jaar Balkenende, 50 stappen achteruit. Daar kwam toen een reactie op van het kabinet en ik wil daar nog één keer op terugkomen. Op die 50 stappen, gekwantificeerd en wel op het gebied van werk, etnische minderheden, WAO, schuldhulpverlening, allerlei doelen die voor een deel door het kabinet waren gesteld, was geen progressie geboekt. Alleen maar achteruitgang. Op een punt zaten wij fout, maar de reactie van het kabinet toen gaf aan dat op alle overige 49 punten de cijfers correct waren. 50 stappen achteruit hebben wij in de afgelopen vier jaar gezet. Dit jaarverslag geeft daar geen uitleg over en legt daar geen verantwoording over af. Men constateert het wellicht binnenskamers, maar voelt niet de behoefte daar publieke tegengas op te geven. Ik vind dat een zwaktebod.

Dan toch maar de vraag – hoe ingewikkeld ook – aan deze minister van Financiën. Wat heeft hij geleerd? Wat moet er anders? Wat was het belangrijkste punt in 2006, waarvan hij zegt dat dit kabinet dat nu echt anders gaat doen? Welk doel stelt hij zich daarbij?

Dat over de verantwoording in algemene zin. Dan nu enkele specifieke onderdelen. De fractie van GroenLinks is ooit opgericht als een partij die vooral de ecologische modernisering van Nederland hoog in het vaandel heeft. Gisteren kwam het rapport van het Milieu- en Natuurplanbureau over de 30 milieudoelen, die onderdeel vormen van het bestaand groen beleid. Wat is de conclusie van het Milieu- en Natuurplanbureau? Die staat niet in de verantwoording bij VROM en ook niet bij LNV. 15 van de 30 doelen worden niet gehaald. Daar wordt geen uitleg over gegeven en er wordt geen suggesties voor verbetering gedaan. Er wordt ook geen reden gegeven hoe dit komt. Het wordt geconstateerd, maar wij lezen daar in de verslagen niets over. Dat is precies wat ik bedoel met verantwoording. Dan moet je ook als kabinet met de billen bloot. Hoe zit het, minister van Financiën? Wat leert dit kabinet van dit tamelijk ontluisterende rapport van het Milieu- en Natuurplanbureau? Waarom staat dat niet in de jaarverslagen zelf? Waarom is er geen afrekening op de doelen die men zichzelf heeft gesteld?

De heer Cramer heeft ook al gesproken over de ecologische hoofdstructuur. De passage in het jaarverslag, pagina 19, is echt om te gillen: doelstelling is 6000 ha nieuwe natuur, realisatie 777. Dus 20% van de doelstelling is gehaald en dan wordt er gezegd dat de uitrol van de ehs enigszins is vertraagd. Kom op, dat moet dus ook anders. Wees maar helder over de missers in je beleid. Ook hier vraag ik de minister van Financiën: hoe kan dit? Wat is de reactie hierop en wat is ervan geleerd?

De afgelopen jaren zijn in deze zaal een aantal structurele hervormingen door drie kabinetten-Balkenende vaak verdedigd als noodzakelijk. Dat geldt bijvoorbeeld voor de WAO. Het kabinet – dat maakt het debat over de doelstellingen zo belangrijk – wilde vooral minder uitkeringen. In de vele debatten met minister De Geus hebben wij erop aangedrongen dat hij zich ook verantwoordde over de vraag wat er dan gebeurt met al die mensen die uit de WAO worden geknikkerd. Waar blijven ze? Komen ze aan het werk? Wat is er met ze aan de hand? Minder uitkeringen is geen doelstelling, maar bureaucratie, boekhouding. Uit het jaarverslag van Sociale Zaken – dat is nu voor het eerst eindelijk eens opgeschreven, waarvoor hulde – blijkt dat ruim de helft geen werk heeft. Men herkeurt nog steeds, maar de helft heeft geen werk. En dat terwijl de operatie al ruim twee jaar loopt. Wat is de reactie van dit kabinet daarop? Dat geldt in bredere zin ook voor de positie van mensen met een arbeidshandicap. Het aandeel van mensen met een arbeidshandicap dat werkt en zelfstandig in een inkomen kan voorzien, is gedaald. Dat doet het al sinds 2002. Wat is de reactie van het kabinet daarop?

VUT en prepensioen vormen ook zo'n structurele hervorming. Het kabinet meldt in de jaarverslagen dat het percentage ouderen dat aan het werk is, is gestegen. Dat verbaast niet, want wij hebben dat al vaak gewisseld. Dat was al de trend. Het percentage ouderen, 55-plussers tot 65, dat aan het werk is, is gestegen, maar dat was dus de trend. In het debat gaat het in essentie om de bijdrage van het VUT-prepensioenverhaal aan dat percentage. Daar lezen wij echter niets over. Dat maakt het debat over de effectiviteit van deze ingreep nodeloos ingewikkeld. Waarom wordt daarover nu geen cijfer gepresenteerd? Eerder was het oordeel van het CPB over deze ingreep al vernietigend. De gehele operatie heeft geen effect op het langer doorwerken van ouderen. Het levert niets op.

Neemt dit kabinet het oordeel van het CPB over de mogelijke effectiviteit van maatregelen wel serieus? Dan zouden wij wat opschieten in het debat. Heeft dat ook betekenis voor het compromis dat gesloten is over de AOW? De fractie van GroenLinks is een hartstochtelijk voorstander van het zo snel mogelijk fiscaliseren van de AOW. Het door de coalitiepartijen gesloten compromis vertoont echter grote gelijkenis met de VUT-/prepensioenoperatie. Er wordt heel veel overhoop gegooid met nagenoeg geen effect op de vergrijzing. Het CPB is in termen van effectiviteit buitengewoon hard in haar oordeel over dit voorstel. Wat doet het kabinet met dit oordeel? Dit lijkt mij relevant voor het debat.

In 2006 is gebleken hoe oninteressant de nieuwe zorgverzekeringsmarkt is. Er wordt geconcurreerd tussen prijsvechters. Iedereen die betrokken is bij uitvoering van de zorgverzekering mist een ding. De kwaliteit van de gezondheidszorg speelt geen enkele rol in het gedrag van verzekeraars en in de relatie tussen verzekeraars en zorgaanbieders. De cliënten zijn er in 2006 niet veel mee opgeschoten. De boel is verbouwd. De hamvraag is echter of de zorg beter is geworden. Die vraag moet met "nee" worden beantwoord. Welke les trekt het kabinet hieruit?

Een andere les uit deze operatie gaat over invoering van de onzalige zorgtoeslag. Zes miljoen huishoudens zitten inmiddels aan het infuus van de Belastingdienst voor een maandelijkse toeslag. Dat had nooit mogen gebeuren. Het is in termen van aantallen ambtenaren een onverantwoorde operatie. Het is ook zinloos werk, omdat het allemaal anders en eenvoudiger kan. De vraag is die naar een correcte uitvoering van de zorgtoeslag in het jaar 2007, zolang die er nog is. Een andere vraag is wat maakt dat dit kabinet de zorgtoeslag niet afschaft.

Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Irrgang over kostwinners met twee keer modaal. Die zijn er in 2006 vorstelijk op vooruitgegaan door diezelfde zorgverzekering. Hoe zit dat? Welke les voor het inkomensbeleid trekt het kabinet hieruit? Is evenwichtig inkomensbeleid niet inclusief een correctie op deze bespottelijke vooruitgang? Dit is toch een verspilling van belastinggeld?

Ik sluit mij ook aan bij vragen over wapen- en munitiebeheer bij het ministerie van Defensie. Het lijkt mij tamelijk gevaarlijk als dit niet snel op orde is.

Mijn laatste onderwerp zijn de schoolverlaters. Ik heb daar al enkele vragen over gesteld in een paar interrupties. De prestatie van het kabinet blijft ver achter bij de doelstellingen op weg naar 2010. Het gaat niet om peanuts, maar om 60.000 jongeren per jaar die de weg kwijt raken in onze samenleving. Wij moeten vrezen dat zij de weg nooit meer terug vinden. Dat lijkt mij een heel dure les voor dit kabinet. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat dit een topprioriteit is in het onder regie van de minister van Financiën te maken beleidsprogramma.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. D66 hecht grote waarde aan verantwoording. Begrotingsgelden moeten rechtmatig, doelmatig en doeltreffend worden besteed. Ik ben daarom verontrust door de woorden die de minister van Financiën vorige week in de Kamer uitsprak bij de presentatie van de jaarverslagen. Hij greep de eerste de beste gelegenheid aan om het verantwoordingsproces als bureaucratisch af te schilderen. Minister Bos zei letterlijk: Wij moeten voorkomen dat VBTB leidt tot almaar meer willen weten en almaar meer willen meten. Dat leidt niet alleen tot het risico van meer bureaucratie en meer regeldrukte, maar ook tot illusies van meer beheersing en controle. De minister van Financiën zei ook dat het debat politieker moet en laat ik daar dan maar mee beginnen.

Hij geeft een verkeerd signaal als hij de verantwoording afdoet als cijferfetisjisme. Kern van een VBTB-conforme begroting is dat de vragen "wat willen wij bereiken, wat gaan wij daarvoor doen en wat gaat het kosten?" – de drie W-vragen – deugdelijk zijn ingevuld. Bij de verantwoording kunnen vervolgens de vragen "wat hebben wij bereikt, wat wilden wij bereiken, hebben wij gedaan wat wij van plan waren en heeft het gekost wat wij geraamd hadden?" worden beantwoord. Als dat goed wordt uitgevoerd, heeft het niets met illusies van beheersing en controle te maken waar de minister het over had. Ik vond het sowieso een vreemde opmerking van een bewindspersoon uit een kabinet dat in zijn regeerakkoord heeft staan dat er vijf verschillende soorten Melkertbanen komen. Over maakbaarheidsillusies gesproken, maar dit ter zijde!

Een goed ingevuld VBTB-proces stelt het kabinet en ook de Kamer in staat om te beoordelen of het beleid werkt of niet. Een minister die dit ter discussie stelt, toornt aan het budgetrecht van de Kamer. Alleen daarom al overweeg ik hierover in tweede termijn een motie in te dienen. Met alle respect voor de heren Knevel en Van den Brink, het is het parlement dat begrotingen moet goedkeuren en kan amenderen. Voor een minister van Financiën is VBTB bovendien een probaat middel om zijn collega's enigszins in het budgettaire gareel te houden. Je zult maar minister van Financiën zijn in een kabinet met een financiële onderbouwing van het regeerakkoord die zo wankel is dat het CPB de middellangetermijneffecten niet kan doorberekenen! Je zult maar minister van Financiën zijn in een kabinet waarin de ministers en staatssecretarissen, aangemoedigd door hun departementen, lobby's en achterbannen, zonder duidelijke spelregels strijden om het verdelen van de financiële buit! Als er zo veel geld te verdelen valt, is het volgens mij toch raadzaam om als minister de rationaliteit van de afwegingen te bewaken en is het op zo'n moment niet verstandig om VBTB af te doen als cijferfetisjisme alsof het om een soort van lustbeleving gaat.

Overigens wil ik met het oog op de toekomst ook meer helderheid over de eindverantwoordelijkheid voor de honderd dagen van dit kabinet. Uit de verhalen in de pers maak ik op dat vicepremier Bos de regie of scheidsrechtersrol naar zich toe heeft getrokken en dat de premier het verkooppraatje zou mogen schrijven, waarmee het eindresultaat zal moeten worden verkocht. Desalniettemin blijft het voor mij wazig waar nu het zwaartepunt van de verantwoordelijkheid ligt. Het doet ook de vraag rijzen waarom de regie niet vanaf het begin is gevoerd. Graag een reactie van de minister.

Over onduidelijke verantwoordelijkheden gesproken. Ik heb het altijd zo begrepen dat de minister-president ministerieel verantwoordelijk is voor de formatie van zijn kabinet en dus ook van de personele invulling ervan. Nu hebben wij de afgelopen week gezien dat de staatssecretaris van Financiën – terecht of onterecht, dat moet nog blijken – in opspraak is geraakt vanwege zijn optreden als werkgever. Het heeft mij nogal verbaasd dat de minister-president deze zaak zo op zijn beloop heeft gelaten en dat de staatssecretaris uit arren moede nu zelf maar een onderzoek moet laten instellen. Ik vind dat de minister-president deze verantwoordelijkheid zelf had moeten nemen.

Voorzitter. Ik kom op een aantal punten uit de jaarverslagen 2006 en de rapporten van de Rekenkamer. Ik wil de minister-president als naamgever van zijn tweede kabinet graag de credits geven voor het hervormingsbeleid van de afgelopen jaren, net nog eens geroemd. D66 heeft dat altijd samen met de VVD zij aan zij van deze premier en CDA graag helpen vormgeven. Mede hierdoor heeft Nederland weer kunnen aanhaken bij de internationale economie. Ik had mij voorgenomen om aan de premier te vragen of hij het soms met ons niet jammer vindt dat de hervormingsambities inmiddels op een laag pitje staan, maar helaas staat de minister-president vandaag met zijn rug naar de Kamer, zoals de heer Bos dat altijd uitdrukte. Het is het een of het ander: of het kabinet onderkent het belang van verantwoording afleggen en dan voeren wij hier een full fledged debat met de premier, of de premier beschouwt het als een wassen neus. Maar ik sta hier in ieder geval!

Ik was gebleven bij het hervormingsbeleid. Ik zie te weinig initiatieven om de re-integratiemarkt echt te hervormen. De effectiviteit van re-integratiesubsidies wordt door arbeidsmarktdeskundigen al jaren doorgeprikt. In het regeerakkoord zie ik enerzijds een terechte bezuiniging op deze subsidies, maar aan de andere kant ook vijf nieuwe soorten van Melkertbanen. Waarom niet echte banen, zoals de conciërges die gisteren zijn aangekondigd? Hoe moet ik dat nu zien? Ik zou nog het ontslagrecht kunnen noemen, maar gelet op de tijd laat ik het hier maar even bij.

Waar dingen niet goed zijn gegaan, kunnen de pas begonnen ministers proberen het tij te keren. Een voorbeeld is al genoemd: Defensie. Problemen bij het wapen- en munitiebeheer zijn de afgelopen jaren bijna een vast agendapunt geworden voor de behandeling van de jaarverslagen. Er zijn grote verschillen tussen de administratieve en de werkelijke voorraad, de beheersprocedures worden niet goed nageleefd en er is een gebrek aan goed materieel en goede beheerders. Er is een gebrek aan kennis van de precieze hoeveelheden aanwezig materieel. Zeker in het geval van Defensie is dit een ernstige zaak, want wapens en munitie zijn gevoelig materiaal. Ik zal enkele voorbeelden noemen. Na een controle op radioactieve artikelen, zoals nachtkijkers en cryptoapparatuur bij een van de afdelingen van het Algemeen Goederenbedrijf bleek een verschil van 80% te bestaan tussen de administratieve voorraad en de fysiek aanwezige voorraad. Ook wordt er niet gecontroleerd of materieel voor een uitzendgebied daadwerkelijk daar aankomt; zo bleek er ten aanzien van de missie in Afghanistan een verschil van 1364 wapens te zijn op een totaal van 4379 tussen wat in het gebied aanwezig was en wat in Nederland daarvoor administratief was geoormerkt. D66 vindt het een groot probleem dat het wapen- en munitiebeheer niet op orde is. Met name in het licht van de zware missie in Afghanistan is het langer laten versloffen van beheer geen optie. Ik wil van het kabinet de toezegging dat de problemen nog dit jaar worden opgelost. Ik stel voor om van de gele kaarten van mevrouw Hamer maar gelijk rode kaarten te maken.

Voordat ik ga afronden, nog het volgende. Ik begon mijn betoog met het belang van VBTB, dus van meetbare doelen. Als je niets vaststelt, werk je als een kip zonder kop. Uit de jaarverslagen blijkt dit het geval te zijn bij de invoering van ICT in het onderwijs. Ik roep de regering op om hierop ook te letten bij de ICT in de zorg. Dagelijks sterven mensen als gevolg van medische missers. Er zijn rapporten genoeg waaruit blijkt dat ICT in de zorg kan bijdragen aan een vermindering van het aantal medische fouten en dubbele onderzoeken kan voorkomen. Efficiënter informatiegebruik leidt ook tot besparingen, die er vervolgens weer voor zorgen dat we de zorg betaalbaar houden. Het elektronisch patiëntendossier moet nu echt komen. Het kabinet gaat uit van een landelijke invoering in 2009. Dat is goed, al zou ik het veel liever sneller zien. Vorige week las ik in Het Financieele Dagblad dat betrokkenen uit de gezondheidszorg twijfelen of dit wel haalbaar is. Sterker nog, ze zeggen in feite dat dit niet gaat lukken. Kortom, weer onduidelijkheid. Ik hoor in dit debat graag een bevestiging van het kabinet dat de ambities rond het elektronisch patiëntendossier gehandhaafd worden. Ik wil graag een uitgewerkt schriftelijk implementatieplan met heldere doelen en tijdpaden. Graag een reactie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. 2006 was wederom een slecht jaar voor miljoenen dieren in Nederland. We kijken vandaag terug op het laatste, zeer dieronvrien­delijke jaar van de kabinetten-Balkenende II en III. Deze terugblik maakt duidelijk dat de zorg van de samenleving over hoe wij met dieren omgaan in 2006 nog nauwelijks zichtbaar is in de uitgaven van het Rijk. Ook al wil minister Bos waken voor cijferfetisjisme, juist die cijfers, of beter gezegd de aantallen dieren in de bio-industrie, spreken boekdelen. In 2006 werden 20 miljoen varkens, 400 miljoen kippen, 3 miljoen konijnen en bijna 1 miljoen kalveren geslacht. 3,5 miljoen nertsen werden voor hun bont vergast. Er kwamen ruim 70.000 honden en katten in dierenasielen terecht. Meer dan 600.000 proefdieren werden aan tests onderworpen.

