Vragen van het lid Vos aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de beschuldigingen van de minister aan het adres van de minderjarige Taïda Pasic.

De voorzitter:

Wellicht ten overvloede merk ik op dat de vragen gaan over het feit van de opmerkingen en de beschuldigingen. Wij gaan in het vragenuur niet een individueel dossier van een individuele persoon bespreken.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Dat knoop ik uiteraard in mijn oren.

Wij hebben het over de achttienjarige Taïda Pasic, die dit jaar graag haar vwo-diploma wil halen op haar school in Winterswijk. Zij was met haar familieleden, met wie zij overigens al lang in Nederland verbleef, naar Kosovo teruggekeerd, want zij konden geen verblijfsvergunning krijgen. Taïda merkte daar dat het niet mogelijk was om op een goede manier haar opleiding af te maken. Daarom is zij naar Nederland teruggekomen en is hier nu met een toeristenvisum, om een poging te doen de school af te maken. Helaas is haar onder schooltijd verzocht om op het politiebureau te komen. Van daaruit is zij linea recta naar de gevangenis op Zestienhoven vervoerd. Toen kwamen al haar leraren en medeleerlingen in opstand. Zij zeiden: dit kan zo niet, Taïda moet haar opleiding kunnen afmaken.

Inmiddels heeft de rechter besloten dat Taïda op vrije voeten moet worden gesteld en dat de IND een nieuw besluit moet nemen. De rechter zegt dat er in dit geval sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. Wat doet de minister? Welnu, als een beginnende "spin doctor" zoekt zij de media op om het beeld over Taïda bij te stellen. Zij meldt dat Taïda klinkklare onzin verkoopt en IND-medewerkers zwart maakt. Zij beschuldigt Taïda ook van fraude. Daarover wil ik de minister graag een aantal vragen stellen.

Welke uitlatingen zijn er door de minister precies gedaan over de verblijfsprocedure van Taïda Pasic? Waren deze feiten in eerdere instantie reeds bekend, en zo ja, bij wie? Waarom vallen deze feiten te betitelen als fraude?

Heeft de minister zelf opdracht gegeven om verblijfsgerelateerde gegevens van Taïda Pasic openbaar te maken, en zo ja, waarom?

Op welke wijze heeft Taïda Pasic volgens de minister de IND-medewerkers zwart gemaakt? Is zij hetzelfde oordeel toegedaan over de uitlatingen van de onafhankelijke Amsterdamse rechter, die de IND onzorgvuldige besluitvorming verwijt?

Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft bij monde van de heer Kohnstamm sterke twijfels geuit naar aanleiding van de publieke uitlatingen van de minister over Taïda Pasic. In een eerder advies heeft het college geoordeeld dat persoonsgegevens alleen in uitzonderlijke omstandigheden openbaar gemaakt mogen worden, als het noodzakelijk is voor een goede taakvervulling. Het college twijfelt er sterk aan of de minister in dit geval in haar recht stond om op deze manier gegevens publiek bekend te maken. Graag verneem ik van de minister een reactie op dit oordeel van het College Bescherming Persoonsgegevens.

Minister Verdonk:

voorzitter. Ik ga eerst in op de vraag wat ik nu precies openbaar heb gemaakt. Het is misschien goed om even terug te gaan in de geschiedenis. Op 19 januari 2006 is er een persbericht verschenen van de politie Noordoost-Gelderland over de gang van zaken bij de aanhouding. Op 21 januari zijn Justitie en de advocaat van het betrokken meisje niet ingegaan op het dossier. Op 25 januari berichtte NRC Handelsblad van de tweevoudige afwijzing van de mvv. Het meisje had al twee keer eerder een mvv aangevraagd, één keer toen zij nog in Nederland was en één keer vanuit het land van herkomst. In dat artikel werd ook gesproken over de inreis op een toeristenvisum via Frankrijk. Dat is openbaar gemaakt door een gastouder. Op 31 januari was er berichtgeving over de openbare zitting van de rechtbank in de bewaringszaak en over de gronden voor de bewaring, waaronder het verscheuren van het paspoort. Het meisje in kwestie had dus haar paspoort verscheurd. Dat heeft zij meegedeeld aan de vreemdelingenpolitie. Op 4 februari was er berichtgeving over de uitspraak in de voorlopige voorziening en is de eerdere vrijwillige terugkeer van de familie Pasic aan de orde geweest, evenals de gestelde onmogelijkheid voor het meisje Pasic om in Belgrado een mvv aan te vragen.

