Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 25, pagina 1711-1718 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | nr. 25, pagina 1711-1718 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet op de huurtoeslag en enige andere wetten in verband met het toekennen van tegemoetkomingen aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene Ouderdomswet of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele aanpassingen in de berekening van de uitkeringen (30314).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Ik pleit hier voor mijn amendement op stuk nr. 8, waarbij het erom gaat het extraatje voor AOW'ers wat rechtvaardiger te besteden. Vorig jaar hebben wij daar al een hele discussie over gehad en toen zei de minister tegen mij: "Mevrouw Van Gent, het klinkt misschien wel sympathiek, maar het wordt één groot gedoe om dat uit te voeren bij de Sociale Verzekeringsbank, als wij in plaats van een generieke maatregel een wat meer specifieke maatregel moeten organiseren." Daarop riep ik uit: "Minister, dat hoeven zij toch niet op een oude typemachine en met een wat gammele kaartenbak uit te voeren bij de Sociale Verzekeringsbank! Ik mag toch aannemen dat dit daar wat efficiënter en effectiever wordt aangepakt."
Nu, de Sociale Verzekeringsbank was over deze uitspraak een beetje op de tenen getrapt en dat heeft tot een gesprek geleid met de heer Stoffee en de heer Makkelie van de SVB. Zij zeiden mij dat zij best eens wilden onderzoeken of het mogelijk is om het op die manier uit te voeren. Ik kan hier het goede nieuws brengen – ik heb het op papier en wellicht heeft de minister het ook gezien – dat het volgens de SVB heel goed mogelijk is om dat extraatje voor AOW'ers wat meer specifiek in te zetten, zodat het daar terechtkomt waar het het hardste nodig is. Zij voorzien wel een kleine complicatie, want het heeft met automatisering en het afstellen van systemen te maken, om dit per 1 januari 2006 te doen; maar voor 1 januari 2007 zien zij mogelijkheden om het te doen. Ook met de uitvoeringskosten valt het allemaal reuze mee, als dit geautomatiseerd kan worden gedaan.
Dat alles heeft mij tot de conclusie gebracht dat de situatie zo is dat het kan en dat het er nu op aankomt dat wij daar een heldere keuze in maken. Het gaat ons om de ouderen met een kale AOW-uitkering of met een klein aanvullend pensioen, van wie wij vinden dat zij een extraatje van € 250 zouden moeten ontvangen. Zitten de mensen die AOW ontvangen in combinatie met een behoorlijk pensioen nu op dit extraatje te wachten? Je zou bijna kunnen zeggen dat het voor hen wellicht neerkomt op één keer uit eten gaan, terwijl het voor de arme AOW'ers betekent dat zij een flink aantal keren boodschappen kunnen doen.
Wij vinden dat wij deze principiële keuze moeten maken. Wij hebben dit in onze amendering verwoord en het deed mij deugd dat ook het ministerie van Sociale Zaken op onze vragen aangaf dat het heel wel mogelijk is om de extra aanvulling te doen zoals wij dat willen. Ook de SVB zegt dat het kan. Het is dan treurig, als wij 300 mln. te besteden hebben, dat wij die 300 mln. niet echt daar inzetten waar het het allermeeste nodig is. Dat is bij de mensen die met de zorgtoeslag te maken krijgen en met een steeds minder wordende huurtoeslag; ik wijs op een korting van € 17. Het gaat erom dat wij juist die mensen, kale AOW'ers of AOW'ers met een klein pensioentje, beter tegemoet komen.
De minister heeft met prinsjesdag voorgesteld de koopkracht van ouderen op peil te houden door alle 2,5 miljoen AOW'ers een extraatje te geven van € 9,66 per maand. Het moge duidelijk zijn dat ik dit geen goede keuze vind, want ook zonder dit extraatje gaan "rijke" gepensioneerden er al fors op vooruit. Zo stijgt, als de minister zijn zin krijgt, de koopkracht van een echtpaar met een pensioen van € 10.000 in 2006 met 5,5%. Ouderen met alleen AOW daarentegen krijgen er slechts 0.5% bij. Daar komt nog bij dat het kabinet weigert om ouderen die niet of nauwelijks belasting betalen en daardoor hun fiscale ouderenkorting mislopen, hiervoor te compenseren. Dat is in mijn ogen een extra argument voor het eerlijker verdelen van het budget van 300 mln.
