Noot 1 (zie blz. 1726)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen gesteld in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken

Vraag PvdA, lid Koenders

Wij willen dat bij het Europese Nabuurschapsbeleid (ENP) Nederland het initiatief neemt dat bij alle landen wordt gekozen voor een mensenrechtencommissie; dus ook bij Israël – waarom is die uitzondering – en in navolging bij landen als Egypte en Tunesië waar in alle drie gevallen Nederland muisstil blijft als het gaat om mensenrechtenschendingen.

Antwoord

De actieplannen in het kader van het ENP worden heel specifiek toegespitst op het land in kwestie. Onderlinge vergelijking van Actieplannen is derhalve moeilijk. Ten aanzien van mensenrechten is echter het uitgangspunt dat in het kader van alle actieplannen een subcomité wordt opgericht.

Echter, zoals ik reeds op 15 augustus aangaf in antwoord op schriftelijke vragen van het Lid Van der Laan, wenste Israël tijdens de onderhandelingen een subcomité mensenrechten niet te accepteren. De Europese Unie stemde daar uiteindelijk mee in omdat het subcomité voor de politieke dialoog voldoende mogelijkheid biedt om mensenrechtenkwesties met Israël te bespreken. Inmiddels heeft in het eerste subcomité politieke dialoog plaatsgevonden en daarin is ook uitgebreid gesproken over mensenrechten. In de onderhandelingen met Egypte en Tunesië zet de EU – met volle steun van Nederland – wederom nadrukkelijk in op de instelling van een subcomité mensenrechten. De instelling van een dergelijk comité stuit tot dusverre echter op bezwaren van Egypte en Tunesië. Overigens worden mensenrechtenschendingen in de genoemde landen in EU-verband geregeld bij de autoriteiten aangekaart.

Vraag PvdA, lid Koenders

Uit het antwoord op schriftelijke vraag 109 blijkt dat er nog steeds geen goede uitvoering aan VN-resolutie 1373 over bevriezing tegoeden wordt gegeven. Hoe kan dat? Welk initiatief neemt NL? Is het nu echt goed geregeld?

Antwoord

Nederland voldoet aan de verplichtingen onder VN-resolutie 1373, zowel in Europees verband op basis van verordening 2580/2001, als op nationaal niveau op grond van de Sanctiewet 1977. Wel is het zo dat op Europees niveau de besluitvormingsprocedures en implementatie van deze besluiten door de lidstaten altijd voor verdere verbetering vatbaar zijn. Nederland zet zich hier samen met andere lidstaten actief voor in. Onder het Nederlandse voorzitterschap zijn bovendien zowel de procedures, als de modaliteiten voor implementatie versterkt. De voorkeur van de regering gaat uit naar uitvoering van dit sanctiebesluit op Europees niveau, omdat dit de effectiviteit van de maatregelen bevordert.

Vraag PvdA, lid Koenders

Geeft Nederland steun aan Marokkaanse rechters die nieuwe familiewetten uitvoeren?

Antwoord

Ik verwijs naar mijn brief aan uw Kamer (11 november 2005, DAM-517/05) waarin ik op de positieve ontwikkelingen met betrekking tot het familierecht in Marokko inga. Nederland geeft geen steun aan rechters die nieuwe familiewetten in Marokko gaan uitvoeren. In Marokko heeft Nederland wel een rol gespeeld bij de gesignaleerde gunstige ontwikkelingen op het gebied van de rechtspositie van de vrouw, zie de positieve wijzigingen van het wetboek van Marokkaans familierecht die sinds februari 2004 van kracht is.

Nederland heeft projecten ondersteund vanuit de strategische mensenrechtenfaciliteit, waarbij een campagne werd gefinancierd gericht op wijziging van het familierecht ten gunste van de positie van vrouwen.

Vraag PvdA, lid Koenders

Neemt Nederland publiekelijk stelling tegen mensenrechtenschendingen in Tunesië?

Antwoord

Nederland is bezorgd over de schendingen van de mensenrechten in Tunesië, de moeilijke omstandigheden waaronder mensenrechtenorganisaties en andere NGO’s moeten functioneren en het Tunesische mediabeleid. Tijdens de World Summit on Information Society (WSIS) in Tunesië heeft minister Brinkhorst met de Tunesische minister van Defensie gesproken en daarbij zijn bezorgdheid geuit over de mensenrechtensituatie in Tunesië. Voorts heeft minister Brinkhorst in de Nederlandse interventie aan de WSIS onderstreept dat mensenrechten en pluriforme en vrije media essentieel zijn voor een democratische samenleving. Tijdens een eerder bezoek van mij in juni dit jaar heb ik mijn Tunesische collega ook aangesproken op de mensenrechtensituatie in Tunesië.

In EU-verband zal het voorzitterschap in nauwe afstemming met de lidstaten druk blijven uitoefenen op Tunesië om zijn beleid ten aanzien van de mensenrechten, vrije media en mensenrechtenorganisaties te verbeteren.

Vraag PvdA, lid Koenders

Wat vindt de minister van groeiende aanhang van het moslimbroederschap?

Antwoord

De steun voor de diverse nationale moslimbroederschappen berust voor een groot deel op ontevredenheid over onvoldoende adequate publieke voorzieningen op sociaal-economisch terrein. De moslimbroeders helpen op het sociale vlak onder meer door armen te helpen, gezondheidszorg te geven en ook bijscholing te verzorgen. De moslimbroederschappen maken in hun publieke optreden een belangrijk punt van hun afkeer van corruptie. Ook hierdoor verkrijgen zij veel steun in hun samenlevingen. Het is een ontwikkeling die de regeringen in de regio zich, in mijn optiek, ter harte moeten nemen en hen zou moeten aansporen tot de nodige politieke en sociaal-economische hervormingen.

Vraag PvdA, lid Samsom

Hoe moet ik de «inzet voor effectieve bestrijding van humanitaire noden» plaatsen in het licht van de hongersnood in Niger? Pas op 22 juli werd besloten tot geven van hulp, de noodsituatie was echter al maanden bekend. Dat is een schande.

Antwoord

In augustus is reeds op vragen van het lid Van Bommel (SP) over de noodsituatie in Niger schriftelijk geantwoord (Kamerstuk 2235). De internationale humanitaire response in Niger is inderdaad te langzaam geweest. Pas in juni/juli zijn de meeste donoren gaan reageren, waaronder Nederland met een bijdrage van $ 2,5 miljoen aan het World Food Programme (WFP). De relatief late reactie is echter met name te wijten aan het gebrek aan goede, betrouwbare informatie over de dreigingen en noden in Niger. Het is dus niet zo dat de noodsituatie al maanden bekend was. Lang was er geen duidelijkheid over de ernst van de situatie en geen overeenstemming tussen de verschillende actoren (donoren, VN-agencies, NGO’s, en nationale en regionale autoriteiten) over de omvang en intensiteit van de ramp. Eind 2004 was de globale boodschap van de early-warning informatie dat de situatie onder controle was. Pas in april/mei 2005 begon op basis van nieuwe informatie van Artsen Zonder Grenzen de internationale gemeenschap een duidelijker beeld te krijgen van de werkelijke ernst van de situatie. De Nigerijnse regering zelf heeft pas in juni een verzoek voor voedselhulp gedaan en in juli zijn uiteindelijk de appeals van de VN-agencies met enorme bedragen verhoogd.

Bovendien nopen ervaringen met eerdere voedselhulpacties in de Sahel en elders tot grote voorzichtigheid. Door te snel en te grootschalig ingrijpen, kan binnen zeer korte tijd de lokale productie ernstig worden verstoord, de zelfredzaamheid van de bevolking wordt ondermijnd en afhankelijkheid gecreëerd. Voedselhulp dient dus met de nodige omzichtigheid te worden verstrekt. Zowel in VN-kader als in het kader van het Good Humanitarian Donorship proces zet Nederland zich actief in voor de hervorming van het internationale humanitaire systeem om zo de internationale humanitaire respons te verbeteren. Het is daarbij van groot belang dat gewerkt wordt aan de verbetering van de kwaliteit van de waarschuwingsmechanismen en analyses van de noden. Goede en betrouwbare inschattingen van dreigingen en noden op basis waarvan donoren beslissingen voor het aanwenden van middelen kunnen nemen, zijn essentieel als basis voor een goede humanitaire respons.

Vraag PvdA, lid Samsom

De minister moet ophouden met oprekking van de ODA-definitie. Waarom? Niemand dwingt ons toch om alles uit ODA te betalen? Zeg ons wat u wilt, en wij zoeken het geld voor u. Maar hou op om landen als de VS te helpen bij het vullen van hun ODA-budget en hou op het beeld van NL als koploper voor OS te bezoedelen.

Antwoord

Over dit onderwerp heb ik regelmatig met de Kamer gesproken. Over de afspraken in internationaal verband heb ik u ten laatste schriftelijk geïnformeerd per brief van 21 april jl. Kortheidshalve herhaal ik hier nog eenmaal de uitgangspunten van de Nederlandse inzet. De Nederlandse regering respecteert de OESO/DAC-definitie ten volle, maar zet zich daarbij wel in voor een juiste toepassing van de ODA-definitie. De definitie is gericht op de inhoud van de gefinancierde activiteiten, die ontwikkelingsrelevant moet zijn. De ontvanger van de financiering speelt daarin geen rol. Op dit punt is de praktijk van de toepassing van ODA-richtlijnen echter niet altijd consistent. Het gaat er uiteindelijk om dat veiligheid een geïntegreerde beleidsinzet noodzakelijk maakt, waarbij ontwikkelingssamenwerking met diplomatie, politieke dialoog en druk, veiligheidspolitiek, eerlijke handel en markttoegang wordt gecombineerd om zo armoede te verminderen dan wel voorkomen. Om die reden is de inzet van de Nederlandse regering niet te kwalificeren als «bezoedeling».

Vraag PvdA, lid Samsom

De Minister is niet tevreden met de manier waarop HIV/AIDS-bestrijding in nationale armoedebestrijdingsprogramma’s is verwerkt. In welke van onze partnerlanden is dat nog niet goed geregeld? We mogen niet verslappen!

Antwoord

De mate waarin HIV/aids is opgenomen in nationale armoede strategieën wordt regelmatig beoordeeld, onder meer door UNAIDS. Hoewel er ontegenzeggelijk voortgang is bereikt gedurende de afgelopen jaren, geeft ook een recente beoordeling van UNAIDS en UNDP een gemengd beeld. Enkele algemene knelpunten zijn: onvoldoende mainstreamen van HIV/aids in sectoren buiten de gezondheidssector; zwakke relatie met nationale aids plannen; ontbreken van een uitwerking in concrete werkplannen en budgetten; en onvoldoende aandacht voor emanciptieaspecten.

Wat betreft de Nederlandse partnerlanden is de beoordeling positief over Rwanda en Zambia. Ook Ethiopië, Ghana en Kenia worden over het algemeen positief gewaardeerd. Met name in landen met een lage prevalentie wordt HIV/aids vaak alleen in de tekst over de gezondheidssector genoemd, en ontbreken de bredere dimensies en uitwerking. Deze landen worden dan ook minder positief beoordeeld. Ook de beoordeling van Zuid Afrika is vrij kritisch; hier wordt bijvoorbeeld in het nationale armoedebeleid geen relatie gelegd tussen HIV/aids en armoede. Een van de aanbevelingen van het Global Task Team over betere internationale samenwerking en coördinatie op gebied van HIV/aids richt zich op het verbeteren van de aandacht voor HIV/Aids in PRSPs, met specifieke doelstellingen en indicatoren. Nederland zal de uitvoering hiervan op verschillende manieren volgen. Op landenniveau zullen we de noodzaak van goede integratie van HIV/Aids in de PRSP blijven benadrukken, en in multilaterale organisaties zullen we blijven aandringen op regelmatige rapportage over de bereikte voortgang.

Vraag CDA, lid Ormel

Zullen Nederlandse militairen ook in 2006 een bijdrage leveren aan de stabiliteit op de Balkan?

Antwoord

Het mandaat van EUPM tot eind 2007 is verlengd en dat is besloten om EUFOR in ieder geval tot aan oktober 2006 op min of meer de huidige sterkte te laten. Nederland zal, naast de inzet van diverse andere instrumenten, ook militair met ongeveer 320 personen betrokken blijven, zoals minister Kamp eerder deze week ook heeft aangegeven. Begin 2006 zal ik u hierover en over de diverse andere missies op de Westelijke Balkan nader informeren.

Vraag CDA, lid Ormel

Welke resultaten worden door de mensenrechtenambassadeur nagestreefd in de Arabische wereld?

Antwoord

Uiteraard is de dialoog van de Mensenrechtenambassadeur met overheidsvertegenwoordigers in de betrokken landen een kritische. De uitgebreidheid waarmee de onderwerpen aan de orde kunnen komen hangt echter af van het programma tijdens de reis in kwestie. Niet overal stelt de overheid zich even open op. Beide onderwerpen, vrijheid van meningsuiting/persvrijheid en rechten van vrouwen, komen vrijwel standaard op. Daarbij gaat het, wat het eerste betreft, in gesprekken met journalisten en NGO’s voor een deel om fact finding, naar de overheid toe om een pleidooi voor grotere openheid en betere overheidsvoorlichting. Een concreet resultaat is bijvoorbeeld een recente reis van Jordaanse overheidsvoorlichters naar Nederland die ten doel had het Nederlandse concept van overheidsvoorlichting voor het voetlicht te brengen. Voor wat betreft vrouwenrechten heeft de Mensenrechtenambassadeur steeds tot ratificatie dan wel naleving van het VN-vrouwenrechtenverdrag (CEDAW) opgeroepen, bijvoorbeeld op het gebied van rechtsgelijkheid en politieke participatie. Dit laatste is bijvoorbeeld besproken met de president van Jemen, die daarop steun uitsprak voor een wet waarin politieke partijen wordt verplicht om een bepaald quotum vrouwelijke kandidaten op hun kieslijsten te zetten.