Dat was allemaal aan de orde. Er is gezegd dat dit meisje is teruggegaan naar het land van herkomst. Zij was op dat moment nog minderjarig en met haar ouders. Haar ouders hebben bij de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) getekend dat zij alle procedures introkken. Zij hebben hun vingerafdrukken afgegeven, het is immers niet de bedoeling dat mensen die eenmaal weggaan met een geldbedrag later weer terugkomen en opnieuw een beroep doen op een dergelijke regeling. Dat doen wij niet. Daarom is toen gezegd: het is dan wel mogelijk om nog een keer terug te komen, maar dan moet er in het land van herkomst een vergunning worden aangevraagd.

Op 5 februari heb ik openbaar gemaakt dat de familie Pasic bij vrijwillig vertrek een premie van € 7000 had ontvangen. De inreis op een Frans toeristenvisum heb ik toen gekwalificeerd als fraude. Er is ook in de krant gemeld dat de familie Pasic klinkklare onzin zat te verkopen en dat zij IND-medewerkers heeft zwartgemaakt. Voor alle duidelijkheid: ik heb dus eigenlijk alleen maar de hoogte van de vertrekpremie openbaar gemaakt en het feit dat er een vertrekpremie is gegeven. Voor de rest was alles al openbaar.

Het lijkt mij goed om duidelijk te maken wat er feitelijk precies gebeurd is. Taïda is thans 18 jaar oud. Zij is samen met haar ouders en twee jongere zussen in juni 2000 naar Nederland gekomen. In de periode van juni 2000 tot juni 2004 heeft het gezin een asielprocedure doorlopen. Die is beëindigd met een ongegrondverklaring in beroep. Het gezin heeft Nederland op 18 januari 2005 verlaten en is door tussenkomst van de IOM teruggekeerd naar Pristina. Ik zei net al dat de IOM ter facilitering van die terugkeer de vliegtickets naar Belgrado heeft verstrekt, alsook een bedrag van € 7000. Kort daarvoor, toen Taïda nog in Nederland was, is er namens Taïda een verzoek om advies voor afgifte mvv studie ingediend. Op 7 april 2005, na haar terugkeer, is een negatief advies uitgebracht. Op 4 juli 2005 is opnieuw een verzoek om advies inzake afgifte mvv studie ingediend. Op 27 september 2005 is wederom negatief geadviseerd.

Wat is dan het beleid waar het om gaat? Iemand kan naar Nederland komen voor studie, maar daar is een aantal voorwaarden aan verbonden. Dat geldt voor een studie aan een hbo-instelling of aan een universiteit. Voor bijvoorbeeld vwo geldt ook nog de voorwaarde dat Nederland het meest aangewezen land moet zijn om de beoogde opleiding te volgen. Er is onderzoek gedaan in Kosovo en daaruit blijkt dat er in het land van herkomst een soortgelijke opleiding bestaat. Er is een buitenlands equivalent en dat is gewoon beschikbaar. Er blijkt in Kosovo een gymnasiumopleiding te zijn met een curriculum dat overeenkomt met dat van de beoogde opleiding in Nederland. Zij had dus gewoon in Kosovo naar school gekund.

Voorts was er een verklaring van Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Daaruit blijkt dat het einddiploma van een algemeen vormend middelbaar onderwijsinstelling in de voormalige deelrepublieken van Joegoslavië, Kosovo inbegrepen, de kwaliteit en het niveau van een vwo-opleiding benadert. Dat is allemaal uitgezocht. Dat meisje kon dus terug naar het land van herkomst en daar haar opleiding afmaken.

Betrokkene is echter toch naar Nederland gereisd, in juni of juli 2005. Uit onderzoek blijkt dat er geen toeristenvisum was verstrekt. Zij had zich ook niet gemeld bij de politie, terwijl er een wettelijke meldplicht bestaat. Dat had dus gewoon moeten gebeuren. Taïda Pasic heeft twee keer een mvv-verzoek ingediend en terwijl zij wist dat er nog een aanvraag liep, is zij weer naar Nederland gereisd op een Frans toeristenvisum met een verblijfsduur van vijftien dagen. De voorwaarde voor afgifte van een toeristenvisum is dat de persoon in kwestie hoofdverblijf heeft in het land dat het visum heeft afgegeven, in dit geval dus Frankrijk. Zij is echter doorgereisd naar Nederland.

