Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, bij het voor morgen geagendeerde spoeddebat over de Europese grondwet spreektijden te hanteren van vier minuten per fractie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rutte.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Vanmorgen stond in dagblad Trouw dat de minister-president vanmiddag mogelijkerwijs niet aanwezig is bij het verantwoordingsdebat. Dat vermoeden werd bevestigd door een brief van het ministerie van Algemene Zaken die wij vanochtend om elf uur ontvingen. In die brief geeft de premier geen reden waarom hij vanmiddag niet bij het debat aanwezig zal zijn. Het verantwoordingsdebat moet gaan over de hoofdlijnen van het beleid. Daarom kan zo'n debat alleen plaatsvinden als ook de minister-president aanwezig is. Ook in de afgelopen jaren was het steeds de minister-president die het voortouw nam in het debat.

Dit debat is belangrijk, omdat de Kamer zal terugkijken en beoordelen of de resultaten geboekt zijn die zij wilde boeken. U, mevrouw de voorzitter, hebt vorige week zelf gezegd: bij het opstellen van nieuw beleid moeten wij met elkaar heel goed bezien of het oude beleid heeft gebracht wat wij ervan verwachtten. Daarom vraag ik u, de minister-president met klem te verzoeken om vanmiddag alsnog deel te nemen aan het verantwoordingsdebat.

De heer Pechtold (D66):

Ik vind het een prima idee. De minister-president is hier onlangs nog geweest en zei toen voor de zoveelste keer: laten wij even wachten totdat wij de plannen rond hebben; daarna ga ik graag in debat. Welnu, de plannen zijn rond, en dit is typisch een moment in een democratie waarop verantwoording dient te worden afgelegd. Dat geldt zeker over een jaar waarvoor de huidige minister-president zelf verantwoordelijk was. Ik vind het dus zeer wenselijk dat de premier vanmiddag naar de Kamer komt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het komt op mij nogal wonderlijk over dat de premier de verantwoording over het beleid van het vorige kabinet overlaat aan de minister van Financiën, die daarvoor geen medeverantwoordelijkheid droeg. Daarom steun ik het verzoek van de heer Rutte volledig. Ik zou het ook naar vinden als de minister van Financiën hier straks in alle eenzaamheid het beleid van het vorige kabinet moet verdedigen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik sluit mij hierbij aan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Staatsrechtelijk gesproken, dient de Kamer het aan het kabinet over te laten wie hier namens de regering spreekt, respectievelijk de stukken verdedigt. Ik denk niet dat de Kamer zo ver kan gaan om "af te dwingen" dat de minister-president hier aanwezig is. Er is echter nogal wat discussie ontstaan over de controlerende taak van de Kamer. Wij hebben allemaal meegemaakt, gehoord, respectievelijk gelezen wat er over het verantwoordingsdebat, "woensdag gehaktdag" naar voren is gebracht. In het kader van de beeldvorming die – terecht of onterecht – bestaat of is ontstaan, vind ik het gewenst dat de minister-president zijn verantwoordelijkheid neemt, naast en voorafgaand aan die van de minister van Financiën, die natuurlijk functioneel de financiële jaarverslagen voor zijn rekening neemt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het is een goede traditie in dit huis dat, als meer partijen vinden dat een bepaalde bewindspersoon aanwezig moet zijn, aan het desbetreffende verzoek gehoor wordt gegeven. Daarom verleen ik mijn steun aan het voorstel van de heer Rutte. Meer partijen hebben daaraan behoefte. Het is dit jaar in zekere zin een bijzonder verantwoordingsdebat, maar uit oogpunt van de traditie steunen wij het verzoek.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik vind dat de eerste opmerking van de heer Van der Vlies het algemene uitgangspunt moet zijn: het kabinet vaardigt af wie het wil. In het verleden is dat ook altijd gebeurd bij dit debat. De Kamer vindt dat het onderwerp op het niveau van de financiële woordvoerders moet worden behandeld, gelet op de inhoud ervan. Dan kan de Kamer vervolgens niet verlangen dat de minister-president namens het kabinet het debat bijwoont.

