Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de minister van Verkeer en Waterstaat stel ik voor, de stemmingen over de moties over Verkoop Novio aan HTM (23645, nrs. 97, 98, 109 en 110) een week uit te stellen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Hijum.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Namens de fractie van het CDA vraag ik u om het verslag van het algemeen overleg over de modernisering van de sociale werkvoorziening op de plenaire agenda te zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor om het verslag van dit algemeen overleg op de agenda van volgende week te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Bussemaker.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Vorige week heb ik om een brief gevraagd over de vertrouwenscrisis bij het UWV over de herkeuringen in de WAO en om de openbaarmaking van een rapport waarin die vertrouwenscrisis werd geschetst. Die stukken zijn ondertussen binnengekomen, waarvoor ik de minister dank. Naar mijn mening geven deze stukken aanleiding tot het houden van een spoeddebat over met name de kwantitatieve versus de kwalitatieve doelstellingen bij de herkeuring in het kader van de WAO.Voorzitter

De minister heeft de afgelopen week extra aanleiding tot het houden van een spoeddebat gegeven door zijn uitspraken in Buitenhof. Daar sprak hij over het creëren van kansen op werk voor alle mensen, ook voor degenen die als gevolg van arbeidsongeschiktheid alleen nog maar liggend werk kunnen verrichten.

Ik handhaaf mijn verzoek tot het houden van een spoeddebat. Gelet op de urgentie van de zaak is het prettig als dat debat nog deze week kan plaatsvinden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik steun het verzoek van mevrouw Bussemaker zeer. Misschien is het goed om expliciet met elkaar af te spreken dat in dat debat ook staand werk door ex-WAO'ers besproken kan worden. Daar ben ik nieuwsgierig naar, evenals naar het antwoord op de vraag hoe fiscalisten die in de WAO zitten, liggend of staand werk kunnen doen. Het thema reïntegratie, kansen op werk voor ex-WAO'ers, mag van mij een tweede, volwaardig onderdeel van dat debat uitmaken.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

De VVD-fractie heeft geen behoefte aan een spoeddebat. Dit is nou typisch een debat dat gewoon in een algemeen overleg gevoerd kan worden, zodat de plenaire agenda daarmee niet wordt belast.

De heer De Wit (SP):

Ik steun het verzoek van mevrouw Bussemaker van harte. Er is wel degelijk spoed. Het feit dat de herkeuringen doorgaan en zich zulke ernstige zaken voordoen, noodzaken een snelle bespreking in de Kamer.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Ik constateer dat er vorige week in de Kamer brede steun was voor het vragen van opheldering over de vertrouwenscrisis bij het UWV. Daarbij werd over zowel een brief als een mogelijk debat gesproken. De brief verschaft geen helderheid en conflicteert in ieder geval op een aantal punten met het rapport van het UWV. Alleen dat lijkt mij al een aanleiding voor het houden van een politiek debat.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan het verzoek van mevrouw Bussemaker te voldoen, het debat morgenavond te houden en daarbij spreektijden te hanteren van drie minuten per fractie.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Het verzoek van de heer Vendrik vind ik gelet op de publicaties van de afgelopen dagen terecht. Ik verwijs ook nog maar even naar het onderzoek van de Raad voor Werk en Inkomen over kans op werk van WAO'ers. Mij lijken daarom spreektijden van vijf minuten gepast.

De voorzitter:

Zullen wij de spreektijden dan maar op vier minuten vaststellen?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. Ik vind de drie minuten die u heeft voorgesteld, meer dan zat. Voor ons is twee minuten voldoende.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dan wil ik graag zes minuten.

Voorzitter. Ik kan leven met uw voorstel voor vier minuten.

De voorzitter:

Dan stel ik voor om het debat morgenavond te houden en daarbij spreektijden te hanteren van vier minuten per fractie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Mede namens de fractie van de Partij van de Arbeid wil ik een verzoek doen. Per 1 april 2007 dreigt de gênante situatie dat de rails van de HSL-Zuid klaar zijn, maar dat er geen treinen op zullen rijden of in ieder geval veel te langzame treinen. Op dit moment gooien minister Peijs en de NS elkaar met forse klodders modder over de schuldvraag. Ik vind opheldering gewenst.

De vraag is of de minister de Kamer de afgelopen jaren juist en volledig over deze zaak heeft geïnformeerd. Verder is het de vraag of de minister er alles aan heeft gedaan om deze uiterst gênante situatie te voorkomen. Daarom vraag ik om een brief van de minister waarin een feitenrelaas wordt gegeven met onderlinge documenten waaruit blijkt wat zich de afgelopen jaren heeft afgespeeld. Ik vraag dan – en vergeef mij het jargon – of zij de V250- van de V300-problematiek apart wil behandelen.