Vraag CDA, lid Ormel

Kunt u de toezegging doen dat contacten tussen Nederland en Hamas op geen enkel niveau zullen plaatsvinden?

Antwoord

Hamas zal naar verwachting deelnemen aan de verkiezingen voor het Palestijnse Parlement op 26 januari a.s. President Abbas weigert Hamas om binnenlandspolitieke redenen van de verkiezingen uit te sluiten. De EU respecteert dit standpunt. Wel heeft de RAZEB afgelopen maandag haar positie bevestigd, dat geweld en terreur onaanvaardbaar zijn in een democratische proces en dat Palestijnse facties, inclusief Hamas, geweld moeten afzweren, Israëls bestaansrecht moeten erkennen en zich moeten ontwapenen.

Wat Nederland betreft dient er, zolang dat niet het geval is, geen contact te zijn tussen vertegenwoordigers van Nederland of de Europese Unie en Hamas-vertegenwoordigers. Eerder dit jaar heb ik aangegeven dat daarop slechts in uiterste gevallen een uitzondering kan worden gemaakt, bijvoorbeeld wanneer op die manier een bijdrage geleverd kan worden aan het bestrijden van terreur of indien daarmee voortgang kan worden geboekt in het vredesproces.

Vraag CDA, lid Ormel

Morgen wordt in de Humanitarian Aid Commission van de EU gesproken over een mogelijke vermindering van financiële steun aan vluchtelingenkampen aan de Thais-Birmese Grens. Waarom?

Antwoord

Volgens onze informatie is er vooralsnog geen sprake van vermindering (laat staan stopzetting) van de EU-fondsen aan de Birmese vluchtelingen. Wel is er sprake van een interne verschuiving van EU-gelden t.a.v. dit onderwerp. Tijdens de vergadering van het Humanitarian Aid Committee (HAC) van 24 november zal een nieuw substantieel projectvoorstel t.b.v. de Birmese vluchtelingen in Birma en Thailand worden behandeld (Eur 15 miljoen), Nederland zal instemmen met dit voorstel.

Vraag CDA, lid Ormel

Kan Nederland Suriname bijstaan bij de opbouw van een rechtstaat?

Antwoord

Een van de zes sectoren in de bilaterale ontwikkelingssamenwerking met Suriname is goed bestuur, waarvan de subsector Rechtsbescherming en Veiligheid deel uitmaakt. Het subsectorplan Rechtsbescherming en Veiligheid is naar verwachting in december gereed. Verbetering van de justitiële sector is onderdeel van het Surinaamse plan. Na ontvangst zal het subsectorplan worden besproken tussen Suriname en Nederland. Aan Nederlandse zijde zijn daarbij onder meer de ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie betrokken. Overigens is er vooruitlopend op dit subsectorplan al de nodige samenwerking in de justitiële sector, bijvoorbeeld in de zogenaamde Stuurgroep Drugsbestrijding.

Vraag CDA, lid Ferrier

CDA wil dat er een speciaal PUM voor senior universitaire docenten komt en dat dit een duidelijke inbedding krijgt in een meerjarige samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs.

Antwoord

Het PUM-model, waarbinnen gebruik gemaakt wordt van gepensioneerde experts uit het bedrijfsleven om bedrijven in ontwikkelingslanden te adviseren en ondersteunen, heeft ook voor andere segmenten van de maatschappij interessante elementen in zich. Er zijn in het verleden al proeven gedaan met de uitzending van oud-ambtenaren naar overheidsinstellingen in Midden- en Oost-Europa en ontwikkelingslanden.

Momenteel wordt in overleg met PUM een pilot voorbereid van een PUM-onderwijs programma gericht op versterking van basic education in een aantal onderwijs partnerlanden. Afhankelijk van de uitkomsten van deze PUM-onderwijspilot zal het PUM-onderwijsprogramma ingevoerd worden in alle onderwijspartnerlanden. In de Afrikanotitie is reeds aangegeven dat versterking van Afrikaanse universiteiten en onderzoekscentra dringend nodig is voor de capaciteitsopbouw op langere termijn. Daarom heb ik aangegeven naast de bestaande Internationaal Onderwijsprogramma’s ruimte te willen creëren voor de facilitering van langjarige partnerschappen tussen hoger onderwijsinstellingen in Nederland en Afrika. De wijze waarop dit zal gebeuren en de verdere uitwerking zijn op dit moment in overweging. De suggestie van mw. Ferrier zal daarin meegenomen worden.

Vraag CDA, lid Ferrier

We hebben ook zorgen om de ontwikkelingen in Rwanda en Congo. De humanitaire situatie in Congo is ernstig. Kan de minister aangegeven op wat voor manier zij daar kan bijdragen aan verbeteringen?

Antwoord

Nederland heeft vanuit het budget voor Ontwikkelingssamenwerking een bedrag van 8,5 mln euro bijgedragen voor humanitaire hulp in de DRC, via zowel VN- als particuliere kanalen. Voor 2006 zal tenminste eenzelfde bedrag voor humanitaire hulp worden gereserveerd. Daarnaast geeft Nederland steun aan VN vredesoperaties, zoals de VN-missie MONUC in DRC, aan programma’s voor demobilisatie, ontwapening en reïntegratie van gewapende strijders in Oost Congo, die immers voor een groot deel de humanitaire noodsituatie hebben veroorzaakt. Tenslotte vindt doelgerichte politieke en diplomatieke inspanningen plaats samen met partnerlanden in het kader van internationale overlegstructuren.

Vraag CDA, lid Ferrier

Bescherming van ontheemden: UNHCR heeft ruimer mandaat nodig. Ook moeten er financiële middelen worden vrijgemaakt. Welke mogelijkheden ziet de minister?

Antwoord

Het is niet waarschijnlijk dat het mandaat van UNHCR op korte termijn t.a.v. ontheemden zal worden uitgebreid. Zo’n mandaatswijziging heeft instemming nodig van de AVVN, dus ook van die landen die ontheemdenpopulaties binnen eigen grenzen hebben (hetgeen dus een zeer moeizame discussie zal worden). Wel is er de laatste tijd sprake van grotere betrokkenheid van UNHCR bij het lenigen van de noden van ontheemden. Zoals ook reeds is geantwoord op andere vragen komt in de huidige situatie een zeer groot deel van de Nederlandse en internationale humanitaire fondsen ten gunste van ontheemden. De recente afspraken binnen de VN over de «collaborative approach» inzake de ontheemdenproblematiek moet leiden tot een nog effectievere inzet van middelen.

Vraag SP, lid Van Bommel

Waarom worden de rechten van de Surinaamse Nederlanders zoals vastgesteld in de toescheidingsovereenkomst niet ondubbelzinnig erkend? Waarom wordt opzegging van die overeenkomst overwogen terwijl er nog een proces loopt bij het Hof van Justitie in Suriname? Dat is bovendien in strijd met eerder gedane toezeggingen door de Nederlandse regering dat er niets wordt gewijzigd zolang de zaak onder de rechter is. Op welke wijze geeft de minister invulling aan zijn toezegging dat hij «geen belangen zal verkwanselen», zoals hij dat eerder verwoordde?

Antwoord

Suriname wenst de Toescheidingsovereenkomst te beëindigen, omdat deze zijn voornaamste doel heeft gediend, namelijk het toekennen van nationaliteit. Een ambtelijke delegatie zal van 5 tot 9 december a.s. Suriname bezoeken voor overleg over de Toescheidingsovereenkomst. Zoals ik heb aangegeven wil Nederland zeker weten dat individuele rechten van Nederlanders van Surinaamse afkomst zijn afgedekt, indien de TOS zou worden beëindigd. Die boodschap heb ik ook overgebracht aan mijn collega mevrouw Kraag-Keteldijk in Suriname. Na afloop van de missie dient uiteraard nog politieke besluitvorming plaats te vinden. Er worden dus geen rechten verkwanseld. Evenmin is het gerucht juist, dat de TOS per 1 januari 2006 zou zijn beëindigd.

Vraag SP, lid Van Bommel

In de Volkskrant van zaterdag 19 november jl. constateert onafhankelijk onderzoeker en adviseur David Sogge dat de hulpindustrie meer kwaad dan goed heeft gedaan. Kan de minister eens ingaan op deze suggesties?

Antwoord

Ik onderschrijf de suggesties van David Sogge ten dele. Het verlaten van mislukte economische doctrines ligt voor de hand en dat doen we ook. Ons huidige beleid en dat van Wereldbank, IMF en andere donoren verschilt sterk van dat van 10–20 jaar geleden. Waar in de jaren tachtig en de eerste helft van de jaren negentig de traditionele structurele aanpassingsprogramma’s nog gekenmerkt werden door een sterke economische en financiële invalshoek, hebben deze vanaf de tweede helft van de jaren negentig steeds meer plaats gemaakt voor programma’s waarin armoedebestrijding (PRSP’s) en de verschillende aspecten van goed bestuur een steeds centralere rol hebben gekregen. Als we één ding geleerd hebben dan is het wel dat er geen modeloplossingen of doctrines bestaan en dat we moeten zoeken naar landenspecifieke oplossingen. Die conclusie werd ook getrokken in een Wereldbank rapport van 2004 «Lessons of the Ninetees». Ook hebben we geleerd dat het streven naar economische groei altijd gepaard moet gaan met aandacht voor evenwichtige verdeling daarvan onder verschillende bevolkingsgroepen. Dit is niet alleen nodig vanuit het perspectief van rechtvaardiger verdeling, maar ook omdat een evenwichtiger verdeling een positief effect heeft op het groeipercentage. Het World Development Report 2006 gaat hier grotendeels over. In feite geven beide rapporten aan dat het macro-economisch beleid meer gericht moet worden op de behoeften van arme mensen.

Vraag SP, lid Van Bommel

Is de weigering van Turkije om een Duits vliegtuig met toeristen, afkomstig uit Cyprus, te laten landen, een schending van het Additioneel Protocol bij het verdrag van Ankara?

Antwoord

Voorzover het mogelijk is geweest alle feiten na te gaan, lijkt het erop dat het voorval strikt genomen geen schending van de douane-unie – en dus ook niet van het Additioneel Protocol – was. Dit lijkt ook de Duitse interpretatie van het incident te zijn.

Het Additioneel Protocol tussen de Unie en Turkije zal – zoals bekend – pas in werking treden als het van beide zijden geratificeerd is. Nederland hecht er belang aan dat Turkije het Protocol daadwerkelijk en non-discriminatoir implementeert en dat derhalve Cypriotische (lucht)schepen toegang krijgen tot Turkse (lucht)havens. De EU zal de implementatie van het Protocol nauw volgen; in 2006 zal een evaluatie plaatsvinden. De regering hoopt onverminderd dat Turkije het Protocol spoedig zal ratificeren.

Vraag SP, lid Van Bommel

Het baart de SP grote zorgen dat de evaluatie bij de VN top grote nadruk op veiligheid en bestijding van terrorisme legde. Dit is ook in de OS-begroting het geval. Hiermee is de geopolitieke inzet van OS-geld weer op de agenda. Vroeger was het Oost-West, nu Islam vs. niet-Islam. Ziet de minister die ontwikkeling niet met lede ogen aan?

Antwoord

Het is niet mijn indruk dat de VN-top de OS-agenda op een verkeerde manier heeft aangestuurd. Ik vind een van de grote winstpunten van de in september in New York besproken multilaterale agenda nu juist dat zaken als ontwikkeling, veiligheid en mensenrechten in elkaars verband aan de orde zijn gesteld.

De top heeft veel steun opgeleverd voor de ontwikkelingsagenda zoals Nederland die gaarne internationaal aanvaard en uitgevoerd ziet. Met name: voor het eerst consensus over de Millennium-doelstellingen met de VS, consensus over de inzet van 0,7 procent BNP voor OS en consensus over reproductieve rechten en de aanpak van AIDS en klimaatverandering. Voorts moet gezegd dat er zonder veiligheid geen ontwikkeling kan zijn. Dat heeft in heel veel landen niet zozeer te maken met terreur, maar wel met het voorkomen van en oplossen van conflicten. Door middel van instrumenten als het stabiliteitsfonds besteedt Nederland hier aandacht aan. Dit wil niet zeggen dat de gehele OS-agenda is veranderd. Integendeel.

Vraag SP, lid Van Bommel

Jaarlijks sterven 78 000 vrouwen als gevolg van onveilige abortus. De Global Gag Rule van Bush draagt hieraan bij i.p.v. hier aan een einde te maken. Is Nederland bereid om landen die geen gebruik maken Gag Rule extra te ondersteunen? Zij kunnen die steun in de rug goed gebruiken.

Antwoord

De herinvoering van de Global Gag Rule door president Bush in januari 2001, heeft met name grote gevolgen gehad voor NGO’s die werken op gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Door de Gag Rule niet te ondertekenen liepen ontwikkelingslanden veelal grote sommen Amerikaanse steun mis. Dit heeft geleid tot inkrimping of zelfs stopzetting van dienstverlening op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid, inclusief family planning. Uiteindelijk kan dit resulteren in meer ongewenste zwangerschappen en een hogere vraag naar voortijdige beëindiging daarvan.

Vanaf het begin hebben verschillende Europese landen, waaronder Nederland, het VK en de Scandinavische landen, geprobeerd de gevolgen van de Gag Rule te beperken, bijvoorbeeld door extra fondsen beschikbaar te stellen aan getroffen organisaties als IPPF en UNFPA. Deze extra inspanningen kunnen de tekorten echter niet volledig opheffen. Ook op landenniveau werkt de Gag Rule door – zo worden binnen het Aids-beleid geen organisaties meer gesteund met Amerikaanse fondsen die condooms distribueren aan de bevolking. Met gelijkgezinde landen wordt dan bekeken hoe de schade beperkt kan worden, ook Nederland heeft hiervoor in enkele gevallen extra middelen beschikbaar gesteld.

