Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 1 februari 2006 over asielbeleid.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben met de minister gedebatteerd over een aantal belangrijke punten in het asielbeleid. Allereerst hebben wij gesproken over het terugkeerbeleid richting Irak. De minister is van plan om asielzoekers voortaan ook weer naar Centraal-Irak terug te sturen, terwijl daarvoor tot nu toe een categoriaal beschermingsbeleid gold. Mijn fractie vindt dit onbegrijpelijk. Gezien de situatie van oorlog en gigantische onrust in het land, durven wij onze eigen militairen daar eigenlijk niet naar toe te sturen. Het is ons dus een raadsel hoe wij asielzoekers daar veilig naar terug kunnen sturen. De UNHCR vindt dit ook onverantwoord. Andere Europese regeringen hebben op dit punt een andere insteek dan de Nederlandse regering. Voor zover mij bekend, zijn er geen landen die mensen gedwongen naar dit gebied terugsturen. Wij wijzen dit onderdeel van het beleid af en daarom heb ik een motie medeondertekend die de heer De Vries namens de PvdA-fractie zal indienen.

Zelf wil ik een motie indienen ten aanzien van Nepal, een land waar volgens ons ook een dergelijke onveilige situatie bestaat voor heel veel inwoners en dus ook voor mensen die wij daarnaar terugsturen. Zowel in het ambtsbericht als in allerlei berichten in de internationale media vinden wij alleen maar een bevestiging van het idee dat dit land onveilig is. Daarom leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in Nepal chaos, geweld en onderdrukking heersen en de staat van beleg is afgekondigd;

overwegende dat de mensenrechtensituatie is verslechterd volgens het meest recente algemene ambtsbericht Nepal van september 2005;

overwegende dat er onvoldoende informatie voorhanden is over de gebieden die naar het oordeel van het kabinet als binnenlands vestigingsalternatief kunnen dienen;

verzoekt de regering, een beleid van categoriale bescherming in te stellen voor asielzoekers uit Nepal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1004(19637).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ten slotte zal mijn fractie ook een motie ondersteunen die het gevolg is van een rapport, opgesteld door velerlei gemeenten over de praktijk van het terugkeerbeleid. Wij vinden het jammer dat er op dit moment geen constructief overleg mogelijk is tussen de minister en de gemeenten. Wij denken dat asielzoekers hier vooral de dupe van zijn. Wij vragen de minister dan ook om dat overleg te hervatten. Daartoe ondersteun ik de motie terzake van de PvdA-fractie.

De heer De Wit (SP):

Mijnheer de voorzitter. Wij hebben vorige week gesproken over een reeks onderwerpen met betrekking tot het asielbeleid. Ik wil mij in dit debat beperken tot drie punten en daar een motie over indienen. De eerste motie betreft de minderjarige asielzoekers en de wijze van opvang. Mijn fractie is namelijk van mening, zoals ik vorige week al heb uitgelegd, dat opvang in een kleinschalige setting beter is dan opvang in een grootschalige setting.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat grootschalige opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers (ama's) in de leeftijd van 15 tot 18 jaar heeft geleid tot een zeer beperkte terugkeer naar het land van herkomst en tot veel gevallen waarin ama's met onbekende bestemming zijn vertrokken;

overwegende dat kleinschalige opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers in de leeftijd van 15 tot 18 jaar goede resultaten met zich meebrengt op het gebied van schoolbezoek en persoonlijke ontwikkeling en betere waarborgen biedt voor de veiligheid van ama's;

overwegende dat er vanuit kleinschalige opvang meer ex-ama's zijn teruggekeerd naar het land van herkomst dan vanuit de grootschalige opvang en er bovendien veel minder ex-ama's vanuit de kleinschalige opvang met onbekende bestemming zijn vertrokken;

overwegende dat het huisvesten van een ama in een kleinschalige woonvoorziening onder verantwoordelijkheid van het NIDOS bovendien ongeveer € 7000 per jaar goedkoper is dan het huisvesten van een ama in een plusvariant van de grootschalige COA-opvang;

verzoekt de regering, ama's in de leeftijd van 15 tot 18 jaar zo veel mogelijk in kleinschalige opvang onder te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit, Klaas de Vries en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1005(19637).

