Vragen van het lid Brinkman aan de minister van Justitie over het bericht dat het Nederlands Forensisch Instituut met grote achterstanden kampt in het verwerken van aanvragen voor sporenonderzoeken.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Dit weekeinde was in het nieuws dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een hopeloze achterstand aan het wegwerken is van onderzoeken waar politie en het OM reeds maanden, soms al langer dan een jaar, op wachten. Iedereen klaagt over de afhandeling van deze onderzoeken, van de officier van justitie tot de individuele politieman. Uit het politieveld heb ik vernomen dat veel sporen van wat minder zware delicten, zoals zware mishandeling of diefstallen met geweld, niet eens meer ingezonden worden naar het NFI, omdat het resultaat van deze onderzoeken gewoon te lang op zich laat wachten.

Feitelijk betekent dit dat de achterstand die het NFI met betrekking tot deze onderzoeken heeft, nog groter is dan de 200 zaken die nu genoemd worden. Daarnaast is het NFI druk bezig, ook de achterstand bij de reguliere, zeer belangrijke zaken weg te werken. Die onderzoeken naar buitengewoon ernstige misdrijven zoals moorden, overvallen, verkrachtingen en andere zware delicten hebben eveneens een grote achterstand opgelopen. Ik weet dat de minister in januari beloofd heeft, deze achterstanden weg te werken. Vanaf de herfst was de achterstand met betrekking tot de reguliere werkvoorraad nog ruim 750 zaken. Nu, bijna een halfjaar later, liggen er volgens het krantenbericht nog ruim 500 zaken op de planken. Ik heb er absoluut geen geloof in dat deze minister de laatste 500 zaken in de beloofde anderhalve maand afgewerkt krijgt. De maand mei, waarin de minister beloofd heeft met die andere 200 zaken te kunnen beginnen, zal ongetwijfeld niet gehaald worden.

Voorzitter. Ik heb hier geen woorden voor. Deze gang van zaken is absoluut ontoelaatbaar. Ik hoef niemand uit te leggen hoe belangrijk het is dat personen die een zwaar delict hebben gepleegd, zo snel mogelijk vervolgd worden. Gezien het recidivegevaar kan een dergelijke vertraging bij forensische onderzoeken in deze tijd ervoor zorgen dat de dader gewoon weer een delict pleegt, hetgeen absoluut niet geaccepteerd kan worden. Het forensische sporenonderzoek heeft het afgelopen decennium een gigantische vlucht genomen. De aantallen zullen enkel groter worden. Indien het NFI en alle politie- en justitiemensen rond opsporing en vervolging aangeven dat het NFI nu al de werkdruk niet meer aankan, moeten er drastische maatregelen genomen worden.

De voorzitter:

Uw tijd is om.

De heer Brinkman (PVV):

Ik wil van de minister graag horen, welke oplossingen hij op zeer korte termijn, binnen enkele weken, voor het NFI heeft. Daarnaast wil ik graag weten aan welke oplossingen hij op langere termijn denkt. Graag zou ik van de minister willen weten hoe hij die oplossingen denkt te bekostigen. Kan hij ondubbelzinnig beloven dat er geen cent bezuinigd wordt op het budget voor politie en justitie?

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik dank de heer Brinkman voor zijn steun voor het belang van het NFI. Ik onderschrijf dat uiteraard. De capaciteitsproblematiek bij het NFI is sinds 2005 bekend. De verklaring daarvan is eveneens bekend, althans een belangrijke factor daarin, namelijk de toegenomen vraag naar DNA-onderzoek. Als gevolg daarvan is de werkvoorraad zo zeer toegenomen dat het NFI met een capaciteitstekort te maken kreeg. Dit heeft geleid tot maatregelen bij en ten behoeve van het NFI. Er zijn mensen opgeleid voor het DNA-onderzoek. Dankzij deze maatregelen is de werkvoorraad van de afdeling Biologisch sporenonderzoek van ongeveer 750 in september 2006 gedaald naar 517 op dit moment. Daarmee is de werkvoorraad geleidelijk aan hanteerbaar geworden. Wij kunnen niet toezeggen dat er in anderhalve maand ongeveer 500 zaken worden weggewerkt, want dat zou geen realistische verwachting zijn. Als de werkvoorraad op 400 is gekomen, begint het instroomproces weer. Dit is een kwestie van afstemming van de NFI-capaciteit met het Openbaar Ministerie. Het is de bedoeling om vanaf mei 2007 weer geleidelijk aanvragen in behandeling te nemen die nog zijn blijven liggen.