Wij hebben de minister van Financiën namens het kabinet de jaarverslagen laten aanbieden. Daarmee heeft de Kamer het signaal gegeven dat zij die jaarverslagen van de minister van Financiën wil ontvangen. De minister heeft daar ook een aantal opmerkingen bij gemaakt. Ik vind het volstrekt logisch dat de financiële woordvoerders die op de sprekerslijst staan het debat aangaan met degene die met ons aller instemming deze verslagen namens het kabinet aan de Kamer heeft aangeboden.

Mevrouw Kant (SP):

Mijn fractie is altijd van mening geweest dat dit debat niet per se met de minister-president gevoerd hoeft te worden en ook niet met het voltallige kabinet. Het verantwoordingsdebat is geen tegenhanger van de algemene beschouwingen en dat zal het ook nooit worden volgens ons. Wij vinden het niet noodzakelijk dat de minister-president bij dit debat aanwezig is.

De heer Cramer (ChristenUnie):

De fractie van de ChristenUnie vindt dat de afvaardiging primair de verantwoordelijkheid is van het kabinet. Er is al gezegd dat de minister verantwoordelijk is voor de financiële jaarverslagen en dat hij spreekt namens het gehele kabinet. Dat is ook de mening van mijn fractie. Dit debat kan dus gevoerd worden met de minister.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik wil graag even een misverstand wegnemen. Niet alle fracties hebben hun financiële woordvoerder afgevaardigd naar dit debat. Dat aspect moeten wij misschien buiten beschouwing laten.

De heer Wilders (PVV):

Voor mijn fractie is het lood om oud ijzer wie er namens het kabinet komt. Onze financiële woordvoerder zal het debat voeren, dus wij kunnen ermee leven dat de minister van Financiën aanwezig is.

De heer Rutte (VVD):

Ik merk twee dingen op. De woordvoerder van de CDA-fractie stelt dat dit debat alleen gevoerd wordt door de financiële woordvoerders. Dat is niet het geval. Voor zover ik weet, zullen ten minste drie fractievoorzitters het woord voeren, namelijk ikzelf, de heer Pechtold en de heer Van der Vlies.

Daarnaast heeft de Kamer op 22 juni 2004 een motie van de heer Blok aangenomen waarin het kabinet wordt verzocht om het verantwoordingsdebat te laten plaatsvinden met de gehele regering. Om praktische redenen is dit later omgezet in de top van het kabinet. Sinds die motie is aangenomen, is de minister-president altijd aanwezig geweest bij het verantwoordingsdebat. Ik vind het onbegrijpelijk dat de Kamer zo'n motie aanneemt, inclusief de steun van de fractie van de ChristenUnie overigens, en vervolgens stelt dat de minister-president er toch niet bij hoeft te zijn. Ik handhaaf mijn verzoek en ik verzoek om Voorzitterstemming.

(geroffel op de bankjes)

De heer Cramer (ChristenUnie):

De heer Rutte spreekt heel grote woorden over vorig jaar. Ik meen mij echter te herinneren dat toen de fractievoorzitters van de drie grootste partijen ergens liepen te folderen en daarom niet bij het verantwoordingsdebat aanwezig waren. De minister-president was er toen overigens wel.

De heer Rutte (VVD):

Vorig jaar werd het debat voor mijn fractie gevoerd door de fractievoorzitter, de heer Van Beek.

De voorzitter:

Dit debat gaan wij hier nu niet voeren. Ik stel voor om aan het eind van de regeling van werkzaamheden te stemmen over het voorstel van de heer Rutte om de regering te verzoeken om de minister-president en beide vicepremiers bij dit debat aanwezig te laten zijn.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Schreijer-Pierik.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter. Als voorzitter van de vaste commissie voor LNV vraag ik, de discussie over de initiatiefnota van de leden Jager en Koopmans over natuurbeleid een vervolg te geven in een plenair debat. Dat hoeft niet deze week, het mag ook volgende week.