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Mijn tweede motie gaat over de opvang van asielzoekers die op dit moment wel rechtmatig in Nederland mogen verblijven, maar geen opvang krijgen. De minister heeft een stap vooruit gezet door de asielzoekers die een tweede verzoek doen, opvang te bieden. Naar de mening van mijn fractie dient dat te worden uitgebreid tot alle asielzoekers die hier rechtmatig verblijven en dus ook op opvang aanspraak kunnen maken.

De De WitKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er, ook nu recht op opvang is toegekend aan asielzoekers die in afwachting zijn van de behandeling van een tweede asielverzoek, nog steeds groepen (ex-)asielzoekers zijn die wél rechtmatig in Nederland verblijven maar geen recht hebben op opvang;

overwegende dat hierdoor de onwenselijke situatie blijft bestaan dat personen, waaronder ouderen, zieken en kinderen die in ons land mogen verblijven, voor hun onderdak en levensonderhoud zijn aangewezen op de liefdadigheid van particulieren, maatschappelijke organisaties en lokale overheden;

overwegende dat het bieden van opvang aan personen die in afwachting van de uitkomst van een asielgerelateerde of reguliere procedure rechtmatig in Nederland verblijven, de verantwoordelijkheid van de regering zou moeten zijn en niet mag afhangen van de barmhartigheid van particulieren, maatschappelijke organisaties en lokale overheden;

verzoekt de regering om aan alle personen die rechtmatig in Nederland verblijven in afwachting van de uitkomst van een asielgerelateerde of reguliere procedure recht op opvang toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit, Van der Staaij, Klaas de Vries en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1006(19637).

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ten slotte dien ik een motie in over de mensen die uit Srebrenica afkomstig zijn. Wij hebben daar vorige week voor de zoveelste keer over gesproken. Naar mijn mening zouden wij hier een definitief punt achter moeten zetten door deze groep als groep een verblijfsvergunning te verlenen. Dat wordt ook gevraagd in de petitie van de mensen van Stari Most en de mensen van het AZC uit Echt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland medeverantwoordelijkheid heeft erkend voor de val van de enclave Srebrenica;

overwegende dat bij de erkenning van die medeverantwoordelijkheid past dat Nederland een ruimhartig beleid voert jegens Bosnische moslims die de val van de enclave hebben meegemaakt en die in Nederland hun toevlucht hebben gezocht, mede gezien het feit dat velen van hen als gevolg van de gebeurtenissen in Srebrenica getraumatiseerd zijn geraakt;

verzoekt de regering om een ruimhartig toelatingsbeleid jegens asielzoekers die als Bosnische moslims de val van de enclave Srebrenica hebben meegemaakt te realiseren, door in de Vreemdelingencirculaire op te nemen dat deze categorie asielzoekers – behoudens contra-indicaties – in aanmerking komt voor toelating op grond van klemmende redenen van humanitaire aard,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1007(19637).

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Voorzitter. Mevrouw Vos heeft mijn bijdrage al van een adequate inleiding voorzien. Ik wil twee moties indienen. De eerste motie gaat over Irak.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de veiligheids- en mensenrechtensituatie in Irak onverminderd slecht is;

overwegende dat de minister van Buitenlandse Zaken in het nieuwste ambtsbericht met betrekking tot Irak van december 2005 spreekt van een aanhoudende zorgwekkende veiligheidssituatie in grote delen van Irak;

overwegende dat UNHCR staten dringend oproept niet over te gaan tot het uitzetten van afgewezen asielzoekers naar Centraal- en Zuid-Irak;

overwegende dat Amnesty International en VluchtelingenWerk Nederland zich evenals de UNHCR op het standpunt stellen dat een categoriaal beschermingsbeleid ten aanzien van Irak geïndiceerd is gezien de zorgwekkende veiligheids- en mensenrechtensituatie;

overwegende dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie ondanks de bevindingen van de minister van Buitenlandse Zaken met betrekking tot de zorgwekkende veiligheidssituatie in Irak tot het besluit is gekomen uitgeprocedeerde asielzoekers terug te sturen naar Centraal-Irak;

overwegende dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie zich bij haar besluit overwegend baseert op de heroverweging die in Duitsland plaatsheeft ten aanzien van Iraakse asielzoekers;

overwegende dat dit niet doorslaggevend kan zijn voor het afschaffen van het categoriale beschermingsbeleid in Nederland, dat gebaseerd is op drie indicatoren tezamen waaronder de aard van het geweld in het land van herkomst;Klaas de Vries

verzoekt de regering, het categoriaal beschermingsbeleid ten aanzien van Irak te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaas de Vries, Vos, De Wit, Lambrechts, Van der Staaij en Lazrak.