Daarnaast steunen we inspanningen, van met name NGO’s, om de effecten van de Global Gag Rule goed in kaart te brengen. Vanzelfsprekend gaan we de discussie over de Global Gag Rule aan in alle relevante internationale fora.

Vraag VVD, lid Van Baalen

Kan de wet BEU zo worden aangepast dat ook met Taiwan een overeenkomst kan worden gesloten? Kan de Nederlandse handelsvertegenwoordiging in Taipei ook paspoorten verstrekken? Kunnen Taiwanese studenten in aanmerking komen voor de verkorte visumaanvraagprocedure?

Antwoord

De tenuitvoerlegging van de wet BEU ligt grotendeels op het terrein van mijn collega van Sociale Zaken.

De afgifte van paspoorten door de handelsvertegenwoordiging in Taipei is niet verenigbaar met de status van het kantoor. Paspoorten kunnen uitsluitend worden verstrekt door ambassades en consulaten-generaal.

Wat betreft de afgifte van visa aan studenten volgens de verkorte procedure; deze werkwijze is mede gebaseerd op afspraken tussen universiteiten en de IND. Indien Nederlandse universiteiten dergelijke afspraken hebben kan worden bezien of aan alle voorwaarden voor de verkorte procedure is voldaan. Verder is de handelsvertegenwoordiging in Taipei gemachtigd zelfstandig studentenvisa af te geven aan Taiwanese studenten.

Vraag GroenLinks, lid Karimi

Welke acties zijn door Nederland ondernomen naar aanleiding van de oproep die de gouverneur van Alabama heeft gedaan om Aruba te boycotten?

Antwoord

Sinds deze oproep op 8 november jl. is er van Nederlandse kant in diverse contacten met de Amerikaanse regering op gewezen dat een dergelijk oproep zeer schadelijk is voor de economie van Aruba en, daarmee, voor de stabiliteit van het Caraïbisch gebied en dus ook strijdig is met de Amerikaanse belangen. De Amerikaanse regering heeft bij herhaling verzekerd dat de uitspraken van de gouverneur van Alabama niet de visie van de regering van de Verenigde Staten weergeven. Op 22 november heb ikzelf een telefoongesprek gevoerd met Deputy Secretary of State Zoellick en heb ik deze kwestie opnieuw bij hem onder de aandacht gebracht. In alle contacten is onderstreept dat Aruba en Nederland een maximale inzet hebben verricht bij de zoekactie naar mevrouw Holloway.

Vraag GroenLinks, lid Karimi

Kunt u de deserteurs en dienstweigeraars van tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië erkennen?

Antwoord

Ik heb daar al eerder Kamervragen over beantwoord. Aan de inzet van Nederlandse militairen in het toenmalige Nederlands-Indië lagen op democratische wijze tot stand gekomen besluiten ten grondslag. De vervolging en berechting van bedoelde dienstweigeraars en deserteurs heeft plaatsgevonden in het verlengde van bovengenoemde democratische besluitvorming en in overeenstemming met de geldende wetgeving.

Vraag GroenLinks, lid Karimi

Is de minister bereid zich samen met de minister van Justitie in te zetten voor extraterritoriale wetgeving inzake wapenhandel door Nederlanders?

Antwoord

Het Besluit Financieel Verkeer Strategische Goederen is van toepassing op handel in strategische goederen buiten Nederland waarbij zijn betrokken, als tussenhandelaren, Nederlandse ingezetenen, in Nederland gevestigde ondernemingen of bedrijven die hun belangrijkste activiteiten in Nederland hebben. Hiermee heeft Nederland al een middel om buitenlandse wapenhandelactiviteiten van Nederlanders en van Nederlandse bedrijven te controleren.

Vraag GroenLinks, lid Karimi

In het reisverslag van de minister naar de VS lees ik dat zijn Amerikaanse collega interesse toonde in media-activiteiten van Nederland ten aanzien van Iran. Waaruit bestond deze interesse, zagen ze mogelijkheden voormedefinanciering?

Antwoord

Tijdens mijn bezoek aan Washington in oktober jl. toonde mijn collega Rice inderdaad belangstelling voor de activiteiten die Nederland onderneemt naar aanleiding van het amendement Karimi/Van Baalen ter bevordering van de mediapluriformiteit in Iran. Deze interesse werd in algemene zin uitgesproken, omdat ook de VS zelf via inzet van de media probeert de Iraanse bevolking te bereiken.

Vraag GroenLinks, lid Karimi

Waarom heeft de nieuwe Nederlandse ambassade in Doha, Qatar, geen consulaire functie?

Antwoord

Het Nederlandse postennet staat onder druk. Als gevolg van opeenvolgende taakstellingen is de afgelopen jaren een aantal posten gesloten. Ik streef er naar de mij ter beschikking staande mensen en middelen zo effectief en efficiënt mogelijk in te zetten. Soms betekent dit dat er creatief moet worden gehandeld. Het kabinet heeft besloten om, n.a.v. het groeiende economische belang van Qatar, een ambassade te openen in Doha zonder de totale personeelsomvang in de Golfregio te laten toenemen. De post heeft derhalve een minimale bezetting. Dit betekent dat prioriteiten zijn gesteld, taken zijn afgebakend en goede afspraken zijn gemaakt tussen de verschillende posten in de regio.

Ambassade Doha is, met zijn kleine bezetting en minimale takenpakket, een pilot-project. De voor- en nadelen zullen in het voorjaar van 2006 worden geëvalueerd.

Vraag GroenLinks, lid Karimi

Heeft de premier tijdens zijn recente bezoek aan de Golf de erbarmelijke situatie van migranten en vrouwen aan de orde gesteld?

Antwoord

De MP is tijdens zijn recente bezoek aan de Golf uitgebreid ingegaan op de noodzaak van sociale hervormingen. Hij heeft aandacht gevraagd voor het feit dat de sociale ontwikkeling achterblijft bij de economische ontwikkeling. In diverse gesprekken is ook de positie aan de vrouw aan de orde gekomen.

Vraag D66, lid Van der Laan

Hebt u een lijst met landen welke door de mensenrechtenambassadeur bezocht zijn?

Antwoord

De mensenrechtenambassadeur heeft in 2004 en 2005 de volgende landen bezocht:

2005: Turkmenistan, Guatemala, Peru, Colombia, Jemen, Turkije, Eritrea, Ethiopië, Kazakstan, Tajikistan, Kirgistan, Pakistan (eind nov.), China (eind nov.), Afghanistan (december?).

2004: China, Kazakstan, Vietnam, Bangladesh, Egypte, Israël/Bezette Gebieden, Jordanië, Libanon, Syrië, Uganda.

Vraag D66, lid Van der Laan

Nederland moet ook het goede voorbeeld geven waar het gaat om het toepassen van het internationaal recht. Ik betreur het dan ook dat pas volgend jaar het Facultatief Protocol bij het VN verdrag inzake marteling geratificeerd zal worden, ondanks de kamerbrede motie die er ligt. Graag krijg ik meer duidelijkheid over het exacte traject en met name over het nationaal mechanisme voor toezicht.

Antwoord

Nederland heeft op 3 juni 2005 het Facultatief Protocol ondertekend en is op dit moment bezig met het opstarten van de ratificatieprocedure. Tevens vinden consultaties plaats met betrokken ministeries waarin o.a. wordt bekeken hoe de bepaling m.b.t. tot het nationaal toezichtsmechanisme in Nederland zal worden toegepast.

Vraag D66, lid Van der Laan

Welke rol ziet BZ voor zichzelf bij het instandhouden van het Nederlands drugsbeleid en de gelijkberechting van homo’s en hetero’s?

Antwoord

Het ministerie van Buitenlandse Zaken ziet het als zijn taak om Nederlandse beleidsopvattingen op welk terrein dan ook uit te dragen.

Vraag D66, lid Van der Laan

Mevrouw Van der Laan en de heer Van Baalen stelden vragen over het Amerikaanse beleid ten aanzien van martelingen.

Antwoord

De vragen betreffen berichten in de media waarin gesteld wordt dat de Amerikaanse vice-President Cheney zou hebben gepleit voor een uitzonderingspositie van de CIA ten aanzien van een amendement van senator McCain op de 2006 defensiebegrotingswet van de VS, dat toepassing van wrede, onmenselijke of onterende behandeling op personen in detentie of onder fysieke controle van de regering van de VS verbiedt, vormt nog steeds onderdeel van de beraadslagingen in het Congres. Van een veto van president Bush is op dit moment geen sprake. Ik ben van mening dat een dergelijk uitzonde ringspositie – wanneer deze tot stand zou komen – in strijd zou zijn met staand EU-beleid. In antwoord op kamervragen van de heer Van Bommel heb ik de toezegging gedaan aan EU partners voor te stellen om duidelijkheid over het officiële VS standpunt te verkrijgen en het EU standpunt – namelijk handhaving van het verbod op martelen en wrede, onmenselijke en vernederende behandeling of bestraffing in alle gevallen – over te brengen. Dit zal binnenkort geschieden.

Vraag D66, lid Van der Laan

Heeft de regering nog geen standpunt ingenomen m.b.t. het VN-verdrag inzake verdwijningen?

Antwoord

Na beëindiging van de werkzaamheden van de betrokken VN-werkgroep worden in principe geen veranderingen meer aangebracht in het verdrag. De Mensenrechtencommissie zal naar verwachting tijdens de eerstvolgende bijeenkomst, in 2006, haar goedkeuring geven aan het verdrag waarna het voor definitieve goedkeuring zal worden aangeboden aan de Algemene Vergadering van de VN. Zoals gebruikelijk bij nieuwe internationale juridisch bindende instrumenten wordt de tekst thans interdepartementaal besproken met het oog op mogelijke ondertekening en ratificatie door Nederland. Deze besprekingen zullen in ieder geval ruim voor aanvang van de Mensenrechtencommissie zijn afgerond.

Vraag D66, lid Van der Laan

Welke rol ziet de minister voor Nederland bij de uitvoering van de uitspraken van het Internationaal Gerechtshof, zoals recentelijk over de illegaliteit van de muur door Palestina?

Antwoord

De EU en de Nederlandse regering hebben herhaalde malen hun zorg uitgesproken over de negatieve gevolgen van de bouw van de afscheidingsbarrière door Israël. De Raad van Algemene Zaken en Externe Betrekkingen heeft dit laatstelijk gedaan in zijn conclusies van 21 november jl. en daarbij in het bijzonder gewezen op de situatie in en rond Oost-Jeruzalem. De Raad heeft tevens aan de relevante EU-organen gevraagd om een analyse over Oost-Jeruzalem. Deze analyse zal tijdens de Raad van december worden besproken en worden gepubliceerd.

Zoals al is gesteld in antwoord op schriftelijke vragen van de heer Koenders van juli jl. over de naleving van het internationaal recht zijn de EU en Nederland van mening dat de bouw van de afscheidingsbarrière, voorzover het tracé afwijkt van de bestandslijn van 1949 – de zogenaamde «groene lijn» – evenals de Israëlische nederzettingenactiviteiten in strijd met de relevante bepalingen van het internationaal recht. De barrière en de nederzettingen creëren een situatie die de totstandkoming op termijn van een aaneengesloten, levensvatbare Palestijnse staat op de Westelijke Jordaanoever, en daarmee een duurzame vredesregeling tussen beide partijen, in gevaar kan brengen.

Zoals in de brief aan uw Kamer van 9 augustus 2004 is gesteld, zijn de EU en Nederland dienaangaande overigens van mening dat een oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict slechts langs politieke weg tot stand kan komen.

Vraag D66, lid Van der Laan

Welke concrete bijdrage zal Nederland leveren aan het succes van de Macedonië-missie?

Antwoord

Nederland draagt met 10 deelnemers bij aan de Europese politiemissie Proxima in Macedonië. Deze missie loopt af in december. Een nieuwe politiemissie is niet meer nodig, ook omdat de Commissie een aantal projecten t.b.v. de opbouw van de capaciteit van het Macedonische politieapparaat zal starten in 2006. In de eerste helft van 2006 zal daarom een klein team aanwezig blijven voor een goede overdracht van de werkzaamheden, hiervoor is geen Nederlandse bijdrage meer nodig.

Vraag D66, lid Van der Laan

Oeganda kampt met een tekort aan condooms en hulporganisaties klagen dat hun beleid ondermijnd wordt. In die optiek wil ik de minister vragen of het geld dat nu naar de regering van Uganda gaat hiervoor ingezet kan worden.

Antwoord

De berichten uit Oeganda over de beschikbaarheid van condooms heeft onze aandacht. Nederland draagt via steun aan internationale organisaties als UNFPA en PSI reeds bij aan het vergroten van de wereldwijde beschikbaarheid van condooms.

Vraag LPF, lid Van As

Wat blijft er over van de groeicijfers partnerlanden wanneer totale ontvangsten aan OS-hulp worden afgetrokken? Wat is de waarde van dit soort groeicijfers?

Antwoord

Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet bepaald worden in welke mate hulp heeft bijgedragen aan economische groei. Gezien reeds lang bestaande hulprelaties is het afsplitsen van een groei-effect van de hulp nauwelijks mogelijk. Niettemin ben ik bereid om beschikbare onderzoeken van o.a. Wereldbank, IMF en OESO/DAC zelf te inventariseren en de analyse hiervan aan U beschikbaar te stellen.

Vraag LPF, lid Van As

Afrikaanse Unie verklaart dat in Afrika elk jaar 150 miljard dollar verloren gaat aan corruptie. Studies waaruit blijkt dat naarmate de hoeveelheid hulp toeneemt, de kwaliteit van overheidsinstellingen en democratisch gehalte afneemt, terwijl good governance een essentiële voorwaarde is voor duurzame ontwikkeling. Wat is uw reactie? Moeten we dan wel meer hulp geven?

