Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 46, pagina 3037-3042 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 46, pagina 3037-3042 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.
Vragen van het lid Halsema aan de minister-president, minister van Algemene Zaken, over zijn beoordeling van het pleidooi van de Europese Commissie om een gedragscode op te stellen over de omgang van de media met religies.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Als het niet zo vreselijk ernstig was, zouden wij ons kunnen verwonderen over de absurditeit van de gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Wij zagen massale demonstraties in landen die geen of nauwelijks demonstratievrijheid kennen. Syrië, Indonesië, Libanon en Iran: er werden duizenden mensen, al dan niet daartoe gemanipuleerd door hun regeringen, op de been gebracht om te demonstreren tegen cartoons die maanden daarvoor waren verschenen in een Deense krant. Inmiddels tellen wij doden, zijn ambassades in brand gestoken en lijken de verhoudingen tussen het Westen en de islamitische wereld verder te verharden en te polariseren.
Er is vanzelfsprekend een grote politieke noodzaak om de dialoog met de islamitische wereld opnieuw op gang te brengen en te versterken, waarbij herhaald moet worden dat de Islam als godsdienst niet op één lijn staat met terrorisme. Hoe belangrijk ook een nieuwe dialoog, Westerse en Europese regeringen mogen op dit moment op één punt absoluut niet buigen en dat is de persvrijheid. Veel journalisten zijn bang. Sommigen zijn bedreigd. Sommigen vrezen ontslag en willen uit angst voor bedreiging zichzelf censureren. Elke cartoonist, elke journalist, moet in volle vrijheid kunnen tekenen en schrijven. Als daarbij wettige grenzen worden gepasseerd, kan alleen de rechter ná publicatie oordelen.
Van opgelegde gedragscodes, al dan niet door de Europese Commissie, en nieuwe beperkingen voor de persvrijheid mag geen sprake zijn. Oproepen daartoe geven in de huidige spanningsvolle omstandigheden precies het verkeerde signaal. Persvrijheid is de kern van de Europese en Nederlandse vrijheid. Daarbij past geen enkele halfhartigheid. Met instemming heeft GroenLinks dan ook kennisgenomen van de reacties van de bewindslieden Bot en Nicolaï, maar wij vinden die niet genoeg. Als een van onze meest essentiële vrijheden ter discussie komt te staan, verwachten wij fermheid van onze minister-president. Zijn reactie dat het vooral een kwestie is van rekening houden met elkaar, schiet volledig tekort. Ik wil hem dan ook vragen om hier en nu de persvrijheid zonder een "maar" te verdedigen.
De Europese solidariteit met de Denen en met de pers is op dit moment ver te zoeken. De Britse en Spaanse regering hebben zelfs bedroevend lauw gereageerd, terwijl de Europese Commissie naar verluid een gedragscode wil introduceren. Daarop hoor ik ook graag een reactie; ik hoop op een afwijzing.
Dan volgt nu mijn belangrijkste verzoek. Ik verzoek de minister-president om in de Europese Unie het initiatief te nemen tot het opstellen van een verklaring van Europese regeringsleiders waarin de persvrijheid zonder enige terughoudendheid en zonder enige beperking wordt verdedigd. Graag hoor ik hierop een reactie.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik maak eerst enkele algemene opmerkingen, waarna ik meer specifiek inga op de vraag die mevrouw Halsema zeer terecht heeft gesteld. Daarvoor ben ik haar erkentelijk. Net als de leden van de Kamer is het kabinet bijzonder verontrust over de gewelddadige reacties in enkele islamitische landen op de publicatie van de reeks spotprenten in een Deens dagblad. Ik betreur dat geweld zeer, helemaal nu er ook enkele doden zijn te betreuren. Ik vind dat verschrikkelijk.
In het verband van de Europese Unie zijn deze afkeuring en onze zorgen nadrukkelijk overgebracht aan de regeringen van de betrokken landen. De betrokken regeringen worden aangesproken op de plicht tot bescherming van diplomatieke missies. In deze kwestie is het van belang, ons rekenschap te geven waar wij staan en hoe wij ons dienen op te stellen. Het recht op vrije meningsuiting, zoals wij dat kennen in artikel 7 van de Grondwet, en het recht op vrije godsdienst en levensovertuiging, zoals neergelegd in artikel 6, vormen kernstukken van onze democratie. Zij zijn, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet, onaantastbaar. De regering staat er pal voor. Staatssecretaris Nicolaï heeft dit afgelopen zaterdag namens het kabinet nogmaals onderstreept.