Zij krijgt nr. 1008(19637).

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Mijn tweede motie gaat over de voortdurende onenigheid tussen gemeenten en de minister over de gemaakte afspraken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voor Vreemdelingenzaken met de gemeenten afspraken heeft gemaakt over de wijze waarop het beleid ten aanzien van uitgeprocedeerde asielzoekers zal worden uitgevoerd;

constaterende dat uit het rapport "De Rekening" blijkt dat meer dan honderd colleges van B&W van mening zijn dat de minister dit beleid op essentiële punten niet op de afgesproken wijze uitvoert;

constaterende dat de minister van haar kant gemeenten verwijt de gemaakte afspraken niet na te komen;

overwegende dat het voor een breed draagvlak voor het asielbeleid ongewenst is dat tussen Rijk en gemeenten zulke grote verschillen bestaan over de interpretatie en uitvoering van onderling gemaakte afspraken;

verzoekt de regering, ten spoedigste hierover met de gemeenten in overleg te treden, teneinde tot eenduidige afspraken over de interpretatie en uitvoering van het beleid te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klaas de Vries, Huizinga-Heringa, Vos en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1009(19637).

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik heb in de motie de woorden "ten spoedigste" gebruikt. Ik geloof dat er veel aan gelegen is, als wij in staat zijn, te zien dat de verhoudingen tussen Rijk en gemeenten op dit punt voor de gemeenteraadsverkiezingen genormaliseerd zijn, in die zin dat beiden hetzelfde begrip hebben van de afspraken die men met elkaar heeft gemaakt.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik zal mijn bijdrage kort houden en mijn tijd uitsluitend gebruiken om een motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het ambtsbericht inzake Iran meldt dat de tolerantie jegens actieve christenen is afgenomen;

overwegende dat de situatie in Iran is verslechterd, onder andere na de verkiezing van een nieuwe president;

overwegende dat in rapporten van het Amerikaanse State Department gewezen wordt op de actuele en ernstige risico's voor bekeerde ex-moslims en voor niet-moslims die actief van hun geloof blijk geven;

overwegende dat de verslechterde situatie in Iran de regering aanleiding heeft gegeven om voor homoseksuele asielzoekers uit Iran een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen;

verzoekt de regering, eveneens een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor christen-asielzoekers uit Iran, waaronder tot het christendom bekeerde voormalige Iraanse moslims, zolang nog niet met de Kamer is gesproken over het nieuwe ambtsbericht over Iran,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Huizinga-Heringa, Van der Staaij, Lambrechts, Vos, De Wit, Klaas de Vries, Van Fessem en Wilders.

Zij krijgt nr. 1010(19637).

De heer Visser (VVD):