Antwoord

Er zijn vele studies verricht naar de relatie tussen hulp enerzijds en afname van kwaliteit van overheidsinstellingen en democratisch gehalte anderzijds. De uitkomsten van die studies zijn divers met als algemene lijn dat er geen sprake is van een causaal verband tussen omvang van de hulp en de kwaliteit van bestuur. Men kan dus niet stellen dat toename van hulp tot verslechtering van de goed bestuurssituatie leidt.

Vraag LPF, lid Van As

Voorstel oud-OESO-ambassadeur Van Dam: toestaan OS-landen tariefmuren op te trekken en importbeperkingen in te stellen. Dit bleek in het verleden te werken (China, India, Taiwan, Brazilië, Z-Korea). Vindt u dit een goed idee?

Antwoord

Bijna alle ontwikkelingslanden hebben nu al de mogelijkheid hun tariefmuren op te trekken en zo de import te beperken. Veel ontwikkelingslanden hebben hun tarieven namelijk nog niet gebonden of passen tarieven toe die ver beneden het in de WTO gebonden niveau liggen. Ook in de lopende WTO onderhandelingen behouden de minst ontwikkelde landen (MOL’s) die mogelijkheid, van deze landen worden geen nadere concessies verlangd. Ook is voorzien dat ontwikkelingslanden in de landbouwsector «speciale producten» kunnen aanwijzen, waarvoor ze geen of minder tariefverlagingen hoeven door te voeren. Desondanks kiezen veel ontwikkelingslanden er voor om hun markten te openen. Vaak zelfs autonoom, d.w.z. zonder dat ze er markttoegang van anderen voor terugkrijgen. Verlaging van tarieven kan immers leiden tot lagere consumentenprijzen en meer welvaart. Ontwikkelingslanden hebben gemiddeld veel hogere tarieven dan OESO-landen. Dat komt de zuid-zuid handel niet ten goede, terwijl daarin juist veel mogelijkheden liggen voor economische groei.

Vraag ChristenUnie, lid Huizinga-Heringa

Ook de situatie in Sulawezi vraagt aandacht. (...) De regering heeft aangegeven de bilaterale contacten met Indonesië te willen intensiveren. Is de minister bereid daarbij ook de godsdienstvrijheid aan de orde te stellen?

Antwoord

De situatie op Sulawesi heeft de voortdurende aandacht van de Nederlandse regering. De betreurenswaardige moord op de schoolmeisjes is in EU-verband aan de orde gesteld. In meer algemene zin blijft de vrijheid van godsdienst onderdeel van de politieke dialoog met de Indonesische autoriteiten, zowel bilateraal als in EU-verband.

Vraag ChristenUnie, lid Huizinga-Heringa

Nederland heeft het facultatief protocol niet ondertekend. Waarom niet? Gaat dit binnenkort gebeuren?

Antwoord

Het op 25 mei 2000 te New York totstandgekomen Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 2001, 130) is op 11 juli 2005 door het parlement goedgekeurd (Kamerstukken 30 158 (R 1793), en vervolgens op 23 september 2005 voor Nederland in werking getreden.

Vraag ChristenUnie, lid Huizinga-Heringa

Er is hier veel te winnen. Zo zou de zorg voor weeskinderen beter moeten en zou de besmetting van moeder op kind kunnen worden tegengegaan. Wat wordt er bijvoorbeeld gedaan om de kindersterfte terug te dringen? Een mogelijkheid om hier concreet iets aan te doen is het benoemen van «kinderexperts» in organisaties die zich met deze problematiek bezig houden, bijvoorbeeld in het Global Fund. Graag reactie op dit idee

Antwoord

Nederland ondersteunt in twaalf landen de versterking van de gezondheidssector; programma’s voor het terugdringen van de kindersterfte maken een integraal onderdeel uit van de gezondheidssector. Het gaat daarbij om een breed spectrum aan activiteiten, zoals vaccinatieprogramma’s, voorlichting over borstvoeding en gezonde kindervoeding, goede begeleiding van zwangerschap en geboorte; controle van de groei en ontwikkeling van kinderen; bestrijding en behandeling van belangrijke kinderziekten als diarree en luchtweginfecties etc. De Nederlandse bilaterale steun richt zich met name op het ondersteunen van de overheid.

Een ander deel van de Nederlandse bijdrage wordt gekanaliseerd via multilaterale organisaties die actief zijn op deze terreinen, met name UNICEF en WHO. Deze multilaterale organisaties werken vanzelfsprekend ook buiten de twaalf landen waar Nederland actief is in de gezondheidssector, de Nederlandse slagkracht wordt hiermee vergroot. Ook draagt Nederland bij aan de Global Alliance for Vaccines and Immunisation, dat landen ondersteunt bij de versterking van hun vaccinatie programma’s en de introductie van nieuwe vaccins. In 2004 kon GAVI rapporteren dat dankzij haar steun al meer dan 700 000 gevallen van kindersterfte zijn voorkómen sinds de start van de activiteiten in 2001. Ook wordt via TMF financiering bijgedragen aan verschillende Nederlandse NGO’s.

Op landenniveau wordt de formulering en uitvoering van Global Fund programmes gecoördineerd door de zogenaamde Country Coordinating Mechanism (CCM). Volgens de CCM richtlijnen moet een CCM een brede weerspiegeling vormen van de verschillende actoren die zich in een land met de bestrijding van HIV/Aids (dan wel TB of malaria) bezighouden, inclusief NGO’s, onderwijsinstellingen en mensen die de doelgroep vertegenwoordigen. Deze richtlijnen bieden dus een heel goed kader voor deelname van organisaties die een kindperspectief kunnen inbrengen. In de praktijk is dat het geval in enkele CCM’s, en is de situatie in andere gevallen voor verbetering vatbaar. Het Global Fund organiseert regelmatig trainingsbijeenkomsten voor CCM’s. De Aids-deskundigen in het technical review panel (TRP)vertegenwoordigen een brede expertise, dus inclusief kennis over de maatschappelijke gevolgen van aids en de effecten op kinderen. Naar verwachting zal de volgende financieringsronde veel meer voorstellen voor de opvang van wezen en kwetsbare kinderen omvatten, onder meer in reactie op UNICEF-initiatieven.

Vraag ChristenUnie, lid Huizinga-Heringa

De Minister heeft geen visie op de explosieve verstedelijking. Kabinet is eenzijdig in haar benadrukking van de economische motorfunctie. Hoe ziet de Minister de verhouding urbaan en ruraal. Gaarne een reactie van de Minister op het Rawoo-rapport inzake verstedelijking van september 2005.

Antwoord

De snelle verstedelijking in ontwikkelingslanden, zelfs in Sub-Sahara Afrika, is een gegeven. Binnen de strategie om de MDG’s te bereiken heb ik als prioritaire thema’s onder meer reproductieve gezondheidszorg, HIV/AIDS, milieu en water gekozen. Uiteraard zijn de uitdagingen binnen deze thema’s zowel ruraal als urbaan, maar mijn zwaartepunt ligt niet bij deze onderverdeling. Mijn focus is meer gericht op het bereiken van concrete resultaten binnen deze thema’s, ongeacht de rurale dan wel urbane achtergrond. Zo heb ik bijvoorbeeld met mijn voornemen om 50 miljoen extra mensen van schoon drinkwater te voorzien een bewuste keuze gemaakt om de Nederlandse hulp te concentreren op rurale, peri-urbane en arme delen van steden. Overigens zal ik u een reactie op het RAWOO-rapport «The Urban Challenge: a question of knowledge» binnenkort toezenden.

Vraag SGP, lid Van der Staaij

De antwoorden op de vragen over de Palestijnse schoolboeken zijn ontoereikend en via ondersteuning van UNRWA draagt Nederland bij aan de verspreiding van haatzaaiende schoolboeken.

Antwoord

Zoals in het antwoord op de schriftelijke vragen van de heer Van der Staaij en de heer De Nerée tot Babberich over Palestijnse schoolboeken is uiteengezet, is de Nederlandse regering van mening dat niet in zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de inhoud van de betreffende boeken vijandigheid of vooroordelen jegens Israël en/of joden voedt. De inhoud van de boeken zijn naar mijn mening niet haatzaaiend. Ik vind dan ook niet dat de Nederlandse ongeoormerkte bijdrage aan UNWRA, die onder meer voor een klein deel wordt gebruikt voor de aanschaf van schoolboeken, moet worden ingetrokken of verminderd. Dat laat onverlet dat de boeken op onderdelen voor verbetering vatbaar zijn. De Palestijnse Autoriteit wordt daarop aangesproken.

Vraag SGP, lid Van der Staaij

Op welke wijze wordt de humanitaire hulp in Colombia besteed?

Antwoord

Het Nederlands humanitaire beleid t.a.v. Colombia legt de nadruk op bescherming van de door het intern gewapend conflict getroffen bevolking. Voorlopig is alleen gekozen voor bijdragen aan multilaterale organisaties (VN en ICRC). NL heeft inmiddels bijgedragen aan de programma’s van OCHA, WFP en UNHCR. Het Internationale Rode Kruis ontvangt wereldwijd reeds een grote (ongeoormerkte) bijdrage van Nederland. Deze komt indirect ten goede aan de ICRC-operaties in Colombia.

Noot 2 (zie blz. 1782)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Justitie

Antwoorden Minister van Justitie

Vraag fractie CDA

Bij het ministerie is een piloot gestart met een geïntegreerde inspectie. Zou zoiets voor de justitiële jeugdinrichtingen ook iets zijn?

Antwoord

In het kader van Operatie Jong worden momenteel geïntegreerde inspecties uitgevoerd. De werkwijze en het resultaat moeten nog geëvalueerd worden. Blijft onverlet dat, zoals ik ook bij de schriftelijke beantwoording van de vragen die gesteld zijn tijdens het wetgevingsoverleg op 14 november jl. heb aangegeven, het niet goed voorstelbaar is dat één persoon op ver uiteenlopende terreinen deskundig is of het gespecialiseerde inspectiewerk van andere deskundigen zou kunnen overnemen. Samenwerking van verschillende deskundigen, zoals in de pilots binnen Operatie Jong, is wel denkbaar. Zo worden in 2006 nadere afspraken gemaakt om een pilot uit te voeren waarbij alle inspecties die met een JJI van doen hebben, in een keer een instelling te visiteren.

Vraag fractie CDA

Ik vraag de minister de resultaten van de pilot kentekenregistratie met camera’s aan mij te doen toekomen.

Antwoord

Het project Catch Ken bevindt zich thans in de eindfase. Zodra de resultaten bekend zijn zal ik de kamer daarover informeren. Naar verwachting zal dat in het eerste kwartaal van 2006 zijn.

Vraag fractie CDA

Er loopt een proef met extra ondersteuning voor kinderen van ouder(s) in detentie. Op welke termijn kan er onderzoek naar de resultaten van de proef worden verwacht? Wat is de rol van de Bureaus Jeugdzorg?

Antwoord

Het experiment bevindt zich nog in de voorbereidende fase. Ik ga er vanuit dat het kan worden afgerond nog gedurende de looptijd van het programma Jeugd Terecht, dat wil zeggen in de loop van 2006. Nadat helder is op welke factoren de gezinsondersteuning zich in die gezinnen moet richten om effectief te kunnen zijn, zal de rol van de bureaus jeugdzorg (en ook bijv. de reclassering) ingevuld kunnen worden.

Vraag fractie CDA

Klopt het beeld dat de regering voornemens is criminele, allochtone jongeren hun taakstraf in de eigen omgeving te laten uitvoeren (bijvoorbeeld in moskee)?

Antwoord

Bij sancties wordt gezocht naar mogelijkheden om meer aan te sluiten bij de cultuur van jongeren. Daarbij kan het passend zijn om te zoeken naar aansluiting bij de eigen gemeenschap. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op enkele plaatsen ervaring met de uitvoering van taakstraffen in de eigen gemeenschap van jongeren, bijvoorbeeld de uitvoering van werkstraffen in de Moskee. Ik ben bereid om te bezien of een dergelijke invulling breder kan worden toegepast. Bij de beoordeling van bredere toepassing zal ik vanzelfsprekend de effectiviteit laten toetsen van de maatregelen die op die manier worden uitgevoerd.

Vraag fractie CDA

De Minister heeft de oprichting aangekondigd van een internationaal kinderontvoeringscentrum. Dekking hiervoor moet volgens de Minister komen uit artikel 14 «Jeugd». Er ontstaat gevaar voor onderfinanciering van dit belangrijke artikel. Waar wil de Minister dit van betalen?

Antwoord

De heer Çörüz vroeg mij naar hoe de kosten van het expertisecentrum internationale kinderontvoering binnen beleidsartikel 14 worden gedekt. Op dit moment vindt overleg plaats met de Stichting de Ombudsman over de omvang van de kosten. Daarover kan ik op dit moment nog geen harde uitspraken doen. Wel kan ik melden dat het daarbij gaat om enige tonnen euro’s. De benodigde middelen zullen inderdaad vrij gemaakt worden binnen beleidsartikel 14. Ik verwacht daar een passende oplossing voor te vinden.

Vraag fractie CDA

Het CDA heeft gevraagd om een getalsmatig overzicht van in Nederland verblijvende verdachten met terroristische motieven en van misdrijven tegen de menselijkheid.

Antwoord

Het gevraagde getalsmatige overzicht vergt enig dossieronderzoek en zal Uw Kamer worden verstrekt bij de derde voortgangsrapportage terrorismebestrijding.

Vraag fractie CDA

Wat is de reactie van Ministerie van Justitie over het feit dat in de uitzending van Zembla bleek hoe eenvoudig notarissen fraude kunnen faciliteren. Wat is uw reactie op het bericht over de wet MOT in het advocatenblad dat «de meldingsplicht van beroepsbeoefenaren met een beroepsgeheim en met verschoningsrecht zeer ongelukkig is». Moet wetgeving achter de hand worden gehouden als notarissen zo weinig begrip hebben voor het algemeen belang.