Ik wil het volgende weten. Wat stond er in de contracten en wat stond er in de concessie? Op welk moment heeft de minister wat vernomen over de vertragingen en de bestellingen? Wat heeft zij hierover aan de Kamer gemeld? Wat heeft de minister met deze signalen gedaan? Op basis van welke signalen heeft de minister welke actie ondernomen?

Ik zou dit feitenrelaas graag voor de regeling van werkzaamheden volgende week dinsdag ontvangen zodat wij daar volgende week zo nodig een spoeddebat over kunnen voeren met de minister.

De heer Hermans (LPF):

Ik steun dit verzoek, maar ik wil er nog iets aan toevoegen. Gelet op de contractuele verhoudingen zou een deel van die informatie, met name de onderliggende stukken, vertrouwelijk van aard kunnen zijn; dit mede in het licht van mogelijke procedures later. Daarom vraag ik aan de heer Duyvendak of hij ermee akkoord zal gaan als de Kamer daar waar nodig vertrouwelijk wordt ingelicht.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik sluit mij aan bij het verzoek van de heer Duyvendak en mevrouw Dijksma. Ik voeg hier de vraag aan toe om een reactie van de minister op de berichtgeving dat zij de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten verkeerde informatie zou hebben gegeven doordat zij zich vergist heeft tussen de Betuweroute en de HSL.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik verbaas mij een beetje over dit verzoek. Wij zijn twee weken geleden al aan dit debat met de minister begonnen. Volgende week krijgt dit een vervolg in een algemeen overleg. Vandaag zijn wij daarover in een brief geïnformeerd. Ik kan mij voorstellen dat er behoefte bestaat aan nadere informatie, maar mijn fractie is van mening dat die vraag ook kan worden betrokken bij het overleg dat al is geagendeerd.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Dank voor de steun. Er is inderdaad veel nieuwe informatie en daarom is er alle reden om nieuwe en aanvullende vragen te stellen. Ik kan mij voorstellen dat het beeld dat wij volgende week dinsdag hebben zo ernstig is, dat wij van mening zijn dat er alle reden is om daar in een plenair debat met de minister over te spreken.

Ik vind dat alle informatie op tafel moet komen. In principe moet alle informatie openbaar zijn. Als dit om een of andere reden niet kan, moet de informatie ten minste vertrouwelijk aan de Kamer ter inzage worden gegeven. Het feit dat informatie vertrouwelijk is, kan dus geen reden zijn om die informatie niet aan de Kamer te verschaffen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Aan het verzoek van de heer Duyvendak heb ik uiteraard niets toe te voegen, want het is mede namens ons gedaan. Ik heb de dag voordat in de krant het bericht verscheen over de zogenaamde V250-treinstellen, schriftelijke vragen gesteld aan de minister. Ik verzoek u om die vragen door te geleiden naar de minister opdat zij het antwoord daarop in haar brief kan meenemen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Verkeer en Waterstaat. Ik stel voorts voor om daar de vragen van mevrouw Dijksma aan toe te voegen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Het kabinet is bezig met een wetsvoorstel om de verheerlijking of het goedpraten van geweld strafbaar te stellen in het kader van de terrorismebestrijding, de zogenaamde apologie. Het is ons opgevallen dat hierover een forse discussie is ontstaan in de Kamer. Recent is gebleken dat het kabinet ook voor de VVD-fractie niet hoeft door te gaan met dit wetsvoorstel. Wat ons betreft is het duidelijk dat er inmiddels geen Kamermeerderheid meer is voor dit wetsvoorstel. Kunnen wij het kabinet vragen om de Kamer voor het terrorismedebat van aanstaande donderdag een brief te sturen waarin uiteen wordt gezet hoe het kabinet omgaat met de inmiddels weggevallen steun voor het wetsvoorstel?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Toen de heer Dittrich hierover een tijdje geleden een motie indiende, heeft behalve de VVD-fractie ook de PvdA-fractie daartegen gestemd. Het laatste wat ik heb gehoord, is dat de PvdA-fractie het wetsvoorstel wilde afwachten voordat zij daarover een beslissing neemt. Ik vraag mij dus af waarop mevrouw Vos haar conclusie baseert dat er ondertussen geen Kamermeerderheid meer voor is.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Inmiddels hebben de fracties van GroenLinks, de SP, D66 en de VVD hun steun ingetrokken. Ook bij de PvdA-fractie bestaan ernstige twijfels over dit wetsvoorstel. Ik vind dat een nieuw politiek feit. Ik vind het interessant om van het kabinet te horen hoe het op het nieuwe politieke feit reageert. Dat lijkt mij ook van belang voor het debat van aanstaande donderdag.