Met zijn antwoorden in de schriftelijke ronde gaat de minister weer een beetje op de toer van vorig jaar zitten. Hij zegt namelijk dat de uitvoeringslasten voor de Sociale Verzekeringsbank aanzienlijk zullen toenemen als wij doen wat GroenLinks wil en dat het uiterst onzeker is of een en ander voor het komende kalenderjaar kan worden gerealiseerd. Het is inderdaad lastig om het gevraagde voor het komende kalenderjaar te realiseren, maar als wij hier de afspraak maken dat met ingang van 1 januari 2007 het rechtvaardigheidsvoorstel van GroenLinks zal gelden, valt er natuurlijk met mij te praten. Wat de uitvoering betreft, klopt het antwoord van de minister toch echt niet. Dat blijkt uit de antwoorden die ik van de Sociale Verzekeringsbank heb gekregen. Daar zegt men dat voor de uitvoering van het voorstel met een geautomatiseerde gegevensuitwisseling de extra kosten uitkomen op zo'n € 100.000 per jaar. Inkomens kunnen natuurlijk veranderen. Stel dat men allerlei veranderingen moet aanbrengen, dan zou uitvoering van het voorstel maximaal € 250.000 per jaar kunnen kosten. Er is een budget van 300 mln. Ik vind dat wij die 300 mln. terecht kunnen laten komen op de plekken waar het geld het allerhardst nodig is. Als met die exercitie dan € 250.000 is gemoeid, vindt GroenLinks die uitgave wel de moeite waard. Daarom zeg ik tegen mijn collega's: laat je niet nog een keer afschepen met opmerkingen dat zoiets niet kan of onuitvoerbaar is dan wel dat het lastig is. Het is ook niet zo dat dit voorstel niet past bij de AOW. Het gaat hierbij natuurlijk om een nieuwe regeling en wij moeten heel goed nagaan hoe het geld zo goed mogelijk terecht kan komen bij degenen die het het allerhardst nodig hebben. Daarom beveel ik aanneming van mijn amendement op stuk nr. 8 van harte bij mijn collega's aan.
De heer De Wit (SP):
Voorzitter. De SP-fractie heeft nog wel wat vragen over het amendement van mevrouw Van Gent. Ik wil er nu drie stellen.
Op welke manier werkt die inkomensafhankelijkheid precies uit? Uit de toelichting op het amendement begrijp ik dat mevrouw Van Gent de grens legt bij € 20.000. Krijgen de mensen die met hun inkomen boven die grens zitten helemaal niets? Hoe is de regeling voor de inkomensafhankelijkheid voor de mensen die onder die grens zitten? Krijgt de groep met een inkomen van 0 tot € 20.000 € 250 of zal een glijdende schaal gelden?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Het bedrag is voor iedereen die met zijn inkomen onder de € 20.000 zit het gelijk.
De heer De Wit (SP):
Dat is dan duidelijk. Dan de volgende vraag.
Ook GroenLinks heeft het over de fiscalisering van de AOW. Dat zou een oplossing kunnen zijn voor het probleem van de betaalbaarheid van de AOW. Bent u niet bang dat door de toeslag inkomensafhankelijk te maken, juist weerstand wordt opgeroepen en daarmee het draagvlak voor fiscalisering in gevaar wordt gebracht? Met name de mensen die wat meer verdienen worden twee keer gepakt: vanwege de inkomensafhankelijke toeslag en vanwege de fiscalisering.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik wil dit niet zien als iemand pakken, maar betitelen als een vorm van solidariteit. Het betreft hier een nieuwe regeling. Wij vinden het heel goed te verkopen, zeker in de huidige tijd, dat je niet generiek handelt, maar dat je de maatregel specifiek toepast. Wij hebben een grens gekozen. Over grenzen kun je natuurlijk altijd discussiëren, maar dit is ons voorstel. De mensen met een inkomen tot € 20.000 zullen allemaal ongeveer € 250 krijgen. De mensen met een hoger inkomen zullen dat niet krijgen. Ik heb al aangegeven dat die met de koopkracht al wat beter af zijn dan de mensen van de groep die onder die grens zit.