Ik kan nog een betoog houden over de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), maar ik laat het hier voorlopig even bij. Volgens mij zijn de feiten heel duidelijk.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

U hebt mijn vraag niet beantwoord. Ik vroeg niet om de hele geschiedenis en uw oordeel over de vraag of Taïda hier haar vwo mag afmaken of niet. Ik vroeg of u Taïda van fraude hebt beschuldigd. U zegt dat u dat hebt gedaan omdat het hier op een toeristenvisum verblijven fraude is. Hoezo is dat fraude? Met een toeristenvisum hebben mensen immers toegang tot alle landen in Europa.

De voorzieningenrechter heeft wel degelijk geoordeeld dat de IND onzorgvuldig is geweest in de besluitvorming. De rechter is van mening dat het besluit moet worden overgedaan omdat er niet voldoende is gekeken naar de argumenten die Taïda heeft aangevoerd voor haar stelling dat het voor haar niet mogelijk was om haar vwo-diploma in Kosovo te halen. Hoe kunt u nu tot het oordeel komen dat Taïda de IND onterecht beschuldigt en zwartmaakt, terwijl de voorzieningenrechter heeft gesteld dat de IND onzorgvuldig heeft gehandeld?

U zegt dat u behalve de hoogte van de vertrekpremie niets nieuws openbaar hebt gemaakt. Wat was de noodzaak van het openbaar maken van gegevens? Waarom hebt u dat gedaan? Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft ernstige twijfels over de rechtmatigheid van uw uitlatingen. Wat vindt u daarvan? U had in hoger beroep kunnen gaan. Waarom hebt u dat niet gedaan en beschuldigt u in plaats daarvan dit meisje via de media van fraude? U weet dat zij geen enkel verweer heeft tegen u. Zij kan u niet voor de rechter slepen omdat u uw uitlatingen doet in uw functie als minister. Als minister zegt u dus tegen een meisje dat geen verweer heeft dat zij fraude pleegt en dat zij de IND zwartmaakt. Vindt u dit nu een heuse invulling van uw taak als minister met deze belangrijke portefeuille?

Minister Verdonk:

Ik wil duidelijk stellen dat ik hier niet ben om mensen zwart te maken. Ik sta hier om de feiten zoals zij zijn over tafel te brengen. Ik heb begrip voor individuele mensen, maar ik ben aangesteld om wetten en regels te handhaven en dat doe ik in dit geval. Het is niet de bedoeling dat ouders met een minderjarig kind teruggaan naar het land van herkomst en dat het kind zodra het meerderjarig is zelfstandig besluit om weer terug te keren naar Nederland terwijl er nog een mvv-aanvraag loopt. Ik zet alleen de feiten kort op een rijtje. Ik hoor veel mensen "nee" roepen. Het gaat echter om verklaringen van beëdigde ambtenaren. Dit is wat er is gebeurd.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het punt is dat u dit meisje beschuldigt van fraude. Het gaat niet om uw weergave van de feiten. De vraag is waarom u dit meisje publiekelijk beschuldigt.

Minister Verdonk:

Dit meisje was in Nederland en is met haar ouders teruggekeerd naar haar land van herkomst. Zij is vervolgens teruggekeerd in Nederland terwijl zij wist dat zij haar aanvraag moest afwachten in haar land van herkomst. Het is dan niet de bedoeling dat men al naar Nederland reist. Zij heeft dus een tijdje illegaal in Nederland verbleven, want er was geen verblijfstitel.

Dan is er de situatie ten aanzien van het GBA. Betrokkene wil een schoolopleiding volgen in Winterswijk. Zij laat zich inschrijven bij het GBA in Haarlem en geeft daarbij aan dat zij van Winterwijk naar Haarlem is verhuisd. Daarvan is een verklaring in het GBA opgenomen. Zij laat zich hier bij iemand inschrijven en gaat vervolgens terug naar Winterswijk om daar een opleiding te volgen. Achter elkaar is sprake van het met voeten treden van de regels die wij in Nederland hebben.