Mevrouw Huizinga spreekt in de motie over bekeerden. Is relevant voor de uitleg van de motie of het gaat om mensen die bekeerd zijn in Iran zelf dan wel nadat zij in Nederland zijn gekomen, en of bij die bekering een rol speelt dat zij het geloof loslaten, niet tot een kerk zijn toegetreden en atheïst zijn geworden? Geldt dit voor iedereen die zijn geloof heeft losgelaten, ook nadat zij het land van herkomst hebben verlaten en in de asielprocedure zijn beland?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Onze motie gaat over mensen die tot een ander geloof zijn gekomen, of dat nu in Iran is of nadat zij zijn gevlucht en in het Westen terecht zijn gekomen. Het gaat om mensen die in problemen komen, doordat zij dat geloof belijden. Wij hebben zorgen over mensen die tot het christendom zijn toegetreden en die grote problemen krijgen in Iran. Als u mensen met een ander geloof kent die grote problemen hebben, raad ik u aan om daar ook aandacht voor te vragen.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Mevrouw Vos verzoekt de regering in haar motie om een categoriaal beleid in te stellen voor asielzoekers uit Nepal. Wij hebben er eerder over gesproken dat de veiligheidssituatie in Nepal is verslechterd en dat de strijd tussen de maoïsten en de regering onverminderd voortduurt. Delen van Nepal worden nog steeds categoriaal beschermingswaardig geacht, maar het is relatief veilig in en rond de hoofdstad en in de districthoofdsteden en in enkele districten. Omdat uit het ambtsbericht blijkt dat deze veilige gebieden over het algemeen bereikbaar zijn vanuit het platteland, is het niet nodig om een categoriaal beschermingsbeleid te voeren. Mensen hebben een verblijfsalternatief in genoemde relatief veilige gebieden en steden. Bovendien voeren andere Europese landen geen speciaal beleid ten aanzien van Nepal en vinden deze terugkeer naar Nepal verantwoord. De situatie in Nepal is niet fundamenteel gewijzigd. Ik heb reeds gezegd dat de risicogroepen die ik heb onderkend nog steeds eerder in aanmerking komen voor verblijf. Ik ontraad dan ook aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mij is opgevallen dat het ministerie van Buitenlandse Zaken erkent dat het zeer moeilijk is om recente informatie te verkrijgen over de situatie in allerlei delen van Nepal. Hoe kan de minister zo zeker weten dat er gebieden in Nepal zijn waar het veilig is en waar men veilig kan komen?

Minister Verdonk:

Dat leid ik af uit het ambtsbericht waarin wel degelijk staat dat het relatief veilig is in en om de hoofdstad, in districthoofdsteden en in enige districten. Daarop heb ik het beleid gebaseerd.

In een motie verzoekt de heer De Wit om ama's in de leeftijd van 15 tot 18 jaar zoveel mogelijk in de kleinschalige opvang onder te brengen. Wij hebben er in het debat al over gesproken en ik heb toen gezegd dat er verschillende soorten van opvang zijn. Bij de opvang op de campussen gaat het om twee keer 24-uursbegeleiding, zowel in de nacht als in het weekend, extra beveiliging met camera's, keycards op de toegang tot de units en praktijkgericht onderwijs met de mogelijkheid om maatwerk te bieden. De begeleiding in de KWE's is veel minder intensief. Aan de KWE is een mentor verbonden die iedere werkdag controleert of de alleenstaande minderjarige vreemdelingen naar school zijn geweest en die tot ongeveer acht uur blijft. Die mentor heeft daarvoor in totaal vierentwintig uur per week beschikbaar. In het weekend is de mentor in principe niet beschikbaar. De keuze voor dit model is – en ik heb die van harte toegejuicht – een gezamenlijke actie van Nidos en COA. Er is dus sprake van een breed draagvlak. Wij zijn die keuze verder aan het uitwerken. Ik ontraad dan ook de aanvaarding van deze motie.

De heer De Wit heeft voorts in een motie gevraagd om alle personen die rechtmatig in Nederland verblijven in afwachting van de uitkomst van een asielgerelateerde of reguliere procedure recht op opvang toe te kennen. Ik acht het onwenselijk om alle rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen opvang te verlenen. Voor die mensen die op grond van hun omstandigheden niet kunnen reizen, geldt dat zij opvang kunnen krijgen. Dat geldt ook voor mensen die een kansrijke asielaanvraag hebben ingediend, ook als dat een tweede is vanwege nieuwe feiten en omstandigheden. Ik acht het in strijd met het wettelijke kader, onder meer de meeromvattende beschikking, om dan opvang te verlenen. Voor mensen in de reguliere vergunningsprocedure geldt dat zij niet in aanmerking komen voor opvang. Ook de aanvaarding van deze motie wordt dan ook door mij ontraden.