De situatie wordt des te schrijnender als deze aantallen worden vergeleken met de uitgaven voor dierenwelzijn, die tegenover het lijden van deze miljoenen dieren staan. Uit het jaarverslag van het ministerie van LNV blijkt dat in 2006 slechts 2,5 mln. is besteed aan de verbetering van dierenwelzijn in de landbouw. Dat is per gehouden dier nog geen halve cent om zijn situatie te verbeteren. Daartegenover staat bijna 18 mln. voor het verbeteren van het ondernemersklimaat en 8 mln. voor het aanpakken van het mestprobleem, dat is veroorzaakt door te veel dieren op een te klein oppervlak. De grote vraag is waarom de samenleving financieel moet bijdragen aan het verbeteren van het ondernemersklimaat voor die ondernemers, die keer op keer het dierenwelzijn ernstig aantasten. En het is al helemaal onduidelijk waarom de samenleving financieel moet bloeden voor het opruimen van de mest die de grootschalige bio-industrie in de afgelopen jaren heeft opgehoopt.

We lezen dat de dierziekten – in 2006 was dat met name de vogelpest – de burger ruim 18 mln. hebben gekost. Dat gebeurt, terwijl het steeds duidelijker wordt dat het grote risico op een grote vogelpestuitbraak veroorzaakt wordt door een pluimveesector die wij financieel en beleidsmatig de hand boven het hoofd houden. De internationale vervoers- en handelsstromen van miljoenen dieren en dierlijke producten leiden niet alleen tot groot dierenleed, maar vergroten ook het risico op de uitbraak van dierziekten. De vleessector is met haar handel verantwoordelijk voor de continue verspreiding van dierziekten in de wereld en de burger betaalt daarvoor de rekening. Sinds de grote vogelpestuitbraak in 2003 heeft de belastingbetaler bijna 350 mln. uitgegeven aan bewaking en bestrijding van dierziekten. En dat voor een sector die zelf niet bereid is haar handelwijze drastisch te veranderen ten faveure van het dierenwelzijn, de volksgezondheid en het milieu! Dat kan zo niet langer doorgaan.

Het ministerie van LNV was het afgelopen jaar de spreekbuis en de sponsor van een wankelende veesector en lijkt dat nog wel even te willen blijven. Dit blijkt uit de sponsoring van reclamespots voor het project Varkens in zicht, een vorm van window dressing, waarbij de burger mag kijken naar een paar zeugen in het stro, terwijl in de donkere schuren erachter, uit het zicht, duizenden vleesvarkens op betonvloeren, zonder staarten, ballen en hoektanden hun leven slijten. Ook minister Verburg uitte vorige week haar zorgen door de sector op te roepen mensen duidelijk te maken dat varkens het nog niet overal zo goed hebben als in de zichtstallen. Vindt de minister het verantwoord dat wij belastinggeld uitgeven aan dergelijke misleidende consumentenvoorlichting?

Bijna 900 mln. geeft de regering uit aan kennisontwikkeling en innovatie in de agrarische sector. Wie denkt dat de besteding van dit geld wordt getoetst op dierenwelzijnscriteria, heeft het mis. Onderzoek met als resultaat een slechter dierenwelzijn kan jarenlang worden gesubsidieerd met gemeenschapsgeld. Ik geef een voorbeeld uit het afgelopen jaar. Het proefbedrijf De Marke richt zich op goede milieuresultaten, waardoor de koeien nu nog alleen maar een paar uur per dag gelucht worden in plaats van te kunnen grazen. Zijn dit onderzoeken die wij willen financieren en die goed zijn voor dieren, natuur en milieu?

Ruim 250 mln. werd in de kas gestort van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek. Dat is de club die de architecten heeft geleverd voor de ontwikkeling van de bio-industrie. Zelfs de Rekenkamer wordt het te gortig dat dit grote bedrag zonder meer in de kas van de DLO wordt gestort en dat er nauwelijks sturing is.

Minister Bos gaf vorig week aan vooral lessen te willen trekken uit 2006 en daar wil ik hem graag bij helpen. De samenleving wil haar publieke middelen niet langer besteden aan een bio-industrie die alleen maar dierenleed produceert. Een politiek die dat toch doet, vervreemdt zich van de burger. Een sector die keer op keer doof blijkt voor de wens van de samenleving om met meer respect met dieren om te gaan, verdient geen aanmoediging van subsidies en inkomenssteun. Meer dan honderdduizend burgers hebben de overheid via het burgerinitiatief Stop Fout Vlees van Milieudefensie gevraagd niet langer de bio-industrie in de benen te houden.

Het is onverantwoord dat voor de bio-industrie investeringssubsidies van miljoenen euro's in het leven worden geroepen, terwijl van de 2,4 mld. van de LNV-begroting nog geen 0,1% wordt uitgetrokken om iets te veranderen aan de situatie van productiedieren. Nu zijn dit jaar de uitgaven voor dierenwelzijn wel iets gestegen, maar toch ligt dit bedrag nog steeds onder de 0,1% van de totale begroting en op nog geen eurocent per gehouden dier. Waaraan wordt het geld voor dierenwelzijn precies uitgegeven? Ik kan daarover niets terugvinden in de jaarverslagen. Kunnen de dierenwelzijnsuitgaven voor de periode 2003/2006 nader gespecificeerd worden in een notitie, ook met het oog op de op handen zijnde dierenwelzijnsnota?

In 2003 is er voor dierenwelzijn 7 mln. uitgegeven, in 2004 13 mln., in 2005 1,4 mln. en in 2006 was er 1,2 mln. begroot, maar blijkens het verslag is er 2,5 mln. uitgegeven. Kan de minister deze fluctuaties verklaren?

In 2006 zijn er 610.000 proefdieren gebruikt. Een schamel budgetje van slechts 0,9 mln. is uitgegeven aan onderzoek naar en toepassing van alternatieven voor dierproeven en dat terwijl de wetgever dierproeven in beginsel verbiedt. Vermindering van dierproeven en stimulering van alternatieven is een opdracht die in de Wet op de dierproeven is geformuleerd. Van deze doelstellingen komt niets terecht. Uit het streefcijfer blijkt dat het aantal van 600.000 proefdieren ook in de toekomst nog door de regering acceptabel wordt gevonden. Dat staat haaks op de wettelijke doelstelling van vermindering en vervanging. Hoe kan de minister dat verantwoorden?

In de begroting voor het Koninklijk Huis staat geen afzonderlijke post voor het Koninklijk Jachtdepartement. Graag willen wij van de minister weten of dit Jachtdepartement gefinancierd wordt uit gemeenschapsgeld en of in dat geval de begroting van het Koninklijk Jachtdepartement openbaar gemaakt mag worden.

De aanbieding van de jaarverslagen en de slotwetten lijkt vooral gepaard te gaan met borstklopperij door ministers over wat zij allemaal hebben gepresteerd. De minister van LNV spreekt met trots uit dat er in 2006 veel aandacht is geweest voor dierenwelzijn. Als voorbeeld geeft zij het in EU-verband bereikte resultaat van een verplicht gps-systeem in vrachtwagens om veetransporten te volgen. Het is verplicht gesteld, maar wordt nog niet geïmplementeerd. Volgens mij is dit geen resultaat om met trots in een jaarverslag te vermelden. Zij vindt het verder een echte tegenvaller dat de bepleite beperking van de transporttijd niet is overgenomen. Dat is mooi, maar in alle talen wordt verzwegen waarom zij dan zelf voor Nederland als grootste langeafstandsvervoerder van levende dieren in Europa geen actie heeft ondernomen.

In haar verantwoording gaat de minister van LNV ook nog in op de geluiden in Nederland dat er op EU-niveau weinig kan worden bereikt voor vleeskuikens. De conclusie dat je dan in ieder geval in Nederland verplicht bent om de vleeskuikens een beter welzijn te geven, behoort dan weer niet tot de lessen die zij trekt uit 2006. Wel heeft het ministerie onderzoeksgeld besteed aan de ontwikkeling van een alibikip, die net een paar dagen langer mag leven dan een plofkip en iets beter is gehuisvest, maar die toch vooral het knagende geweten van de consument voor weinig geld mag sussen.

Mooie obligate woorden uitspreken is niet hetzelfde als concrete resultaten boeken. De minister hult zich in omfloerste bewoordingen, om het gebrek aan resultaat te verbloemen. Zij heeft het over: "ambitie hebben", "aandacht hebben voor", "het voornemen hebben tot". Ondertussen is het leed van de dieren in de bio-industrie nauwelijks verminderd. Dit zal ook niet gebeuren, als de Kamer genoegen blijft nemen met obligate praatjes en goede voornemens. Een daadwerkelijke toetsing of er voldoende en effectief is geïnvesteerd in het dierenwelzijn, kan ik als Kamerlid niet uitvoeren. Dat is een kwalijke zaak. Op elk ander beleidsterrein zou de verontwaardiging van links tot rechts in de Kamer te horen zijn. Dat zou ook moeten gelden voor het tot nu toe in de marge behandelde onderwerp dierenwelzijn.

Het gaat goed in Nederland. In 2006 zette het economisch herstel definitief door. De koopkracht steeg, en de werkgelegenheid steeg mee. Er is dus alle reden om ook de dieren te laten meeprofiteren van de stijgende welvaart en het overschot op de rijksbegroting. Heeft dit kabinet dan ook de ambitie om de uitgaven voor het dierenwelzijnsbeleid een vast percentage te laten uitmaken van de begroting van LNV, te beginnen met minimaal 1%, in plaats van 0,1%? Het lijkt ons verder van groot belang om het volgende jaar de uitgaven aan kennisontwikkeling en innovatie te toetsen aan de gevolgen voor dierenwelzijn. Het debacle van de bio-industrie, die indertijd tevens met LNV-geld is ontwikkeld, kan zo definitief worden voorkomen. Ik roep dit kabinet ertoe op, de wil te tonen om zijn ambities ten aanzien van dierenwelzijn te vertalen naar een begroting en een financiële beleidsverantwoording die recht doet aan het dier. Ik wacht vol verwachting Prinsjesdag af.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Vandaag legt het kabinet verantwoording af over het beleid van het afgelopen jaar. Dit is een onmisbaar en nuttig debat, waaraan de SGP-fractie hecht, evenals trouwens alle fracties die wij vanmiddag hebben gehoord. Het is ook een debat dat gezaghebbend zou moeten zijn. Daar schort het nog aan; daarop kom ik straks terug.

Bij de aanbieding van de verslagen heeft de minister van Financiën zelf al aangegeven dat hij de dankbare taak heeft om het beleid van het achterliggende jaar te verdedigen, waartegen hij in die andere rol, namelijk van oppositieleider, te hoop is gelopen. Ik heb echter gezien dat hij de gehele middag in staat is gebleken om alles met een ijzeren glimlach te ondergaan en, tot nu toe, te doorstaan. Hij heeft daartoe ook wel reden, want de conclusie van de Algemene Rekenkamer, namelijk dat de rechtmatigheid in Nederland op een hoog niveau ligt en dat de bedrijfsvoering van de ministeries over de gehele linie voldoende wordt geacht, vindt mijn fractie goed nieuws. Ik complimenteer de minister van Financiën, en met hem uiteraard zijn ambtsvoorgangers, met dit resultaat. Nederland heeft inmiddels op dit vlak een goede reputatie en daar mogen wij trots op zijn. De uitkomsten van deze jaarverslagen kunnen wij immers goed gebruiken om ons goede vestigingsklimaat nog verder onder de aandacht te brengen.

Terecht stelde de minister bij de aanbieding van de jaarverslagen ook de rechtmatigheid in het beheer van de EU-fondsen aan de orde. Het is toch onbegrijpelijk, en ook ontoelaatbaar, dat daarvoor al twaalf jaar geen rechtmatigheidsverklaring kon worden afgegeven. Mijn fractie waardeert het dat er nu een nationale verklaring over de EU-fondsen wordt gegeven, maar deze verklaring heeft uiteraard een beperkt bereik. Zij betreft immers alleen fondsen die in verband staan met Nederland. De rechtmatigheid van de fondsen in andere lidstaten wordt hierin, overigens begrijpelijk, niet betrokken. De ontoelaatbare situatie dat de rechtmatigheidsverklaring niet kan worden afgegeven, blijft zo bestaan. Mijn fractie pleit al een groot aantal jaren voor actie van de regering op dit punt. Ik zeg niet dat die er niet is geweest, maar deze heeft nog niet tot resultaat geleid. Ik vraag de minister al zijn mogelijkheden in te zetten en desnoods in de Europese Raad een keer met de vuist op tafel te slaan om deze situatie onverwijld tot een einde te brengen. Kan hij dat toezeggen?

Mijn volgende punt betreft de verantwoording zelf, als moment en als proces. In zijn toespraak vorige week beval de minister aan om een discussie te starten over de verantwoording zelf. Dat is een terecht punt, want daar is alle reden toe. Het gaat om een van de twee kerntaken van het parlement, namelijk de controletaak. Het verwijt dat deze controletaak is verwaarloosd, vindt mijn fractie ernstig. Wij trekken dat ons aan. Er kwamen verschillende commentaren langs. Die waren meesmuilend en laatdunkend, te begrijpen en soms onterecht.

In de kern wordt ons toch de vraag gesteld hoe het met die verantwoordingsdebatten verder moet. Het moet nu goed of maar nooit meer. Dat vraagt om bezinning. Wij richten ons nu tot de minister, maar de Kamer moet ook bij zichzelf te rade gaan. De hand moet wel degelijk ook in eigen boezem. Wij hebben de goede vorm voor dit debat, woensdag gehaktdag, kennelijk nog altijd niet gevonden. Het zou toch een van de hoogtepunten zijn in onze parlementaire democratie. Nu is het – laten wij maar eerlijk zijn – veel te veel een kwestie geweest van kreunen en steunen. Ik doel niet op de resultaten die eronder liggen, die worden gerapporteerd. Het gaat om het proces. Ik moet daarbij toegeven – ik moet ook uiterst bescheiden zijn als lid van de kleinste fractie in deze Kamer – dat ook mijn fractie er in de afgelopen jaren te weinig aan toe is gekomen. De vrije ruimte in onze taakinvulling is nagenoeg nihil. En ja, hoe moet dat dan?

Het zou erom moeten gaan dat wij kwaliteit brengen in dit debat. De voorgaande sprekers hebben al een bijdrage geleverd aan deze discussie. Misschien moeten wij in plaats van aan de bulk aan cijfers, meer denken aan dieptesonderingen met betrekking tot onderwerpen waarmee echt iets aan de hand is, net als bij de begrotingsonderzoeken waarin enkele thema's worden gekozen die worden uitgediept.

Mevrouw Hamer sprak over de onderzoeksfunctie van de Kamer. Daar kon ik mij wel in vinden. Er zou kunnen worden gekozen voor een lichte vorm van parlementair onderzoek waarbij de vaste Kamercommissies voorbij worden gegaan en een nieuwe samenstelling wordt gezocht voor een commissie die op een dergelijk thema wordt gezet. Er kan ook voor worden gekozen om het onderzoek uit te besteden en een daarvoor aangewezen commissie als klankbord te laten fungeren. Over de vormgeving kan nog worden gesproken. Het gaat nu om de gedachte. Je kunt bijvoorbeeld aan de wachtlijstenproblematiek in de jeugdzorg denken. Dit onderwerp is al een keer langsgekomen en dus niet nieuw. Het is een van de knelpunten van 2006, zo blijkt. De VBTB-operatie kan inderdaad tot een toename van administratieve lasten en dus van bureaucratie leiden. Dat steeds meer willen weten en meten riskant is, is natuurlijk niet denkbeeldig. Moet ik uit de woorden van de minister en de door hem voorgestelde oplossingsrichtingen opmaken dat ook hij en dus het kabinet van mening is dat de verantwoording te ver is doorgeschoten? Mijn fractie is het in grote lijnen eens met de door hem aangedragen oplossingsrichtingen. De Kamer moet niet met droge cijfers alleen worden overspoeld. In de beperking toont zich de meester. Mijn fractie zoekt daarom naar een nog sterkere koppeling met de plannen die op Prinsjesdag zijn gepresenteerd. Daarnaast is het wellicht ook goed om in een voortschrijdend jaaroverzicht op te nemen welke plannen uit het regeerakkoord gedurende de rit zijn gerealiseerd ten opzichte van het aanvankelijk voorziene tijdpad. Dan moet het natuurlijk vooral om doelmatigheid gaan, nu de rechtmatigheid van beleid en beleidsuitgaven goed scoren. Mijn fractie wil daarmee bevorderen dat de verantwoording politieker wordt. Dat wil niet zeggen dat wij af moeten van de cijfermatige verantwoording. Die is natuurlijk ook nodig. Ik zeg hierbij alleen dat ik blij ben met het grondige werk van de Algemene Rekenkamer. Wij weten allemaal hoe gemakkelijk er met cijfers te manipuleren is. Zo zijn veel bedrijven boekhoudkundig in staat om hun winstbelasting te minimaliseren. Daarom is het goed dat accountants en disciplines die raken aan die van de accountant erop toezien dat dit binnen de perken blijft. Evenzo zou de regering in staat kunnen zijn om de "winsten" van haar beleid te maximaliseren. Om die reden ben ik blij met de verslaglegging van de Algemene Rekenkamer, die daarop toeziet.