Zoals ik afgelopen vrijdag namens de ministerraad al zei, het gaat om de vrijheid van meningsuiting en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan. Iedereen heeft ook de verantwoordelijkheid om bij de uitoefening van dit recht rekening te houden met wat een uiting voor een ander betekent. Zoals in de Britse pers werd gesteld, de vrijheid van meningsuiting is geen plicht tot kwetsen. Als iemand het gevoel heeft dat een uiting over de schreef gaat, moet hij dat via debat of een rechterlijke procedure aan de orde stellen. Eigenrichting en het gebruik van geweld wijzen wij resoluut af. Als kwetsend ervaren uitingen zijn nooit een excuus voor provocaties met een gewelddadig karakter. Dergelijk geweld verwerp ik ten stelligste.
In Denemarken zelf hebben de moslims zich niet op een gewelddadige manier uitgelaten. Zij hebben genoegen genomen met de uitspraken van de hoofdredactie van het blad en van de Deense regering naar aanleiding van de publicatie, en dat respecteer ik zeer, zeker omdat mensen zich ten diepste gekwetst kunnen voelen, wanneer zij naar hun gevoel met hun geloofsbeleving worden bespot, en ook daarbij mag worden stilgestaan. Is de ander daadwerkelijk respecteren in zijn of haar werkelijkheid, vooral wanneer deze de jouwe niet is, niet de mooiste vorm van naastenliefde en vrijheid ineen?
Ik heb inmiddels contact gehad met mijn Deense collega Rasmussen en gezegd dat ik hem volledig steun in zijn evenwichtige aanpak, waarin zowel de vrije meningsuiting als respect jegens anderen wordt benadrukt. Ook heeft de Deense regering in het verband van de Europese Unie een aantal ideeën naar voren gebracht om de zaak te deëscaleren en te voorkomen dat wij in de toekomst in soortgelijke situaties terechtkomen.
De Denen stellen drie acties voor:
- gezamenlijk de regeringen aanspreken op de plicht de ambassades te beschermen;
- de Hoge Vertegenwoordiger Solana zal afreizen naar de regio om met regeringen contact te hebben over de ontstane situatie;
- wij moeten nog meer investeren in de dialoog met de islamitische wereld, bijvoorbeeld in de vorm van de Alliance of Civilizations die Spanje en Turkije propageren.
Deze voorstellen kunnen op Nederlandse steun rekenen.
Ook in Nederland wordt discussie gevoerd door moslims, media, bestuurders en andere burgers. Zo uit de vrijheid van meningsuiting zich en zo hoort het. Ik heb waardering voor al die reacties, ook van de moslimgemeenschap in Nederland, waarin wordt gewezen op het belang van de rechtsstaat. Reacties in de vorm van bedreigingen of kwetsende cartoons keur ik hartgrondig af. De emoties lopen in een aantal landen hoog op. Het is van belang voor alle partijen in deze discussie om geen olie op het vuur te gooien en de rust te herstellen.
Daarmee kom ik wat specifieker op de vraag die mevrouw Halsema heeft gesteld over de gedragscode, waarbij zij refereerde aan de uitspraak van Commissaris Frattini. Ik heb uiteraard contact laten leggen met de Europese Commissie om een en ander na te gaan. Ik begrijp dat het denken binnen de Commissie nog volop in beweging is. Er zijn al wat langer bestaande plannen om in mei een conferentie te organiseren over de verantwoordelijkheid van de media. Ik begrijp dat Commissaris Frattini overweegt, bij die conferentie ook het thema van kwetsende media-uitingen te betrekken.
Waar in ieder geval geen sprake van is, en waar ik ook bepaald geen voorstander van ben, is dat de Commissie een bepaalde gedragscode aan de media wil opleggen. Er bestaan natuurlijk allerlei vormen van zelfdisciplinering, zoals wij in Nederland ook kennen, bijvoorbeeld door de Raad voor de Journalistiek, maar daar gaat de overheid niet over. Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting zijn steeds de centrale principes, zoals minister Bot ook heeft aangegeven.