Antwoord

Het spreekt vanzelf dat integriteit bij advocaten en notarissen mijn aandacht heeft. Ik wil nu echter niet vooruitlopen op twee onderzoeken waarover het kabinet u een standpunt zal toezenden, te weten het rapport van de Commissie onder leiding van de heer Hammerstein die de Wet op het notarisambt heeft geëvalueerd en het nog uit te brengen rapport van de Commissie onder leiding van de heer van Wijmen die een herijking van de advocatuur omvat. In de onderscheiden kabinetsreacties zal nader worden ingegaan op het aspect integriteit en hoe deze te bevorderen. Bij wijziging van de wet-MOT en onderliggende AMvB’s zijn onder andere advocaten in 2003 meldplichtig geworden; dit ter uitvoering van de Tweede EU-witwasrichtlijn. Zowel in deze richtlijn als in de implementatie ervan in de wet-MOT is de afbakening tussen de geheimhoudingsplicht en de meldplicht aan de orde geweest. Naar mijn oordeel is in genoemde wetgeving een adequaat kader neergelegd, dat kort samengevat de geheimhoudingplicht respecteert waar deze aan de orde is, namelijk in vertegenwoordiging in rechte, en de meldplicht voorop stelt waar activiteiten van advocaten buiten het bestek van de geheimhouding vallen. Zowel de Nederlandse Orde van Advocaten als de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie zijn zich ervan bewust dat handhaving van onder meer regelgeving ten aanzien van witwassen noodzaak is. De Orde is reeds vergevorderd met regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet MOT. De KNB treft daartoe voorbereidingen.

Vraag fractie CDA

Het CDA verzoekt de toegezegde audit inzake het verscherpt handhaven van de notificatieplicht te zijner tijd naar de Tweede Kamer te zenden.

Antwoord

Een van de doelen en uitgangspunten van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden is het opsporingsonderzoek inzichtelijk en goed controleerbaar te maken. De notificatieplicht – die inhoudt dat degene jegens wie een bijzondere opsporingsbevoegdheid is uitgeoefend, daarvan op enig moment schriftelijk op de hoogte wordt gebracht – levert een belangrijke bijdrage aan de nagestreefde inzichtelijkheid van de opsporing. Voorts hebben ook burgers jegens wie een bevoegdheid is toegepast hier belang bij. Dit kunnen tevens niet-verdachte personen zijn. De notificatie biedt een waarborg om de burger in staat te stellen schending van zijn persoonlijke levenssfeer aan het oordeel van de rechter voor te leggen, en geeft daarmee ook mede vorm aan artikel 13 EVRM. Ook is deze mededelingsplicht essentieel om die personen de mogelijkheid te bieden het grondwettelijk vastgelegde recht op kennisneming en verbetering van de over hen verzamelde gegevens uit te oefenen (artikel 10, derde lid GW). Gelet op het bovenstaande blijf ik bij mijn eerder ingenomen standpunt dat er aanleiding is om de uitvoering van de notificatieplicht ter hand te nemen. Dat men in de praktijk de notificatieplicht niet goed naleeft, is nog geen reden deze af te schaffen. Pas als er inspanning is geleverd en er dan blijkt dat het op problemen stuit, is er aanleiding tot herziening of aanpassing van deze regeling. Om die reden is ook voor een stapsgewijze aanpak gekozen. In de eerste plaats is aangedrongen op het treffen van maatregelen om tot een betere toepassing van deze verplichting te komen, in de tweede plaats zullen de aldus opgedane ervaringen met de uitvoering van de notificatieplicht worden geëvalueerd, en tenslotte zal worden bezien in hoeverre aanvullende of alternatieven voorzieningen denkbaar zijn. Zoals ik uw Kamer tijdens de begrotingsbehandeling op 14 november jl. heb medegedeeld is het College momenteel bezig maatregelen te treffen om tot een betere toepassing van de notificatieplicht te komen. Als onderdeel hiervan zal het College een audit laten uitvoeren op de naleving van de notificatieverplichting. In antwoord op uw vraag om de audit aan de Kamer te willen zenden, kan ik u mededelen dat ik met het College zal afspreken dat de resultaten van bovengenoemde audit aan Uw Kamer zullen worden doorgestuurd.

Vraag fractie CDA

Het CDA verzoekt de minister van Justitie en de minister van BZK de Tweede Kamer tijdig in te lichten inzake plannen omtrent de uitbreiding van het burgernet.

Antwoord

Een voorstel voor landelijk uitrol van deze vorm van burgerparticipatie wordt thans door de Raad van Hoofdcommissarissen voorbereid. Ik verwacht dat de RHC in januari 2006 hierover zal beslissen. Mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik zullen de Tweede Kamer tijdig inlichten over de plannen omtrent uitbreiding.

Vraag fractie CDA

Bestaat er bij het Ministerie een overzicht van de feitelijke detentieduur in andere Europese landen?

Antwoord

Nee, een dergelijk overzicht bestaat niet. De meeste Westerse landen kennen een of meer vormen van voorwaardelijke of vervroegde invrijheidstelling. De wijze waarop deze regelingen worden vormgegeven loopt tussen de landen uiteen. Zo kennen sommige landen een combinatie van vervroegde en voorwaardelijke invrijheidstelling en zijn er ook landen waar strafverkorting of gratieverlening min of meer automatisch wordt toegepast. Voorts wordt ook wel onderscheiden tussen first-offenders en recidivisten, of tussen kort- en langgestraften. Een algemeen beeld kan derhalve niet worden gegeven. In landen waar eerdere invrijheidstelling plaatsvindt, geschiedt dit soms op tweederde van de straf, maar het komt ook voor dat dit eerder is, bijvoorbeeld op de helft of in bepaalde gevallen zelfs na eenderde van de opgelegde straf. Op initiatief van Nederland wordt overigens op dit moment in Europees verband bezien of hierover meer duidelijkheid kan worden verkregen.

Vraag fractie CDA

Inzake 100% controle Schiphol: CDA verzoekt in de eerstkomende voortgangsrapportage om een langetermijnvisie. Met name de kosten (ontwikkeling) zijn opmerkelijk: 27 mln. Justitie 6,5 mln. Marechaussee 6,5 mln. Douane.

Antwoord

Inderdaad hebben de Koninklijke Marechaussee en de Douane ieder 6,5 mln. extra gekregen, terug te vinden op de respectievelijke begroting van het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Financiën. In de volgende voortgangsrapportage zal een lange termijnvisie hoe om te gaan met de drugsproblematiek op Schiphol worden neergelegd.

Vraag fractie CDA

Hoe verhouden de voorstellen uit «Versterking opsporing en vervolging» ten aanzien van het OM zich tot «Het OM verandert»? Kan die reorganisatie doorgaan, of gaat deze vertraging oplopen?

Antwoord

De voorstellen voor het Programma versterking opsporing en vervolging concurreren niet met de voortgang van «Het OM verandert», maar liggen in het verlengde daarvan. Zo wordt in HOMV nadrukkelijk organisatorisch onderscheid gemaakt tussen zaken die in een gestandaardiseerd proces kunnen worden afgewikkeld en de zaken die maatwerk vereisen. Onder die laatste categorie vallen de zware en complexe zaken waar het Programma versterking zich vooral op richt.

Vraag fractie CDA

CDA verzoekt om een nadere uitwerking van het plan om buurtpreventieteams in staat te stellen om onder voorwaarden verklaringen omtrent het gedrag te kunnen vragen?

Antwoord

In mijn brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van het wetgevingsoverleg op 14 oktober ben ik op deze vraag ingegaan. Enerzijds is het niet de bedoeling dat burgers aan elkaar een VOG vragen voor het deelnemen aan gezamenlijke activiteiten. Anderzijds kan een VOG wel gevraagd worden voor vormen van vrijwilligerswerk. Afhankelijk van de wijze waarop het buurtpreventieteam is georganiseerd, ligt het meer of minder voor de hand om een aanvraag voor een VOG ontvankelijk te verklaren. Ik zal een aantal randvoorwaarden formuleren die buurtpreventieteams houvast bieden wanneer aanvragen ontvankelijk zijn.

Vraag fractie CDA

CDA verzoekt tijdig voor de voorjaarsnota om een voortgangsbericht over de ontwikkeling van de achterstanden bij de rechtspraak en de budgettaire afdekking.

Antwoord

Zoals ik ook in mijn brief naar aanleiding van de motie Marijnissen heb aangegeven is er op dit moment geen sprake van grote achterstanden bij de rechtspraak. De ontwikkelingen worden nauwgezet gevolgd en zullen, indien daar aanleiding voor is, worden betrokken bij de voorjaarsnota 2006 en de begrotingsvoorbereiding 2007. Dat betekent ook dat er in dat kader door het kabinet opnieuw een afweging zal worden gemaakt ten aanzien van de rijksbrede prioriteiten en de allocatie van middelen. Over de ontwikkeling ten aanzien van de voorraden en de doorlooptijden zult u daarnaast worden geïnformeerd via het jaarplan van de Rechtspraak dat eind dit jaar aan Uw Kamer zal worden toegezonden. Tevens wordt u hierover geïnformeerd in de jaarverslagen van Justitie en van de Raad voor de rechtspraak.

Vraag fractie ChristenUnie

ChristenUnie verneemt in vervolg op de antwoorden uit het wetgevingsoverleg een meer precieze reactie over de stigmatisering van mensen die terecht hebben gestaan maar wel zijn vrijgesproken (bijvoorbeeld Erik O.). Christenunie ziet graag dat de Minister van Justitie dit in gesprek met de Raad voor de Rechtspraak over aspecten van vertrouwen in de rechtspraak zal meenemen. Graag een reactie?

Antwoord

De wet voorziet in de toekenning van schadevergoeding aan degene aan wie door de rechter uiteindelijk geen straf of maatregel is opgelegd. Deze schadevergoeding kan worden toegekend voor ondergane voorlopige hechtenis, inverzekeringstelling en klinische observatie. De rechter bepaalt de hoogte van de schadevergoeding naar billijkheid, waarbij rekening wordt gehouden met zijn levensomstandigheden. De wet voorziet niet in een differentiatie tussen vrijspraken waarbij de verdachte geheel wordt vrijgepleit van iedere betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit of zogenaamde technische vrijspraken, waarbij het ook kan gaan om de rechterlijke uitleg van een bepaalde term in de tenlastelegging of het toesnijden van de tenlastelegging op een achteraf bezien niet toepasselijke wettelijke bepaling. Naarmate een zaak geruchtmakender is zal ook aan de vrijspraak meer ruchtbaarheid worden gegeven, die ook de motivering van de rechterlijke uitspraak omvat. De meeste belangrijke uitspraken worden zeer snel nadat zij zijn gedaan (geanonimiseerd) gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en zij dan voor een ieder toegankelijk. Rechters zijn zich steeds meer bewust van de noodzaak hun uitspraken duidelijk en inzichtelijk te motiveren. Ik zal dit bij mijn overleg met de Raad voor de rechtspraak meenemen.

Vraag fractie ChristenUnie

Inzake arbeidsovereenkomst in de prostitutie en artikel 205a Sr. eerste lid. Reactie van Ministerie van Justitie dat strafbaarstelling contraproductief zou werken. Vraag is echter of het wezen van 250a Sr. en internationale verdragen hier niet toe verplicht, als het niet-werken al waar zou zijn. Graag krijgen wij het onderzoek van Noorwegen onder ogen. Als het er is, is er ook een onderzoek van Zweden, naar de effecten van de strafbaarstelling in dit land.

Antwoord

Noch het wezen van het oude artikel 250a Sr. en het nieuwe 273a Sr. noch internationale verdragen, zoals bij voorbeeld het kaderbesluit mensenhandel, verplichten tot de strafbaarstelling van de klant van een slachtoffer van mensenhandel. De verplichting tot aanpak van mensenhandel is gericht op de aanpak van mensenhandelaren en uitbuiters, en niet van de klant. Een klant kan worden aangepakt, wanneer hij de prostituee met geweld of anderszins dwingt tot het aanbieden van seksuele diensten. Het rapport «Purchasing Sexual Services in Sweden and the Netherlands», dat op verzoek van het Noorse Ministerie van Justitie en Politie is uitgebracht, zal ik de Kamer doen toekomen.

Vraag fractie ChristenUnie

De nota «voorkomen is beter dan weer voorkomen» is uitgebracht, gelet op onze aanhoudende zorg dat mensen niet beter uit de gevangenis komen. De recidivecijfers zijn eerlijk gezegd dramatisch. Nu weet ik dat de mogelijkheden om dat terug te dringen beperkt zijn, maar blijft staan: het belang is groot om het recidivecijfer om laag te brengen. Het is heel direct preventief gericht. Van hieruit hebben wij een notitie voorbereid die uitmondt in 6 voorstellen. Slechts een reactie op 1 van de 6 voorstellen, de hogere beloning. Dat is een knelpunt, logisch, hebben we ook in de nota gesignaleerd. Daarom zetten we alleen in op een pilot. Maar we hebben meer voorstellen. Graag ontvang ik van u een serieuze reactie.

Antwoord

De Christen Unie heeft voorstellen gedaan die moeten bijdragen aan verminderen van recidive. Ik heb veel waardering voor deze bijdragen aan de modernisering van de sanctietoepassing vanuit de effectiviteit van sancties. Op een aantal van deze voorstellen is in de schriftelijke antwoorden al aandacht besteed (arbeidsvergoeding en schuldsanering). De volgende voorstellen resteren:

1. De introductie van een nieuwe strafrechtelijke maatregel, de arbeidsmaatregel (uitbreiding van de taakstraf tot voltijds dienstverband, ter keuze van de veroordeelde ter voorkoming vrijheidsstraf.)

Bij dit voorstel zie ik op het eerste gezicht veel overeenkomsten met een taakstraf. Die betreft – anders dan de heer Rouvoet veronderstelt – al vaak een voltijdse werkweek.