Een punt komt in de discussies vaak boven drijven, onder andere in de sessie van de algemene bestuursdienst die gisteren in de Oude Zaal in dit huis werd gehouden. Ik mocht daar bij zijn. Majeur kwam de uitvoerbaarheid van wat wij hier met elkaar verzinnen naar voren. Daar schort het nogal eens aan. Ik neem aan dat een wetsvoorstel op uitvoerbaarheid wordt getoetst voordat het aan de Kamer wordt voorgelegd. De Kamer gaat vervolgens aan het werk. Er komt een politieke besluitvorming, zoals wij allen weten. Ik doe daaraan mee. Ik heb het dus ook over mij zelf. Een amendementje zus, een amendementje zo, finetuning en noem maar op maken het wetsvoorstel ineens onuitvoerbaar. Het loopt dan in een dienst als ik net heb genoemd vast. Het is maar een voorbeeld. Wat valt hieraan te doen? Ik suggereer dat voor de eindstemming een moment wordt ingebouwd om daarvoor zich aandienende wetsvoorstellen op hun uitvoerbaarheid te laten toetsen. Daar wordt dan over gerapporteerd, zodat wij weten waar wij ja of nee tegen zeggen.

Wij kunnen de overheid en de overheidsdiensten ook overvragen. Ik vraag mij zo langzamerhand af welk rendement er nu kleeft aan ons doorvragen – ik zeg heel bewust: óns doorvragen – tot het vierde cijfer achter de komma. Wat doen wij daar nu eigenlijk precies mee? Ik leg dit maar in het midden neer. Zo heb ik nog wel een paar voorbeelden. Vorige week verscheen er een belangrijk rapport. De dag erna werd bij de regeling van werkzaamheden om het regeringsstandpunt gevraagd en er eigenlijk schande van gesproken dat dit er nog niet was. Als je echter billijke termijnen in gedachten hebt, moet je toch vaststellen dat dit ook best later mag komen? Zo is er meer. Volgens mij is de procedure overeengekomen dat wij de inhoudelijke punten van de onvolkomenheden en de ontoereikendheden, waarvan er heel veel zijn, bijvoorbeeld bij Defensie, de jeugdzorg, schoolverlaten enzovoorts, in de vaste commissies behandelen en dat wij daar later nog eens plenair over debatteren. Daarom ga ik er nu niet concreet op in.

De vergadering wordt van 18.41 uur tot 20.30 uur geschorst.

Minister Bos:

Voorzitter. Van alle kwesties die de leden vandaag hebben aangedragen in dit debat valt het op dat eigenlijk alleen de heer Van der Vlies heeft verwoord wat de centrale boodschap blijft van dit verantwoordingsdebat. Dat is dat kabinet en Rekenkamer gezamenlijk hebben geconstateerd dat meer dan 99% van de overheidsuitgaven in dit land op een rechtmatige wijze is geschied. Voorts kunnen wij constateren dat, ondanks de genoemde onvolkomenheden en onregelmatigheden, het financieel beheer bij het Rijk in grote lijnen op orde is en dat Nederland in de Europese Unie vooroploopt met het afgeven van verklaringen waarin wij ook verantwoording afleggen over de geldstroom tussen Nederland en de Europese Unie. Met alle begrip voor het feit dat de leden vandaag op talloze problemen en onvolkomenheden hebben gewezen vind ik dat wij niet moeten onderschatten hoe groot deze prestatie is, hoe goed die afsteekt bij andere landen in Europa en wat voor enorme inspanning van duizenden ambtenaren op alle ministeries hierachter schuilgaat, die zich wederom hebben ingezet voor het op een goede en rechtmatige wijze besteden van belastinggeld en die daarvoor ook alle waardering en complimenten verdienen.

Tijdens de eerste termijn kreeg ik een briefje toegespeeld van een lid dat mij vroeg om ook verantwoording af te leggen over het feit dat ik voor de tweede maal in een week met een das om in de Kamer verschijn. Die verantwoording leg ik graag af. Dat heeft te maken met het feit dat ik eerder deze dag een debat voerde met de Eerste Kamer, waar de voorzitter mij zo ongeveer de toegang dreigde te ontzeggen als ik niet een das zou dragen. Vervolgens was zij ook zo aardig om mij een das te geven, die ik nu dan ook graag om heb.

De voorzitter:

Ik begrijp dat u ook een das van mij wilt hebben?

Minister Bos:

Dat was eigenlijk de verborgen boodschap achter deze opmerking!

De voorzitter:

Dat wordt vanavond nog geregeld!

Minister Bos:

Fantastisch! Een mooie rode, alstublieft! Ik zal mij ervoor verantwoorden in het cadeauregister.

Mijn eerste algemene opmerking is eigenlijk een antwoord op de vraag die expliciet door de heer Vendrik, maar ook door een aantal anderen met de nodige empathie aan mij werd gesteld. Het ging er daarbij om hoe het voelt om verantwoording af te leggen voor beleid waar je eerst tegen geopponeerd hebt. Het antwoord op die vraag is, dat dit ongeveer voelt zoals de heer Rutte zich zal voelen, die op dit moment oppositie aan het voeren is tegen een minister die verantwoording aflegt voor beleid dat de heer Rutte altijd gesteund heeft. Daar komen wij allebei, denk ik, best doorheen.

De tweede opmerking van algemene aard is, dat dit debat voor alle partijen, maar in ieder geval voor mijzelf – laat ik voor mijzelf spreken – best moeilijk is. Dit heeft niet alleen te maken met de regeringswisseling die aan dit debat is voorafgegaan, waardoor sommigen van ons in deze positie terecht zijn gekomen; ik probeer het woord spagaat te vermijden. Het heeft ook te maken met de opmerkingen die vandaag, en ook vorige week al gemaakt zijn over de vraag of wij eigenlijk wel op de goede weg zijn met de manier waarop wij de verantwoording organiseren en het verantwoordingsdebat met elkaar voeren. Verder heeft het te maken met het feit dat een aantal leden, overigens volstrekt legitiem, vragen heeft gesteld over plannen die het kabinet heeft maar waarover nu eenmaal is gezegd dat wij die pas op 14 juni in het beleidsprogramma en in september op Prinsjesdag in detail naar voren zullen brengen. Ik kan nu dus ook niet op die plannen vooruitlopen. Verder heeft het te maken met het feit dat er dit jaar voor gekozen is om het verantwoordingsdebat te laten plaatsvinden voorafgaand aan de algemene overleggen per departement en begroting. Als wij de debatten per departement enigszins in hun waarde willen laten, heeft het weinig zin om op alle onderwerpen die nu zijn aangedragen en die echt spelen op specifieke gebieden van één departement en dit departement nauwelijks overstijgen, tijdens dit debat al en detail in te gaan. Dit wil ik dan ook liever niet doen. Ik stel voor om er een aantal onderwerpen uit te lichten waarop wij vanavond wél ingaan, en om er verder voor te zorgen dat de Kamer op de vragen over een aantal andere onderwerpen een schriftelijke beantwoording ontvangt namens de desbetreffende minister. Deze beantwoording zal nog ruim voordat het algemene overleg over het desbetreffende onderwerp gevoerd wordt, naar de Kamer gestuurd worden.

De heer Irrgang (SP):

De minister van Financiën maakt nu twee opmerkingen die de kwaliteit van dit debat wellicht niet ten goede komen. Een van de lessen is toch, dat wij de verantwoording moeten koppelen aan de lessen voor de toekomst en dus aan de begroting. Het zou dus prettig zijn als wij daarover ook nu kunnen spreken, met alle handicaps die daaraan verbonden zijn. Wij kunnen niet zomaar bij voorbaat zeggen dat wij daarover niet kunnen spreken. Verder kiezen wij in dit debat uiteraard de hoofdlijnen van de hoofdlijnen van de verantwoording. Hierna worden de algemene overleggen per begroting gehouden. Van de punten die de woordvoerders nu hier kiezen, mag je dus aannemen dat ze zo belangrijk zijn dat ze hier aan de orde moeten komen. Het zou prettig zijn als de minister daarop namens het kabinet zou reageren.

Minister Bos:

Ik heb, toen ik de jaarverslagen vorige week aan de Kamer aanbood, al gezegd dat een van de achilleshielen van dit debat is, dat het is losgekoppeld van de het debat en de besluitvorming over de begroting van het volgende jaar. Daarachter gaat uiteraard de hele ontstaansgeschiedenis schuil. In zekere zin wordt terugkijken naar het verleden, als je het goed doet, krachtiger als je de consequenties van dit terugkijken kunt verbinden aan wat je wel of niet gaat doen in het volgende jaar. Tot nu toe is er echter steeds gekozen voor een heel bewuste scheiding van deze twee momenten, ook al omdat de ervaring in het verleden was dat, als je dit met elkaar vermengt, het maken van plannen voor de toekomst het eigenlijk altijd wint van het terugkijken naar het verleden. Daarom zijn er twee aparte cycli gekomen. Dit is het proces waarin wij ons nu bevinden en waarvoor wij ook dit jaar hebben gekozen. Los daarvan hebben wij in dit land de goede gewoonte om plannen voor de begroting van volgend jaar op Prinsjesdag bekend te maken en hebben wij ook nog gezegd dat wij de specifieke doelstellingen die dit kabinet zich stelt, in ieder geval de meest relevante selectie daarvan, op 14 juli in een beleidsprogramma naar buiten brengen. Ik geloof niet dat het voor mij aan de orde is om nu hier op deze twee belangrijke momenten vooruit te lopen.

De heer Irrgang (SP):

Dit is belangrijk voor de toekomst van dit debat. Het idee achter het voornemen om bij de verantwoording ook te spreken over de consequenties voor volgend jaar, is nu juist om de toekomst bij dit debat te betrekken en om de Kamer meer ruimte te geven om invloed uit te oefenen op de begroting voor volgend jaar. U zult mij immers niet vertellen dat ambtenaren op de verschillende ministeries nog niet bezig zijn met het maken van de begrotingen voor volgend jaar.

Minister Bos:

Sterker nog, mijn ambtenaren hebben die begroting al bijna af.

De heer Irrgang (SP):

Zie je wel. Dus dan kunnen wij het daarover hier ook hebben.

Minister Bos:

Natuurlijk, alles kan, maar wij hebben nu eenmaal het bewuste moment in september. Dat is zelfs in de Grondwet vastgelegd. Op de derde dinsdag in september geeft de regering in eerste instantie bij monde van de Koningin de plannen voor het volgende jaar prijs. Ik meen dat het mij niet gegeven is om daarop vooruit te lopen. Los daarvan en zonder dat dat staatsrechtelijk noodzakelijk is, maar omdat wij het een goede gewoonte vinden, komen wij op 14 juni met de doelstellingen waarop dit kabinet afgerekend wenst te worden. Ik accepteer het probleem dat u constateert. Een van de zwakheden van dit debat betreft het feit dat er een knip is tussen het plannen maken en het kijken naar het verleden. Echter, een van de redenen om te handelen zoals nu gebeurt, is dat als je beide op één dag doet het plannen maken het altijd wint van het terugkijken. Aan het eind van mijn betoog wil ik terugkomen op de vraag wat wij zouden kunnen doen. Ik heb namelijk van de Kamerleden een paar suggesties gehoord die een oplossing voor dat dilemma bieden.

Wat uw tweede vraag betreft, mijnheer Irrgang: u maakt uit wat de hoofdlijnen zijn. Dat is helemaal juist. Ik stel voor dat u luistert naar mijn opmerkingen over de verschillende onderwerpen. Ik zal een selectie maken. Zoals gezegd kan ik mij voorstellen dat de Kamer het acceptabel vindt dat zij over de zeer specialistische onderwerpen, onderwerpen die zeer nadrukkelijk het terrein van één departement betreffen, ruim voordat het desbetreffende algemeen overleg plaatsvindt, informatie krijgt van de desbetreffende minister. Hij zal dan antwoord geven op de hier gestelde vragen. Wacht u mijn betoog af dan kunt u nagaan waarover in ieder geval dit debat kan gaan.

De heer Irrgang (SP):

Ik zal dat afwachten. Het lijkt mij vervolgens goed dat de Kamerleden onderling bekijken hoe dit debat volgend jaar moet worden gevoerd. Wat mij betreft is het namelijk niet wenselijk dat wij besluiten dat wij het niet over de begroting voor volgend jaar hebben. Zo'n besluit lijkt mij voor de toekomst van dit debat niet verstandig.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U komt dus aan het eind van uw betoog terug op datgene wat u zojuist zei over de organisatie van de verantwoordingsdag. Dat is dan wel een paar interrupties waard, maar nu heb ik even een andere vraag: waar is de minister-president?

Minister Bos:

Ik heb geen flauw idee. Hij is vast en zeker ergens het land aan het dienen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Waarom is hij niet hier?

Minister Bos:

Volgens mij heeft u daarover vanmiddag een debat gevoerd. Aan het eind van de middag is gestemd over de vraag of hij hier moest zijn. De meerderheid van de Kamer heeft gezegd dat dat niet noodzakelijk was. Doordat er geen uitnodiging van de Kamer was, heeft de minister-president vervolgens besloten om niet te komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar zijn er voor de minister-president niet twee redenen om hier te zijn, los van datgene wat de meerderheid van de Kamer vindt? De minister-president is namelijk bij uitstek degene die hier verantwoording kan afleggen voor het beleid waarvoor hij in persoon verantwoordelijkheid heeft gedragen. U hebt daarvoor als persoon geen verantwoordelijkheid gedragen. Een minister-president die verder qualitate qua zo dapper is om in september hier de beleidsvoornemens te komen verdedigen, zou ook zo moedig moet zijn om altijd achteraf de resultaten van dat beleid te verdedigen.

Minister Bos:

Voorzitter. Ik constateer dat vanmiddag het debat hierover uitgebreid is gevoerd en dat het is afgesloten met de duidelijke uitslag van de stemming. Bij die stemming lag de vraag voor of de Kamer de minister-president expliciet zou moeten uitnodigen. Die uitnodiging is niet gedaan en daarmee is de situatie ontstaan zoals die nu is. Ik ben bang dat de heer Vendrik het met mij zal moeten doen. In het laatste deel van zijn vraag legt hij een koppeling en spreekt hij over de persoon die de plannen verdedigt en de persoon die verantwoording aflegt. In zekere zin sluit deze opmerking aan bij de vraag waarover ik zojuist met de heer Irrgang sprak, namelijk de vraag in hoeverre je die twee debatten meer moet laten samenvallen. Zoals gezegd, kom ik daarop later in dit debat graag terug.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vind hetgeen de minister van Financiën nu doet, namelijk verwijzen naar een debat dat hier vanmiddag is gevoerd, te gemakkelijk. Ik zou het logischer vinden dat de minister-president de moed, de guts en ook de zin heeft om hier te komen en om te zeggen: "Ik heb gestaan voor het beleid en voor de voorstellen die ik heb gedaan. Die heb ik als eerste namens het kabinet verdedigd. Dan ben ik ook de eerste die verantwoording aflegt." Dat staat los van de vraag hoe wij dit verantwoordingsdebat in de toekomst gaan organiseren. Mag ik ervan uitgaan dat los van de wens van de Kamer de minister-president er de komende jaren gewoon is?

Minister Bos:

Ik weet niet of u daarvan uit mag gaan. Ik constateer wel dat in een van de bijdragen – ik weet niet meer wie de suggestie deed, maar misschien wel meerdere Kamerleden – gewag werd gemaakt van het introduceren van een bepaalde variant. Daarbij ging het om de vraag hoe wij eventueel dit debat komende jaren willen organiseren. De woordvoerder van de fractie van de Partij van de Arbeid heeft bijvoorbeeld gezegd dat aan het begin van een regeerperiode en misschien op verantwoordingsdag de minister-president zelf met een verklaring verantwoording zou moeten afleggen voor het gevoerde beleid, op dezelfde manier als met het voorlezen van een regeringsverklaring. Misschien wordt een dergelijke figuur ontwikkeld. Daarmee wordt dan vanzelf antwoord gegeven op uw vraag, maar nu hebben wij te maken met de situatie zoals die is ontstaan door het besluit van vanmiddag. Ik kan u helaas niet verder helpen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Eerlijk gezegd verbaast mij dat. De minister staat hier namens het kabinet. Wat mij betreft is hij zeer welkom. Laat daar geen misverstand over bestaan. Het verbaast mij dat de baas van het kabinet er niet is. Ik betreur het zeer dat de minister-president kennelijk zo veel afstand wil nemen van het kabinet dat hij vier jaar lang heeft geleid, dat hij er niet eens verantwoording over wil afleggen. Dat vind ik een manier van weglopen die niet past in het verantwoordingsdebat. Als wij zo gaan beginnen, wordt het nooit wat. De minister van Financiën is de komende jaren zeer welkom, maar de minister-president hoort hier altijd te staan, zeker als het gaat om verantwoording op hoofdlijnen.

Minister Bos:

Ik neem goed nota van de opmerkingen van de heer Vendrik.

Voorzitter. Ik heb zojuist gezegd dat ik bij het onderwerp financieel beheer een aantal algemene opmerkingen zal maken over de stand van zaken met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking en bij de Belastingdienst. Beide onderwerpen liggen mij na aan het hart en voor het laatste heb ik ook nog enige verantwoordelijkheid. Daarnaast wilde ik een selectie van onderwerpen behandelen die in de bijdragen van Kamerleden aan de orde zijn geweest. De keus die ik daarbij gemaakt heb, hangt vooral samen met iets wat de heer Vendrik terecht opmerkte. In de verslagen en in de debatten van de afgelopen jaren wordt vaak wel verantwoording afgelegd over wat er is gebeurd in de zin van dat het wordt beschreven, maar niet altijd wordt die cruciale laatste vraag adequaat beantwoord of wij er wat van hebben geleerd.