De voorzitter:

Ik stel voor om het verslag van het algemeen overleg over dit onderwerp toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Het heeft even geduurd, maar de reactie van het kabinet op een onderzoek naar de marktwerking in de publieke sector is gisteren naar de Kamer gezonden. Mijn fractie heeft, op verzoek van een aantal andere fracties, op dit moment gewacht om hier wederom te vragen om een debat over de ervaringen met marktwerking in de publieke sector. Ik wil hierbij vragen om dit debat op de agenda te plaatsen.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Voorzitter. Zoals uit de brief van de minister blijkt, gaat het kabinet nog een aantal onderzoeken doen om een fundamentele visie op de marktwerking te ontwikkelen. Die wacht mijn fractie graag af alvorens het gevraagde debat te voeren. Verder sluit mijn fractie zich aan bij de uitspraak van de heer Van der Vlies dat het kabinet zelf beslist wie hierover in de Kamer verantwoording komt afleggen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het zal allemaal wel waar zijn dat die onderzoeken worden gedaan, maar het wordt gewoon tijd dat wij hier eens een mooi, principieel debat over voeren. Laat dat ook maar snel gebeuren. Wij noemen het een spoeddebat. Daar verleen ik mijn steun aan.

De voorzitter:

Mevrouw Kant vraagt om een debat, niet om een spoeddebat.

De heer Van der Ham (D66):

Zeker met die toevoeging, dus dat het debat over dit onderwerp niet per se deze week hoeft plaats te vinden, maar wel voor het zomerreces, steunt mijn fractie het verzoek, al staat zij heel anders tegenover het onderwerp dan de SP-fractie. Mijn fractie vindt het een zeer goede gelegenheid om het kabinet input te geven voor de aangekondigde onderzoeken en om een paar schoten voor de boeg te lossen. Mijn fractie steunt het verzoek dus.

De heer Aptroot (VVD):

Kennelijk staat mijn fractie hier anders tegenover dan de fractie van D66. Mijn fractie heeft, gezien de brief van de minister van Economische Zaken, op dit moment geen behoefte aan een dergelijk debat.

De heer Crone (PvdA):

Er is verdeeldheid in het liberale kamp. Mijn fractie vindt het een goed idee om het gevraagde debat te voeren en om het kabinet mede input te geven voor de toegezegde nota.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mijn fractie steunt het voorstel van de SP-fractie. Zij vindt het een goed idee om het kabinet input te geven voor dit belangrijke onderwerp.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ook mijn fractie gaat akkoord met een debat, al hoeft het wat haar betreft niet met grote spoed op de agenda te worden geplaatst.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Mijn fractie is blij dat de brief er uiteindelijk is, al is het een kattebelletje. Laten wij niet langer wachten op nader onderzoek, want dan zijn wij weer een paar maanden verder. Mijn fractie steunt het verzoek om snel een debat te voeren.

Mevrouw Kant (SP):

Ik geef graag kort een reactie op degenen die vinden dat het feit dat er nog onderzoeken worden gedaan, reden is om geen debat te voeren. Als je een dergelijke redenering volgt, geef je het kabinet altijd de mogelijkheid om een debat uit de weg te gaan. Het kan dan altijd zeggen dat er nog onderzoek wordt gedaan. De Kamer heeft lang genoeg op de brieven gewacht. Mij lijkt dat het moment is aangebroken om het debat te voeren. De Kamer kan het kabinet dan ook laten weten wat er zoal voor meningen over leven. Bovendien is het maar de vraag wat het kabinet doet zolang er geen onderzoek is gedaan en er geen analyses zijn. Gaat het kabinet door met marktwerking of maakt het pas op de plaats? Deze vraag wil ik tijdens het debat zeker aan de orde stellen. Dat is ook een argument om niet te wachten.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er een Kamermeerderheid bestaat voor het houden van een debat. Ik stel voor, de spreektijden te bepalen op vijf minuten per fractie.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik heb in eerdere verzoeken duidelijk gemaakt dat ik het debat graag met de minister van Algemene Zaken, dus de minister-president, voer, omdat het een debat op hoofdlijnen is. Dit wil ik nog even duidelijk stellen. Natuurlijk bepaalt het kabinet uiteindelijk wie het afvaardigt, maar dit is mijn wens.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president.