De heer De Wit (SP):
Mijn derde vraag betreft de leus van GroenLinks: vrijheid eerlijk delen. Met uw opmerkingen over de AOW heeft u het over een fundamenteel andere AOW, een AOW die gebaseerd moet worden op de opbouw van het arbeidsverleden. Die AOW is niet meer gerelateerd aan de vraag of betrokkene ingezetene is. Die wet is dan gekoppeld aan het arbeidsverleden. Met andere woorden: GroenLinks wil de volksverzekering vervangen door een werknemersverzekering. En toch koppelt u in uw voorstel de toeslag aan het inkomen. Is het een plan voor de toekomst, waarbij u de AOW laat vallen als volksverzekering?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Wij laten de AOW helemaal niet vallen. De heer De Wit winkelt selectief in onze voorstellen "Vrijheid eerlijk delen". Ik neem hem dat niet kwalijk, maar ik vind het wel jammer. Een eerste concreet voorstel is het laten meebetalen aan de AOW door rijkere ouderen. Onze voorstellen betreffende de AOW zijn onderdeel van een totaalpakket. Wij gaan daar niet selectief uit winkelen. Het is één pakket. Voor onze voorstellen betreffende de AOW is een zeer ruime overgangsregeling nodig, omdat het gerelateerd wordt aan het aantal gewerkte jaren. Tegen mensen die dat niet halen, gaan wij nu natuurlijk niet zeggen dat zij het verder kunnen vergeten. Wij stellen voor om praktisch en rechtvaardig om te gaan met een bedrag van 300 mln. dat nu aan een groep van ouderen besteed wordt. Wij vinden het jammer dat een groot deel van het bedrag terechtkomt bij ouderen die dat eigenlijk helemaal niet nodig hebben, terwijl er ook een groep mensen is met een kale AOW of een AOW met een klein pensioen, die het heel hard nodig hebben. Die mensen gunnen wij wat meer. De ouderen met een hoger inkomen moeten daarvoor inleveren.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik vind het een sympathieke gedachte van GroenLinks om wat meer geld bij de onderkant van de AOW te leggen. Immers, die mensen zijn het meest kwetsbaar. Ik heb nog wel wat vragen bij de vormgeving van het voorstel. Er zitten onduidelijkheden in. Moet je structureel wel zo'n voorziening willen, terwijl een verzilvering van de heffingskortingen voor ouderen een veel eenvoudiger en transparanter methode zou zijn? Het voorstel is wel kort geformuleerd, maar er liggen talrijke vragen achter verborgen waarop wij nog niet het begin van een antwoord hebben. Hoe kom je aan het inkomen dat mensen bovenop de AOW hebben? Mevrouw Van Gent denkt dat dat wel lukt, maar het is box 3. Zoals het nu is gedefinieerd, zullen mensen met inkomsten uit vermogen toch een premie krijgen. Krijgen alleenstaanden hetzelfde bedrag? Krijgen tweepersoonshuishoudens het dubbele? Wat de toeslag betreft is sprake van een kopjesregeling, hetgeen betekent dat zij niet doorwerkt naar allerlei andere regelingen. Dat heeft hier en daar zo zijn bezwaren. Zou het niet veel handiger zijn als mevrouw Van Gent haar kaarten zou zetten op een vorm van verzilvering van de ouderenkorting, die doelgericht en scherp kan worden gefocust op mensen met een laag inkomen in de AOW?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik kan mijn kaarten overal op zetten, maar ik heb mijn kaarten nu gezet op het rechtvaardiger verdelen van deze 300 mln. Ik hoop op de steun van mevrouw Noorman daarvoor. Vorig jaar zijn wij afgeserveerd; het zou allemaal niet uitvoerbaar zijn. Het is echter wel degelijk mogelijk, zoals de SVB ook aangeeft. Waar een wil is, is een weg. Wij hebben de regeling apart getroffen. Het kan in de nabije of verre toekomst altijd beter, maar het is goed om nu een keuze te maken en te bezien of wij er een meerderheid voor kunnen krijgen. Die onderkant, waar ook mevrouw Noorman zich druk over maakt, is wel degelijk goed geholpen met mijn amendement. Het lijkt mij een heel verstandige en rechtvaardige oplossing.