Ik zal proberen die vraag in het debat van vanavond wel serieus te nemen. Mede met het oog daarop zal ik in ieder geval uitgebreider ingaan op de aanstaande afslankingsoperatie rijksdienst en de getallen over het aantal ambtenaren. Wat kunnen wij daarvan leren? Er zijn opmerkingen gemaakt over dreigende krapte op de arbeidsmarkt en over de manier waarop wij daarin ontspanning willen aanbrengen. Wat kunnen wij daarbij leren van ervaringen uit het verleden? Er zijn opmerkingen gemaakt over inkomensbeleid en -verschillen en topinkomens in de publieke sector. Wat kunnen wij daarvan leren? Er zijn vragen gesteld over het budgettaire beleid en de overheidsfinanciën. Wat hebben wij daarvan geleerd? Er zijn ook vragen gesteld over overschrijdingen en ramingen in de zorg. Wat hebben wij daarvan geleerd?

Dat lijken mij vijf buitengewoon relevante terreinen die allemaal aan de orde zijn geweest. Wij hebben een aantal jaren ervaringen opgedaan. Wat kunnen wij hiervan leren om ervoor te zorgen dat het in de toekomst beter gaat en wij er met elkaar een zinnig debat over kunnen hebben.

Overigens valt ook de vraag hoe wij verder gaan met verantwoordingsdag wat mij betreft onder deze categorie. Verantwoording afleggen hoort inderdaad uit te monden in beantwoording van de vraag: wat hebben wij er eigenlijk van geleerd en hoe kan het beter?

Er zijn de komende tijd algemeen overleggen tussen deze Kamer en mijn collega's over tal van zaken die zijn geconstateerd in de departementale jaarverslagen. Een aantal hiervan zijn al aan de orde geweest: de situatie bij Defensie, het mislukken van P-Direkt, de voorschotregelingen en de reactie van bewindspersonen op constateringen van de Algemene Rekenkamer. Denk bijvoorbeeld in dat licht ook aan Defensie en de subsidieregeling bij VWS. De Kamer gaat hierover de komende tijd nog uitgebreid met mijn collega's praten. Ik zal zorgen dat de Kamer op al deze punten tijdig beschikt over de daarvoor benodigde informatie.

Mijn indruk is overigens wel dat op alle ministeries de geconstateerde problemen samen met de Algemene Rekenkamer nadrukkelijk worden opgepakt. Voor de ernstige onvolkomenheden – dat zijn er dit jaar vijf – zijn allerlei plannen gemaakt om ze de komende jaren structureel op te lossen. Deze plannen worden veelal in samenspraak met de Algemene Rekenkamer opgesteld, zodat je zeker weet dat je met de manier waarop je het oplost een volgende keer niet weer bij de controlerende instantie tegen een negatief oordeel aanloopt. Ik heb er veel vertrouwen in en ik zie en ervaar hoe hard er binnen de rijksdienst aan het tot stand brengen van die oplossingen gewerkt wordt.

Wat daarbij helpt, is dat dit jaar voor het eerst alle ministers in de jaarverslagen expliciet verantwoording afleggen over de rechtmatigheid van wat er op hun departement aan de hand is. De auditdienst geeft in de accountantsverklaring voor het eerst aan of de verantwoording van de minister ook klopt. Dat gebeurt met de zogenaamde getrouwbeeldverklaring. Met deze ontwikkeling krijgt de Tweede Kamer, ook met het oog op de debatten van de komende weken, meer inzicht in de achtergronden van onrechtmatigheden en de wijze waarop de betrokken minister hiermee is omgegaan. Daarmee wordt de informatieverstrekking aan de Kamer beter en transparanter.

Zoals gezegd ga ik op twee onderwerpen nader in.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister zegt enerzijds dat voor specifieke onderwerpen de algemene overleggen de aangewezen plek zijn, terwijl hij anderzijds de vrijheid voelt om zelf een keuze te maken voor twee onderwerpen die hem "na aan het hart liggen", waaronder ontwikkelingssamenwerking. Dat moet dan naar mijn mening ook in een algemeen overleg met de desbetreffende minister aan de orde komen. Waarom daar nu wel op ingegaan en zwijgen over het onderwerp van het dierenwelzijn? Waarom zou dat laatste nu ineens alleen een zaak van de minister van LNV zijn?

Minister Bos:

Daarmee heeft u een punt. Ik kan mijn mond houden over ontwikkelingssamenwerking, maar het is wel een onderwerp dat door vrijwel iedereen, misschien met uitzondering van uzelf, aan de orde is gesteld. Ik vind het prima om dat onderwerp verder schriftelijk af te doen, als dat een adequate reactie is op uw vraag. Op de Belastingdienst wil ik ingaan omdat ik daarvoor als minister van Financiën een bijzondere verantwoordelijkheid draag.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het criterium dat een bepaald aantal Kamerleden over een onderwerp heeft gesproken, kan ik begrijpen. Als de minister echter ontwikkelingssamenwerking wil bespreken omdat het onderwerp hem na aan het hart ligt, dan vind ik dat een subjectief criterium dat niet binnen dit debat past.

Minister Bos:

U hebt volkomen gelijk dat het volstrekt subjectief is, maar daarmee kan het nog steeds passen binnen dit verantwoordingsdebat. Als de Kamer wil dat ik ook op andere onderwerpen inga, dan hoor ik dat wel. Gezien de breedte van de aandacht die aan dit onderwerp werd geschonken, leek het mij goed om in ieder geval iets te zeggen over ontwikkelingssamenwerking.

De heer Irrgang (SP):

Er is door nagenoeg alle woordvoerders gesproken over schooluitval en defensie. Het lijkt mij goed dat de minister in ieder geval ook op die twee punten ingaat.

Minister Bos:

Het punt van de schooluitval is van een andere orde omdat het daarbij niet ging om geconstateerde onvolkomenheden in de zin van rechtmatigheid. Daarbij was gewoon de politieke vraag aan de orde naar de doelmatigheid van de ingezette instrumenten. Daarbij werd geconstateerd dat de ontwikkeling niet zo gunstig is als wij allemaal zouden wensen. Ik kan dat ook moeilijk ontkennen omdat de desbetreffende cijfers in het jaarverslag gepubliceerd zijn. Ik wijs er wel op dat bestrijding van schooluitval niet voor niets een van de tien grote projecten van dit kabinet is. In het beleidsprogramma en later in de Miljoenennota zal in detail aangegeven worden welke maatregelen het kabinet neemt om dat probleem te bestrijden.

Er leek in een enkele bijdrage van de kant van de Kamer gesuggereerd te worden dat de constateringen rondom ontwikkelingssamenwerking zouden betekenen dat wij op geen enkele wijze zouden kunnen aangeven wat er nu eigenlijk met het geld gebeurt. Dat is dus niet de strekking van wat is opgeschreven in de desbetreffende jaarverslagen. Te allen tijde kan het ministerie van Buitenlandse Zaken aangeven waar het geld aan wordt of is besteed. Waar de Algemene Rekenkamer op doelt, is dat er een verantwoordingskwestie speelt, met name met betrekking tot internationale instellingen, omdat de rapportagesystematiek van die instellingen niet altijd goed aansluit op de door Nederland gestelde eisen ten aanzien van rapportages en verantwoording, waardoor achterstanden zijn ontstaan bij het indienen van rapportages. Dat betekent echter op geen enkele wijze dat die gelden niet goed besteed zouden zijn. Overigens wijs ik erop dat de collega's Verhagen en Koenders reeds maatregelen hebben afgekondigd, waar ze zich in het desbetreffende debat ook voor zullen verantwoorden, waardoor deze vertragingen in de afhandeling van de rapportages in de nabije toekomst ingelopen zullen worden.

De heer Rutte (VVD):

Gaat de heer Bos nog in op de door mij aan de orde gestelde suggestie van een onafhankelijk verslag over de effectiviteit van de gelden die worden uitgegeven aan ontwikkelingssamenwerking?

Minister Bos:

Ik laat het oordeel daarover graag over aan mijn collega's van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking. Zij leggen verantwoording af. Er komt de komende weken een debat met die collega's over de verantwoording van hun gelden. Als u mij vraagt of ik behoefte heb aan een onafhankelijk onderzoek, naast het onafhankelijk onderzoek van de Algemene Rekenkamer en naast het onafhankelijk onderzoek van de eigen departementale auditdienst, dan is mijn antwoord nee.

De heer Rutte (VVD):

Het is van tweeën een, met alle respect voor de persoon van de minister van Financiën en de positie waarin hij zich hier bevindt. Of hij kan hier vanavond namens het gehele kabinet antwoorden op de vragen die gesteld zijn. Of dit debat heeft geen zin. Als het erop neerkomt dat wij vandaag hier briefjes hebben ingeleverd bij allerlei loketjes, waarbij de heer Bos degenen die achter die loketjes zitten, gaat vragen daarop te reageren, dan wordt het een beetje een raar debat. Ik vraag de minister om namens het kabinet op onze vragen in te gaan. Het is een relevante kwestie die alles te maken heeft met de verantwoording over 2006. Kan de Nederlandse belastingbetaler ervan uitgaan dat het geld nuttig besteed is? Het gaat dan niet alleen om de vraag die de minister wel beantwoord heeft, namelijk of de verantwoordingsverslagen kloppen, maar ook om de vraag over de doelmatigheid en mijn verzoek of de minister bereid is een onafhankelijk instituut te laten kijken naar de doelmatigheid van de uitgaven op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

Minister Bos:

Het antwoord op die vraag heb ik net gegeven. Dat antwoord is: nee, ik zie geen enkele noodzaak daartoe. Het politieke debat over de vraag of ons geld op het gebied van ontwikkelingssamenwerking goed is besteed, is een debat dat u met de bewindslieden zult hebben in de komende tijd en op elk moment dat u dat wilt. Onafhankelijke onderzoeken naar de besteding van het geld worden gedaan door de Algemene Rekenkamer en de departementale auditdienst. Zij hebben er beide hun opmerkingen over gemaakt. Over die informatie beschikt u. Ik zie niet wat daaraan op dit moment toegevoegd kan worden door een onafhankelijke instantie.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben geneigd aan te sturen op een snelle afronding van dit debat, aangezien het op deze manier niet veel zin heeft om door te gaan. Als de heer Bos op alles wat hier gevraagd is, zegt: u moet hiervoor bij mijn collega's zijn. Als hij dus niet namens het gehele kabinet spreekt...

Minister Bos:

Ik geef toch antwoord? U vraagt mij of ik vind dat er een noodzaak is voor een verder onafhankelijk onderzoek. Mijn antwoord daarop is nee.

De heer Rutte (VVD):

U niet, maar het kabinet.

Minister Bos:

Nee, het kabinet dus ook niet.

De heer Rutte (VVD):

U zegt vervolgens: maar u moet dat wel verder bespreken met mijn collega's.

Minister Bos:

Gaat uw gang. U mag dat altijd met mijn collega's bespreken. Als u het mij nu vraagt, is het antwoord nee. Hoe helder kan ik zijn?

De heer Rutte (VVD):

Ik wil dit graag helder hebben, want dan weten wij voor de rest van het debat waar wij aan toe zijn. U zegt nu dus namens het hele kabinet dat het kabinet dit voorstel afwijst. Dan heeft het dus ook geen zin om het later weer aan de orde te stellen, want dan zullen wij hetzelfde antwoord krijgen. Dat betekent dat wij ook bij dit debat eventueel kunnen besluiten om via een motie of anderszins een uitspraak van de Kamer te vragen.

Minister Bos:

Natuurlijk kunt u dat besluiten. Natuurlijk spreek ik namens het hele kabinet. Natuurlijk houd ik rekening met de mogelijkheid, zoals bij zoveel andere onderwerpen, dat op enigerlei ander moment dezelfde vraag weer zal herleven en in een nieuw debat weer aan de orde zal komen. Natuurlijk mag ik nooit uitsluiten dat u dan met nieuwe argumenten mijzelf of mijn collega's weet te overtuigen. Maar als u het mij nu vraagt, zeg ik namens het kabinet: nee, daar hebben wij geen behoefte aan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Blijft de vraag in welke mate de minister van Financiën in staat is om vanavond te antwoorden. Hij maakte eigenlijk al een soort voorselectie en daarmee zijn er allerlei onderwerpen die volgens mij in de beantwoording niet terugkomen. Op deze manier is het toch een beetje de organisatie van de eigen frustratie. Misschien kan het ook niet anders, maar dit schiet niet op. Ik heb allerlei kwesties aan de orde gesteld die ik in het lijstje zojuist niet terugzag. De vraag is even wat dat betekent. Als wij hier genoegen mee nemen, moet er een volgend moment zijn – wat mij betreft in aanwezigheid van de premier – dat wij de hele verantwoordingscyclus afronden. Als dat gebeurt, neem ik er genoegen mee dat de minister van Financiën een bescheiden antwoord formuleert op een beperkt aantal vragen en dat wij dan verder niet doorzeuren over de vragen die nog niet zijn beantwoord. Dat is dan een helderheid waar ik vanavond mee akkoord kan gaan.

Minister Bos:

Laten wij eerst eens afwachten op welke vragen u allemaal antwoord krijgt in dit debat. Dit jaar vindt dit debat, in tegenstelling tot verleden jaar, plaats voorafgaand aan de overleggen per begroting. Verleden jaar was dat precies andersom. Wij moeten ons met elkaar en u in uw eigen verantwoordelijkheid, wel afvragen wat het houden van dit debat, voorafgaand aan al die afzonderlijke overleggen per begroting betekent voor de vraag wat hier en wat daar moet worden behandeld. Gegeven het feit dat straks nog over elk departement en elke begroting met de desbetreffende minister die daarover verantwoording moeten afleggen, een debat gevoerd zal worden, lijkt het mij zinnig om de meest specialistische vragen, die niet of nauwelijks departementoverstijgend zijn, voor dat debat te bewaren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De Kamer heeft inderdaad een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de organisatie en de volgorde van de debatten. Wij hebben altijd bezwaar gehad tegen deze volgorde. Blijft staan dat ik dacht de minister aan te kunnen spreken op de hoofddoelstelling van het kabinetsbeleid. Het gaat niet om het margewerk en de details en de uithoeken van een departementale begroting, maar om de hoofddoelstellingen van beleid. Ik neem aan dat wij daar gewoon antwoord op krijgen.

Minister Bos:

Vormt u dat oordeel nu maar als ik klaar ben met mijn beantwoording. De selectie van onderwerpen die ik gaf, arbeidsmarktbeleid, begrotingsbeleid en zorgkosten, vormen toch de hoofdpunten van het regeringsbeleid, zowel van het vorige als van het huidige kabinet.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb eigenlijk geen vraag aan de minister, maar een vraag aan de Kamer. Toen ik mij ging voorbereiden op dit debat heb ik nog eens voor mijzelf geactualiseerd de brief die wij kregen van de commissie voor de Rijksuitgaven. Daarin staat een "spoorboekje" over de behandeling. Dat heeft mij ertoe geleid af te zien van een uitspitten van inhoudelijke departementsgebonden punten. Het ging mij in dit debat – maar misschien zie ik dat verkeerd – om het momentum, het verantwoordingsdebat, en het proces. Over het proces krijgen wij nog wat mededelingen van de minister, zo heb ik begrepen. Daar hebben diverse van mijn collega's nuttige opmerkingen over gemaakt. Ik heb ook geprobeerd daar iets over te zeggen. Volgens mij moet het daarover gaan. Dan gaan wij vervolgens de diepte in via de Kamercommissies per departement en dan komen wij hier terug met onze conclusies tegenover het kabinet. Zo had ik het gezien. Dit is dus geen vraag waarop ik een antwoord verwacht van de minister, maar meer van u, voorzitter. Tot wie moet ik mij anders richten?

De voorzitter:

U heeft, als ik deze vraag mag beantwoorden, volstrekt gelijk met uw interpretatie van de brief van de commissie voor de Rijksuitgaven. Mijn voorstel is dan ook om de minister de kans te geven zijn verhaal af te maken. Dan kunt u altijd zelf nog bepalen of u vandaag een tweede termijn wilt of niet. Er zijn nog allerlei opties. Ik stel voor om niet te blijven steken in deze discussie. Wij moeten een paar stappen verder zetten.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik ben het geheel met u eens. Ik heb het begrepen zoals de heer Van der Vlies het zo-even heeft verwoord. Dat is de reden waarom ik specifiek vragen aan de minister van Financiën heb gesteld met het verzoek om die door te geven aan zijn collegae. Dan kunnen wij dieper ingaan op bestaande problemen tijdens een wetgevingsoverleg. Als dat geen oplossingen biedt, staat het de Kamer vrij om de discussie weer naar het plenaire niveau te tillen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik steun uw voorstel. Het lijkt mij goed als de minister zijn beantwoording afrondt. Als de minister niet toekomt aan punten die ik vandaag wil behandelen, laat ik dat wel horen via de interruptiemicrofoon. Er is ten slotte een tweede termijn. Ik heb er behoefte aan om in ieder geval door te spreken over hoe wij een en ander een volgende keer organiseren. Ik ben ook zeer benieuwd naar de reactie van de minister daarop.

De voorzitter:

De beslissing over een tweede termijn neemt de Kamer.

Het woord is aan de minister.

Minister Bos:

Ik heb al aangehaald dat de heer Van der Vlies nadrukkelijk steunt dat Nederland als eerste in Europa met een nationale verklaring verantwoording aflegt over de besteding van de geldstroom tussen Nederland en Europa. In eerste instantie gaat het over de landbouw. De volgende stappen betreffen de regiofondsen en de eigen middelen. Wat dat betreft loopt Nederland voorop in Europa. Ik verschil van mening met de PVV, die zegt dat Nederland het braafste jongetje van de klas is. De realiteit is dat Nederland meer moed betoont dan menig ander land in Europa door zo transparant mogelijk te zijn over wat er met het belastinggeld van de burgers gebeurt, ook als dat via Europa wordt besteed of lastige vragen oproept.