De heer De Wit heeft voorts in een motie gevraagd "om een ruimhartig toelatingsbeleid jegens asielzoekers die als Bosnische moslims de val van de enclave Srebrenica hebben meegemaakt te realiseren door in de Vreemdelingencirculaire op te nemen dat deze categorie asielzoekers – behoudens contra-indicaties – in aanmerking komt voor toelating op grond van klemmende redenen van humanitaire aard". Ik heb reeds eerder aangegeven dat ik heel serieus naar de positie van deze mensen heb gekeken. Ik heb heel serieus gekeken naar de lijst van mensen die Stari Most heeft aangeleverd. Ik heb een aantal mensen vergunningen verleend. De lijst is nu meerdere keren bekeken en ik zie geen reden om voor die groep asielzoekers nog in de vreemdelingencirculaire op te nemen dat zij, behoudens contra-indicaties, in aanmerking komen voor toelating op grond van klemmende reden van humanitaire aard. Ik ontraad dan ook de aanneming van deze motie.

Dan kom ik op de motie-Klaas de Vries c.s., waarin de regering wordt verzocht om categoriaal beschermingsbeleid ten aanzien van Irak te handhaven. Welnu, ik heb de beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid ten aanzien van centraal Irak eerder uiteengezet. De basis is het ambtsbericht, en doorslaggevend is voor mij in dit geval het beleid in andere Europese landen. Geen van de andere landen voert een categoriaal beschermingsbeleid voor Irakese asielzoekers. Duitsland trekt verleende statussen in, en de effecten daarvan zijn merkbaar. In het algemeen overleg heb ik gemeld dat wij een eerste dossieronderzoek hebben verricht. Ik heb u toen gemeld dat van 50% van de dertig dossiers die wij hebben onderzocht, afkomstig bleek uit Duitsland. Dat zijn dus mensen die onder "Dublin" vallen. Inmiddels hebben wij 80 van de 100 zaken onderzocht, en nog steeds zitten wij op 50%. Er is ook sprake van vrijwillige terugkeer naar Irak. Het Verenigd Koninkrijk zet gedwongen uit. Ook ik zal gedwongen uitzettingen gaan voorbereiden. Asielaanvragen van alle personen afkomstig uit Irak worden van nu af aan alleen nog op individuele gronden beoordeeld. Natuurlijk houd ik rekening met de onveilige algehele situatie in centraal Irak. Ik respecteer internationale verdragen: het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en ik houd mij aan de refoulementsverboden. Dit betekent dat ik natuurlijk een verblijfsvergunning zal verlenen indien een asielzoeker die afkomstig is uit Irak op individuele gronden bescherming nodig heeft. Ik ontraad de aanneming van deze motie.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Bevestigt u hiermee dat deze wending in het beleid niet wordt geïndiceerd door veranderingen in de veiligheidssituatie in Irak, maar vooral door de veiligheidssituatie in Duitsland voor Irakezen die zich daar ophouden? Als er mensen uit Duitsland naar Nederland komen, zijn dat Dublingevallen. Wat doet u daarmee? Ik neem aan dat u hen terugstuurt naar Duitsland.

Minister Verdonk:

Het antwoord op de laatste vraag is: ja, wij sturen die mensen terug naar Duitsland. De wending is niet te wijten aan de veiligheidssituatie in Duitsland, maar aan het beleid dat Duitsland voert ten opzichte van mensen die asiel hebben aangevraagd vanuit centraal Irak. Duitsland trekt op dit moment statussen in, en dat heeft ertoe geleid dat een fors aantal mensen naar Nederland is gekomen. Van de eerste 80 van die mensen hebben wij nu de dossiers beoordeeld. Deze mensen gaan terug naar Duitsland. Dit betreft de 50%.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik drukte mij niet goed uit. Ik doelde op het feit dat de bescherming in Duitsland van mensen uit Irak van een andere aard wordt. Dat is kennelijk voor de minister aanleiding om te zeggen dat zij ook weer mensen naar Irak kan terugsturen, terwijl er in Irak niets is gebeurd.

Minister Verdonk:

Niet iedereen die binnenkomt valt onder het categoriaal beleid, maar iedereen die binnenkomt, ook vanuit Centraal-Irak, zal ik individueel beoordelen. Dat is wat ik heb gezegd, en dat is het verschil. Als het voor een individuele persoon echt te gevaarlijk is in Centraal-Irak, krijgt deze natuurlijk een verblijfsvergunning.