2. Verruiming wettelijke mogelijkheden van combinatie vrijheidsstraf en taakstraf.

Verruiming van de mogelijkheid van combinatie van vrijheidsstraf en taakstraf vindt in het wetsvoorstel gedragsbeïnvloeding jeugdigen (nr. 30 332) voor het jeugdstrafrecht reeds plaats. Dit voorstel zal worden betrokken bij de verdere verbetering van de effectiviteit van het sanctiestelsel. In het voorjaar van 2006 zal ik daarover mijn beleidsvisie aan de Kamer presenteren. Tevens zal ik daarbij ingaan op de versterking van extramurale sanctiemodaliteiten.

3. Het wegwerken van justitiële schulden als tegenprestatie voor het verrichten van arbeid in detentie.

Dit voorstel is een goede overweging waard. Het voorstel kan echter niet los worden gezien worden van de aanpassing van het gehele stelsel van vervangende straffen, in casu de vervangende straf voor een boete. Aan de aanpassing van dat stelsel zitten veel haken en ogen, zoals de omrekenfactoren voor de verschillende straffen, de samenloop van straffen en de tenuitvoerlegging van strafrestanten. Om die reden wil ik dit voorstel in beraad houden, om na het bepalen van de gewenste ontwikkelrichting van de voorwaardelijke sancties de eventueel gewenste aanpassingen in de vervangende straf of straffen te bepalen.

4. Starten met een pilot commerciële arbeid buiten de gevangenismuren tijdens detentie.

Arbeid buiten gevangenismuren is al mogelijk bij de open inrichtingen en in het kader van een penitentiair programma. In de praktijk wordt dit veelvuldig toegepast. Daarom bestaat aan een pilot op zichzelf geen behoefte. Wel kan worden bezien of uit het oogpunt van effectiviteit van de sanctie, vaker van deze mogelijkheid gebruik kan worden gemaakt. Dit moet dan passen in het systeem van extramurale executiemodaliteiten. Het mag het inzetten op gedragsverandering via gerichte interventies niet verdringen.

Vraag fractie ChristenUnie

Naar aanleiding van de motie van Aartsen over de taskforce vereenvoudiging vergunningen, tijdens de APB ingediend, vraagt de Christenunie naar de opvatting van Justitie over de rechtsgrondslag van leges. Worden bedrijven vrijgesteld? Hoe zit het met vreemdelingen? En hoe zit het met de griffierechten?

Antwoord

Het project inzake de taskforce vereenvoudiging vergunningen is thans nog niet afgerond. Natuurlijk zal in het kader van dit project aandacht worden geschonken aan de motie van de heer Van Aartsen. Ik deel uw visie dat daarbij ook moet worden gekeken naar de situatie van vreemdelingen en anderen die voor bepaalde overheidsdiensten – u noemt leges en griffierechten – verplicht zijn betalingen aan de overheid te doen. Overigens is de taskforce vereenvoudiging vergunningen een eerste verantwoordelijkheid van de staatssecretaris van EZ.

Vraag fractie D66

Waarom kan het proces waarbij niet-criminele jongeren niet meer in gevangenissen opgesloten zullen worden niet eerder dan in 2007 worden afgerond?

Antwoord

Op dit moment is de opvang en behandeling van jeugdigen in een gesloten setting wettelijk alleen belegd bij de justitiële jeugdinrichtingen. Voor vrijheidsbeneming in andere instellingen is derhalve wetswijziging nodig. In dit geval moet de Wet op de jeugdzorg worden aangepast. Dit proces vraagt de nodige tijd.

Vraag fractie GroenLinks

Het is de vraag wat voor soort gevangeniswerkers de minister nu eigenlijk écht wil: de maatschappelijk betrokken PIW’er die zich met humaniteit wil inzetten voor de verbetering van gedetineerden of de ouderwetse bewaarder die zijn verantwoordelijkheid voor gedetineerden voelt ophouden bij het sluiten van de celdeur. Graag een reactie van de minister.

Antwoord

PIW’ers zetten zich met grote betrokkenheid, professionaliteit en humaniteit in voor de verbetering van gedetineerden, maar binnen de grenzen van de functie van Justitiële Inrichtingen, te weten detentie. Er is geen tegenspraak; de ene dimensie bestaat bij gratie van de ander.

Vraag fractie GroenLinks

Waarom kiest de minister voor maatregelen binnen de politie, het NFI en het OM, terwijl de vaststelling van de naleving ervan ongeregeld blijft? De minister moet het toch met mij eens zijn dat vertrouwen goed is, maar controle beter?

Antwoord

Ik koos voor maatregelen binnen OM, politie en NFI omdat de aanbevelingen uit het rapport over de Schiedammer parkmoord een adequaat antwoord vergden. Het verbeterprogramma bevat overigens meer dan alleen een reactie op die aanbevelingen. Met het programma wordt brede kwalitatieve verbetering van de opsporing en de vervolging beoogd. Ik ben het met mevrouw Vos eens dat vertrouwen goed is. Ik ben het niet met mevrouw Vos eens als zij suggereert dat er geen controle op de naleving is. Integendeel. Ik noem u in dit verband het volgende. Beide ministeries zullen de uitwerking van het programma in concrete maatregelen actief volgen. Samen met het veld zitten zij in de regiegroep die de uitvoering van het programma leidt en de voortgang ervan bewaakt. Later, als maatregelen zijn geïmplementeerd, is er controle op de naleving ervan. Het gebruik van videoverhoren, bijvoorbeeld, zal worden geregeld in een aanwijzing van het College van procureurs-generaal. De nakoming van een aanwijzing van het College kan door de rechter worden getoetst.

Vraag fractie GroenLinks

GroenLinks wil graag een reactie op een stelling dat raadslieden ook zelf toegang moeten krijgen tot verdachtenverhoren. De wet ui 1926 zou zich daar niet tegen verzetten en het voortschrijdende inzicht in psychologische processen tijdens verhoren en de risico’s op valse bekentenissen vergen een adequate ondersteuning van verdachten in verhoorsituaties.

Antwoord

Dit onderwerp komt aan de orde bij de uitwerking van de herziening van het Wetboek van Strafvordering waarover de Tweede Kamer bij brief van 9 november 2005 een voortgangsbericht heeft ontvangen. Ik merk op dat blijkens geldend recht zoals dit door het EHRM en de Hoge Raad is uitgelegd voortvloeit dat de raadsman niet het recht heeft bij het politieverhoor aanwezig te zijn, tenzij in zeer bijzondere gevallen, de rechter-commissaris na overleg met de officier van justitie anders heeft beslist.

Vraag fractie GroenLinks

Naar aanleiding van het rapport van de commissie Brinkman wil GroenLinks graag de visie van minister Donner op het idee van twee ministeries; 1 voor veiligheid en 1 voor de rechtsorde.

Antwoord

Op 21 november heeft de minister voor BVK, namens het kabinet, met een brief het rapport van de commissie Brinkman aangeboden aan de Kamer. Het kabinet acht nader onderzoek geboden. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat de positionering van het Openbaar Ministerie en de Zittende Magistratuur in samenhang en in verbondenheid wordt bezien.

Vraag fractie GroenLinks

Hoe staat De Ministerie van Justitie tegenover de versterking van de rol van de rechter-commissaris in strafzaken en versterking van de rol van de raadsman?

Antwoord

Ik verwijs mevrouw Vos naar het voortgangsbericht over de herziening van het Wetboek van Strafvordering van 9 november 2005, Kamerstukken II 2004/05, 29 271, nr. 3) waarin is aangegeven op welke wijze beide onderwerpen zullen worden aangepakt.

Vraag fractie GroenLinks

Minister Donner heeft aangegeven «er nog niet aan toe» te zijn om de vraag te beantwoorden of mensen strafbaar gesteld gaan zullen worden voor wat er zich in hun hoofd afspeelt. Maar dit wetsvoorstel hangt wel in de lucht. Graag opheldering van de minister hierover.

Antwoord

Mevrouw Vos wil graag opheldering over wat ik voornemens ben te doen met een mogelijk wetsvoorstel waarbij de strafbaarstelling van het verheerlijken of bagatelliseren van ernstige misdrijven in het geding is. Zoals ik eerder in deze Kamer en daarbuiten heb uiteengezet, is geen sprake van dat er een wetsvoorstel in voorbereiding zou zijn dat strafbaar zou stellen hetgeen zich in de hoofden van de mensen afspeelt of wat ze zeggen. Enige tijd geleden heb ik aan de daarvoor in aanmerking komende adviesinstanties een wetsvoorstel voorgelegd, dat gericht is op het voorkomen van een ernstige verstoring van de openbare orde. Hun adviezen heb ik ontvangen en die bestudeer ik thans. Tot welke conclusie die studie mij zal leiden, daarover zal de Kamer, al dan niet bij gelegenheid van de indiening van een wetsvoorstel, op de hoogte worden gesteld. Er is – nogmaals – nu geen sprake van enig wetsvoorstel in staatsrechtelijke zin en dus kan ik er verder ook niets over zeggen.

Vraag fractie Groep Nawijn

Wil de minister bezien in hoeverre de vergoeding voor materiële schade als gevolg van ten onrechte ondergane hechtenis betrokken kan worden bij de procedure schadevergoeding voor ten onrechte ondergane hechtenis?

Antwoord

In de gevallen waarin de rechter niet toekomt aan het opleggen van een straf of maatregel, kan aan de gewezen verdachte op diens verzoek een vergoeding worden toegekend. Deze vergoeding wordt toegekend op basis van billijkheid. Als hoofdregel geldt dat de gehele schade moet worden vergoed waarbij rekening wordt gehouden met de levensomstandigheden van de gewezen verdachte. Hierbij behoeft niet alleen te worden gedacht aan de financiële situatie waarin de betrokken verkeert, maar ook aan het feit dat iemand gedwongen is te verhuizen of werkloos is geworden. Hieruit blijkt dat bij de procedure inzake schadevergoeding voor ten onrechte ondergane hechtenis ook rekening wordt gehouden met materiële schade.

Vraag fractie LPF

De LPF vraagt of de Minister van Justitie de mogelijkheid gaat onderzoeken om rechtspraak via televisie en internet uit te zenden?

Antwoord

In antwoord op uw vraag of internet kan bijdragen aan de betrokkenheid van de burger bij rechtspraak en aan de vergroting van het vertrouwen in ons rechtssysteem heb ik geantwoord dat dat inderdaad het geval kan zijn, maar dat het niet zonder meer wenselijk is alle zittingen zonder beperkingen uit te zenden. Rekening moet worden gehouden met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van verdachten, slachtoffers en andere betrokkenen en de ongestoorde behandeling van een zaak. Ook is het onwenselijk dat rechtspraak als amusement wordt gepresenteerd ten koste van de verdachte of andere procespartijen. Een belangrijk bezwaar is daarnaast dat het nodig is het gehele proces uit te zenden om te voorkomen dat er door selectie van fragmenten een eenzijdig beeld gaat ontstaan. De garantie van zo’n complete live uitzending zal maar zelden te geven zijn. Gezien deze kanttekening is het begrijpelijk dat de Rechtspraak in de praktijk terughoudend is met het op televisie brengen van rechtszittingen. De code die verantwoordelijke presidenten in (m.n.) strafzaken daarbij hanteren is neergelegd in de zogenaamde Persrichtlijn die op Rechtspraak.nl te lezen is. Deze richtlijnen hebben betrekking op audiovisuele media in de rechtszaal ten behoeve van het maken van geluids-, film- en foto-opnamen. Ook uitzending via televisie en internet valt onder deze Persrichtlijn. De rechter die verantwoordelijk is voor de ordehandhaving ter zitting heeft het recht om af te wijken van deze richtlijn. Hij kan zich in een concreet geval ook ruimhartiger opstellen tegenover te maken opnamen. De huidige praktijk geeft mij vooralsnog geen aanleiding tot nader beleid mijnerzijds.

Vraag fractie LPF

Is de Minister van Justitie bekend met het boek Vet Vast van Willem Oosterbeek waarin de gang van zaken in justitiële jeugdinrichting De Doggershoek in Den Helder wordt beschreven? Herkent hij dit beeld van de Doggershoek? Is dit hoe hij jeugdige zware criminelen wil aanpakken?

Antwoord

Ik heb op 15 november 2005 de Kamer een brief gestuurd naar aanleiding van vragen van het lid Çörüz over het boek Vet Vast dat een beeld schetst over de justitiële jeugdinrichting De Doggershoek. Het beeld dat geschetst is komt mij niet onbekend voor. Ik heb in mijn brief aangegeven dat ik het uit oogpunt van de noodzakelijke gedragsbeïnvloeding bijzonder onwenselijk acht, indien een sfeer gecreëerd zou worden waarin de jongere als slachtoffer worden bejegend. De jongere moet immers leren dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn gedragen en zijn toekomst. De jongere moet geconfronteerd worden met de gevolgen van zijn handelen. Anderszins is ook noodzakelijk dat gewenst gedrag wordt beloond. De nadruk bij het Sociaal Competentiemodel zoals dat gehanteerd wordt door De Doggershoek, ligt de nadruk op het versterken van gewenst gedrag en wordt ongewenst gedrag om gebogen tot leerpunt.