Mevrouw Vos heeft mij gevraagd waarom ik dan niet naar de rechter ga. Ik ga in hoger beroep tegen de bewaringsuitspraak, maar tegen de uitspraak in de voorlopige voorziening kan ik niet in beroep gaan. Op 20 februari of zoveel eerder als mogelijk is, zal het meisje in bezwaar worden gehoord. Zo spoedig mogelijk daarna zullen wij een besluit nemen op het bezwaar.

Vervolgens kom ik te spreken over de vraag die mevrouw Vos heeft gesteld over het toeristenvisum. Met betrekking tot een toeristenvisum moeten twee dingen helder zijn. Voor een Frans toeristenvisum geldt dat je hoofdverblijf moet hebben in Frankrijk en dat het geldig is voor een periode van vijftien dagen. Aan deze beide bepalingen heb je je te houden. Er is echter geen sprake geweest van hoofdverblijf in Frankrijk en de termijn is ver overschreden.

Ik wil het vervolgens hebben over de uitspraken van het CBP. De brief die ik aan de Kamer heb gestuurd, acht ik bekend. Op 16 maart is deze bijna Kamerbreed aanvaard. Deze brief geeft mij de mogelijkheid om in zeer uitzonderlijke gevallen persoonsgegevens uit een vreemdelingendossier openbaar kan maken. Ik citeer dat uit de brief van het CBP. Per geval zal afgewogen dienen te worden welke informatievoorziening proportioneel en subsidiair is. Ik ben er, na afweging van alle belangen, toe gekomen om nadere gegevens te verstrekken. Ik heb u net toegelicht wat dit eigenlijk betreft. In relatie tot wat al was verschenen, is slechts heel weinig informatie verstrekt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik wil hierover nog één vraag stellen.

De voorzitter:

U kunt geen nieuwe vraag stellen, maar zo nodig alleen een vraag herhalen die niet is beantwoord.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De minister heeft mijn vraag waarom zij het nodig acht om dit meisje te beschuldigen van fraude, niet beantwoord. Zij praat er omheen. Via de IND kan zij er een oordeel over uitspreken of dit meisje al dan niet rechtmatig in Nederland is en of zij al dan niet haar vwo mag afmaken. Zij kan in hoger beroep gaan bij de rechter.

De voorzitter:

U hebt uw vraag herhaald. Die is duidelijk.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Maar waarom was het nodig om haar publiekelijk zwart te maken?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Waarom was het nodig om haar publiekelijk te beschuldigen van fraude? Maakt de minister daar ...

De voorzitter:

Ik zet haast nooit de microfoon uit, maar nu moest het even. Het woord is aan de minister.

Minister Verdonk:

Ik kan alleen maar weer hetzelfde antwoord geven. Ik zet hier alleen de feiten op een rijtje. Dat heeft niets te maken met zwartmaken. Het heeft te maken met het feit dat ik informatie in evenwicht breng. In de media is contant eenzijdig gekleurde informatie aan de orde geweest. Het enige wat ik heb gedaan, is de feiten op een rijtje zetten. Ik ben van mening dat dit in het belang is van de Nederlandse staat en van de medewerkers die het vreemdelingenbeleid moeten uitvoeren, maar dat het ook in het belang is van het meisje zelf dat er eens een keer met één mond wordt gesproken en dat zij eens een keer duidelijkheid krijgt over haar verblijfstatus in Nederland. De IND is daarover heel helder geweest. Ik ben er heel helder over geweest. Volgens mij wordt het tijd dat wij hier in Nederland allemaal de wetten en regels naleven. Ik heb dat al eens eerder in deze Kamer betoogd.

De voorzitter:

Een aantal leden wil aanvullende vragen stellen. De eerste daarvan is de heer Dijsselbloem.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. De minister is in deze zaak nu tweemaal keihard teruggefloten door de rechter. Tot twee keer toe! Zij moet het meisje Taïda al meer dan € 1000 schadevergoeding betalen. Zij zegt dat het enige wat zij doet, is de feiten laten spreken. Zij kiest daarvoor een landelijk dagblad als platform en zij brandt het meisje tot de grond toe af. Heeft zij de zogenaamde feiten die zij nu laat spreken, ook in de rechtszaken ingebracht? Zo ja, waarom heeft de rechter haar dan teruggefloten. Of heeft zij deze feiten niet in de rechtszaak ingebracht? In dat geval luidt mijn vraag: waarom niet? Het is in ieder geval opmerkelijk dat de rechter die, naar ik aanneem, deze feiten heeft kunnen wegen, het oordeel van de minister terzijde heeft gelegd. Het is opmerkelijk dat de minister, ondanks dit oordeel van de rechter, in de krant een heel nieuwe weergave van de feiten geeft. De rechter heeft deze minister tot twee keer toe teruggefloten!