Dan kom ik nu toe aan de motie-Klaas de Vries c.s. waarin de regering wordt verzocht om ten spoedigste overleg te plegen met de gemeenten teneinde tot eenduidige afspraken te komen over de interpretatie en de uitvoering van het beleid. De heer De Vries suggereert dat ik niet meer met de gemeenten om de tafel zit, maar dat is helemaal niet het geval. Ik heb gewoon bestuurlijk overleg met de gemeenten, en mijn relatie met de VNG is goed. Het rapport "de Rekening" van de organisatie LOGO en mijn reactie daarop heeft daarin helemaal niets veranderd. Uit dit rapport valt af te leiden dat er met de gemeenten veel afspraken zijn gemaakt en dat die afspraken ook in goed en constructief overleg tot stand zijn gekomen. Ik heb geen enkele reden om te betwijfelen dat ik met de VNG op dezelfde constructieve manier kan doorgaan. Binnenkort is er weer een bestuurlijk overleg. Ik zie dus niet in wat deze motie toevoegt aan de bestaande normale gang van zaken en ontraad dan ook de aanneming van deze motie.

De heer Van Fessem (CDA):

Misschien kan de minister bij de gelegenheid van dat overleg aan de VNG vragen of men daar hetzelfde positieve geluid ook eens naar buiten zou willen brengen.

Minister Verdonk:

Dat zal ik zeker vragen aan de VNG. Het werkt wel zo prettig als je samen met één mond kunt spreken.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Huizinga en een aantal andere Kamerleden over de behandeling van christen-asielzoekers uit Iran. De motie beoogt het instellen van een besluit- en vertrekmoratorium voor christen-asielzoekers uit Iran, waaronder tot het christendom bekeerde voormalige moslims, zolang nog niet met de Kamer is gesproken over het nieuwe ambtsbericht over Iran. Het is al ons beleid om zeer zorgvuldig om te gaan met christen-asielzoekers, niet alleen uit Iran. Hetzelfde geldt voor allerlei religieuze minderheden, ook uit andere landen van herkomst. Wij gaan daar nog zorgvuldiger mee om dan wij op andere terreinen toch al doen. Zeker als wij weten dat er in het land van herkomst een verhoogd risico is voor deze minderheidsgroepen, horen wij mensen daarover. Voor iedere religieuze minderheid geldt dat daar al speciale aandacht voor is. Als ik een paar voorbeelden mag noemen, dan geldt dat voor Iran, Afghanistan, Irak en Syrië. Wat mij betreft, is dat een heel zorgvuldig beleid.

Ik voel er niets voor om te doen wat deze motie vraagt, een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor christen-asielzoekers uit Iran. Wij hebben dat voor homoseksuelen gedaan, omdat de situatie onduidelijk was. Er waren ineens twee homoseksuelen ter dood gebracht, waarbij niet duidelijk was om welke reden dat gebeurde. Waren het criminelen? Werden zij vanwege hun homoseksualiteit ter dood gebracht? Dat was niet zeker, dus hebben wij dat besluit- en vertrekmoratorium ingesteld voor juist die groepen. Het ligt anders als het gaat om christen-asielzoekers uit Iran. Voor deze groep mensen geldt wat wij al jarenlang op grond van bestaande ambtsberichten doen: wij kijken nog zorgvuldiger naar deze groep en wij vragen in de gehoren van mensen uit deze landen nog duidelijker hoe hun positie is als lid van een religieuze minderheid in het land van herkomst. Als het nodig is, dan zal die individuele toetsing ook leiden tot het verlenen van een verblijfsvergunning.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