De heer Rutte (VVD):

Door verschillende sprekers is gesuggereerd om druk uit te oefenen in Europa om andere landen zo ver te krijgen om aan het systeem van nationale verklaring mee te doen. Dat is van groot belang voor het draagvlak in Nederland voor de Europese uitgaven. Dit vraagt echter om een persoonlijke inzet van de minister op verschillende momenten op de Europese kalender. Is de minister daartoe bereid?

Minister Bos:

Ik ben daartoe bereid. De heer Ten Broeke heeft mij dat al gevraagd in een eerder overleg ter voorbereiding van een Ecofinraad. Ik zal het doen op elk moment dat ik het zinvol vind. Ik vind echter niet dat wij de discussie over de Europese verdragswijziging hiermee moeten belasten. Dat is al te complex. Ik zal het echter inbrengen. Ik constateer overigens dat de groep landen die het doet gestaag groeit, al is het te langzaam. De Scandinavische landen en het Verenigd Koninkrijk zijn ermee bezig. Ook in het zuiden van Europa lijkt langzaam enig bewustzijn op dit gebied ontwikkeld te worden. Ik tel mijn zegeningen wat dat betreft. Ik zal mijn zendingsarbeid blijven verrichten.

De heer Rutte (VVD):

Ik roep de minister nogmaals op om dit bij gelegenheid desnoods als onderhandelingspunt in te brengen. Anders zet hij te veel in op een geleidelijke groei naar een situatie waarin andere landen meedoen. De minister heeft machtsmiddelen. Er komen herzieningen van de begroting aan. Ik noem ook de verdragsonderhandelingen. Het kan binnen allerlei kaders waarbinnen de minister een machtspositie heeft. De vraag is of hij die hiervoor wil inzetten.

Minister Bos:

Ik heb een uitzondering gemaakt voor het specifieke geval van de verdragsdiscussie. Ik sluit niet uit dat er andere onderhandelingssituaties ontstaan waarin het wel degelijk mee kan worden genomen. Ik zal dan niet aarzelen.

De Belastingdienst valt uiteindelijk ook onder mijn verantwoordelijkheid. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag wordt een aantal werkprocessen genoemd waarbij in het jaar 2006 geen sprake was van ordelijke en beheerste processen. Dat betreft: toeslagen, loonheffing, toezicht en automatisering. Mijn staatssecretaris, de heer De Jager, is al een aantal malen hier in de Kamer daarover ter verantwoording geroepen. Ik wil op dit moment in algemene zin meer de stand opmaken van hoe het er nu voorstaat, vijf maanden na afsluiting van het desbetreffende jaar. Wij moeten constateren dat het nu beter loopt bij Toeslagen. Helaas ontvangt op dit moment nog steeds een aantal klanten niet de toeslag waar zij recht op hebben, maar het gaat zo langzamerhand echt om relatief kleine groepen. Eerst wordt bezien of de kwestie via telefonische contacten kan worden opgelost. Als er meer informatie nodig blijkt te zijn om deze burgers goed te helpen, worden ze door de Belastingdienst uitgenodigd, als dat nodig is zelfs in de avonduren of op zaterdagen. De medewerkers zijn daartoe ook bereid gevonden om zo tot een oplossing te komen. Wij hebben net een eerste weekendopenstelling gehad in de vier grote steden waar uiteindelijke enkele tientallen mensen langs zijn geweest om direct geholpen te kunnen worden.

De Belastingdienst heeft inmiddels ook besloten om het toeslagensysteem te herbouwen. Daar zal ongeveer twee jaar mee gemoeid zijn. Ik hoop dat mevrouw Hamer mijn staatssecretaris die twee jaar ook wil geven, maar dat sluit natuurlijk niet uit dat hij vast en zeker bereid zal zijn om u in de loop van dit jaar over de voortgang in dezen te rapporteren. Ik geloof zelfs dat met de Kamer is afgesproken dat iedere drie maanden een rapportage over de voortgang van de oplossing van de problemen met de uitvoering van de toeslagen zal worden uitgebracht. De eerste rapportage zal hier op 31 mei liggen. Wij hebben dus nog wel even voor 31 december.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Het belangrijkste is natuurlijk dat de mensen de toeslagen krijgen waar zij recht op hebben. Dat wil ik geregeld hebben voor 2007. Welke systemen daarvoor moeten worden opgebouwd, horen wij wel van de staatssecretaris, maar ik blijf van mening dat wij moeten horen dat de mensen in 2007 de toeslag hebben gekregen waar zij recht op hebben.

Minister Bos:

Dat is een heldere specificatie. Binnenkort hebt u ook het verantwoordingsdebat met hem over de hoofdstukken IX A en B en ik neem aan dat hij op dat moment ook in staat zal zijn om u aan te geven waartoe hij denkt in staat te zijn binnen de termijn die u net noemt.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

In enkele gevallen zijn ook te hoge toeslagen uitbetaald en de vraag is hoe, als dat moet worden terugbetaald, de terugvordering gaat lopen. Dat veroorzaakt altijd problemen en daarom willen wij graag in het wetgevingsoverleg vernemen hoe dat zal worden aangepakt.

Minister Bos:

Dat heb ik niet paraat, maar ik zal ervoor zorgen dat u het weet voordat u het debat met de staatssecretaris over de verantwoording inzake de Belastingdienst begint.

Voorzitter. Ook bij de loonheffing zijn vorderingen gemaakt. Het geautomatiseerde naheffingssysteem voor de loonaangifte 2007 is in productie genomen en functioneert goed. Vanaf het aangiftetijdvak januari 2007 worden de naheffingsaanslagen met deze nieuwe programmatuur opgelegd.

Het toezicht was de derde zwakke plek. Daarvoor zijn extra mensen aangetrokken. Verleden jaar september is de eerste wervingsronde begonnen en zijn er 262 mensen aangenomen. Deze nieuwe medewerkers zijn allemaal op 1 maart begonnen met een opleidingstraject. Inmiddels is ook een tweede wervingsactie gestart voor nog eens 350 nieuwe medewerkers. Wij praten dus bij elkaar over ruim 600 nieuwe medewerkers om die zwakke plek op het gebied van het toezicht te kunnen verhelpen.

De laatste zwakke plek was de automatiseringsproblemen in het algemeen. De heer De Jager heeft toegezegd om de Kamer in mei een plan van aanpak toe te sturen gericht op reductie van de daaraan aan de orde zijnde problemen en dat zal hij natuurlijk ook doen.

Voorzitter. Het laatste algemene punt inzake financieel beheer is in feite ook een antwoord op een vraag van de heer De Nerée die zei dat sommige onvolkomenheden jarenlang onvolkomenheid blijven. Hij noemde eigenlijk een lugubere reeks van zaken die al vele jaren als onvolkomenheid worden aangemerkt. Eigenlijk vroeg hij of niet als algemene regel zou moeten worden geïntroduceerd dat elke onvolkomenheid binnen twee jaar verholpen zou moeten zijn. Als je die onvolkomenheden kort naloopt, krijg je het volgende beeld. In de loop der jaren is in het voorschotbeheer bij Buitenlandse Zaken de omvang van de fouten en onzekerheden gedaald naar 0,6%. Er is een plan van aanpak opgesteld om dit verder te verminderen. Er is bij Volksgezondheid hard gewerkt om het subsidiebeheer te verbeteren; wij verwachten dat de inspanningen in 2007 hun vruchten zullen afwerpen. De problematiek rond de personele uitgaven bij Justitie hing samen met de invoering van PayDirect en de automatisering van de personeelsdossiers; de verwachting is dat eind 2007 alle dossiers zullen zijn geschoond en de problemen daarmee zijn verholpen. De Rekenkamer constateert dat er in 2006 een stijgende lijn is in de capaciteit en deskundigheid van het ICT-personeel van Defensie. Ten slotte gaat het bij de informatiebeveiliging bij Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken, Volksgezondheid en Belastingdienst om het Voorschrift informatiebeveiliging rijksdienst. We moeten inderdaad constateren dat dit voorschrift zo'n tien jaar na invoering nog niet rijksbreed is geïmplementeerd. Het is in de tussentijd echter wel herzien en de herziene versie treedt per 1 juli van dit jaar in werking.

Wat wil ik zeggen met deze reeks voorbeelden? Eigenlijk twee dingen: ten eerste dat een strakke termijn van twee jaar voor elke onvolkomenheid niet echt haalbaar lijkt vanwege de variëteit in de problemen en het feit dat het nu eenmaal bij sommige zaken langer duurt om ze op te lossen dan bij andere; ten tweede dat er bij al die meerjarige onvolkomenheden sprake van vooruitgang is, dat de zaak zich in de goede richting ontwikkelt en dat een definitieve oplossing van de problematiek in alle gevallen wordt voorzien.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Voorzitter. Dat is me allemaal iets te gemakkelijk. Elke keer staat in de jaarverslagen dat er nog veel openstaat en dat er hard aan wordt gewerkt. Wij willen hier wat meer dwingendheid in aanbrengen. Vandaar de oproep van mijn fractie dat deze zaken na twee jaar opgelost moeten zijn. Als dat niet lukt, geldt voor ons net zoals bij allerlei codes "comply or explain". In principe gaan we dus daarvan uit, tenzij er grondige redenen zijn waarom het niet zou kunnen. Ik hoor graag zo'n toezegging van de minister, want het is nu toch wel erg vrijblijvend. Wij hebben er geen zin in om die oude dingen elk jaar te moeten opbrengen. Ze moeten gewoon opgelost worden!

Minister Bos:

Dat vind ik best een aardige suggestie. Ik ben bereid om dit eens te proberen. We gaan bij dit type onvolkomenheden aangeven of we ze binnen een tweejaarstermijn tot een oplossing kunnen brengen. Zo niet, dan zullen we dit expliciet motiveren. Dat lijkt mij een goede gedachte.

Zoals gezegd, er waren een aantal onderwerpen in de bijdragen van de Kamer die duidelijk departementoverstijgend zijn en die van groot belang zijn, vallend onder wat de heer Rutte de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid noemde. Ik vind het goed om daar nu enkele woorden aan te wijden, mede in het licht van de vraag van de heer Vendrik of we wel iets leren van de zaken die we, terugkijkend op het verleden, constateren.

Het eerste onderwerp dat ik aan de orde wil stellen, is het aantal ambtenaren. Dat onderwerp behoort natuurlijk toe aan collega Ter Horst, maar ik wil even een indruk geven van alle cijfers en deze relateren aan de grote operatie afslanking rijksdienst die het kabinet zich heeft voorgenomen. Het klopt dat de rijksdienst in 2006 is gegroeid met ongeveer 3,3%; dat is 3500 fte's. Voor een compleet plaatje moet daar wel bij worden vermeld dat in de periode 2002-2005, dus in de vier daaraan voorafgaande jaren, de rijksdienst is gekrompen met 8,2%, ongeveer 10.000 fte's. Ondanks de stijging in 2006 is de rijksdienst in dat jaar dus kleiner dan in 2002.

Het is vervolgens interessant om te bezien waarmee die stijging in 2006 te maken had. In het gros van de gevallen had die te maken met wetten die in de Kamer aan de orde waren, en met name met intensiveringsbeleid. De intensievere aanpak van jeugdcriminaliteit, bijvoorbeeld, heeft geleid tot een groei van de organisatie rondom de Raad voor de Kinderbescherming; het ging om 240 plaatsen. Het wegwerken van achterstanden bij de IND heeft geleid tot 220 extra arbeidsplaatsen. De uitbreiding van de capaciteit van de Dienst Justitiële Inrichtingen heeft geleid tot 360 extra arbeidsplaatsen. In verband met Walvis zijn 660 arbeidsplaatsen overgekomen van het UWV, plaatsen die niet meetellen voor de rijksdienst, naar de Belastingdienst. Achter de cijfers over de stijging van het aantal personeelsleden gaat dus een scala aan oorzaken schuil. De politieke beslissingen om op bepaalde terreinen meer te presteren zijn bewust genomen, maar daarvoor heb je natuurlijk wel mensen nodig.

De afgelopen jaren bleek het knap moeilijk om doelstellingen voor de afslanking van de overheid te implementeren. Het bleek al helemaal moeilijk om dat op een andere manier te doen dan door botweg de kaasschaaf te hanteren. Wij hebben geprobeerd om daarvan te leren. Dat heeft ertoe geleid dat wij het op drie punten een slag anders gaan doen dan in het verleden. Ten eerste baseert het kabinet de afslankingsoperatie voor de rijksdienst nadrukkelijk op een advies van de secretarissen-generaal. Daarmee investeren wij in draagvlak bij de ambtelijke organisatie die het uiteindelijk moet uitvoeren.

Ten tweede is hiervoor een aparte organisatie opgericht met een projectsecretaris-generaal als hoofd. Wij laten het dus niet over aan het vrije spel der departementale krachten, maar leggen de verantwoordelijkheid bij een organisatie met een hoofd dat uiteindelijk aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties rapporteert. Ten derde hanteren wij niet op een botte wijze de kaasschaaf. Zo maken wij onderscheid tussen beleidsambtenaren en uitvoerende ambtenaren en benoemen wij sectoren waarvan afgebleven moet worden en sectoren waar nog wel iets meer van af mag. Wij denken dat deze robuuste benadering tot de gewenste afslanking zal leiden en daarmee tot een kleinere en betere overheid. Wij hebben dus wel degelijk geleerd van ervaringen uit het verleden.

Een ander departementoverstijgend beleidspunt van het kabinet is de arbeidsmarkt. De heer Rutte heeft hieraan de nodige kritische woorden gewijd. Ik begrijp dat goed, gezien de problemen die zich hebben voorgedaan in de vorige periode van grote krapte op de arbeidsmarkt en de daarmee gepaard gaande grote loonstijgingen. Die loonstijgingen hebben het concurrentievermogen van onze economie schade gedaan. Wat er toen is gebeurd, is voor ons allen een les in hoe om te gaan met krapte op de arbeidsmarkt. Maar van de stelling van de heer Rutte dat het kabinet dit proces alleen maar verergert en dat het niet probeert om de arbeidsmarkt te ontspannen door participatie te bevorderen, klopt natuurlijk helemaal niets.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister van Financiën verwijst naar het document van de secretarissen-generaal. Is dat document politiek geaccordeerd? Worden de voorstellen uit dat document overgenomen door het kabinet?

Minister Bos:

Het is niet in beton gegoten, maar het vormt wel in grote lijnen de basis voor de operatie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Betreft dat ook de passage die de secretarissen-generaal wijden aan verantwoording?

Minister Bos:

Ik kan mij voorstellen dat dat een uitzondering op die regel is. Ik heb uw bijdrage goed gehoord en ik kan u zeggen dat er geen politiek besluit is genomen om de ambtelijke capaciteit voor het verantwoordingsproces bij voorbaat in te perken. Wij zullen de Kamer dus niet opzadelen met een inspanning van het kabinet op dit punt, enkel en alleen omdat de afslankingsoperatie dat van ons zou vragen. Wij zijn wel van mening dat het verantwoordingsproces en de manier waarop de overheid controleert, efficiënter kunnen. Daarover kunnen wij met elkaar van gedachten wisselen en dat moeten wij ook zeker doen.

Voorzitter. Ik betrek dus de stelling dat de stelling die de heer Rutte betrekt, van geen kant klopt. Ik zal acht voorbeelden geven van de manier waarop het kabinet werkt aan de situatie op de arbeidsmarkt.

Een van de meest springende punten betreft de precieze afspraken in het coalitieakkoord over de bijstandsmoeders. Wij moeten ons goed realiseren dat gemeenten in de huidige situatie aan bijstandsmoeders maximaal vijf jaar vrijstelling kunnen verlenen van de sollicitatieplicht. Het betreft moeders met kinderen in de leeftijd tussen 0 en 5 jaar. Telkens wanneer er een kind wordt geboren, gaat de teller opnieuw lopen. De gemeentelijke vrijstellingsbevoegdheid kan op dit moment in de praktijk een periode beslaan die langer is dan vijf jaar. In het coalitieakkoord wordt een viertal zaken voorgesteld. In de eerste plaats verklaren wij de sollicitatieplicht in generieke zin niet van toepassing. Wel verklaren wij een scholingsplicht van toepassing, zodat men niet definitief wegdrijft van de arbeidsmarkt. Ook stellen wij voor om het financieel aantrekkelijk te maken dat deze bijstandsmoeders werk in deeltijd aanvaarden. Denkt u in dit verband ook aan het initiatiefwetsvoorstel-Vazalo van mevrouw Noorman-den Uyl. Voor veel betrokkenen is de keus heel digitaal: men gaat volledig werken of men gaat niet werken, omdat alleen volledig werken nog lonend is. Er gaat nu geëxperimenteerd worden met de Vazalowet om te bezien of het financieel aantrekkelijk kan worden gemaakt om in deeltijd te werken. Ten slotte is afgesproken dat de termijn van vrijstelling maximaal zes jaar bedraagt. In vergelijking met de huidige praktijk kan dit betekenen dat er sprake zal zijn van een kortere termijn van vrijstelling dan die waartoe de gemeenten thans in de praktijk al mogelijkheden hebben. Men kan, denk ik, niet in algemene zin de conclusie trekken dat de afspraak uit het coalitieakkoord per definitie leidt tot een beperktere beschikbaarheid van deze vrouwen voor de arbeidsmarkt.