Een code van overheidswege is niet aan de orde. Evenmin hoort de overheid in concrete gevallen te oordelen. Dat is aan de onafhankelijke rechter. In 2004 is dit nog eens beschreven in de nota Grondrechten in een pluriforme samenleving. Ik kan wel een appel op iedereen doen om zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen en zichzelf rekenschap te geven van de effecten en de gevolgen van uitingen voor anderen. Die oproep geldt zeker niet uitsluitend de media, maar ook hen. Ik zie dat deze algemene kwaliteitsdiscussie in toenemende mate binnen de journalistiek plaatsvindt. Het kan dan ook gaan over de effecten voor een ander van wat wordt gepubliceerd. Het gaat daarbij nadrukkelijk om een discussie binnen de beroepsgroep zelf. Ik zie niets in een door de overheid opgelegde gedragscode. Dit zie ik als de hoofdlijn voor de Nederlandse discussie en ook in Europa zou het zo moeten zijn. Kortom, er komt geen code die wordt opgelegd of geïndiceerd door een overheid. Dat is de verantwoordelijkheid van anderen. Daar staan wij buiten. Wij moeten zeker de persvrijheid verdedigen, zonder mitsen en maren. In Nederland kennen wij de vrijheid van meningsuiting, maar die is niet absoluut, want die wordt begrensd door de wet. Wanneer de vrijheid van meningsuiting gepaard gaat met discriminatie, belediging of aanzet tot haat, dan mag het niet.
Ik heb contact opgenomen met mijn Deense collega over het initiatief in Europees verband. De ministers van Buitenlandse Zaken hebben over dit onderwerp gesproken. Gisteravond is er een bijeenkomst geweest van de permanente vertegenwoordigers. Zij zien elkaar als dat nodig is. Aan het eind van deze maand zullen de ministers van Buitenlandse Zaken zich weer buigen over deze situatie.
Mevrouw Halsema heeft gelijk dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid niet mogen worden beknot. Zij mogen niet in de waagschaal worden gesteld door bedreigingen. Zij heeft ook gelijk dat een gedragscode niet door een overheid behoort te worden opgelegd of geïndiceerd. Bij de vrijheid van meningsuiting moeten wij ons wel bewust zijn van de grenzen. De vrijheid van meningsuiting wordt begrensd door het recht, want er zijn uitlatingen die niet kunnen. Het is altijd goed om je ervan bewust te zijn wat woorden kunnen betekenen voor de ander. Ik heb daarvoor een citaat uit de Engelse pers gebruikt.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik dank de minister-president voor zijn duidelijkheid. Laat ik wel wezen: ik had graag gehoord dat hij iets flinker was geweest. Vanzelfsprekend kent de persvrijheid haar begrenzingen in de wet. Dat staat voor iedereen buiten kijf. Als sprake is van aanzet tot haat, kan de rechter achteraf een oordeel vellen, dus na publicatie. Er kan geen sprake zijn van gedragscodes. Ik ben blij dat de minister-president daar duidelijk over is. Het neemt niet weg dat ik het op dit moment noodzakelijk vind dat hij aangeeft dat de journalist zelf degene is die de grenzen van betamelijkheid en fatsoen in acht neemt. De journalist en de cartoonist zijn volstrekt vrij om de grenzen te bepalen van wat betamelijk, fatsoenlijk en kwetsend is.
Ik heb nog een specifieke vraag gesteld. De minister-president geeft blijk van Europese initiatieven, maar dat kan natuurlijk niet verhullen dat er op dit moment een gebrek aan Europese solidariteit is. De Spaanse en de Engelse regering kiezen voor een volstrekt andere lijn, een lijn die wij verwerpen. Zij zeggen dat de journalisten het misschien aan zichzelf te wijten hebben. Daarom wil ik een initiatief op het niveau van regeringsleiders. Op dit moment moet de Europese Unie één lijn trekken op het hoogste niveau. De Unie moet duidelijk maken dat er een dialoog moet komen en dat er altijd sprake moet zijn van respect voor elkaar. Er is echter één grens die je niet over kunt gaan en dat is de grens van onze persvrijheid. Daar is geen onderhandeling over mogelijk. Ik verzoek de premier dus nogmaals om een verklaring van de regeringsleiders.