Minister Verdonk:

Voorzitter. Deze informatie is niet aan de orde gesteld in de beschikking of tijdens de zitting omdat de aanvraag alleen al is afgewezen op grond van het niet voldoen aan het mvv-vereiste. Verdere vragen rond de aanvraag zijn door de IND daarom niet behandeld. Daar is de IND gewoon niet aan toegekomen, er is alleen getoetst op het mvv-vereiste. Nu is er een uitspraak over de bewaring; daar ga ik tegen in beroep, tegen de voorlopige voorziening kan ik niet in beroep gaan. Wij gaan het meisje horen in bezwaar en dan zal er een besluit over worden genomen.

Wat ik niet begrijp, is dat ik ervan beschuldigd word dat ik mensen zwartmaak en tot de grond toe afbreek als ik als minister na een zeer duidelijke en zorgvuldige afweging het besluit neem om alleen maar feiten naar voren te brengen, feiten die gewoon te onderbouwen zijn, die gewoon allemaal op papier staan. Ik verzet mij dan ook hevig tegen deze beschuldiging.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Maar, voorzitter, deze minister kan niet zo maar een rechterlijk oordeel aan de kant zetten en proberen om na haar ongelijk bij de rechter alsnog haar gelijk te halen via De Telegraaf. Dat past niet.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter, ik wil toch ook het morele aspect van deze zaak aan de orde stellen. Het gaat hierbij om een bijzonder talentvol meisje, dat ondanks dat zij een halfjaar school mist, kennelijk in staat is om het laatste jaar van het gymnasium te doorlopen en ook nog een tweede keuzevak te volgen. Zij heeft één droom, één ambitie: hier haar einddiploma halen. Wij hebben zelf te kampen met dertig-, veertigduizend jongeren die wij niet kunnen motiveren om een diploma te halen, past het dan om zo'n meisje publiekelijk aan de schandpaal te nagelen?

De minister zegt dat de IND niet toekwam aan het afhandelen van de mvv-aanvraag. Waarom is er in dit geval, waarin het voor dit meisje zo belangrijk is om op tijd uitsluitsel te verkrijgen, waarin zij zelf van het ministerie te horen heeft gekregen dat zij een kans heeft om met een mvv alsnog het laatste jaar af te maken, niet met voorrang naar haar aanvraag gekeken?

Minister Verdonk:

Ik begin met een reactie op de opmerking van de heer Dijsselbloem dat ik ongelijk zou hebben gekregen van de rechter. De rechter heeft gezegd dat de bewaring opgeheven moet worden; daartegen ga ik in hoger beroep. En de voorlopige voorziening betekent alleen dat het meisje de uitspraak in Nederland kan afwachten. Wij wachten die uitspraak ook af.

En wat de opmerking van mevrouw Lambrechts betreft, wij hebben hierover al eerder gediscussieerd. Dit kabinet heeft gekozen voor een restrictief toelatingsbeleid. Dit betekent dat wij voorwaarden stellen aan mensen die naar Nederland willen komen. Dit betekent ook dat wij in het asielbeleid heel goed letten op de redenen waarom iemand volgens de wet in Nederland mag blijven. In het kort komt het erop neer dat er sprake moet zijn van een onveilige situatie in het land van herkomst, structureel of tijdelijk. In dit geval ging het om een tijdelijk onveilige situatie. Wij hebben dit gezin – ouders met drie dochters – veilig in Nederland opgevangen. Op een gegeven moment moest men terug naar het land van herkomst. Die procedure liep. Terwijl zij al wisten dat zij terug moesten – zij zouden vrijwillig teruggaan en zij kregen daarbij de hoge terugkeerbijdrage – heeft een gemachtigde een aanvraag voor een mvv voor het volgen van een studie ingediend. Op 7 april 2005 is daar al een negatief advies over uitgebracht. Op 4 juli is er opnieuw een verzoek gedaan; op 27 september is dat verzoek afgehandeld.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter, de minister zei in eerste termijn ...