De heer Rutte (VVD):

Ik moet de minister corrigeren, want hij heeft de feiten niet juist weergegeven. Sinds 2004 is het op grond van de wet zo dat gemeenten geen categoriale ontheffing mogen geven aan bijstandsmoeders. In individuele gevallen mag dat alleen als de gemeente de wens van de ouder meeweegt om bij het kind te zijn. Alleen met die bijzondere omstandigheid mag rekening worden gehouden. Het kabinet voert nu een algemene categoriale ontheffing in voor alle bijstandsmoeders met kleine kinderen voor de eerste zes jaar. De meeste van de andere maatregelen die de minister noemt, spreken mij aan. Mijn voorstel aan hem is dan ook dat hij de wet laat zoals die is, en de extra stimulansen daaraan toevoegt. Daar ben ik zeer voor. Nu wordt echter de categoriale ontheffing weer ingevoerd. Dat staat in het regeerakkoord, want anders zou de ChristenUnie vast niet hebben getekend. Vervolgens zegt het kabinet: dat doen wij wel, maar daarnaast gaan wij toch nog proberen om de mensen weer aan de slag te helpen, hoewel zij niet hoeven te solliciteren. Dat klopt niet.

Minister Bos:

Het lijkt mij dat wij met de keuzes die gemaakt zijn in het kader van het coalitieakkoord een volstrekt heldere situatie scheppen. U hebt gelijk met uw weergave van de wijze waarop in formele zin de situatie op gemeentelijk niveau is geregeld, maar in de praktijk kan het betekenen dat vrouwen voor een langere periode dan vijf of zes jaar aan de kant staan. Die praktijk wordt nu gelimiteerd door de afspraken uit het coalitieakkoord. Er is een scholingsplicht en het wordt aantrekkelijk gemaakt, ook in financieel opzicht, om in deeltijd te werken. Alles bij elkaar lijkt ons dat een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Noorman-den Uyl zou het met u niet eens zijn. Ik heb met haar het debat gevoerd en wij hebben een paar jaar geleden samen het compromis in de wet kunnen invoeren. U spreekt vanuit een volstrekt theoretische situatie, namelijk dat, als iemand eenmaal vijf jaar buiten het arbeidsproces heeft gestaan, het nog relevant is of dat nog een paar keer herhaald zou worden. Voor het overgrote deel van de vrouwen die het betreft is de afstand tot de arbeidsmarkt dan al zo groot dat zij eigenlijk nooit meer aan de slag zullen komen. Het verhaal klopt dus gewoon niet. Beleidsmatig is het aan alle kanten onjuist. Ik daag u uit om de goede dingen die u voornemens bent te doen, gewoon te doen. Die zijn namelijk verstandig. Je kunt nog allerlei extra maatregelen nemen om mensen in deze positie extra te stimuleren om aan de slag te gaan. U noemde er zojuist zelf al een aantal die mij zeer aanspreken. Het gaat dan om maatregelen bovenop wat in de wet staat, en niet in plaats van wat in de wet staat, want dat gaat echt niet werken.

Minister Bos:

De heer Rutte betrekt eerder een stelling dan dat hij mij iets vraagt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Begrijp ik het nu goed dat het regeerakkoord zo moet worden gelezen dat de gemaakte afspraak een inperking is van de beleidsvrijheid van met name wethouders van Christelijke signatuur in den lande die overal die vrijstelling geven aan vrouwen, mits zij maar kinderen hebben, en dat over deze inperking ook zo is gecommuniceerd met de vrienden van de ChristenUnie en het CDA?

Minister Bos:

Op het enkele punt dat er een grens wordt gesteld aan de discretie die nu bestaat op gemeentelijk niveau om voor een veel langere termijn dan zes jaar vrijstelling te verlenen aan individuele personen die in dit soort situaties verzeild raken, hebt u gelijk. Het maakt daarbij overigens niet uit of een christelijke of een niet-christelijke wethouder dat doet.

Ik was voorbeelden aan het noemen om de stelling van de heer Rutte dat het allemaal maar niets is wat het kabinet doet op het terrein van de arbeidsmarkt te bestrijden. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord tal van zaken genoemd om de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen, zoals het wegnemen van barrières in allerlei wet- en regelgeving die dat op dit moment belemmeren. Dit kabinet gaat een zogenaamde "earned income tax credit", een inkomensgebonden belastingkorting, invoeren waarvan elke econoom weet dat deze per saldo leidt tot een hogere participatie van met name mensen met een lager inkomen.

In het coalitieakkoord is afgesproken dat een totaalbedrag van 1,2 mld. aan de lastenkant wordt vrijgemaakt om participatie op een nog nader in te vullen wijze te stimuleren. Er wordt gewerkt aan een kwalitatief beter arbeidsaanbod door te investeren in onderwijs en innovatie. Ook de inspanningen voor het bestrijden van schooluitval moeten uiteindelijk leiden tot een ruimer aanbod op de arbeidsmarkt. De mogelijkheden voor gemeenten om zelf keuzes te maken, om decentraal te bekijken hoe zij mensen weer aan het werk helpen, worden ook verruimd. Er gaat 700 mln. naar kinderopvang waardoor uiteindelijk weer meer mensen in staat worden gesteld om te gaan werken. Het is alles bij elkaar een rijtje maatregelen waar wij het nodige van mogen verwachten. Het laat in elk geval volgens mij weinig over van de stelling van de heer Rutte dat het kabinet op het terrein van bevordering van de arbeidsparticipatie helemaal verkeerd bezig is.

De heer Rutte (VVD):

Dat is een mooie opsomming mijnheer Bos, maar dit is natuurlijk niet genoeg. De belastingmaatregelen die u wilt gaan nemen, zullen in de praktijk nivellerend uitpakken. Dat heeft gevolgen voor de arbeidsparticipatie van mensen die hard werken met een middeninkomen. U spreekt over het extra geld voor gemeenten om mensen aan de slag te helpen. Tegelijkertijd bezuinigt u in dit regeerakkoord echter fors op het gemeentelijke budget om mensen aan het werk te helpen. Hoe die 1,2 mld. daarmee in verhouding staan, moet u echt even toelichten.

Ik heb bovendien nog geen reactie gehad op mijn twee hoofdopmerkingen naast de kwestie van de bijstandsmoeders, namelijk de herkeuringen in de WAO en het feit dat deze regering op geen enkele manier schijnt te willen gaan praten over het belangrijke vraagstuk van versoepeling van het ontslagbeleid. De arbeidsmarkt nu is anders dan eind jaren negentig omdat er steeds minder jongeren zijn en steeds meer ouderen. De situatie verandert nu steeds sneller in een richting dat wij iedereen nodig hebben op de arbeidsmarkt. Mijn stelling dat dit kabinet de toch al krappe arbeidsmarkt verder blijft verkrappen en dat het ervoor zorgt dat er te weinig aanbod is van mensen en daarmee de economie schade toebrengt, blijft volledig overeind.

Minister Bos:

U herhaalt gewoon uw punten. Ik kan nu wel de mijne herhalen. Bij de voorstellen die het kabinet doet, zit een aantal voorstellen van de VVD niet en zitten een heleboel voorstellen die de VVD niet doet. Het kabinet komt bijvoorbeeld wel met een inkomensafhankelijke arbeidskorting en met een indrukwekkend bedrag voor kinderopvang. Dat zijn zaken die de participatie zullen bevorderen.

Minister Donner en de minister-president hebben al gezegd dat wij spreken met de sociale partners om te bezien of in het overleg met hen over onderwerpen als scholing, sociale zekerheid, ontslagbescherming, werkzekerheid en baanzekerheid ook aanpassingen aan de orde kunnen zijn die de participatie bevorderen. Niet alles wat wij willen kost extra geld. Dat voordeel wil ik graag bij u proberen te slechten. Staatssecretaris Aboutaleb overlegt met gemeenten om te bezien of gewoon door verandering in regelgeving, door het decentraliseren van gelden en bevoegdheden en door het ontschotten tussen talrijke potjes waar wethouders nu uit moeten putten meer armslag kan ontstaan op lokaal niveau om mensen aan het werk te helpen. Er staat een voornemen in het coalitieakkoord om gemeenten de regie te geven over zaken die nu onder het CWI vallen. Dat zijn allemaal dingen die niet eens geld kosten, die vaak zelfs geld opleveren, en die toch meer mensen aan het werk helpen.

De heer Rutte (VVD):

Ik was gisteren in Vlagtwedde. Dat is een gemeente die inmiddels minder dan 1% van de bevolking in de bijstand heeft zitten, namelijk nog maar 0,75%. Dat is een ongelofelijk laag aantal in een regio met een hoge werkloosheid en met veel laagopgeleide mensen. Het is een buitengewoon knappe prestatie. Die gemeente maakt maximaal gebruik van alle ruimte die de bestaande regelgeving biedt om mensen aan de slag te helpen. Daar zit niet grootste probleem. Als u nog kunt ontschotten, doe het vooral.

U gaat niet in op mijn opmerking dat dit kabinet de zaak op twee zeer belangrijke onderdelen gaat verslechteren. Ten eerste zorgt u ervoor dat mensen die ouder dan 45 jaar zijn en in de WAO zitten niet meer worden herkeurd. Tegen een grote groep mensen zegt u dus: u hoeft niet meer aan de slag. Tegen mensen van boven de 45 jaar zegt u: u bent definitief ongeschikt voor de arbeidsmarkt. Ik vind dat onbegrijpelijk. Het is een verkeerd signaal aan de samenleving. Ten tweede zet u in het overleg met de werknemersorganisaties niet hard in op de versoepeling van het ontslagrecht, waardoor mensen die buiten de arbeidsmarkt staan een kans op de arbeidsmarkt maken. Ik vraag u nogmaals om op deze twee kritiekpunten in te gaan. Ik heb ze expliciet genoemd. U kunt mij voor het antwoord hierop niet doorverwijzen naar uw collega's van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister Bos:

Dat doe ik niet. Ik heb mijns inziens al antwoord gegeven op de vraag over het ontslagrecht. Daar wordt over gepraat. Over hoeveel dat daadwerkelijk uitmaakt voor de participatie lopen de meningen uiteen. Bij het opstellen van het coalitieakkoord hebben wij wel besloten om dit onderwerp in het overleg met de sociale partners aan de orde te laten komen. Het is dus ook onderwerp van overleg. Wij hebben ten aanzien van de WAO een bewuste keuze gemaakt. Daarbij hebben niet alleen overwegingen van participatie een rol gespeeld, maar ook overwegingen van rechtvaardigheid. De mensen die van ons niet meer hoeven te worden herkeurd, zijn mede uitgekozen op grond van de overweging dat hun kansen op de arbeidsmarkt zeer gering zijn. Wij weten allemaal dat de groep mensen in kwestie, dus van 45 jaar en ouder met een achtergrond van arbeidsgeschiktheid c.q. arbeidsongeschiktheid, het al buitengewoon moeilijk op de arbeidsmarkt hebben. Het nieuwe, strenge herkeuringsregime doen wij hun niet aan. Het negatieve effect op de participatie is buitengewoon gering. Het positieve effect qua rechtvaardigheid lijkt mij daarentegen buitengewoon groot.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik ben blij met de acht voorbeelden die de minister heeft genoemd. Ik noem graag nog een negende voorbeeld. Bij de algemene financiële beschouwingen van vorig jaar heb ik namens mijn fractie naar voren gebracht dat 65-plussers die nieuwe baantjes willen hebben, 10% moeten afdragen mits zij minder dan € 10.000 verdienen. Daar is een motie voor ingediend. Ook is er een proeve van wetgeving aan de Handelingen toegevoegd. Bovendien is gevraagd of de regering er bij de behandeling van de Voorjaarsnota op terug wilde komen. Ik herinner de minister hier graag aan. Dit zou een mooi negende voorbeeld zijn. Eventueel komen er nog andere voorbeelden.

Minister Bos:

Ik dank u dat u mij hieraan herinnert. U zei bij de voorjaarsnota, toch? Goed. Dan heb ik nog wat huiswerk.

Een derde onderwerp dat departementoverstijgend is en behoort tot de grote lijnen van het kabinetsbeleid, waarover wij verantwoording afleggen, mede in relatie tot wat er in de toekomst wordt gedaan, is uiteraard de stand van de economie, groei, koopkracht, inkomensbeleid. Over dat laatste heeft de heer Irrgang het nodige gezegd. De heer Rutte denkt dat ik weinig over de stand van de economie zeg omdat ik geen complimenten aan het vorige kabinet wil uitdelen, maar de werkelijke reden is heel anders. In mijn vorige hoedanigheid heb ik al gezegd dat ik net zo blij als ieder ander ben, of die nu in de oppositie of in het kabinet zit, als het goed gaat met de Nederlandse economie. Ik vind wel dat je in het algemeen als politicus in zo'n klein landje als Nederland buitengewoon voorzichtig moet zijn en niet moet denken dat je een relevante invloed op de stand van de wereldeconomie hebt, integendeel, de stand van de wereldeconomie is beslissend voor het al dan niet goed functioneren van de Nederlandse economie. Of ik nu aan deze kant of aan de andere kant sta, ik vind dat wij daar heel voorzichtig mee om moeten gaan. Het is iets gemakkelijker om in te gaan op vragen over inkomensbeleid en inkomensverschillen, omdat die op nationaal politiek niveau in redelijke mate kunnen worden ingevuld.

Ik vind het buitengewoon moeilijk om antwoord te geven op de vraag van de heer Irrgang of inkomensverschillen in de afgelopen jaren over het algemeen zijn toe- of afgenomen. De heer Irrgang zal zich als geen ander herinneren hoe een onderzoek naar de vraag of de armoede in de afgelopen jaren al dan niet was gestegen, dat hij zelf ooit voor De Nederlandsche Bank deed, aanleiding gaf tot een debat met veel interpretaties, juist in deze Kamer. Ik zeg dit omdat mijns inziens onderscheid moet worden gemaakt tussen wat er met top- en middeninkomens gebeurt en met het verschil tussen een uitkering en werken. Daar iets in algemene zin over zeggen, is ongelooflijk moeilijk. Ik ben het wel met de stelling van de heer De Nerée eens dat met name de middeninkomens het de afgelopen jaren bepaald niet gemakkelijk hebben gehad. Zij zijn ook nadrukkelijk in het coalitieakkoord genoemd. Wat ons betreft, is denivellering nog steeds aan de orde en dan specifiek met het oog op het verschil tussen uitkering en werk. Dat verschil mag groter worden, niet door de uitkeringen te bevriezen of te verlagen, maar door er bijvoorbeeld door de introductie van de inkomensafhankelijke arbeidskorting voor te zorgen dat de belastingkorting voor mensen die aan het werk gaan hoger wordt. Dat voornemen heeft het kabinet.

De heer Irrgang (SP):

Ik sprak niet over de afgelopen jaren maar over vorig jaar. Dit debat gaat dan ook over de verantwoording over vorig jaar. In de cijfers in het jaarverslag is sprake van 2% tot 2,5% voor minimum, modaal, AOW'ers en kostwinners en van 6% voor AOW'ers met een behoorlijk pensioen en voor kostwinners met een inkomen van meer dan tweemaal modaal. Dan kunt u toch alleen maar de conclusie trekken dat het algemene koopkrachtbeeld in 2006 denivellering was?

Minister Bos:

U was het met mij eens toen ik hierover sprak in een vorige hoedanigheid. Wij moeten oppassen dat wij niet het koopkrachtplaatje aanzien voor het volledige beeld. Wij hebben de afgelopen jaren talloze veranderingen gezien, bijvoorbeeld bij zaken die niet in het koopkrachtbeeld zitten. Ik vind het productiever – en ik ben het op dat punt met u eens – dat wij er in de komende jaren voor zorgen dat de groepen die het in de afgelopen jaren moeilijk hebben gehad op een behoorlijke manier aan hun trekken komen. Daar valt bijvoorbeeld de groep onder van middeninkomens met kinderen. Wij moeten en zullen ervoor zorgen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten zullen dragen.

De heer Irrgang (SP):

Als wij het erover eens zijn dat het koopkrachtbeeld in 2006 denivellerend was, vindt u dan ook dat het koopkrachtbeeld voor volgend jaar nivellerend moet zijn en dat het kabinet daarnaar zou moeten streven?

Minister Bos:

Ik vind dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Wij hebben al een aantal maatregelen aangekondigd, die deels ook al dit jaar ingaan, en die de facto dit effect hebben. Het feit dat de huurverhoging per 1 juli aanstaande niet meer bedraagt dan het inflatieniveau is uiteraard veel relevanter voor mensen met een relatief laag inkomen dan voor mensen met een relatief hoog inkomen. Bij de verhoging van de uitkering voor een aantal groepen WAO'ers zien wij hoe moeilijk het is om te generaliseren, omdat het gaat om een heel spectrum aan uitkeringsniveaus, maar ook dit is iets wat mensen met lagere inkomens meer ten goede komt dan mensen met hogere inkomens. Ik wijs verder op een ook reeds bekend voorstel van dit kabinet om de komende jaren het basispakket voor de ziektekostenverzekering uit te breiden, dat ook voordeliger is voor de lagere inkomens dan voor de hogere inkomens. Dit zijn allemaal maatregelen waarvan ik geneigd ben te zeggen dat zij eerlijk en rechtvaardig zijn.

De heer Irrgang (SP):

De minister noemt nu een aantal losse maatregelen, maar mijn vraag was of hij na het denivellerende koopkrachtbeeld in 2006 in het koopkrachtbeeld voor volgend jaar nivellering wil zien en of het kabinet daarnaar streeft bij het opstellen van de begroting.

Minister Bos:

Ik houd mij even aan de precieze bewoordingen uit het coalitieakkoord, dat wij ervoor zullen zorgen in de komende jaren dat de sterkste schouders de zwaarste lasten zullen dragen.

De heer Rutte (VVD):

Minister Bos doet zichzelf tekort, want hij kan de heer Irrgang volledig bedienen. Dit is namelijk een nivellerend kabinet. Hoe kan hij nu beweren dat de middengroepen door dit kabinet zullen worden geholpen? Het kabinet gaat allerlei inkomensafhankelijke regelingen nog inkomensafhankelijker maken, de arbeidskorting inkomensafhankelijk maken en de lasten met 5 mld. verzwaren. Hoe kan de minister dit dan tegen die achtergrond beweren? Hij doet eigenlijk precies wat de heer Irrgang wil, namelijk nivelleren.