De minister zegt dat er voor homoseksuelen een moratorium is ingesteld, omdat er twee mensen onder onduidelijke omstandigheden vermoord zijn en omdat zij dat eerst wilde uitzoeken. Het is bekend dat er in Iran op het verlaten van de islamitische godsdienst en op het aanhangen van een andere godsdienst de doodstraf staat. Wij krijgen van verschillende kanten de informatie dat de situatie voor christenen verslechtert. Dan zouden wij denken dat wij met ons besluit tot een moratorium liever niet wachten op het moment dat tot het christendom bekeerde moslims vermoord zijn. Wij zouden denken: laten wij van tevoren wijs zijn. Laten wij eerst kijken wat er waar is van de berichten dat de situatie is verslechterd voor christenen en laten wij hen tot die tijd niet terugsturen naar Iran.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Ik begrijp de betrokkenheid van mevrouw Huizinga. Als wij echter overgaan tot een besluit- en vertrekmoratorium, dan moeten wij ook wel keiharde feiten hebben. Dan moeten wij heel duidelijk hebben dat er echt wat aan de hand is voor die hele groep. Wat wij nu doen is het volgende. Als er iets aan de hand is voor individuen, dan geven wij hen een verblijfsvergunning, ook op grond van die reden. Ik zie geen reden om, hoewel ik haar op haar woord geloof, veranderingen in het beleid te baseren op de omstandigheid dat mevrouw Huizinga-Heringa dergelijke geluiden heeft gehoord.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Wij zijn van mening dat de geluiden die wij hebben gehoord en die in de motie zijn genoemd, ernstig genoeg zijn om eventjes pas op de plaats te maken, te wachten op het nieuwe ambtsbericht en eerst te kijken wat daarin zal staan. Wat is er nu toch op tegen dergelijke zorgvuldigheid? Wij weten dat de situatie van bekeerde moslims buitengewoon precair kan zijn. Ons bereiken berichten dat deze nog verder verslechtert. Waarom zouden wij niet de moeite nemen om even te wachten, zodat wij er zeker van zijn dat wij mensen niet misschien wel hun dood tegemoet sturen. Ik zie echt niet in wat er tegen deze zorgvuldigheid zou zijn!

Minister Verdonk:

Er is wel degelijk sprake van zorgvuldigheid. Er is zorgvuldigheid op individueel niveau. Er vindt individuele toetsing plaats. Er is geen enkele reden om te wachten. Bij de toetsing wordt rekening gehouden met de positie van religieuze minderheden uit diverse landen. Dat geldt in dit geval dus ook voor christelijke asielzoekers uit Iran. Er bestaat geen tegenstelling tussen het wachten met het uitvoeren van het beleid en het instellen van een besluit- en vertrekmoratorium zoals mevrouw Huizinga-Heringa bepleit, afgezet tegenover een zorgvuldige behandeling. Er is sprake van een volstrekt zorgvuldige behandeling van asielzoekers. Wij voeren hier in Nederland een heel zorgvuldige asielprocedure. Ik zie dus echt geen reden om te wachten. Om die reden ontraad ik het aannemen van deze motie.

De voorzitter:

Ik sta mevrouw Huizinga-Heringa nog één heel korte vraag toe.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Die zal inderdaad heel kort zijn. De minister zegt dat zij niet inziet waarom zij niet zorgvuldig zou zijn. In mijn ogen is het niet zorgvuldig om geen rekening te houden met rapporten van het Amerikaanse State Department waarin wordt gesteld dat er ernstige risico's bestaan voor bekeerde ex-moslims die actief blijk geven van hun geloof. Ik acht het niet zorgvuldig dat de minister gewoon doorgaat met het terugsturen van deze mensen en wacht tot er ongelukken gebeuren alvorens na te denken of wij misschien toch niet eventjes pas op de plaats zouden moeten maken.

Minister Verdonk:

Wij gaan helemaal niet door met het gewoon terugsturen van mensen naar Iran. Er vindt gewoon een zorgvuldige toetsing plaats. De suggestie van mevrouw Huizinga-Heringa strookt niet met de werkelijkheid. Wij toetsen in Nederland zorgvuldig. Wij kennen een zorgvuldige asielprocedure. Die wordt op individuele basis gevoerd. Op het moment dat het voor mensen daar veilig is, moeten zij terug naar hun land van herkomst. Dat besluit wordt genomen na een heel zorgvuldige toetsing. Als het niet veilig is, krijgt men een verblijfsvergunning in Nederland. Ik ontraad dus nogmaals het aannemen van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het voor half twaalf vanavond geplande debat over de ontwikkelingshulp aan Kenia zal geen doorgang vinden. Het debat is inmiddels omgezet in een commissievergadering die morgen zal plaatsvinden.

Sluiting 19.55 uur

Naar boven