Minister Balkenende:
Ik heb hier niet voor niets over gesproken met collega Rasmussen. Er wordt nu ook actie ondernomen op Europese schaal. Er wordt een beroep gedaan op de landen om ervoor te zorgen dat die ambassades met rust worden gelaten. Dat is een duidelijk signaal. Er wordt opgeroepen tot dialoog. Ook de rol van Solana komt naar voren. Die zaken worden op het ogenblik allemaal in gang gezet.
Ik ben blij met de formulering die mevrouw Halsema heeft gekozen voor de persvrijheid. Wij hebben aan te geven wat persvrijheid en wat vrijheid van meningsuiting betekenen, maar wij moeten ook oog hebben voor de pluriforme wereld, waarin de dialoog niet mag ontbreken. Ik zal mij ervoor inzetten om deze punten internationaal naar voren te brengen.
De heer Herben (LPF):
Ik steun van harte het betoog over de vrijheid van meningsuiting van mevrouw Halsema. De minister-president heeft net gezegd dat de politiek niet gaat over de inhoud van de vrijheid van meningsuiting. Laat dit duidelijk zijn: op het moment dat de politiek grenzen gaat stellen aan de vrijheid van meningsuiting is het geen vrijheid meer.
Niet aan onze aandacht moet ontsnappen dat er meer op het spel staat dan alleen de vrijheid van meningsuiting. Laten wij niet in de fuik zwemmen van het versmallen van de discussie tot de vraag of het beledigen is of vrijheid van meningsuiting. Daarover is het oordeel aan de rechter voorbehouden. Wat op het spel staat, is natuurlijk het hele stelsel van Westerse waarden. Waarom hebben wij überhaupt de Europese Unie als die niet op de bres staat voor een van haar lidstaten? Nu gaat het om de vrijheid van meningsuiting, maar straks kan het gaan om de religieuze wet versus de burgerlijke wet, de parlementaire democratie, de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Als wij ons ertoe laten verleiden om op dit punt discussie te voeren, overzien wij niet het grote spel dat gaande is. Vandaar mijn oproep aan het kabinet om dit niet alleen in de Europese top te brengen, maar ook om de Europese regeringsleiders contact te laten opnemen met de Arabische Liga om te bezien op welke wijze de zaak kan deëscaleren.
Minister Balkenende:
Voorzitter. De opmerking van de heer Herben is zeer wel te verklaren. Ik steun deze ook en zal uitleggen waarom.
Hij heeft terecht het bredere kader geschetst van de Westerse waarden. Dat zijn waarden die alles te maken hebben met de vrijheden die wij hebben. Feitelijk is aan de orde dat vrijheden worden begrensd door het recht, dat wanneer er problemen zijn de rechter kan worden ingeschakeld en dat wij nooit de weg kiezen van eigenrichting. Dat is ook wat in het debat naar voren komt. Daaraan kan niet genoeg worden geappelleerd. Wij hebben te maken met the rule of law in dit deel van de wereld. En daar staan wij voor.
De heer Van Aartsen (VVD):
Mijnheer de voorzitter. Ik dank de minister-president voor de strekking van zijn antwoorden, maar net als mevrouw Halsema wil ik op één punt het standpunt van de Nederlandse regering nog iets helderder hebben. Ten opzichte van deze landen waar meestal geen persvrijheid geldt en de meest afschuwelijke cartoons tegen joden verschijnen in kranten, georganiseerd en geregeld door regeringen, geldt de noodzaak van keiharde taal. Naar de mening van mijn fractie ontbreekt die op dit moment in het kader van de Europese Unie. Mijn verzoek aan de minister-president is om het idee van mevrouw Halsema naar Europa te brengen en te vragen om een glasheldere verklaring van de Europese Unie, de Europese regeringsleiders, de ministers van Buitenlandse Zaken op korte termijn waaruit duidelijk wordt dat wij volstrekt solidair zijn met de Denen. Dat ontbreekt tot op dit moment. Mijn vraag aan de minister-president is: maakt u zich daarvoor hard?