De voorzitter:

Er is geen gelegenheid om telkens extra vragen te stellen. U kent de procedure en brengt u mij nu niet in een situatie waarin ik hier telkens weer de nadruk op moet leggen. Het woord is aan de heer Nawijn.

De heer Nawijn (Groep Nawijn):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar uiteenzetting, ik denk dat die haar handelwijze heeft verduidelijkt. Ik heb nog wel twee vragen.

De feiten die de minister in de publiciteit heeft gebracht, komen bij terechtzittingen over dit soort zaken altijd naar voren. Zulke rechtszittingen zijn openbaar; klopt dit?

En is mijn veronderstelling juist dat het gezin waarom het gaat, bij vertrek een premie heeft gekregen en een verklaring heeft ondertekend dat de betrokkenen niet meer naar Nederland zouden terugkeren?

Minister Verdonk:

Het gaat inderdaad om een openbare terechtzitting en verder kan ik zeggen dat men bij terugkeer naar het land van herkomst een verklaring ondertekent dat men de op dat moment lopende procedures staakt. Men keert vervolgens terug en dan is het helemaal niet onmogelijk om weer naar Nederland te gaan, maar dan moet men wel een aanvraag indienen in het land van herkomst. Zij had dus in het land van herkomst een mvv-aanvraag voor studie moeten indienen, die dan vervolgens getoetst wordt zoals elke mvv-aanvraag. En u weet even goed als ik wat de voorwaarden daarvoor zijn. Een van die voorwaarden is, zeker bij een middelbareschoolopleiding, dat die niet aanwezig is in het land van herkomst. Dat is die dus wel.

De heer De Wit (SP):

Het kan er bij mij niet in dat de minister opdracht heeft gegeven om een meisje van 17 jaar in de gevangenis te laten insluiten.

De minister heeft een uiteenzetting gegeven over alles wat in deze zaak is gebeurd. Het meisje wil hier niet blijven; zij wil haar studie afmaken. Ik begrijp niet waarom de minister, wetende dat het meisje niets liever wil dan teruggaan naar het land van herkomst, wat overigens ook niet mogelijk schijnt te zijn, niet met de betrokkenen zoekt naar een oplossing in plaats van procedure op procedure te stapelen en in de krant uitlatingen te doen over klinkklare onzin, fraude en het bezoedelen van ambtenaren van de IND.

Ik heb twee vragen. Is het niet verstandig, minister, dat u gaat nadenken hoe u tot een oplossing kunt komen in plaats van de formele regels te volgen? Als u nog eens nadenkt over de koppen in de krant en uw uitlatingen, vindt u dan niet dat u achteraf gezien te zwaar hebt uitgepakt en dat het volstrekt overdreven en ongepast is in deze situatie?

Minister Verdonk:

Laat ik eerst wat duidelijkheid scheppen. Het meisje is niet 17 jaar en is niet minderjarig. Het meisje is 18 jaar. Wij praten over een volwassen persoon. Verder weet de heer De Wit evengoed als ik dat ik niet ga over de koppen in de krant.

Dan de vraag waarom dit meisjes in de gevangenis wordt ingesloten. De heer De Wit weet heel goed dat op het moment dat betrokkene in Nederland is zonder een geldige verblijfstitel – zij heeft een mvv aangevraagd in Nederland en een sticker gekregen voor tijdelijk verblijf. Door de M50-unit van de IND, die goed werk doet, is gebleken dat zij ten onrechte hier verblijft en niet voldoet aan de voorwaarden voor de mvv. Dat is ook de reden dat zij de mvv niet heeft gekregen en terug moet naar het land van herkomst.

Mevrouw Vos refereerde aan wat op de school is gebeurd. Ik lees voor uit de persverklaring van de vreemdelingenpolitie: een medewerker van de vreemdelingenpolitie is naar de school gegaan. Hij heeft zich bij een docent gemeld en deze heeft het meisje opgehaald. In diens bijzijn is haar uitgelegd dat zij zich aan het begin van de middag op het politiebureau in Winterswijk moest melden. Daar is haar de afwijzende beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst uitgereikt. Betrokkene wist dat zij bij een negatieve beslissing Nederland diende te verlaten. Om de terugkeer ook te kunnen effectueren is zij in vreemdelingenbewaring gesteld. Voorafgaand aan deze afwijzing – dit in antwoord op de vraag van de heer De Wit – loopt al een lang traject van juridische beslissingen die voor het meisje altijd negatief zijn uitgevallen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter, ik heb geen antwoord gekregen.