Minister Bos:

Een heel concreet voorbeeld van een maatregel waarover wij de komende maanden vast en zeker nog uitgebreid in debat zullen gaan, is het gratis maken van de schoolboeken. Wij weten dat dit met name voor middeninkomens met kinderen echt iets kan uitmaken, bijvoorbeeld omdat zij op dit moment minder profiteren van regelingen waarin die kosten al worden vergoed. Zij profiteren er dus het meest van als de schoolboeken gratis worden. Dit is een heel gerichte maatregel die juist voor deze groepen van groot belang is. Minister Rouvoet is bezig met een kindgebonden budget, waaraan extra geld zal worden toegevoegd. Dat is met name ook voor gezinnen met kinderen buitengewoon belangrijk. De heer Rutte zegt dat wij een inkomensafhankelijke arbeidskorting invoeren. Wat hij nog niet weet – maar wat wij de Kamer zo snel mogelijk zullen laten weten – is op welke manier die precies inkomensafhankelijk zal zijn en op welke inkomensniveaus de omslagpunten liggen. Dat is precies de beslissing waarom het draait voordat men de conclusie kan trekken of middeninkomens hiervan het slachtoffer worden. Ons coalitieakkoord is hierover heel duidelijk. Wij zijn niet van plan om middeninkomens het slachtoffer te laten worden van dit soort maatregelen.

De heer Rutte (VVD):

Je hoeft geen raketgeleerde te zijn om te begrijpen dat het altijd gevolgen zal hebben voor mensen met een inkomen ergens in de buurt van modaal als een kabinet een aantal inkomensafhankelijke regelingen inkomensafhankelijker maakt en de arbeidskorting ook inkomensafhankelijk gaat maken. Dit Bosnog even los van de precieze vormgeving. Of het moet wel heel lang doorlopen, maar dan heeft het geen effect. Het gaat hierbij dus om mensen die als verpleegkundige, leraar of politieagent iedere dag hard werken. Zij gaan er op achteruit. Vervolgens gaat u de lasten de komende jaren met 5 mld. verzwaren. Dit zijn twee feiten die gewoon op papier staan. U kunt nu wel zeggen dat als je toevallig schoolgaande kinderen hebt tussen 12 en 18 jaar, je de schoolboeken vergoed krijgt, maar dit weegt absoluut niet op tegen de situatie die u deze gezinnen straks aandoet. Ik vind het dus prima dat u deze middeninkomens zo graag wilt bedienen, maar geeft u ook eens aan hoe u dat wilt doen en hoe u er voor zorgt dat alle effecten van het kabinetsbeleid die ik zojuist schetste, zich niet zullen voordoen.

Minister Bos:

Ik heb daarnet een paar concrete voorbeelden gegeven van zaken die wij doen en waar expliciet de middeninkomens van profiteren. Verder betrekt de heer Rutte nu de stelling dat dit kabinet de lasten voor 5 mld. zou verzwaren en dat met name de middeninkomens daarvan het slachtoffer zouden worden. In deze 5 mld. van de heer Rutte zit bijvoorbeeld 3,5 mld. ziektekostenpremiestijging. Die zit in het zogenaamde "basispad" van het Centraal Planbureau op basis waarvan de verkiezingsprogramma's zijn geschreven. Dit basispad is het geld dat nodig is om medisch noodzakelijke zorg aan iedereen te kunnen verschaffen. Deze 3,5 mld. lastenverzwaring is geen beslissing van de overheid. Nee, met het stelsel dat onder andere onder verantwoordelijkheid van de heer Rutte het afgelopen jaar is ingevoerd, is de beslissing over de hoogte van de premies niet meer een politieke beslissing die wordt genomen in Den Haag, maar een beslissing van de ziektekostenverzekeraars. Ik zadel mensen dus niet op met 3,5 mld. lastenverzwaring. Nee, de ziektekostenpremies zullen de komende jaren omhoog gaan, omdat wij met elkaar hebben besloten dat er extra geld nodig is om wachtlijsten op te lossen, om ervoor te zorgen dat de verouderende bevolking nog steeds de zorg krijgt die nodig is, om duurdere technologie te kunnen bekostigen et cetera.

In de 1,5 mld. die daarna overblijft, rekent de heer Rutte bijvoorbeeld als lastenverzwaring voor middeninkomens mee dat er veel woningbouwcorporaties zijn die veel te veel vermogen hebben. Daarvan mag je volgens ons best wat afromen. Dit geld gaan wij besteden aan meer en goedkoper bouwen. Dat lijkt mij iets wat de middeninkomens juist ten goede komt; daarvan zullen zij geen last hebben.

De voorzitter:

Ik besef dat de Kamer de minister uitdaagt om vooruit te kijken, maar toch voeren wij hier een verantwoordingsdebat. Ik kijk ook naar de klok. Ik vind dat de leden veel tijd voor lange inleidingen bij de vragen nemen. Ik verzoek de leden daarom om de vragen kort te stellen en de minister om zijn enthousiasme wat te bedwingen.

De heer Rutte (VVD):

Heel kort dan. Is de minister het met mij eens dat, als de ziektekosten zo stijgen, de regering altijd de keuze heeft om die eventueel te compenseren? Is hij dit met mij eens? Het vorige kabinet had die keuze kunnen maken en dit kabinet kan die keuze ook maken. Daarmee is de stijging van de ziektekosten geen autonome ontwikkeling die als slecht weer over ons heen komt, maar een lastenverzwaring die mensen die hard werken zal raken. De regering heeft de keuze om daarmee wel of niet iets te doen. Wij hebben voorgesteld om de belastingen te verlagen, anderen hebben voorgesteld om dit op een andere manier op te lossen, en u zegt in feite: ik doe er niks aan.

De voorzitter:

Nu doet u het weer, mijnheer Rutte. U moet uw vragen echt korter stellen.

Minister Bos:

Natuurlijk kun je van alles doen en kun je tegenover de stijging van de ziektekostenpremies lastenverlichting zetten. Het geld daarvoor zal dan echter ergens anders vandaan moeten komen. Ik neem aan dat u niet wilt dat wij de staatsschuld verder laten stijgen of dat wij bezuinigingen op de medisch noodzakelijke zorg die mensen hard nodig hebben. Daarvoor kiezen wij inderdaad niet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Inderdaad was 2006 een groot feest voor de klassieke kostwinner. Verdiende men tweemaal modaal, dan kreeg men er al snel € 2000 handje contantje bij. Het is bespottelijk, maar het is gebeurd. Trekt het kabinet uit deze ervaring de conclusie dat het wat betreft de traditionele kostwinner nu wel even klaar is en dat de moderne gezinnen, zoals de tweeverdieners en de alleenstaande ouders die werken en zorgen voor hun kinderen, de komende jaren voorrang genieten? Dit juist ook met het oog op arbeidsparticipatie.

Minister Bos:

In algemene zin trekken wij die conclusie niet. Hoe het specifiek gaat uitwerken voor de diverse huishoudens, krijgt u straks bij de presentatie van de miljoenennota precies te horen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Vendrik, ik vond dit nu juist een heel mooi kort antwoord.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat begrijp ik. Het verdient echter wel nadere motivering dat deze zeer voor de hand liggende conclusie niet getrokken wordt, ook gelet op de doelstellingen van het kabinet.

Minister Bos:

Dit heeft echt ook te maken met het feit dat ik nu geen dingen wil beloven die ik niet kan waarmaken. U hanteert een onderscheid tussen diverse types huishoudens. Ik weet niet of ik de instrumenten heb om waar te maken wat u vraagt, als ik het al zou willen. Laten wij dat debat voeren als bij de presentatie van de begroting voor het volgende jaar de uitwerking van de plannen voor de verschillende huishoudens duidelijk wordt. Dan ga ik de discussie graag met u aan. Dan blijkt vast en zeker of de plannen al dan niet rechtvaardig uitwerken.

Het vierde punt van departementoverstijgend belang betreft de overheidsfinanciën en het begrotingsbeleid. Met name de heer Rutte heeft allerlei doemscenario's geschetst en gezegd hoe dit kabinet met de overheidsfinanciën zal omgaan. Kortheidshalve wijs ik erop dat dit kabinet op een aantal punten het begrotingsbeleid van het vorige kabinet heeft verscherpt. De drempelwaarde van min 2,5% – als die waarde werd bereikt, greep het vorige kabinet in – is verhoogd naar min 2%. Dan nemen wij al maatregelen om een dreigende overschrijding van min 3% te voorkomen. De tweede verscherping betreft de fluctuaties in rente-uitgaven. Wij weten dat die conjunctuurgevoelig zijn. De fluctuaties hebben wij uit de kaders gehaald en daardoor is ons beleid robuust geworden. Ook dat is te beschouwen als een verscherping van het beleid. Ten slotte wijs ik erop dat wij een realistisch scenario hanteren. Dat betekent vooral dat er minder onrust in het begrotingsproces zal zijn, omdat er ook minder gezeur zal zijn over grote of grotere meevallers dan werd verwacht met alle bijbehorende verdelingsvragen. Al mijn collega's en alle coalitiepartijen weten precies waaraan zij met deze afspraken toe zijn. Er is een realistisch scenario afgesproken en daarmee zullen wij het moeten doen.

Verder wil ik nog tegen de heer Rutte zeggen dat ook als wij de voorgenomen financiële prestaties van dit kabinet vergelijken met de gerealiseerde financiële prestaties van vorige kabinetten, dit kabinet op een aantal onderdelen ambitieuzer is dan vorige kabinetten. Ik geef een specifiek voorbeeld. Het vorige kabinet begon met een financieringstekort van min 1,6%. Het nam zich voor te eindigen met een begrotingsoverschot van 0,5%. Toen de eerste tegenvallers kwamen, verlaagde men dat doel van plus 0,5% naar min 0,5%. Dat doen wij niet. Ondanks het feit dat wij tegenvallers zijn tegengekomen, handhaven wij ons doel van een overschot van 1% in 2011.

Daarnaast wijs ik erop dat het vorige kabinet het tekort van min 1,6% wilde ombuigen naar een tekort van min 0,5%. Dat is een verbetering van 1,1%. Dit kabinet heeft zich voorgenomen om met een start van min 0,2% te werken naar een overschot van 1%. Dat is dus een verbetering van 1,2%. Met de tegenvallers die in de afgelopen weken aan het licht zijn getreden en het onverkort handhaven van onze doelstelling voor 2011, kan iedereen narekenen dat wij de komende vier jaar met betrekking tot het begrotingssaldo een verbetering tot stand zullen brengen van zelfs meer dan 1,2%. Daarmee is de prestatie van dit kabinet op het gebied van het gezond maken van de overheidsfinanciën minstens zo ambitieus, zo niet ambitieuzer, dan die van voorgaande kabinetten. Ten slotte noem ik een vijfde algemeen punt: de zorgkosten.

De heer Rutte (VVD):

Heeft u de vragen over de begroting beantwoord?

Minister Bos:

Ja.

De heer Rutte (VVD):

Dan heeft u een belangrijke vraag niet beantwoord. U hebt bevestigd dat u even de Zalmnorm en het behoedzame scenario heeft losgelaten. Wilt u bevestigen dat u de tweede Zalmnorm zult handhaven en dat eventuele uitgavenmeevallers ook de komende jaren uitsluitend gebruikt zullen worden voor verbetering van het begrotingssaldo en dus niet voor uitgaven?

Minister Bos:

De scheiding van inkomsten en uitgaven handhaven wij.

Over de zorgkosten wil ik kort zijn. Welke raming voor de zorgkosten ook gehanteerd zal worden, er zal altijd het probleem zijn van overschrijding. Zodra de sector weet dat er een bepaalde raming is, is er veel aanleiding om het plafond te halen of er boven uit te komen. Toch hanteert dit kabinet een raming voor de stijging van de zorgkosten in de komende jaren die nog nooit zo hoog is geweest: er wordt rekening gehouden met 2,8% volumegroei. In de afgelopen vier jaar was de realisatie 2,1%. Dus vergeleken met wat standaard wordt verondersteld dat meer aan zorg nodig zal zijn, is dit een buitengewoon forse aanname. Met dit beschikbare volume moet dus geweldig veel kunnen. Tegelijkertijd zien wij dat er bijvoorbeeld op de persoonsgebonden budgetten het afgelopen jaar een enorme druk is ontstaan. Dat is geweldig populair geworden. Dat lijkt niet altijd te leiden tot een vermindering van het gebruik van de rest van de AWBZ. Dit vormt dan ook onderwerp van onderzoek. Wij kunnen ons niet altijd aan de indruk onttrekken dat het bestaan van pgb's ook een aanzuigende werking heeft. Mensen die eerst als vrijwilliger of mantelzorger ergens werkzaam waren, worden nu via een pgb betaald voor precies hetzelfde werk. Dat betekent dat de totale zorgkosten stijgen door de introductie van pgb's. Wij moeten er met elkaar over kunnen praten of dat wel de bedoeling was en of het in alle opzichten verantwoord is. Daar ben ik dan ook met mijn collega's van Volksgezondheid over in gesprek. De algemene stelling is dat dit kabinet een hogere stijging van het zorgvolume aanneemt dan in voorgaande jaren, juist omdat wij ons realiseren dat technologieën duurder worden en een vergrijzende bevolking meer zorg nodig heeft.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mijn vraag was vooral of het vorige kabinet dit had kunnen weten en of het hier op een of andere manier rekening mee had moeten houden.

Minister Bos:

Het is echt heel moeilijk om daar een oordeel over te geven. Ik kan mij geen jaren herinneren waarin er geen sprake was van tegenvallers of overschrijdingen in de zorg. Het is dus moeilijk om er één jaar uit te lichten en te zeggen dat er sprake is geweest van grote onvoorzichtigheid. Wij zullen straks bij de Voorjaarsnota en later bij de Miljoenennota inzicht geven in hoe groot de overschrijdingen precies zijn, in welke richting ze gezocht moeten worden, wat wij denken dat de oorzaken zijn en welke maatregelen wij willen nemen. Dan kan de Kamer zich aan de hand van die informatie een oordeel vormen of er inderdaad sprake was van onvoorzichtigheid. Ik houd het erop dat het een jaarlijks terugkerend patroon is van een sector waarvan wij weten dat als er geld voorhanden is, dat automatisch vraag genereert. Er zal dus altijd druk op de beschikbare budgettaire plafonds bestaan. Dat heeft zich hierbij helaas niet voor de eerste keer gemanifesteerd.

Ik kom bij de vraag wat wij kunnen leren van de gang van zaken rondom dit debat. Ik heb er vorige week een paar algemene opmerkingen over gemaakt. Moet het niet meer gaan over de uitvoering? Moeten wij het niet over een beperkter aantal zaken hebben? De Kamer heeft vandaag een flink aantal suggesties gedaan. Mijn voorganger heeft al een brief aan de Kamer gestuurd dat er wat ons betreft binnenkort een wijziging van de Comptabiliteitswet aan de orde is. In dat kader kunnen wij ook de gang van zaken rondom de verantwoording meenemen. Ik wil hierover graag met de president van de Algemene Rekenkamer en het parlement in discussie blijven. Ik neem ook alle suggesties mee. Ik zou er twee uit willen lichten, omdat ik die in het licht van het debat van vandaag bijzonder interessant vind.

De eerste is de suggestie van onder anderen mevrouw Hamer om de verbinding te leggen met de voorjaarsnota. Ik heb zojuist gezegd dat die hele verantwoordingscyclus tot stand kwam omdat wij de verantwoording en het plannen maken uit elkaar wilden trekken. De verantwoording verliest het dan namelijk altijd van het plannen maken. Dat zou nog steeds een zwaarwegend argument kunnen zijn om de verantwoording niet te verbinden aan Prinsjesdag. Misschien is de koppeling met de voorjaarsnota een lichtere koppeling en in die zin wél verantwoord. Ik neem die suggestie graag mee.

Een andere suggestie die ik zeer interessant vind, is die van de heer Van der Vlies om verantwoordingsdag meer dan tot nu toe te richten op zaken waarvan duidelijk is dat er iets mis is gegaan en daar dan mogelijk de eigen onderzoekscapaciteit van de Kamer bij in te schakelen. De periode tussen het uitbrengen van het jaarverslag en het voeren van de Prinsjesdagdebatten kan dan worden benut voor het doen van eigen aanvullend onderzoek, opdat een aantal onderzoeken zeer gericht als verlengstuk van de jaarverslagen en de daarin aan de orde zijnde verantwoording op een later moment kan terugkomen. Ook over deze suggestie denk ik graag met de Kamer na. Ik doe dat omdat ik echt geloof dat verantwoording een essentieel onderdeel hoort te blijven van de manier waarop onze parlementaire democratie werkt. Het is niet altijd sexy, het is niet altijd spannend, maar het is domweg het recht van de burger om te weten of zijn belastingcenten goed besteed worden. Daarmee behoort het tot onze plicht om ervoor te zorgen dat dat op een verantwoorde wijze gebeurt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De minister reageert op twee van de drie suggesties die ik heb gedaan. Ik heb ook gesuggereerd om bij de aanbieding van de jaarverslagen een verantwoordingsrede op hoofdlijnen te houden. Het is aan het kabinet, maar het lijkt mij logisch dat deze rede wordt uitgesproken door de premier. Daarmee wordt voorkomen dat wij zoals nu in al die jaarverslagen moeten zoeken naar de hoofdlijn van het kabinet, naar de beoordeling en naar mogelijke verbeteringen.