Minister Balkenende:
Ik heb het antwoord al gegeven. Ik heb aangegeven, dat de ministers van Buitenlandse Zaken bij elkaar zijn geweest. De permanente vertegenwoordigers zijn voortdurend bij elkaar. Ik steun de opmerking van de heer Van Aartsen in aansluiting op de woorden van de heer Herben, dat er geen enkel misverstand over mag zijn dat wij de Westerse waarden verdedigen. Daarvoor zijn inderdaad duidelijke bewoordingen nodig. Ik zal dit punt uiteraard oppakken.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Halsema en wil kijken of wij nog iets verder kunnen gaan. Het is natuurlijk buitengewoon belangrijk dat wij in onze uitspraken solidair zijn met de Denen, maar de Denen hebben nu ook een heel concreet economisch probleem. Er staan honderden banen op de tocht vanwege de economische boycot. Eurocommissaris Mandelson heeft aangekondigd in het kader van de WTO te zullen bekijken wat ertegen te ondernemen is. Wij weten allen dat dit jaren duurt. Ondertussen zijn er mensen die niet meer naar hun werk kunnen, omdat er gewoon geen geld binnenkomt. Is er ook een manier waarop de Europese Unie concreet rechtstreeks solidariteit kan tonen met de Denen om te laten zien dat die niet alleen staan voor de gevolgen van iets waarin wij allemaal volstrekt geloven, namelijk de vrijheid van meningsuiting?
Minister Balkenende:
Het is de vraag of het een kwestie is van Europees optreden. Ik geloof dat op dit moment één ding van groot belang is, namelijk dat er wordt gewerkt aan deëscalatie. Niet voor niets is het van belang dat de heer Solana naar het gebied reist om aan te geven wat er aan de orde is. Deëscalatie is ook nodig in de zin van normalisering van de betrekkingen, want het is vreselijk wat er nu gebeurt: de boycot van Deense producten. Het is nodig dat er intensief in alle duidelijkheid over zaken wordt gesproken en dat daarbij de redelijkheid overheerst. Terecht pleitte mevrouw Halsema ervoor dat er ook oog bestaat voor de gevoeligheden aan de andere kant. Er dient dan ook sprake te zijn van een dialoog en er dient te worden gesproken in termen van wederzijds respect, met als uitgangspunt dat wij van deze situatie af moeten. Dat is wat volgens mij op het ogenblik aan de orde is. Daarvoor moeten wij ons allemaal inzetten.
Het ergste zou zijn dat dit conflict doorettert en verder escaleert. Dat heeft buitengewoon riskante gevolgen, niet alleen voor de veiligheid. Ik heb het al gehad over het feit dat er doden zijn gevallen. Dat doet iedereen, ook mij, geweldig veel pijn. Het heeft ook te maken met economische aspecten waarop terecht door u is gezinspeeld. In die zin is het goed dat ook dit element wordt besproken op Europees niveau.
Maar het belangrijkste zal zijn dat wij de ontstane situatie proberen te deëscaleren en ons gemeenschappelijk inzetten voor verbetering. Als het zo doorgaat, valt er immers veel te vrezen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. De SGP-fractie heeft uiteraard ook over de ontstane situatie nagedacht. Wij hebben geluisterd naar en ons beraden op het bijbelwoord in Romeinen 12:18: indien het mogelijk is, zoveel in u is, houd vrede met alle mensen. Dit heeft implicaties zowel voor het handhaven en hanteren van onze grondrechten, als voor de veroordeling van al het geweld dat hier en daar is opgeroepen.
Wij voelen ons thuis bij de grondtonen van het antwoord van de minister-president, maar willen expliciet nog aandacht voor de antisemitische tendensen in vele reacties; de heer Van Aartsen refereerde hier ook al aan. Die tendensen verontrusten onze fractie in het bijzonder. Wij vragen daarvoor op het nationale, Europese en mondiale platform aandacht.
Minister Balkenende:
Ik onderstreep dit graag. Kort geleden hebben wij gesproken over uitlatingen van de president van Iran over het niet erkennen van de staat Israël en, sterker nog, de vernietiging van de staat Israël. Kamerbreed vond men toen dat dit onbestaanbaar is, dat dit niet kan en niet mag. Het is buitengewoon wrang om te zien dat een week later in de escalatie ook het antisemitisme oprukt. Ook daartegen hebben wij ons te keren met alles wat in ons is.