De voorzitter:

U mag korte vragen die niet beantwoord zijn, herhalen en geen nieuwe vragen stellen.

De heer De Wit (SP):

Waarom niet nu alles op alles zetten om tot een oplossing te komen in plaats van procederen? Vindt u, minister, achteraf gezien, wat in de krant staat passend als citaten van u?

Minister Verdonk:

Wij hebben hier al zo vaak gedebatteerd. De heer De Wit en ik hebben al zo vaak gedebatteerd over het treffen van concrete oplossingen. Ik probeer steeds duidelijk te maken dat ik de ruimte niet heb. Iedereen die naar Nederland wil komen voor een studie, voor een opleiding of voor werk en die een mvv wil krijgen, moet gewoon voldoen aan de voorwaarden die in Nederland zijn gesteld. Die staan gewoon in onze wet- en regelgeving. Onze wet- en regelgeving is volgens de regels van onze parlementaire democratie tot stand gekomen. Ik moet die regels toepassen. Natuurlijk heb ik begrip voor mensen in deze situatie, maar ik heb niet de ruimte om het te doen. Ik ben er ook voor om te zorgen dat de regels die wij in Nederland hebben opgesteld, worden toegepast.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik wil niet opnieuw beginnen over de details van deze zaak, hoewel ik mij met menigeen hier verbaas over de hardvochtigheid van de minister.

Ik heb een vraag over wat ik ministeriabel fatsoen wil noemen. Als ik de minister hoor, heb ik het gevoel dat zij ten strijde trekt tegen een vijandelijke mogendheid en niet tegen een meisje van 18 jaar. Is de minister zich ervan bewust dat dit meisje in een dwangverhouding tot haar staat? De minister heeft de macht en de bevoegdheid om haar toe te laten of het land uit te zetten. Juist die macht en de wetenschap daarvan zou de minister moeten dwingen tot terughoudendheid.

De minister zegt dat zij zich bij de feiten houdt, maar fraude is geen feit. Er is geen rechter aan te pas gekomen om dat vast te stellen. Fraude is een onbewezen kwalificatie. Wat zo wringt – mevrouw Vos heeft daar terecht op gewezen – is dat het meisje zich niet kan verweren tegen de onbewezen veronderstelling van de minister. De minister is immuun. Het meisje kan geen aanklacht tegen de minister indienen voor smaad. Dat betekent dat de minister in de krant wegkomt met de aantijging van fraude en dat het meisje zich niet kan verweren. De minister kent de beperkingen van haar positie niet. En die zou zij wel moeten kennen.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Al drie jaar word ik door GroenLinks beticht van hardvochtigheid en immuniteit. Wat ik doe, is het uitvoeren van kabinetsbeleid. Wat ik doe, is regels en wetten toepassen die wij hier in Nederland hebben gemaakt. Daar kan GroenLinks zich wel niet in kunnen vinden, maar de meerderheid van de Kamer heeft zich er wel in kunnen vinden.

Natuurlijk is het belangrijk om de puntjes op de i te zetten. Het gaat om het woord "fraude". Wat is fraude ook? Het oneigenlijk gebruikmaken van voorzieningen. Dat is wat hier gebeurt. Betrokkene weet dat er geen mvv voor studie wordt afgegeven. Daar is al twee keer negatief over beslist. Er is negatief beslist op de asielaanvraag. De manier van handelen rond het GBA is een kwestie van oneigenlijk gebruikmaken van voorzieningen. Het is dus helemaal niet zo dat ik iemand probeer zwart te maken of in een kwaad daglicht te stellen. Wat ik doe, is neerzetten wat er is gebeurd. De negatieve beslissingen liggen er gewoon.

Zij staat in een dwangverhouding tot mij? Zij heeft als volwassen vrouw haar eigen verantwoordelijkheid. Zij kan terug naar het land van herkomst en zij kan daar de middelbareschoolopleiding afmaken. Misschien kan zij daar gaan bouwen om het land weer groot te maken.