Daartoe wordt besloten.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Voorzitter. Mag ik nog een keer reageren? Mijn fractie ondersteunt het betoog van de heer Van der Vlies dat het kabinet zelf aanwijst wie verantwoording komt afleggen. In de optiek van mijn fractie hoeft dat niet de minister-president te zijn.

De voorzitter:

Ik neem kennis van deze toevoeging. Ik bepaal op een nader moment wanneer het debat plaatsvindt.

Het woord is aan de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. In dagblad Trouw van afgelopen zaterdag was te lezen dat het bestuur van Milli Görüs met een opstand dreigt als de bouw van de Amsterdamse Westermoskee niet doorgaat. De heer Fatih Dag, voorzitter van het moskeebestuur, zei dat hij dan Turken uit heel Europa zou oproepen om hier te komen demonstreren en dat dit gemakkelijk uit de hand kon lopen.

De voorzitter:

Wat is uw voorstel?

De heer Fritsma (PVV):

Deze schandalige intimidatie, opruiing en laffe dreiging met geweld is absoluut ontoelaatbaar.

De voorzitter:

Wat is uw voorstel, mijnheer Fritsma?

De heer Fritsma (PVV):

Ik wil bij dezen hier een spoeddebat over aanvragen met de minister van Justitie en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het lijkt mij belangrijk dat wij eerst een brief van de minister ontvangen, waarin hij reageert op de twee debatten die vandaag en morgen in Amsterdam over Milli Görüs en de moskee worden gevoerd. Mij lijkt het belangrijk dat de minister daarin ook uiteenzet waarvoor volgens hem de gemeente Amsterdam verantwoordelijk is en welke taak de landelijke overheid heeft. Wij krijgen dus graag eerst een reactie van de minister. Wij onderschrijven dat een oproep waarin zelfs staat dat het altijd mogelijk is dat er enkele gekken tussen lopen, absoluut onacceptabel is.

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik sluit mij hierbij volledig aan, juist omdat vandaag en morgen in beide raden in Amsterdam dit probleem in de volle breedte wordt besproken. Dat is buitengewoon relevant voor deze zaak, dus ik steun dit aanvullende verzoek zeer.

De heer Pechtold (D66):

Ik geef ook mijn steun aan dit aanvullende verzoek, vooral ook omdat wij de lokale democratie in dezen serieus willen nemen.

De heer Teeven (VVD):

Het is een ernstige kwestie. Dat zijn wij eens met de fractie van de PVV. Wij willen eerst graag een brief van beide ministers, dus ook van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie om duidelijkheid te krijgen. Ook moeten wij de lokale democratie aan het woord laten en daarna kunnen wij een debat houden.

De heer Dibi (GroenLinks):

De GroenLinksfractie is niet gediend van het soort opruiing dat Mili Görüs verspreidt. Ik steun daarom het verzoek van de CDA-fractie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook de SGP-fractie vindt de aankondiging c.q. de oproep die is gedaan buitengewoon zorgwekkend en ontoelaatbaar. Wij vinden het dan ook terecht dat hierover een brief wordt gevraagd van het kabinet, mede gehoord de lokale debatten over deze kwestie.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De fractie van de ChristenUnie steunt het verzoek van de CDA-fractie.

De heer De Wit (SP):

Ik sluit mij aan bij de verzoeken om een brief. Daarna kunnen wij bezien of er een debat nodig is.

De heer Fritsma (PVV):

Ik stel vast dat mijn verzoek geen steun heeft en dat mijn collega's een brief willen. Ik vind dat teleurstellend. Dit vind ik niet een punt waarmee wij kunnen dralen, maar ik leg mij erbij neer. Ik verzoek wel om de brief met spoed naar de Kamer te sturen.

De voorzitter:

Ik meen dat uw collega's iets verder gingen dan dat. Zij willen eerst een brief en zijn daarna bereid tot een spoeddebat. Ik stel voor dat wij hierop in een regeling van werkzaamheden terugkomen. Ik stel ook voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

Aldus wordt besloten.

Naar boven