De heer Nawijn (Groep Nawijn):
Ik ben het volledig eens met de vorige sprekers. Maar de Denen hebben het op dit moment moeilijk, er worden in een aantal landen ambassades in brand gestoken. Wat doet de Europese Unie aan de bescherming van ambassades, van Denemarken, Noorwegen, maar ook van Nederland? Dit is niet te tolereren. Denkt de minister-president eraan, de ambassadeurs van de betreffende landen op het matje te roepen?
Minister Balkenende:
Het is het beste als de overheden in de betreffende landen hun verantwoordelijkheid voor deze problematiek nemen. Dat signaal zal eensluidend moeten klinken in de internationale gemeenschap. Daarin heeft de Europese Unie als verzamelgrootheid van staten een eerste verantwoordelijkheid. De permanente vertegenwoordigers, de ministers van Buitenlandse Zaken en de heer Solana stellen dit in hun contacten aan de orde en dat is nodig.
De heer Van Haersma Buma (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie is zeer ingenomen met de stelligheid waarmee de minister-president namens het kabinet achter Denemarken gaat staan in de bescherming van de Europese waarden en niet de nogal halfslachtige opstelling van Spanje kiest. Ik vraag me af of dit ook praktisch betekent dat Nederland bereid is om Denemarken alle benodigde steun te geven om deze waarden te verdedigen, wat in de eerste plaats wil zeggen hulp in Europees verband wanneer ambassades van het land in de problemen komen. Betekent een en ander dat de minister-president met Europa duidelijk gaat maken dat het juist in strijd is met de kern van de democratie dat overheden andere overheden aanvallen over de uitingen van kranten? Democratie stelt immers dat je naar de rechter stapt als je het oneens bent met een uitlating en wil dat de verantwoordelijke publicist of krant wordt aangepakt.
Minister Balkenende:
De heer Rasmussen was ingenomen met de steun van Nederlandse zijde voor de positie van Denemarken. De steun die ik hier uitspreek, gaat uiteraard verder en zal ook worden betuigd in internationale fora. Als het nodig is, zal deze steun ook praktische gevolgen hebben, maar dit zal tussen de Europese landen worden afgestemd.
Uw tweede opmerking was zeer terecht. In dit deel van de wereld hoort degene die gewraakte uitlatingen doet of het medium ervan te worden aangesproken, niet een regering. Dat is essentieel, maar dat was ook de vervaging in de discussie. Vanuit onze rechtstatelijke principes is het natuurlijk onbestaanbaar om een overheid aan te spreken op de inhoud van een daarvan onafhankelijk product. In de dialoog moet dus ook naar voren komen hoe verantwoordelijkheden zijn gespreid, wie waarvoor verantwoordelijk is. In uw opmerking stelt u duidelijk wie wel en wie niet moet worden aangesproken. Ik betreur het dat dat de afgelopen tijd onvoldoende naar voren is gekomen. Dat geldt ook voor het onbegrip van deze landen voor de situatie in Europa.
De heer Bos (PvdA):
De minister-president zei dat hij niet akkoord zal gaan met een door de Europese politiek opgelegde of geïndiceerde code voor de journalistiek. De Europese Commissie heeft echter een oproep gedaan aan de journalistiek om zelf met zo'n code te komen. Een dergelijke oproep is wat mijn fractie betreft niet aan de orde. Wil de minister-president dat bevestigen?
Ik hoop verder dat hij zich achter de volgende drie oproepen wil scharen. Dat is ten eerste een oproep tot deëscalatie. Ten tweede een oproep tot Europese solidariteit met de Deense regering, zowel in haar verdediging van de vrijheid van meningsuiting als in haar verdediging van waarden als respect en vreedzaamheid. Ten derde doe ik een oproep aan alle moslims in Nederland en andere Westerse samenlevingen die zich niet gerepresenteerd voelen door de demonstraties en oproepen tot geweld uit naam van de islam. Dat is de boodschap dat een cartoon meer of minder niet afdoet aan wat de politiek ook hen wil vertellen, namelijk dat ook zij erbij horen en in dit land de vrijheid en de rechten hebben om hun godsdienst te belijden.