De heer Van Fessem (CDA):

Voorzitter. Ik heb nog een vraag in verband met de kwalificatie "fraude". Er zoemt een verhaal rond dat VluchtelingenWerk Nederland een verkeerd advies heeft gegeven. Is het mogelijk dat het kind dat advies heeft opgevolgd en in weerwil daarvan zaken heeft vermeden?

Minister Verdonk:

Voorzitter. Ik denk dat ik hetzelfde artikel in de krant heb gelezen als de heer Van Fessem. VluchtelingenWerk Nederland zou moeten weten dat de beschikbaarheid van een gastgezin niet voldoende is om het meisje in Nederland haar studie te laten afmaken. Het is onduidelijk of de organisatie dit werkelijk heeft gezegd.

De heer Van Fessem (CDA):

Maar u weet niet of het zo is gezegd. Gaat u dat nog nazoeken?

Minister Verdonk:

Ik denk dat het goed is dat ik contact met VluchtelingenWerk Nederland opneem, om dat toch eens even na te vragen.

De voorzitter:

Voordat ik het vragenuur afsluit moet mij toch één opmerking van het hart. Gezien de publiciteit over dit onderwerp vond ik het niet op mijn weg liggen om vragen of antwoorden niet toe te laten in dit vragenuur. Maar laat ik zeggen dat ik er geen gewoonte van zou willen maken om in de Kamer voortaan, bij het vragenuur of elders, eigenlijk individuele dossiers te bespreken. Ik zeg dit zowel tegen de minister als tegen de leden van de Kamer. Ik stel voor daar nu verder geen discussie over te voeren.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Toch wil ik daar iets over zeggen. De discussie over het bespreken van individuele dossiers wordt al langer gevoerd. Maar volgens mij is hier iets anders aan de hand. Het gaat nu om de wijze waarop de minister haar bevoegdheid als minister uitoefent. Het gaat hier niet om een individuele zaak maar om beleid, en dat wilde ik ter discussie stellen. Volgens mij was dat ook de kern van het debat.

De voorzitter:

Dat is waar, dat was de kern van uw vraag. Wij hebben ook in overleg met u het onderwerp van de vraag op deze manier aangepast. Het enige wat ik wil zeggen is, dat ik het geen goede manier van werken vind om zo in detail individuele dossiers te bespreken. Ik herhaal dat ik een en ander zei aan het adres van de minister én aan het adres van de individuele leden.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

Ik heb begrepen dat het Presidium zich daar binnenkort over gaat beraden. Ik wil de voorzitter vragen de leden van de Kamer nog even de tijd te geven om ook in het licht van artikel 68 van de Grondwet, niet al te snel over te gaan tot het beperken van het recht van Kamerleden, ook van individuele Kamerleden, om elke inlichting aan de regering te vragen die men nodig vindt. Dat er de nodige zelfbeperking noodzakelijk is, ook door Kamerleden zelf, dat geef ik de voorzitter graag toe. Maar het lijkt mij principieel onjuist om erop aan te dringen dat de Kamer zich met bepaalde zaken niet meer om inlichtingen bekommert, zeker in de vorm van een mededeling door de voorzitter zoals hij die nu doet. Dat is het grondwettelijk recht van de Kamer, en dat recht kan zelfs de voorzitter de Kamer niet afnemen; dat staat in de Grondwet. Daarover zijn fundamentele nota's geschreven, laatstelijk door de commissie die zich heeft beziggehouden met de nieuwe wet op de parlementaire enquête. Ik zou het al te makkelijk vinden als daar in deze sfeer beperkingen aan worden opgelegd.

De voorzitter:

Ik zou mijn functie niet waard zijn als ik de Kamer het recht op het verkrijgen van inlichtingen zou willen ontzeggen; dat kan ik helemaal niet en dat wíl ik ook niet. Dat was dus zeker niet de bedoeling van mijn opmerking. Het Presidium zal zich morgen, en zo nodig op een later moment nogmaals beraden over de vraag hoe individuele gevallen in de Kamer worden behandeld. Wij zullen zeer zeker de opmerkingen daarbij betrekken die de heer De Vries nu gemaakt heeft.

Naar boven