De heer Van der Staaij (SGP):

In het kader van de procedure vind ik het wel wat eigenaardig dat wij spreken over het wegvallen van de parlementaire steun voor een wetsvoorstel dat nog niet eens is ingediend. Daar heb ik wat moeite mee. Er is over gesproken. Het is het voornemen van het kabinet om met een wetsvoorstel te komen. Er zijn adviezen over ingewonnen. Welk bijzonder belang is er om daar nu al op vooruit te lopen in plaats van af te wachten of het kabinet het wetsvoorstel daadwerkelijk zal indienen? Dan hebben wij nog volop de gelegenheid om daarover te discussiëren en te horen of er al dan niet parlementaire steun voor is. De brief lijkt mij dus wat prematuur.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Wij hebben aanstaande donderdag een debat over terrorismebestrijding. Het was mijn voornemen om de motie-Dittrich dan wederom in stemming te brengen. Dan kunnen wij kijken hoe de verhoudingen liggen. Dat lijkt mij dan ook de aangewezen plek om hierover te spreken. Daar kan iedereen elk onderwerp dat met terrorisme te maken heeft te berde brengen, dus ook dit onderwerp.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De CDA-fractie sluit zich aan bij de opmerkingen van de heer Van der Staaij.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Volgens mij heeft de heer Van der Staaij het perfect verwoord, waarbij nog de opmerking kan worden gemaakt dat niets mevrouw Vos ervan hoeft te weerhouden om donderdag in het debat zowel aan woordvoerders als aan het kabinet te vragen hoe zij omgaan met eventueel wegvallende steun onder de fracties. Dat staat haar vrij, maar het lijkt mij gek om op de procedure vooruit te lopen. Laten wij het wetsvoorstel afwachten. Als het kabinet besluit om het in te trekken, merken wij dat vanzelf.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Uiteraard ben ik mij daarvan bewust. De GroenLinksfractie zal dit punt aanstaande donderdag zeker in het debat aan de orde stellen. Ik constateer dat de steun voor dit idee langzamerhand heel mager is geworden. Het lijkt mij niet zinvol om allerlei werk nu voor niets te laten doen. Dan kunnen wij er maar beter snel bij zijn en het kabinet oproepen om ermee te stoppen. Ik zou dat graag vooraf aan het kabinet voorleggen en daarover een brief ontvangen. Ik handhaaf dus graag mijn verzoek. Uiteraard zullen wij er donderdag over spreken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Het staat het kabinet vrij om er al dan niet een brief over te schrijven.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wolfsen.

De heer Wolfsen (PvdA):

Voorzitter. Zoals u net al hoorde, wordt er donderdag in de Kamer nog gesproken over terrorisme. Wij willen daarom vragen om de stemming over de moties over het Europees terrorismebeleid aan te houden tot na het debat, wat ons betreft tot aanstaande dinsdag.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een later tijdstip over de moties, ingediend tijdens het debat over Europees terrorismebeleid, te stemmen.

Ik stel tevens voor, op verzoek van mevrouw Van der Laan haar motie (29754, nr. 48) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Vorige week donderdag heb ik het verzoek neergelegd om de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie vandaag tijdens het vragenuur vragen te mogen stellen over de berichten die in de media zijn verschenen over meningsverschillen ten aanzien van een nieuwe militaire missie in Afghanistan. Ik moet zeggen dat ik verbaasd was dat wij, ondanks dat dit verzoek al donderdag bekend was, hebben vernomen dat de minister van Defensie zondag voor een bezoek naar Afghanistan is vertrokken en het daarom niet mogelijk was om hem hier vragen te stellen. Ik vind het geen goede zaak dat de minister toch een reis doorzet als op een gegeven moment duidelijk is dat er vragen van de kant van de Kamer komen. Het is dus niet mogelijk geweest om vragen te stellen. Daarom vraag ik een brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie waarin zij ingaan op de berichten in de media waaruit blijkt dat er een duidelijk meningsverschil bestaat tussen beide ministers over de deelname aan een nieuwe militaire missie in Afghanistan. Deze brief zou ik graag donderdag vóór de regeling ontvangen. Ook de minister-president heeft over deze missie gesproken. De besluitvorming daarover is vertraagd. Ik denk dat dit voldoende reden is om die redenen ook met ons te delen. Ik doe dit verzoek mede namens de PvdA-fractie.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden, hun plaatsen in te nemen, zodat wij kunnen overgaan tot de stemmingen. Heeft iedereen de presentielijst getekend? Ik deel mee dat de heer Nawijn zich heeft verontschuldigd en niet bij de stemmingen aanwezig is.

Naar boven