Minister Balkenende:
Het zou, gezien de huidige spanningen, heel goed zijn wanneer de hele Kamer uitspreekt dat mensen met verschillende achtergronden, culturen en religies elkaar nodig hebben om vreedzaam te kunnen samenleven. Ook in de huidige moeilijke omstandigheden moeten wij uitspreken dat er plaats is voor iedereen met wederzijds respect. Hierover zijn wij het volstrekt eens.
Over uw oproep tot deëscalatie en uw andere punten heb ik al iets gezegd. Wij zitten verder op één lijn over de code voor de journalistiek. Wanneer de journalistiek zelf besluit om te komen met een bepaalde code, is dat haar verantwoordelijkheid. Het is echter iets anders als overheden zich daarmee gaan bemoeien. Dat is ook de strekking van de opmerkingen van minister Bot en staatssecretaris Nicolaï hierover.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Overheden moeten elkaar aanspreken op hun gedrag als overheid. Elf regeringen hebben minister-president Rasmussen gevraagd om de cartoonisten en de kranten te bestraffen. Dat heeft hij geweigerd. Bent u bereid om de vertegenwoordigers in Nederland van deze elf Arabisch, islamitische landen daarop aan te spreken? Mijn fractie heeft nog geen antwoord gekregen op haar vraag of u van plan bent om overheden aan te spreken die antisemitische cartoons plaatsen in overheidskranten.
Minister Balkenende:
Europese landen zullen gezamenlijk moeten uitspreken dat antisemitische uitingen niet mogen. Dat zal ook zeker gebeuren.
Nederland zal in samenwerking met de Europese Unie precies moeten aangeven wat de verantwoordelijk van de overheid is, waar de verantwoordelijkheden van anderen beginnen en dat deze verantwoordelijkheden van elkaar gescheiden zijn. Wij zullen daarop ingaan. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op de vraag van de heer Herben over het verdedigen van Westerse waarden. U kunt ervan verzekerd zijn dat wij dit punt in internationaal verband, de Europese Unie naar voren zullen brengen. Met het oog op de toekomst zullen wij die duidelijkheid moeten geven, want niemand zal graag een herhaling zien van de gebeurtenissen van de afgelopen week.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik hecht eraan om namens de fractie van de ChristenUnie te zeggen dat wij de afkeurende woorden van de minister-president over het geweld van de afgelopen dagen steunen. Ook wij vinden dat geweld zeer verontrustend en wij hopen dan ook dat de situatie snel zal deëscaleren.
U hebt gezegd dat de overheid zich niet heeft te bemoeien met de afwegingen van de pers, maar ook dat de pers de ruimte moet nemen om zich te bezinnen op situaties. Er zal in Europees verband een conferentie worden belegd waar kwetsende opmerkingen in de media een van de onderwerpen zal zijn. Wat is het doel van deze conferentie en wie zijn erbij betrokken?
Minister Balkenende:
De conferentie was een idee van de Europese Commissie. Dit had niets te maken met wat zich nu aftekent rond een ander element, te weten de radicalisering binnen de Islam en de gevolgen die dat zou kunnen hebben voor de media. Daarover wordt gesproken, en ik zal een en ander verder afwachten. Het idee was, om de actuele situatie daaraan te koppelen. Ik zeg u toe dat ik contact zal opnemen met de Europese Commissie over de vraag wat de conferentie precies omvat. Ik zal dit doen vanuit het perspectief zoals dat in de Kamer naar voren is gebracht.
U noemt terecht het punt van de persvrijheid. Ik heb een citaat aangehaald uit de Britse pers, waarin werd gezegd: de vrijheid van meningsuiting is geen plicht tot kwetsen. Het is goed om ook dat nog eens te zeggen. Wij hebben een grote vrijheid, maar de vraag is hoe wij daarmee omgaan. Het viel mij ook op dat in een commentaar van NRC Handelsblad werd opgemerkt dat discriminatie, opruiing, belediging en belastering van personen verboden zijn. Daarna wordt opgemerkt: dat daarbuiten alles is geoorloofd, betekent nog niet dat het is geboden. Ook dat is een belangrijk punt; het gaat om een combinatie van vrijheid en verantwoordelijkheid.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-3037-3042.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.