Het DNA-onderzoek heeft inderdaad een grote vlucht genomen en daar ben ik blij mee. De capaciteitsuitbreiding die daarvoor nodig was kon niet onmiddellijk worden gerealiseerd; er moesten deskundigen worden geworven. Daarover zijn afspraken gemaakt met het Openbaar Ministerie. Er is prioriteit gegeven aan de zaken met de zogenaamde 1- en 2-prioriteit: dit zijn zaken waarop een straf van 12 jaar of langer is gesteld en waarbij feitelijk voorlopige hechtenis wordt toegepast of waarbij verjaring binnen twee jaar dreigt. Overleg met het OM heeft er ook toe geleid dat er in uitzonderlijke gevallen zaken met prioriteit 3 en 4 zijn behandeld. Er zijn inderdaad achterstanden, en deze mogen niet voortduren. De capaciteitsproblematiek heeft aandacht gekregen in het kader van de versterking van de opsporing en vervolging, naar aanleiding van de Schiedammer parkmoord. Verdere toevoegingen aan het budget zullen aan de orde kunnen komen bij de begrotingsvoorbereiding 2008. Ik zal daaraan uiteraard alle aandacht besteden.

De heer Brinkman (PVV):

Het is een prachtig mooi verhaal en ik had eigenlijk niet anders verwacht, maar ik viel er wel bijna van in slaap. In september 2005 hebt u het probleem al onderkend. Op 17 januari hebt u een duidelijke belofte gedaan aan de Kamer. Met alle respect, maar nu na twee maanden komt u kennelijk terug op die belofte, want u kunt de achterstand van 750 zeer ernstige zaken niet eens opgelost krijgen. Ik begrijp niet waarom u niet gewoon hulp zoekt binnen de korpsen zelf, waar heel veel technisch personeel werkt dat veel kan ondervangen. Ik begrijp ook niet waarom u geen privébureaus inschakelt, waar ook een heel contingent aan mensen is dat dergelijk werk zou kunnen doen. De nood is hoog. U moet echt met een noodscenario komen om dit waanzinnig grote probleem op te lossen en niet met allerlei vage beloften waar wij niets aan hebben.

Minister Hirsch Ballin:

Ik wil juist precies zijn en graag een nadere toelichting geven, met name op het knelpunt rond het DNA-onderzoek. In 2006 had het NFI acht DNA-deskundigen met tekenbevoegdheid en 5 DNA-deskundigen in opleiding. Op dit moment zijn er twaalf met tekenbevoegdheid en negen in opleiding. Er is dus sprake van een forse toename van hun aantal. Ik verwacht dat er in 2008 achttien DNA-deskundigen zijn. Het aantal deskundigen met tekenbevoegdheid is dan toegenomen van acht, via twaalf tot achttien, met vijf DNA-deskundigen in opleiding. Ik weet dat ook andere bureaus zich bezighouden met dit onderzoek, maar het is natuurlijk wel buitengewoon belangrijk om te blijven voldoen aan de eisen die op grond van het Wetboek van Strafvordering worden gesteld aan de kwaliteit van het DNA-onderzoek. Certificering geldt als kwaliteitseis voor andere bureaus. Voor zover het dus gaat om bureaus die daar niet aan voldoen, bestaat dat alternatief niet. Er is een procedure, die ook bekend is in het veld, waardoor andere bureaus de certificering kunnen verkrijgen.

Naar boven