Minister Bos:

Ook die suggestie leent zich voor verder debat en onderzoek. Zij zal zeker verband houden met het vraagstuk dat eerder tijdens dit debat naar voren kwam: wat is de beste volgorde van debatten in de verantwoordingscyclus? Ik kan mij er zeer veel bij voorstellen.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb de suggestie gedaan om drie beleidspunten waarop het heel goed is gegaan en drie beleidspunten waarop het heel slecht is gegaan bij elkaar te pakken om te proberen er lering uit te trekken.

Minister Bos:

Ik realiseer mij dat ik geselecteerd heb uit een heleboel goede ideeën. Het idee van de drie slechte punten spoort in zekere zin met de inbreng van de heer Van der Vlies, maar de heer De Nerée heeft gelijk: wij kunnen ook veel leren van dingen die wél goed gegaan zijn. Wij nemen alle suggesties aan boord.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb de minister van Financiën verzocht aan te geven of hij bereid is om in het beleidsprogramma dat over een paar weken hier verschijnt, helder de hoofddoelstellingen van het kabinetsbeleid aan te geven voor het jaar 2011, dekkend over alle grote prioriteiten die het kabinet zelf stelt.

Minister Bos:

Ik ben geneigd om er met ja op te antwoorden. U heeft het over dekkend. Laat ik zeggen, dat wij het zo goed mogelijk proberen te doen door de meest relevante doelstellingen eruit te pakken. De uiteindelijke totale dekking krijgt u bij de Miljoenennota in het kader van de diverse begrotingen. De prioriteiten van het kabinetsbeleid zullen inderdaad in het beleidsprogramma moeten komen te staan.

De heer Rutte (VVD):

Ik begrijp dat de minister aan het eind van zijn beantwoording is gekomen. Een aantal vragen van mij zijn echter nog niet beantwoord. Er zijn er twee waarop ik nu in ieder geval graag antwoord wil hebben. De eerste betreft de verantwoordingslasten. Steunt de minister mijn voorstel om in te zetten op het verlagen van de verantwoordingslasten met ten minste 25%, zodat er een duidelijke doelstelling op tafel ligt? Mijn tweede vraag betreft de terreurbestrijding. Ik wil toch echt van de minister weten of hij het met mij eens is dat het nu echt noodzakelijk is dat terrorisme- en terreurbestrijding bij één minister wordt ondergebracht.

Minister Bos:

Ik ben buitengewoon huiverig om een kwantitatief doel te stellen voor de verantwoordingslasten. Het zou anders op enigerlei moment zo gezien kunnen worden alsof wij met een motivering in termen van doelmatigheid feitelijk de mogelijkheden van de Kamer om ons te controleren zouden beknotten. In die situatie zou ik niet terecht willen komen. De Kamer heeft recht op de informatie die zij nodig heeft om haar werk te kunnen doen. Daar hoort dus bij dat er op een verantwoorde wijze verantwoording wordt afgelegd. Ik ben het wel met de heer Rutte eens dat ook in de manier waarop verantwoording wordt afgelegd, best doelmatigheidswinst te boeken valt. Ik kom dus graag bij de Kamer terug waar het gaat om de beantwoording van de vraag of het in een kwantitatief doel is te vervatten. Ik wil er over nadenken, hoewel ik er best wel een paar haken en ogen aan zie.

Dan de vraag van de heer Rutte over de terrorismebestrijding. Mij dunkt dat het evenwicht tussen de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, ook in de periode waarin de partij van de heer Rutte verantwoordelijkheid droeg, kennelijk met zijn volledige instemming prima functioneerde. Overigens zullen de desbetreffende ministers daarop in het overleg met de Kamer specifieker terugkomen.

De heer Pechtold (D66):

Wat een waardeloos debat. Ik sta hier echt te balen. Uren en uren. Eerst een premier die niet komt opdagen. Dan een vicepremier die trots staat te vertellen dat hij nog een gratis das wil halen en die vervolgens niet eens wil ingaan op mijn concrete vragen over onder meer defensie, ICT en de zorg. Ik moet nu als een kleine jongen vragen of ik daar alsnog antwoord op mag krijgen. Ik vind het beschamend. Veel succes ermee!

Minister Bos:

Dank u wel.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De minister geeft aan dat hij op een aantal inhoudelijke voorstellen terug wil komen. Wanneer wil hij het debat daarover dan voeren? Zal dat zijn in het kader van de wetgevingsoverleggen, zodat wij aan het eind van deze trits bij de besluitvorming rondom de slotwetten kunnen bepalen hoe wij het debat het volgend jaar doen? Dan hebben wij mijns inziens de cirkel rond die wij vanavond wellicht niet helemaal kunnen sluiten. In ieder geval kunnen wij dan wel de conclusie trekken hoe wij het debat inhoudelijk op een hoger plan kunnen tillen.

Minister Bos:

Ik denk dat het niet reëel is te veronderstellen dat wij dan met elkaar al het debat gevoerd kunnen hebben over hoe wij dit precies in een volgende cyclus vorm willen geven. Ik kan mij wel voorstellen dat wij ervoor zorgen dat u voor de behandeling van de slotwetten een brief van ons krijgt, waarin een eerste evaluatie van de suggesties die ook vanavond door de Kamer zijn gedaan op dit punt, wordt gegeven, inclusief een reflectie ten aanzien van de suggesties die wij zelf gedaan hebben.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zou toch nog graag een wat scherpere toezegging willen hebben om te kunnen beoordelen of wij nu vanavond nog een tweede termijn moeten houden. Als de minister nu wil toezeggen dat wij een schriftelijke reactie krijgen op de suggesties die hier vandaag zijn gedaan over de verbetering van het verantwoordingsproces en op de suggesties die het kabinet zelf heeft gedaan, dan kunnen wij als Kamer bekijken wat wij daarmee zullen doen, waarna een slotdebat kan worden gehouden. Als de minister dat nu niet helder kan toezeggen, heb ik er behoefte aan om dat in een motie vast te leggen.

Minister Bos:

Ik wil over twee dingen helder zijn. Als het gaat om de specifieke zaken die betrekking hebben op departementale begrotingen en waar ik niet mondeling antwoord op heb gegeven, zal ik zorgen dat de desbetreffende ministers ruim voor het algemeen overleg dat hun begroting raakt, schriftelijk antwoord hebben gegeven aan de Kamer, zodat dat gebruikt kan worden in dat algemeen overleg.

Verder zal ik zorgen dat de Kamer voor de behandeling van de slotwetten een brief van het kabinet bereikt, waarin wij een eerste evaluatie geven van de suggesties van de kant van de Kamer voor een verbetering van de verantwoordingscyclus en het verantwoordingsdebat, inclusief de nadere uitwerking van onze eigen ideeën daaromtrent.

De voorzitter:

Ik had begrepen dat er wel een tweede termijn zou komen. Ik zie ook woordvoerders knikken. Dat had ik dus goed ingeschat.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik wil dan wel dat wij serieus worden genomen. Voor het eerste het beste debatje zit het hier vol met RVD'ers en met ambtenaren en sg's. Ik weet niet wie er allemaal nog in kamers zit mee te luisteren, maar ik voel mij nu niet serieus genomen. Ik heb vragen gesteld over Defensie. Dat wordt als een van de topprioriteiten gezien, maar daar wordt nu niet eens op ingegaan. Het wordt niet eens genoemd. Moet ik nu dan naar een AO'tje toe om daar dan weer vragen te stellen? Ik kom hier als fractievoorzitter voor een normaal overleg en dan moet ik dan nog 12 AO'tjes af gaan lopen om allemaal vragen te gaan stellen? Ik wil hier een serieus debat met het kabinet voeren. Maar nu komt de premier niet opdagen en staat een vicepremier een-tweetjes te houden over wat men verleden jaar misschien beter had moeten doen. Moet ik hier dan Balkenende II gaan verdedigen? Dat is toch de omgekeerde wereld? Als er een tweede termijn komt, wil ik een zinvolle tweede termijn, met antwoorden. Dan komt er maar iemand van Defensie en van ICT en van zorg. Dan wil ik concrete antwoorden. Of wij doen het schriftelijk en dan kan ik nu naar huis na zeven uur niets gedaan te hebben.

De voorzitter:

Uw voorstel is helder. Wij hebben hier vanmiddag over gesproken en wij hebben er ook over gestemd. De meerderheid van de Kamer was akkoord met deze gang van zaken. Ook vanavond zijn er antwoorden gekomen van de regering. Ik zie uw punt echter wel.

De heer Pechtold (D66):

Maar toen wist ik nog niet dat er zo'n beantwoording zou komen. In het begin had ik nog zoiets van: hij staat hier, prima. Toen kwam het grapje van de heer Vendrik: hij kijkt naar links en opzij en hij ziet niets. Dat vond ik al vervelend. Nu vraag ik mij echter af wat de ambtelijke voorbereiding inhield. Bij het eerste het beste debatje over financiën zitten hier mensen van alle ministeries. Nu is hier niemand. De vicepremier doet zijn best, maar ik wist vanmiddag niet dat ik dit zou krijgen. Anders was ik hier niet geweest.

De voorzitter:

Ik begrijp wat u zegt, maar ik denk dat wij deze punten mee moeten nemen in de evaluatie van dit debat en ze goed moeten bespreken in de commissie voor de Rijksuitgaven en de commissie Werkwijze. De minister heeft echter twee heldere toezeggingen gedaan over het toezenden van informatie, voorafgaand aan de andere overleggen, en over de voorstellen die de Kamer gedaan heeft en die de regering zelf heeft gedaan. Ik zie dan ook niet wat in dit debat de aanleiding is voor uw voorstel. Wij kunnen nu echter beslissen of wij al dan niet een tweede termijn willen. Mijnheer Vendrik, heeft u behoefte aan een tweede termijn?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nee, voorzitter, niet op dit moment. Ik begrijp het gevoel van de heer Pechtold heel goed. Ik ben het net nog even nagegaan, maar ongeveer drie kwart van de vragen die ik heb gesteld, is niet beantwoord. Daarvoor wordt doorverwezen naar een ander moment of naar de schriftelijke voorbereiding. Dat is de verantwoordingsgekte. Het moet anders. Je stelt een vraag, daar heb je een debat over en dan is het klaar. Je bent dan voor of tegen en dan vormt zich een meerderheid of een minderheid. Zo moet het gaan, maar zo gaat het nu niet. Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn. Ik heb veel liever dat wij dan maar AO's houden met de verschillende bewindslieden die zich verantwoorden over het vorig jaar en de lessen die geleerd zijn. Laten zij dat in hun kop prenten en dan geen geouwehoer in die debatten van "daar was ik niet bij". Als er behoefte aan is, kunnen wij eind juni nog een afrondende tweede termijn houden, desnoods gecombineerd met de voorjaarsnota. Dan is de minister van Financiën er sowieso weer bij.

De voorzitter:

Dat kan. Dat kunt u allemaal Voorzitterzelf beslissen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb ook geen behoefte aan een tweede termijn. Ik kan mij erg vinden in de gevoelens zoals die zijn verwoord door de heer Pechtold.

De heer Rutte (VVD):

De heer Pechtold heeft op een goede manier de emoties in het debat verwoord. Ik denk dat het beter is om af te zien van de tweede termijn. Ik hoop dat het kabinet zelf tijd voor reflectie zal nemen. Wij moesten vanmorgen uit de krant vernemen dat de premier niet zou verschijnen. Dat was naar mijn overtuiging het begin van dit rommelige debat. Ik heb alle bewondering voor deze minister dat hij probeert er nog wat van te maken, maar het is het niet geworden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik gun iedereen zijn eigen emotie en zijn eigen perceptie, maar mijn perceptie van het debat was een andere. Daar is in veel redelijker mate aan voldaan dan nu door enkele van mijn collega's werd gesuggereerd. Ik heb al herinnerd aan de brief van de commissie voor de Rijksuitgaven. Die commissie heeft dit traject voorbereid. Ik heb nooit gehoord dat zich krachten aan het ontwikkelen waren tegen wat in die brief staat. Die brief leek mij dus het spoorboekje. Ik heb dat boekje dan ook namens mijn fractie gevolgd.

Er zijn vandaag mededelingen en toezeggingen gedaan over het proces. Het is immers keihard nodig dat het proces een facelift krijgt. Het is niet mijn perceptie dat wij hier vandaag voor nop hebben gestaan. Ik ga akkoord met de toezeggingen van de minister, die ik volstrekt serieus neem. Er komen algemene overleggen per begrotingshoofdstuk. In een slotdebat komen wij op een aantal zaken terug en ligt er een brief van de minister. Dan kunnen wij conclusies trekken voor het volgende jaar. Ik ga ervan uit dat die brief in procedure wordt genomen onder leiding van de Voorzitter. Het raakt immers aan de werkwijze van de Kamer. Wij moeten elkaar daarbij diep in de ogen kijken over het voortbestaan van dit debat. Als wij er niets op vinden, zou het niet of anders moeten. Dat is echter onterecht voor de burgers. Dat zou een nederlaag zijn. Zover moeten wij het niet laten komen. De huidige gang van zaken bevordert echter niet het gezag van het verantwoordingsdebat.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heer Van der Vlies. Tegen de heer Pechtold zeg ik dat ik mijzelf vanmiddag buitengewoon serieus heb genomen. Ik heb vandaag een gele kaart neergelegd. Dat is een belangrijk signaal voor het kabinet, waarop ik overigens ook een reactie heb gehad. Wij moeten het debat dan ook niet kleiner maken dan het is. Ik ben het ermee eens dat het beter was geweest als de premier erbij was geweest. Daarover is gestemd. Bij dat democratische besluit hebben sommige partijen anders gestemd. Het is niet fair om dat punt vanavond uit te blijven spelen. Het is goed om te weten wat het kabinet van de plannen van de Kamer vindt. Ik stel voor om onder leiding van de Voorzitter een voorstel te ontwikkelen. Wij moeten vanavond maar geen tweede termijn meer houden. Wij moeten vasthouden aan het spoorboekje. Na behandeling van de jaarverslagen per departement volgt dus een slotdebat, dat volgens mij heel belangrijk wordt. Ik neem aan dat de premier daarbij aanwezig is.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb op een groot aantal vragen een antwoord gekregen. Mijn frustratie is echter dezelfde als die van de heer Pechtold. Wij hebben geen antwoord gekregen op de vragen over Defensie. Dat is niet gekoppeld aan de stemming vanmiddag in de Kamer. De heer Bos is coördinerend bewindspersoon. Dat is geen reden om vragen op andere terreinen niet te beantwoorden. Ik wil graag een motie indienen op dit punt. Ik heb dus behoefte aan een tweede termijn. Als ik de enige ben, zal ik daarin echter niet persisteren.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van der Vlies. Het debat is gevoerd zoals eerder is afgesproken. Als uit de wetgevingsoverleggen blijkt dat wij niet tevreden zijn, kan altijd heropening van het debat gevraagd worden.

Ik heb de heer Rutte geïnterrumpeerd over het verkiezingsprogramma van de VVD. Ik heb gezegd dat zijn tariefsverlaging betaald werd door de uitkeringstrekkers. Hij zei dat het niet waar was. Volgens hem was het onzin. Ik zeg hem dan ook dat deze onzin op bladzijde 154 van "Keuzes in kaart" staat. Ik overhandig deze bladzijde graag aan de heer Rutte om zijn herinnering op te frissen.

De heer Rutte (VVD):

Het gaat om een CPB-doorrekening van de mogelijkheden om opties in het verkiezingsprogramma op te nemen. Ik houd staande dat er 8 mld. nodig is om 3% belastingverlaging te financieren. Daarbij bezuinigen wij 1,5 mld. tot 2 mld. op de sociale zekerheid. De heer Nerée doet net alsof wij dat nodig hebben om verlaging van de tarieven te financieren. Nee, mijnheer De Nerée, dat is gewoon niet waar, dat staat los van elkaar. Net als in uw begroting en verkiezingsprogramma uitgaven en inkomsten voorkomen die uiteindelijk ergens op nul moeten uitkomen...

De voorzitter:

Mijnheer Rutte!

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Ik word uitgedaagd!

De voorzitter:

Ik geef u ook de kans om erop te reageren, maar u kunt dat kort of lang doen en ik ben voor een korte reactie.

De heer Rutte (VVD):

Ik zal het proberen, maar ik had willen zeggen dat de conclusie die de heer De Nerée trok volstrekt verkeerd is.

De heer De Nerée tot Babberich (CDA):

Ik heb het nummer van de pagina genoemd en de heer Rutte de pagina zelfs overhandigd.

De voorzitter:

Dat staat allemaal in het verslag.

Dames en heren. De minister was gekomen aan het eind van zijn antwoord in eerste termijn, waarvoor dank namens de Kamer. Ik zal samen met de voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven het initiatief nemen om te bezien hoe wij dit in het vervolg wellicht beter kunnen doen. Daarbij zullen de voorstellen van het kabinet in dezen worden betrokken.

Wij hebben vandaag een minister met das gezien. Hij weet dat deze Kamer nooit veel cadeau geeft aan de regering, maar ik zou hem toch willen zeggen dat ik het zeer gewaardeerd heb dat hij vandaag hier een das gedragen heeft. Hij weet dat niet alleen de Voorzitter van de Eerste Kamer, maar ook de Voorzitter van de Tweede Kamer het dragen van een das door mannelijke bewindspersonen zeer op prijs stelt. Hij heeft van de Voorzitter van de Eerste Kamer een das met streepjes gekregen. Ik wil niet achterblijven en hem een das met stippeltjes geven, maar daar moet hij niets achter zoeken. Ik verheug mij erop om hem bij een volgende gelegenheid – misschien in de tweede termijn van dit debat of in het slotdebat – met deze das te ontvangen.

Ik stel vast dat de heer Irrgang geen bijval heeft gekregen in zijn verzoek om een tweede termijn en waardeer het dat hij heeft gezegd daarin niet te zullen persisteren.

Rest mij niet anders dan de beraadslaging en de vergadering te sluiten.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven