Vragen van het lid Eerdmans aan de minister van Justitie over toenemend geweld tegen ambulancepersoneel.

De heer Eerdmans (LPF):

Voorzitter. Er is een zorgelijke ontwikkeling gaande in de maatschappij. Nederland wordt steeds agressiever en steeds gewelddadiger. Geweld op straat wordt steeds normaler gevonden. Bij een verkeerde manoeuvre in een file mag je blij zijn als het bij een opgestoken middelvinger blijft. Het wordt steeds ellendiger en agressiever in het openbare leven. De agressie raakt de publieke gezagdragers ook steeds meer. Buschauffeurs, treinconducteurs, leraren en agenten ondervinden steeds meer agressie. Sinds een tijdje is bekend dat ook hulpverleners meer en meer de klos zijn. Artsen in de poliklinieken, ambulancepersoneel en de EHBO hebben ermee te maken. Iemand met een gekneusde teen die niet direct geholpen wordt, trakteert hen direct op een scheldwoord of nog erger. Dit baart iedereen zorgen, ook het CNV. Van een nog te verschijnen rapport is uitgelekt dat 96% van het ambulancepersoneel last heeft van dreiging met fysiek geweld, van schoppen en slaan of van beledigingen en uitschelden. In Sneek is het inmiddels zo dat bij een melding eerst een politieauto naar de plaats van onheil rijdt om te checken of de kust veilig is. Het moet niet veel gekker worden.

Er komt gelukkig actie met een voorlichtingscampagne. De aangiftebereidheid wordt omhoog gebracht. Dat is goed, omdat daarmee steeds meer bange verplegers zich melden. Wat ontbreekt in het verhaal is de strafmaat. Daarom zit hier vandaag de minister van Justitie in plaats van de minister van Volksgezondheid. Welke straf zetten wij op het agressief bejegenen of mishandelen van hulpverleners? De zielige conclusie is dat die straf niet hoog is. Inmiddels heb ik de nieuwe verkiezingsprogramma's bekeken. De Partij van de Arbeid wil zwaardere straffen op agressie tegen ambulancepersoneel. Het CNV en de VVD willen het ook. Op de voorpagina van het verkiezingsprogramma van de VVD is sprake van een driedubbele straf. Cohen vindt het ook onaanvaardbaar. Er is dus een breed draagvlak. Ik doe daarom een voorstel waar ik een reactie van de minister op wil hebben. De straffen moeten hoger worden: € 500 boete voor het uitschelden van ambulancepersoneel of andere hulpverleners. Voor het slaan of schoppen van verplegend personeel moet het OM minimaal één jaar straf eisen. Dat tolereren wij niet. Daarom moeten wij een signaal afgeven. Dat soort ernstige delicten pikken wij niet.

Minister Donner:

Voorzitter. Over de ontwikkeling die de heer Eerdmans schetst, heb ik de Kamer eerder bericht in de vorm van een plan van aanpak tegen geweld. Dat heeft de Kamer eind 2005 gekregen. Daarin wordt deze ontwikkeling geschetst. Bovendien wordt aangegeven wat er op de verschillende terreinen aan wordt gedaan. Over de voortgang van die aanpak heeft de Kamer een week of twee weken geleden bericht gekregen. Dat was in antwoord op de vragen van de heer De Wit. Het gaat overigens niet alleen om ambulancepersoneel, maar ook om politieagenten, conducteurs en ander personeel. Daar gaat de minister van VWS niet over, maar de minister van BZK. Hij zou daar voor de zomer over berichten, maar dat wordt nu na de zomer. Dat komt omdat deze groepen allemaal zijn meegenomen.

Het is geen kwestie van weer een strafmaat. Wij hebben eerder over de strafmaat gediscussieerd en toen hebben wij geconstateerd dat de strafmaat alle ruimte biedt voor deze ontwikkeling, ook voor de straffen die de heer Eerdmans zojuist heeft genoemd. Op dit terrein is het eerste grote probleem het doen van aangifte, want anders kan er überhaupt geen straf volgen. Daarom werken wij nu aan een aanpak om ervoor te zorgen dat het betrokken personeel aangifte doet. Dat heeft in een aantal gevallen geleid tot convenanten met ziekenhuizen. Zij kunnen hieraan bijdragen door de klacht over te nemen, waardoor een grotere mate van anonimiteit mogelijk is. De betrokkenen zullen echter wel moeten getuigen als er een rechtszaak komt. Ik heb eerder al aangegeven welke mogelijkheden het OM in deze gevallen heeft. Kortom, er wordt aan verschillende kanten aan gewerkt om dit probleem op te lossen.

Je kunt wel krachtdadig roepen dat de strafmaat hoger moet worden, maar dat is geen oplossing maar een verkiezingscampagne.

De heer Eerdmans (LPF):

Verkiezingscampagnes zijn er meestal voor om te kijken hoe het er hier na de verkiezingen aan toe gaat. In die zin zijn campagnes en programma's erg belangrijk. Die moeten wij op dit moment goed in de gaten houden.

De minister heeft gezegd dat eraan wordt gewerkt. Hulde daarvoor. Het plan van aanpak is mij ook bekend. Ik richt mij nu juist wel op de straffen. Ik sta hier niet om een nummertje Eerdmans te draaien, wat wel eens wordt gezegd. Ik wil dit niet alleen. Eigenlijk wil de hele Kamer hierin meegaan, misschien alleen links niet. De strafmaat is niet voldoende. In de stadsbus in Chicago hangt er een bordje bij de chauffeur, waarop staat: wie aan de chauffeur komt, krijgt minimaal tien jaar cel. Dat hoeven wij in Nederland niet te doen. Ik hoor de protesten al. Ik vind het zelf ook een wat uit de hand gelopen straf. Amerika is Nederland niet. Het signaal dat ervan uitgaat, vind ik echter wel goed: je komt niet aan het gezag. Je gaat het gezag niet agressief bejegenen. Je gaat die mensen niet beledigen en je gaat ze zeker niet slaan. Het is toch van de gekke dat mensen die hulp komen verlenen, worden geslagen. Zij komen niet om de wet te handhaven, zoals politieagenten. Zij bekommeren zich om een slachtoffer. Daar moet de politiek iets aan doen. Zij moeten een jaar de cel in of bij een grove belediging een boete van € 500 krijgen, die zij meteen moeten afrekenen. Ik hoop dat de minister kan verklaren waarom dat niet kan.

Minister Donner:

Ik heb al gezegd dat ik het met u eens ben dat dit niet kan. Wij moeten dit voorkomen. Daarom hebben wij de Kamer al veel eerder een plan van aanpak gestuurd. Het gaat niet alleen om deze functionarissen, maar ook om advocaten, artsen en andere beroepsbeoefenaren. Ik heb geconstateerd dat wat de heer Eerdmans wil op dit moment al kan. Dat gebeurt ook. Het is mogelijk om strafverzwarende elementen toe te voegen, omdat het gaat om functionarissen die hulp verlenen. Maar, er is dan wel een aangifte nodig. Daar wordt nu aan gewerkt. Het is wel heel gemakkelijk om het beeld op te roepen dat hogere straffen het probleem oplossen, maar de ervaring leert dat die het probleem niet oplossen. U noemde het voorbeeld uit de Verenigde Staten van bordjes in de bus. Nederland heeft tussen de 120 en 130 gevangenen op 100.000 inwoners, de Verenigde Staten ongeveer 1100 per 100.000 inwoners en toch doet dit verschijnsel zich evenveel en even hard in de Verenigde Staten voor als in Nederland. Nogmaals, als sancties een oplossing zijn, ben ik graag bereid om die ook in te zetten, maar u moet geen dode mus creëren door te zeggen dat hogere straffen het probleem oplossen, terwijl de ervaring in al die tijd heeft geleerd dat daar de oplossing niet in zit. Die straffen kunnen wij nu al geven en die worden ook al gegeven. In het debat over de herijking van een aantal wettelijke strafmaxima heb ik u die strafontwikkeling geschetst en aangegeven dat straffen op dit moment in de praktijk al veel hoger zijn als het om functionarissen gaat.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Voorzitter. Het punt dat de heer Eerdmans aansnijdt is inderdaad heel ernstig. Ook ik ben geschrokken van wat ik gisterenavond op de televisie zag. Ik denk dat ik het wel met de minister eens ben als hij zegt dat zwaardere minimumstraffen in dit soort gevallen niet helpen, maar heeft hij er enig zicht op hoe het staat met de aangiften van ambulancepersoneel? De uitslagen van de enquête waren nogal schokkend. Wat wordt er op dit moment gedaan om de aangiftebereidheid te stimuleren? Je kunt er wel over klagen dat je slachtoffer bent van agressie, maar als je geen aangifte doet, gebeurt er verder ook niets. Is de minister er nu extra op gefocust om de aangiftebereidheid onder dit soort hulp- en dienstverleners te stimuleren?

Minister Donner:

Ik zei al dat dit een punt van aandacht is. Ik heb u erop gewezen dat er op dit moment afspraken met ziekenhuizen worden gemaakt dat zij als het gaat om de aangifte in de plaats kunnen treden van slachtoffers, zodat het op die manier kan worden geanonimiseerd. Wij moeten afwachten wat de ervaringen daarmee zijn. Wij proberen het ook via andere methodes, want het gaat niet alleen om deze beroepsgroep, maar ook om andere beroepsgroepen die met hetzelfde probleem worden geconfronteerd. Er wordt in ieder geval dus aan gewerkt.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter. Ik ben het zeer met de minister van Justitie eens dat het zo maar roepen dat de strafmaat omhoog moet het probleem niet oplost. Rechters kunnen op dit moment al behoorlijke straffen opleggen. Ik ben het ook met de minister eens dat daar wel aangiftes voor nodig zijn. Hij heeft naar voren gebracht dat hij nagaat hoe de beroepsgroepen die met deze agressie te maken hebben op een betere manier aangifte zouden kunnen doen. De suggestie van D66 zou zijn om die anonieme aangifte wat meer te benadrukken. Iemand die met zo veel agressie te maken heeft gehad, durft vaak geen aangifte te doen omdat hij bang is dat er dan verhaal gehaald zal worden. Mensen blijven natuurlijk agressief. Het zou dus heel goed zijn als mensen bijvoorbeeld onder een bepaald nummer aangifte zouden kunnen doen, zodat als er later een zaak van wordt gemaakt de rechter wel degelijk weet wie de aangifte heeft gedaan, maar de naam, het adres, en dergelijke niet bekend worden gemaakt. Daar zijn mensen bang voor en als wij die angst zouden kunnen wegnemen, kunnen wij dit probleem volgens mij veel effectiever aanpakken. Verder zijn er natuurlijk nog allerlei andere maatregelen nodig om de toenemende agressie tegen te gaan, maar dat valt wellicht buiten het bestek van dit vragenuurtje. In ieder geval baart het ons ook grote zorgen.

Minister Donner:

Ik gaf al dan dat de problematiek die u schetst voorwerp van aandacht is. Het gaat niet alleen om de aangifte. De discussie in hoeverre men anoniem aangifte kan doen, hebben wij al eerder gevoerd, ook tijdens de begrotingsbehandeling. Ik heb u er ook nog een brief over gestuurd. Het probleem ligt vooral in de bewijsvoering. Bij geweldzaken zal er op een gegeven moment bewijs moeten worden geleverd door het slachtoffer omdat er meestal geen omstanders zijn. Op dat moment wordt de identiteit ook bekend. Daar zit het probleem en daarom bekijken wij op dit moment of wij daar een oplossing voor kunnen vinden. Ik verwijs u nogmaals naar het bericht dat de minister van Binnenlandse Zaken zal sturen die op dit moment heel specifiek op dit brede terrein van de verschillende functionarissen en hulpverleners beziet hoe deze problemen en knelpunten kunnen worden aangepakt. Het Openbaar Ministerie bekijkt verder de mogelijkheden om de richtlijnen voor ambtenaren uit te breiden naar functionarissen.

De heer Weekers (VVD):

Agressie tegen hulpverleners en gezagdragers moet krachtig worden aangepakt, onder meer door het vergroten van de pakkans. De minister heeft daarover convenanten afgesloten met de ziekenhuizen. Kan hij de Kamer hierover op korte termijn specifieker informeren? Deze informatie kan dan worden gebruikt om elders in het land ook dergelijke goede praktijken op te laten pakken. Een ander belangrijk aspect is de strafmaat. Mijn partij heeft dan ook niet voor niets in haar verkiezingsprogramma opgenomen dat geweld tegen gezagdragers en hulpverleners extra hard moet worden aangepakt. De minister heeft gezegd dat dit al de praktijk is. Is het mogelijk dat hij ons binnen twee weken hiervan een overzicht geeft? Als het al de praktijk is, hoeven wij er immers niet verder met elkaar over te spreken. Als die harde aanpak nog steeds blijkt te ontbreken, zal de wetgever een krachtig signaal moeten afgeven.

Minister Donner:

Ik heb zojuist al aangegeven dat de minister van Binnenlandse Zaken hierover een brief naar de Kamer zal sturen. Ik zal er gaarne aan meewerken dat in dat kader de door u gevraagde informatie wordt verstrekt. Op dit moment geven de drie grote parketten al voorrang aan geweld tegen functionarissen. Verder wordt op dit moment bezien in hoeverre de strafverzwarende elementen kunnen worden uitgebreid. Overigens heb ik de Kamer al eerder statistieken van de politie hierover doen toekomen. Ik zal bezien of ik kan voldoen aan uw vraag om informatie, maar als u wacht op de minister van Binnenlandse Zaken krijgt u bij deze informatie ook de context en informatie over de bredere aanpak.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De mensen die te maken krijgen met dit soort geweld, houden daar vaak trauma's aan over. Dat is de reden dat alle fracties een jaar geleden hebben uitgesproken dat de strafmaat voor mishandeling moet worden verhoogd en dat er gewerkt zal moeten gaan worden met richtlijnen voor het Openbaar Ministerie. Er is inmiddels een richtlijn voor misdrijven en geweld tegen functionarissen. Wordt deze richtlijn toegepast en heeft die geleid tot het eisen en opleggen van zwaardere straffen?

De heer Wolfsen heeft destijds ingestemd met deze regeling en het samen met de CDA-fractie voorbereide initiatiefwetsvoorstel ingetrokken. Als dat juist is, is wat in zijn verkiezingsprogramma over hogere straffen staat, niets anders dan wat de minister nu uitvoert.

Minister Donner:

Op dit moment past het Openbaar Ministerie naar aanleiding van het debat met de Kamer de richtlijnen aan. In de praktijk wordt daarop zo goed mogelijk vooruitgelopen. Ik denk dan onder meer aan de prioriteit die door de parketten wordt gegeven aan geweld tegen functionarissen. Steeds weer blijkt echter dat niet de strafvordering het grootste knelpunt is, maar de aangiftes.

De heer Wolfsen (PvdA):

Dat initiatiefwetsvoorstel is ingetrokken na de toezegging van de minister dat bij de eis concreet rekening zal worden gehouden met het feit dat het om mishandeling van een hulpverlener gaat.

De minister spreekt overigens wel heel gemakkelijk over verkiezingsprogramma's, want deze programma's verwoorden de zorgen van mensen. Mensen zijn bezorgd over de toename van geweld en zeker over geweld tegen hulpverleners. Dat is de reden dat ik graag van de minister hoor dat bij de eis van het Openbaar Ministerie rekening wordt gehouden met het feit dat iemand hulpverlener is. Ik vraag dat zo nadrukkelijk, omdat de minister zei dat er wordt gewerkt aan een richtlijn. De Kamer heeft namelijk bij herhaling uitgesproken dat juist dat moest gebeuren. Eigenlijk was dat het enige wat wij de minister hebben gevraagd. Als hij dat nog steeds niet voor elkaar heeft, neemt hij het blijkbaar niet serieus genoeg.

Minister Donner:

Ik sprak over het specifieke aspect van de strafverzwaring. Los van de verkiezingen heb ik in de Kamer al eerder uitgesproken dat ook ik mij zorgen maak over het probleem dat de geweldsdrempel in Nederland op tal van terreinen zakt. Daar zal breed beleid voor ontwikkeld moeten worden. Ik heb ook gewezen op de ontwikkeling binnen het Openbaar Ministerie en de geldende praktijk. Ik heb nu niet paraat hoe het in de praktijk gaat, maar ik zal de Kamer daar in het kader van het bericht van de minister van BZK over informeren. Het is gewoon een kwestie van het aanpassen van richtlijnen. Dat is na die discussie ter hand genomen. Als echter naar de ene functionaris wordt gekeken, komt onmiddellijk de volgende functionaris aan de orde. Op een gegeven moment is begonnen met de hulpverleners, maar het is onredelijk om vervolgens conducteurs en andere functionarissen uit te sluiten. Dat is het probleem. Naar aanleiding van nieuwe problemen moeten de richtlijnen steeds breder worden getrokken. Het is belangrijk om dat in te dammen.

De heer Wolfsen (PvdA):

Is die richtlijn er nu wel of niet? Er zou een richtlijn zijn.

Minister Donner:

Er is een richtlijn maar die wordt aangepast in het licht van dit soort informatie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Er bestaat een heel brede verontwaardiging, wat nu ook weer blijkt, over mensen die het wagen om een vinger uit te steken naar hulpverleners en gezagdragers. Om die reden heeft de Kamer al vaker uitgesproken dat mensen die dat doen zo snel mogelijk in de kraag moeten worden gegrepen en zo snel mogelijk stevig bestraft moeten worden. Daar is veel over gewisseld. Ik stel nog een vraag over de strafmaat. Toen wij half juni over dit onderwerp met de minister spraken, zei hij dat het college van procureurs-generaal de parketten heeft aangeschreven over de kwestie van de strafmaat. Is daar nu meer duidelijkheid over?

Een andere bottleneck is dat niet precies bekend is waarover wij spreken omdat een en ander niet altijd op dezelfde manier wordt geregistreerd bij het Openbaar Ministerie. Is daar inmiddels meer duidelijkheid over?

Minister Donner:

In juni hebben wij over dit onderwerp gesproken. Dat aanschrijven heeft plaatsgevonden. Daarover ontstaat de verwarring want enerzijds kan worden aangeschreven met betrekking tot het praktische beleid en anderzijds kunnen richtlijnen worden aangepast. Die processen verschillen. Daar zit de mogelijke discrepantie. In relatie tot de registratie moet ik informatie van het Openbaar Ministerie krijgen over de vraag of in de zomer verder is gewerkt aan de bijstelling. Nogmaals, twee maanden geleden hebben wij hierover gesproken. Gedurende die periode was er één maand zomervakantie. Of alles al gerealiseerd is in de afgelopen periode is dus niet zeker. Er leven tal van andere wensen, ook vanuit deze Kamer, met betrekking tot het Openbaar Ministerie.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben het eens met de minister dat situaties zoals deze niet te voorkomen zijn met het verhogen van de strafmaat. Hufterig gedrag tegen hulpverleners moet echter wel aangepakt worden. Ik roep de minister op om creatief te zijn en een veilige omgeving te creëren waarin aangifte en bewijslast centraal staan. Het lijkt mij overigens wel belangrijk, zoals uit het onderzoek van het CNV is gebleken, dat er meer gebeurt ten aanzien van de acceptatie van het besluit van hulpverleners. Er moet veel meer voorlichting worden gegeven op dat gebied. Daarbij moeten hulpverleners een vervolgtraject kunnen schetsen aan betrokkenen. In panieksituaties is een dergelijke aanpak het beste.

Minister Donner:

U stelt mij niet echt een vraag maar u doet een aantal constateringen. De minister van BZK pakt de punten van de voorlichting en de versterking van de aangifte op. U bent van mening dat strafmaatverhoging niet werkt. Ik sluit dat punt evenwel niet uit, als onderdeel van de creativiteit waartoe u mij oproept. Dan moet echter wel eerst duidelijk zijn dat dat het knelpunt is en er geen andere knelpunten zijn. Anders maak ik een loos gebaar.

Naar boven