Vraag fractie LPF

De LPF wil weten hoe in de wet is geregeld dat de neven- en hoofdfuncties van alle rechter-plaatsvervan­gers en rechters bekend worden gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Antwoord

Ik ben het eens met dhr. Eerdmans dat wij moeten streven naar een volledige overzicht van alle neven- en hoofdfuncties van rechters en rechter-plaatsvervangers op het internet, en daarvoor hebben we www.Rechtspraak.nl. Het bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel nevenbetrekkingen heeft dat ook als uitgangspunt. Ik vertrouw er op dat verreweg het merendeel van alle rechters en plaatsvervangers uit eigener beweging en volledig aan deze meldingsplicht zal voldoen. Dat is de basis om deze meldingsplicht te laten bijdragen aan het op transparantie en openbaarheid gerichte beleid binnen de Rechtspraak. Indien dat echter onverhoopt niet het geval mocht blijken te zijn en de rechterlijk ambtenaar herhaaldelijk weigert aan zijn meldingsplicht te voldoen, vind ik dat volstrekt duidelijk moet zijn dat het hier wat mij betreft gaat om een voorbeeld van ernstige inbreuk op het maatschappelijk vertrouwen in de Rechterlijke Macht en dat dat niet door de beugel kan. Ook de Raad voor de Rechtspraak vindt dit. Om hier geen misverstand over te laten bestaan ben ik van plan om met een nota van wijziging bij het genoemde wetsvoorstel nevenbetrekkingen te komen, waarbij een aparte ontslagmogelijkheid door de Hoge Raad gecreëerd wordt, in het geval de rechterlijk ambtenaar ondanks herhaaldelijke waarschuwingen weigert te voldoen aan deze meldingsplicht. Het daarvoor noodzakelijk overleg met de Hoge Raad en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak wordt volgende week opgestart.

Vraag fractie PvdA

De PvdA vraagt naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de motie kinderontvoeringen (30 072, nr. 2).

Antwoord

Motie 30 072, nr. 2, betreft het verzoek aan de regering om onverwijld zorg te dragen voor het opzetten van een expertisecentrum op het gebied van internationale kinderontvoering, en terzake niet het onderzoek van het WODC af te wachten. Ten behoeve van de oprichting van een Centrum internationale kinderontvoering heeft de Stichting Ombudsman een subsidieverzoek bij mij ingediend. Dit verzoek is thans in behandeling. Ik verwacht dat het overleg daarover op korte termijn kan worden afgerond. Bij honorering zal binnen beleidsartikel 14 ruimte worden gezocht ter structurele dekking van het subsidieverzoek.

Vraag fractie PvdA

De PvdA verzoekt de regering, de heer Herstel toestemming te verlenen om inzage te krijgen in de vertrouwelijke antwoorden op de vragen over het Rijksrechercheonderzoek naar het functioneren van het zogenaamde «Tol-team».

Antwoord

Alhoewel het hier gaat om vertrouwelijk aan de Tweede Kamer verstrekte informatie ben ik in dit specifieke geval bereid, onder voorwaarden, in te stemmen met het verzoek van de Tweede Kamer om de heer Herstel, in zijn hoedanigheid van tijdelijk ambtenaar van de Kamer, toestemming te verlenen kennis te nemen van mijn vertrouwelijke antwoorden op vragen over – kort gezegd – het Rijksrechercheonderzoek naar het functioneren van het Tol-team. Die voorwaarden hangen samen met de beveiliging van informatie, die recht doet aan het vertrouwelijke karakter van het desbetreffende document.

Vraag fractie PvdA

De PvdA verzoekt om meer aandacht voor de aanpak van fraude in al haar varianten. Gaarne reactie.

Antwoord

Ik bestrijd de bewering dat het kabinet onvoldoende aandacht geeft aan de bestrijding van fraude. In dit verband wijs ik u op de fraudenota’s die het kabinet in de afgelopen jaren aan de Kamer heeft gestuurd, en de daarop gebaseerde jaarlijkse voortgangsrapportages; binnenkort ontvangt u een nieuwe rapportage. In die rapportages komt de bestrijding van verschillende vormen van fraude aan de orde. Ik wijs u ook op het plan van aanpak faillissementsfraude, dat ik u vorig jaar stuurde. Wij bespraken in de Kamer het beleid en de keuzes die daarbinnen steeds zijn gemaakt.

Vraag fractie SGP

SGP verzoekt de Minister van Justitie te reageren op het bestaan van exclusieve afspraken die kennelijk bestaan tussen het OM en Bureau Misdaad van RTL5. Is de Minister van Justitie het met de SGP eens dat er bij cruciale opsporingsvragen sprake is van algemeen belang en niet van een commercieel belang, en dat dergelijke informatie zo snel mogelijk via de publieke omroep, dan wel via alle omroepen, verspreid moeten worden? Wordt deze werkwijze vaker gehanteerd?

Antwoord

Het openbaar ministerie maakt ten behoeve van de opsporing in toenemende mate gebruik van opsporingsberichtgeving. De officier van justitie moet net als bij de inzet van andere opsporingsmiddelen de regie en eindverantwoordelijkheid kunnen dragen voor de inzet van het opsporingsmiddel. Daartoe worden de voorwaarden waaronder van dit middel gebruik gemaakt mag worden, vastgelegd in overeenkomsten. Deze voorwaarden betreffen bijvoorbeeld geheimhoudingsverklaringen van alle bij de opsporingsberichtgeving betrokken mediamedewerkers, gebruik van (compositie)foto’s, toestemmingsverklaringen van personen die herkenbaar in beeld worden gebracht en een integere en waarheidsgetrouwe reconstructie van strafbare feiten. Naast de overeenkomst met een publieke omroep (AVRO’s Opsporing Verzocht) heeft het openbaar ministerie de inzet van het middel verbreed door ook andere media hierbij in te schakelen, zoals de commerciële televisiezender RTL5 en met aanbieders van regionale televisie, internet en geschreven media. Door de opsporingsberichtgeving uitsluitend voor te behouden aan aanbieders die aan de vereiste voorwaarden voldoen is het openbaar ministerie in staat omtrent de inzet van dit middel steeds de juiste afwegingen te maken met betrekking tot proportionaliteit en subsidiariteit die de inzet van ieder opsporingsmiddel vergt en de objectiviteit van de waarheidsvinding te waarborgen.

Vraag fractie SGP

Is het, inzake de aanpak van gruwelporno, mogelijk dat het kabinet niet alleen nieuwsgierig meekijkt over de schouder van Blair, maar wellicht ook actief kan meedenken. De SGP wil tevens bepleiten om dit onderdeel naar Europees niveau te tillen. Wil Nederland zich niet in Europees verband, gezamenlijk met Engeland, sterk maken voor een Europese aanpak van deze praktijken? Verder worden wij graag op de hoogte gehouden van de voortgang op dit dossier.

Antwoord

Het behoeft geen betoog dat gruwelporno en soortgelijke verschijnselen buitengewoon afkeurenswaardig en verachtelijk zijn. Veel is al strafbaar gesteld. Niettemin ben ik bereid nog eens naar de gehele problematiek van de vervaardiging, verspreiding en het bezit van deze extreme porno te kijken, als de reacties op het Britse voorstel beschikbaar zijn. Op voorhand heb ik, zoals ik in antwoord op eerdere vragen van u heb laten weten, grote twijfels over de handhaafbaarheid van een bepaling die strekt tot het verbod op bekijken en downloaden van deze vorm van pornografie. Van strafbaarstelling die alleen neerkomt op symboolwetgeving ben ik geen voorstander.

Vraag fractie SGP

Dat er juridisch niet gemakkelijk iets valt te doen ten aanzien van het zogenaamde Roosendaalse trio-huwelijk kan de SGP begrijpen. Maar de SGP acht het onbegrijpelijk, dat de Ministerie van Justitie zo stoïcijns, zelfs goedkeurend, op deze feitelijke vorm van polygamie reageert. Dat spoort ook volstrekt niet met de inhoudelijke en afwijzende reactie die staatssecretaris Cohen vanuit het paarse kabinet destijds gaf op dit fenomeen. Kan de minister aangeven, dat wij deze kant niet op willen in ons land én dat deze constructie – twee vrouwen die een samenlevingsrelatie met één man claimen – op geen enkele wijze binnen het sociaal, fiscaal of familierecht erkenning krijgt. Volstrekt duidelijk moet zijn, dat de overheid via haar wet- en regelgeving op geen enkele wijze dit faciliteert of aanmoedigt.

Antwoord

Van erkenning binnen het familierecht of sociaal recht van polygamie is geen sprake. Er is in dit geval ook geen huwelijk gesloten ten overstaan van de burgerlijke stand. Iets anders is dat het burgerlijk recht het voor mensen die feitelijk samen een huishouden bestieren, mogelijk maakt om afspraken vast te leggen. Dat kan gaan over de verdeling van de kosten van die huishouding of de verantwoordelijkheid voor de huur. Van die regeling profiteren bijvoorbeeld studenten en ouders met inwonende volwassen kinderen. Dergelijke afspraken hebben een nuttige ordenende functie. Wat in het geval waarop de SGP doelt, is afgesproken, weet ik niet en daarom doe ik ook geen uitspraken over de wijze waarop de overheid meent dat mensen dergelijke afspraken moeten beleven. Maar de minister reageert niet goedkeurend op polygamie als hij constateert, dat afspraken zo verantwoord mogelijk en binnen de grenzen van de wet worden vastgelegd.

Vraag fractie SGP

De SGP heeft een amendement ingediend om de opsporingscapaciteit voor de aanpak van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel, met 10 mln. te vergroten (30 300 VI, nr. 7). Waarom wordt het amendement door de Ministerie van Justitie ontraden terwijl de aanpak van mensenhandel reeds een speerpunt van beleid is?

Antwoord

Ik ontraad het – overigens sympathieke – amendement van de heer Van der Vlies (amendement nr. 7) waarin een verhoging van 10 miljoen euro ten behoeve van de opsporingscapaciteit voor de bestrijding van mensenhandel wordt bepleit om redenen ontleend aan de wijze waarop ons opsporingsbeleid is vormgegeven. Daarin staat centraal dat prioriteiten niet moeten leiden tot geoormerkte gelden voor opsporingscapaciteit. Prioriteiten in de opsporing moeten bepaald worden via een periodieke afweging van alle relevante factoren, daarna volgt een, met de prioritering overeenkomende, verdeling van de capaciteit. Op deze wijze kunnen verschillende onderwerpen afgewogen worden en kan er een gebalanceerde en onderbouwde keuze worden gemaakt. Dit doet er niet aan af dat de heer Van der Vlies terecht het belang van de bestrijding van mensenhandel nogmaals onderstreept. Dit belang wordt door de regering ook onderkend door bestrijding van mensenhandel als één van de zes landelijke speerpunten in de opsporing te benoemen. In algemene zin geldt dat dekking van de financiering van een amendement uit een ander begrotingshoofdstuk, in casu dat van VWS, reeds bij de Algemene Politieke Beschouwingen aan de orde had moeten komen. Dit met het oog op de ingrijpende gevolgen voor de evenwichtigheid en samenhang binnen de Rijksbegroting als geheel.

Vraag fractie SP

Neemt het Ministerie van Justitie maatregelen in het kader van de aanjaagfunctie om ex-gedetineerden na vrijlating geen voorschot van de sociale Dienst te laten ontvangen?

Antwoord

Voor het realiseren van een naadloze overdracht vanuit het gevangeniswezen naar de gemeenten zijn binnen de penitentiaire inrichtingen medewerkers maatschappelijke dienstverlening (MMD) aangesteld. De gemeenten worden door de MMD tijdig en adequaat geïnformeerd over de ontslagdatum van de gedetineerde en over de voorbereidende activiteiten die tijdens de detentie hebben plaatsgevonden. Hierdoor kunnen voor reïntegratie noodzakelijke acties ruim voor einde detentie in gang worden gezet, waaronder het tijdig aanvragen van een uitkering. Ook in het kader van de Taakgroep Maatschappelijke Opvang wordt bezien, welke praktische oplossingen er zijn, om ex-gedetineerden na hun ontslag tijdig te kunnen voorzien in middelen voor de kosten van levensonderhoud.

Vraag fractie VVD

Wat verzet zich er tegen om tijdens elk verhoor een geluidsopname te maken? (welke ook toegankelijk is voor de verdediging)

Antwoord

Opnemen van alle mogelijke verhoren legt een fors beslag op schaarse financiële en politiecapaciteit. Om onevenredige belasting van het opsporingsapparaat te voorkomen wordt volstaan met beperkte toepassing. Bepalend voor het opnemen worden bijvoorbeeld de aard van het delict, of de leeftijd of de geestelijke vermogens van degenen die worden verhoord.

Vraag fractie VVD

De VVD heeft vorige week concreet gevraagd de mogelijkheden voor een gemeentelijke aanpak te vergroten. Heel concreet: meer BOA’s en meer bevoegdheden zoals: aanpak hinderlijk gedrag op of aan de weg; hinderlijk drank- of drugsgebruik; hinderlijk gedrag bij of in gebouwen; en idem dito in voor publiek toegankelijke ruimten. Het antwoord dat de Minister gaf stelde de VVD niet gerust. Gaat de minister ervoor zorgen dat er meer toezichthouders komen? Geeft de minister de gemeenten de mogelijkheid om boetes op te leggen voor die feiten? Zal de minister hierbij zijn collega van BZK steunen?

Antwoord

Deze vragen betreffen direct de problematiek die het Kabinet beoogt aan te pakken middels het wetsvoorstel Bestuurlijke boete overlast in de publieke ruimte. Plenaire behandeling van dit wetsvoorstel is door uw Kamer (blijkens de voorlopige agenda) geagendeerd voor de volgende week. Zowel de Minister van BZK als ik zullen bij gelegenheid van dit debat ingaan op deze en andere vragen.

Vraag fractie VVD

Wat vindt de Minister van Justitie ervan, dat wanneer het OM en de verdediging niet tot een akkoord komen over een vraagstuk rondom technisch bewijs, de RC kan worden ingeschakeld om rechtstreekse toegang van de verdediging tot het NFI te verzekeren? Of ziet de Minister van Justitie mogelijkheden in de ontwikkeling van een onafhankelijk contra-expertise instituut?

Antwoord

In het Nederlandse systeem wordt de deskundige, waaronder het NFI, geacht onpartijdig onderzoek te doen en conclusies te trekken. Wanneer er twijfel rijst over de kwaliteit van het rapport van de deskundige of de daaruit te trekken conclusies, is het de verantwoordelijkheid van de rechter, eventueel na daartoe gedaan verzoek van de verdediging, te beoordelen of het nodig is om aanvullend onderzoek te gelasten of om onderzoekers dan wel getuigendeskundigen nader te horen. Ook kan hierbij aan de orde zijn dat een ander instituut een contra-expertise verricht. Ook de verdediging kan contra-expertise vragen (een mogelijkheid waarvan maar zelden gebruik wordt gemaakt). Van belang blijkt wel, dat er tussen het onderzoek en de daaruit te trekken wetenschappelijk verantwoorde conclusie een vertaling nodig is. Indien binnen het onderzoeksinstituut (in casu het NFI) twijfel heerst over de te trekken conclusie, is in het Verbeterprogramma voorzien in een procedure waarin de rechter-commissaris hiervan op de hoogte wordt gesteld.

Vraag fractie VVD

Er is, zelfs zonder concreet redelijk vermoeden van schuld, alle reden om verplichte DNA afname mogelijk te maken. Het oplossen van een ernstige geweld- of zedenzaak rechtvaardigt dit. Graag een reactie.

Antwoord

De heer Weekers meent dat het mogelijk moet zijn om, ook als er geen concreet redelijk vermoeden van schuld is, DNA-afname mogelijk te maken. Ik blijf bezwaren koesteren tegen deze gedachte. Verplichte DNA-afname ten behoeve van de opsporing van een strafbaar feit kan nu slechts plaatsvinden als een persoon verdachte is in een concrete strafzaak. Het voorstel van de heer Weekers zou betekenen dat niet-verdachten zouden worden gedwongen tot medewerking aan de toepassing van dwangmiddelen. Dit blijf ik vooralsnog niet wenselijk en nodig achten. De enkele aanwezigheid op een bepaalde plaats, bezoekers van een evenement, behoren niet om die reden tegen hun wil voorwerp te worden van strafrechtelijk onderzoek, dat inbreuk maakt op hun lichamelijke integriteit. Bij een ernstig zedendelict of moord, de voorbeelden die de heer Weekers noemde, kan het Openbaar Ministerie, als de verdachte van zodanig misdrijf gezocht wordt in de omgeving van het slachtoffer, besluiten tot het verrichten van een grootschalig DNA-onderzoek in die buurt. Degenen die daar woonachtig zijn wordt dan gevraagd medewerking te verlenen aan het DNA-onderzoek op vrijwillige basis. Zodanig onderzoek, zo leert de praktijk, levert vaak al resultaat op, dus ook zonder verplichte deelname. Indien iemand zich wenst te onttrekken aan zodanig vrijwillig onderzoek, kan dit een aanwijzing opleveren voor het opsporingsonderzoek. Dat is een heel praktische omstandigheid. Aan een verplichte DNA-afname bij niet-verdachte personen zit behalve een principiële kant, ook deze laatste praktische kant. Ik wil nog in herinnering roepen dat ik aan de Tweede Kamer voor het voorjaar van 2006 een toekomstverkenning DNA-onderzoek heb toegezegd. Laatstelijk nog in mijn brief van 9 november jl. met het voortgangsbericht over de herziening van het Wetboek van Strafvordering. Er is alle gelegenheid om in die toekomstverkenning op alle aspecten van het DNA-onderzoek, ook het aspect dat de heer Weekers heeft benadrukt, in te gaan.

Antwoorden Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

Vraag fractie ChristenUnie

Wanneer komt de reactie op het ACVZ-advies over toelating en verblijf voor religieuze doeleinden.

Antwoord

Momenteel wordt hard aan de kabinetsreactie op het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken gewerkt. Ik stel alles in het werk de kabinetsreactie nog dit jaar aan uw Kamer te doen toekomen.

Vraag fractie ChristenUnie

In het begrotingsoverleg is aan de orde geweest dat er onderdak zou komen voor mensen die een vervolg asielaanvragen indienen. Dit is nog niet gebeurd. Waarom niet? Wat is precies de reden? Is het een kwestie van geld?

Antwoord

Tijdens het wetgevingsoverleg van 14 november jl. is de Kamer gemeld dat de voorbereiding van de voorwaarden waaronder vervolgaanvragers opvang zouden kunnen krijgen meer tijd in beslag heeft genomen. De redenen daartoe zijn toegelicht. De invulling van dit concept is in juridische, logistieke en financiële zin vrij complex. Het kabinet zal begin december over het onderwerp beslissen. De Kamer is toegezegd uiterlijk voor de aanvang van het kerstreces over de besluitvorming te worden geïnformeerd.

Vraag fractie ChristenUnie

Wordt ten aanzien van bekeerlingen een besluitmoratorium uitgevaardigd tot een nieuw ambtsbericht over Iran uitgebracht, zoals ook is gedaan ten aanzien van homoseksuelen?

Antwoord

Er is geen aanleiding voor een besluitmoratorium voor bekeerlingen afkomstig uit Iran. Ik beschik niet over informatie die aanleiding geeft om te concluderen dat sprake is van een korte periode van onzekerheid of een onveilige situatie van korte duur als bedoeld in artikel 43 van de Vreemdelingenwet. Het huidige ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van februari 2005 vermeldt dat het enkele feit dat iemand zich heeft bekeerd niet tot vervolging of anderszins negatieve aandacht van de autoriteiten leidt. Iraniërs die zich in het buitenland hebben bekeerd en vervolgens terugkeren naar Iran kunnen in dezelfde positie terechtkomen als andere ex-moslims. Het ambtsbericht vermeldt tevens dat de tolerantie jegens actieve christenen is afgenomen. In het beleid is onderkend dat de positie van deze personen kwetsbaar blijft (wijzigingsbesluit vreemdelingencirculaire 2005/53, Staatscourant 3 november 2005, nr. 214/pag. 13). Een asielzoeker die aannemelijk maakt dat hij/zij vanwege activiteiten of bekering wordt vervolgd door de Iraanse autoriteiten kan in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel.

Vraag fractie ChristenUnie

Vindt vanuit de risicolanden om zo maar te zeggen nu wel of niet een deugdelijke veiligheidstoets plaats in de richting van buitenlandse studenten die zich hier aanmelden?

Antwoord

Bij de beoordeling van de aanvraag om verblijf wordt getoetst of sprake is van gevaar voor de openbare orde. Indien er in de aanvraag aanknopingspunten zitten om nader onderzoek te doen, dan zal de IND daar bijvoorbeeld de AIVD om verzoeken. Er vindt echter geen standaard veiligheidstoets plaats.

Vraag fractie GroenLinks

GroenLinks stelt dat door de minister is benadrukt in de beantwoording van schriftelijke vragen over de opvang van de overlevenden van de Schipholbrand dat onder de overlevenden zich ook asielzoekers bevinden die een posttraumatische stresstoornis hadden opgelopen waaraan medische zorg gegeven moet worden. De vraag is waarom hier niet naar wordt gehandeld

Antwoord

Over deze thematiek hebben wij de afgelopen weken meermalen het debat met de Kamer gevoerd. Tevens wijs ik op de brieven die wij aan de Kamer hebben gezonden en de beantwoording van de schriftelijke vragen van Straub en Klaas de Vries. Ik heb daarbij steeds getracht aan te geven dat de medische en psychische zorg voor de begeleiding van de overlevenden van de Schipholbrand voor mij, de minister van Justitie en alle betrokken medewerkers een grote zorg is en dat wij alle inspanningen leveren om dit zo goed mogelijk te laten verlopen. Hoewel mijn antwoorden van 22 september jl. op de vragen van mw. Vos gaan over posttraumatische stressstoornissen bij asielzoekers die zijn veroorzaakt in het land van herkomst, ben ik wel degelijk van mening dat ik conform die antwoorden handel. Zoals ik ook in het VAO van 23 november jl. heb aangegeven, is het medisch onderzoek, de doorverwijzing naar een specialist en de beoordeling door een arts van de BMA met voldoende waarborgen omgeven.

Vraag fractie Groep Nawijn

Wat is de mening van Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de opstelling van Marokko inzake de dubbele nationaliteit?

Antwoord

Ik heb kennisgenomen van hetgeen aan de staatssecretaris van Europese Zaken in Marokko is meegedeeld, namelijk dat Marokko hecht aan het behoud van de Marokkaanse nationaliteit van onderdanen die het Nederlanderschap bezitten en daarvan afstand zouden willen doen. Tijdens mijn werkbezoek aan Marokko eerder dit jaar is afgesproken dat er nader overleg zal plaatsvinden over dit vraagstuk. In januari 2006 brengt mijn Marokkaanse collega mevrouw Chekrouni een bezoek aan Nederland. Ik zal dit vraagstuk bij die gelegenheid met haar bespreken.

Vraag fractie LPF

Bent u bereid over te gaan tot invoering van een verplichte identificatieplicht van elke asielzoeker bij aanvraag van een asielzoekerprocedure.

Antwoord

In het kader van de Wet ongedocumenteerden wordt in de asielprocedure onderscheid gemaakt tussen het al dan niet toerekenbaar niet beschikken over identiteitspapieren. Bij de beoordeling van het asielverzoek wordt rekening gehouden met het feit of de asielzoeker toerekenbaar niet beschikt over identiteitsdocumenten. Het Vluchtelingenverdrag staat echter niet toe om een asielzoeker die niet beschikt over identiteitsdocumenten niet in de procedure op te nemen.

Vraag fractie PvdA

Moet er geen limiet aan de duur van de vreemdelingenbewaring worden verbonden.

Antwoord

De termijn waarop een vreemdeling kan vertrekken hangt mede af van de inspanningen die vreemdeling zelf pleegt om aan documenten te komen. Voor de vreemdelingenbewaring geldt, dat die voortduurt zolang er nog zicht is op uitzetting. Dit wordt periodiek getoetst door de rechter. Over het algemeen hanteert de rechter een maximumtermijn van ongeveer 6 maanden, tenzij er gevaar voor de openbare orde is, dan wel de vreemdeling zijn uitzetting frustreert. Zodra de vreemdeling aangeeft zelf te willen vertrekken en daartoe ook de mogelijkheid bestaat, kan de bewaring worden opgeheven. De vreemdeling heeft het recht om op ieder moment de rechter te verzoeken zijn vreemdelingenbewaring op te heffen.

Vraag fractie PvdA

Waarop baseert de minister zich dat er geen rede is voor twijfel over de toepassing van artikel 54 en 56 van de Vreemdelingenwet 2000?

Antwoord

Rechtbank ’s-Her­to­gen­bosch is tot nu toe als enige zittingsplaats van oordeel dat de maatregel van artikel 54 en 56 van de Vreemdelingenwet 2000 voor een ander doel worden gebruikt dan waarvoor deze zijn verleend en heeft het bestreden besluit vernietigd. Andere zittingsplaatsen, bijvoorbeeld Amsterdam, Zwolle en Zutphen hebben inmiddels de toepassing van de maatregel van artikel 54 en 56 van de Vreemdelingenwet 2000 in het Vertrekcentrum rechtmatig geoordeeld. Gebaseerd op voorgaande heb ik besloten door te gaan op de ingeslagen weg van toepassing van artikel 54 en 56 van de Vreemdelingenwet 2000 op uitgeprocedeerde asielzoekers die onder het Project Terugkeer in fase 2 vallen.

Vraag fractie SP

Is de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie bereid om echte oplossing te zoeken voor het probleem van de AMA’s die geen of niet of voldoende aandacht hebben gekregen vóór terugkeer?

Antwoord

Het NIDOS heeft de voogdij over alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV) en verstrekt hen leef- en zakgelden. Het ministerie van Justitie verleent hiervoor subsidie. Zodra een AMV 18 wordt, eindigt van rechtswege de voogdij van NIDOS alsmede het recht op leef- en zakgelden. De wettelijke basis voor voortzetting van de voogdij en leefgelden ontbreekt als een AMV 18 wordt.

Na publicatie van het beleid beëindiging Leefgelden op 14 januari 2005 is aan alle betrokken organisaties ruimschoots de tijd gegeven om (ex-)AMV’s voor te bereiden. Bij de totstandkoming van het beleid is overleg geweest met COA en NIDOS. COA en NIDOS ondersteunen AMV’s in de opvang bij het terugkeertraject. Ook de Vreemdelingenpolitie is geïnstrueerd.

Er zijn twee groepen te onderscheiden, te weten (ex-)AMV’s die onder de Vreemdelingenwet 2000 vallen en (ex-)AMV’s die onder de oude wet vallen.

Personen die op of na 21 augustus 2005 18 jaar worden, vallen onder het nieuwe beleid. Indien een ex-AMV nog recht op voorzieningen heeft na beëindiging van de leefgelden wordt hij in een opvanglocatie van het COA geplaatst. Voorafgaand aan het beëindigen van de leefgelden zullen COA en NIDOS in gesprek gaan met de (ex-)AMV om te spreken over de beëindiging van de voorzieningen en zijn terugkeer. Hierbij wordt ook verwezen naar het IOM voor zelfstandige terugkeer. Deze ex-AMV’s komen vervolgens in het reguliere terugkeerproces.

Ex-AMV’s die voor 1 april 2004 hun eerste asielaanvraag hebben ingediend, worden analoog aan de doelgroep «26 000» gefaciliteerd in hun terugkeer. Ook voor deze ex-AMV’s geldt dat zij gedurende een periode van 16 weken intensief worden begeleid bij hun terugkeer.

Voor zover de heer de Wit beoogt aan te geven dat de Utrechtse wethouder Spekman met het project Perspectief een echte oplossing biedt, heb ik reeds aangegeven het daar niet mee eens te zijn. De voornaamste reden om het project Perspectief niet te ondersteunen is het feit dat faciliteiten verstrekt worden aan ex-AMV’s die geen (eerste) asielaanvraag hebben lopen of geen verblijfsvergunning hebben. De desbetreffende AMV’s zijn dus illegaal in Nederland. Dit strookt niet met de doelstellingen van het rijksbeleid. Daarom is er ook geen subsidie voor het vervolgproject Perspectief 2 verstrekt.

Naar boven