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Voorzitter. Het AOW-kopje is en blijft een noodgreep. De koopkrachtreparatie waarvoor die vorig jaar was bedoeld, wordt nu wat uitgesmeerd en wat verbreed. Voor een AOW'er is alles welkom. Daarover hoort men mij niet. De Raad van State was echter behoorlijk negatief. Het advies was om het niet toe te zenden aan de Kamer. Daar had de Raad goede argumenten voor, die de regering naast zich neer heeft gelegd. De fractie van de PvdA ziet het liefst dat de AOW'ers aan de onderkant van de maatschappij er iets bij krijgen. Dat vonden wij en dat vinden wij. Dat is ook de reden voor het ontstaan van de fiscale heffingskorting voor ouderen. Het probleem van de verzilvering maakt echter dat het een steeds onhandiger instrument is om ouderen het hunne te geven. Wij kunnen het instrument moderniseren met een negatieve inkomstenbelasting. Ik heb echter begrepen dat daar een verkiezingsronde overheen moet gaan.
Ik en mijn collega Crone stellen om de beurt, met een frequentie van zo ongeveer vier maanden, voor om het via de Awir te regelen. Dan is sprake van een heel beschaafde inkomensafhankelijke regeling, die de bestaande fiscale heffingskortingen samenvoegt. Dat houdt in dat de kopjesregeling in zo'n model ingebracht kan worden. In de beleving van mijn fractie is het voorstel dat voorligt een tijdelijke U-bocht om een grote groep mensen het hunne te geven. Het is een beetje bitter dat de regering 400 mln. extra uitgeeft aan mensen met een hypotheekrenteaftrek zodat die extra zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag krijgen. Het is een aardigheidje. Die mensen hebben het ook niet echt nodig. Een en ander is het gevolg van de definitie van het toetsingsinkomen in de Awir. Het is in feite een onbedoelde subsidie van zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag aan mensen die een koophuis hebben. Nu besteedt de regering nog eens 300 mln. Met dat geld had de ontkoppeling in de jaren 2004 en 2005 gerepareerd kunnen worden. Dan hadden vooral de mensen aan de onderkant van de samenleving bijna 2% koopkrachtreparatie ontvangen. Dat is veel mooier, sierlijker en ook veel socialer.
Mijn vraag over de beslagvrije voet is niet geheel beantwoord. Ik zag zo-even een derde nota van wijziging die daarin voorziet. Dat is goed. Betekent, nu het kopje niet vatbaar is, dat de beslagvrije voet bij schuldsanering, de WSMP, de middelijke regeling en de kwijtscheldingsregeling in het kader van de Invorderingswet tot het vrij te laten inkomen behoren? Ik nodig de minister uit om dat alsnog te regelen.
De bijstand is goed geregeld met de nota van wijziging. Daar ben ik blij mee. De gemeenten zijn verplicht om de aanvulling op de onvolledige AOW zo te regelen dat het kopje boven het normbedrag mag worden behouden.
Bij de bijzondere bijstand gaat de minister ervan uit dat de gemeenten vrij zijn om te bepalen of zij het extraatje al dan niet in mindering brengen op een vergoeding. De gemeenten gaan immers over het vaststellen van een drempelinkomen voor de bijzondere bijstand. Ik nodig de minister uit om, nu de gemeenten deze wettelijke bevoegdheid hebben, de gemeenten via de VNG te vragen om bij de draagkrachtberekening voor de bijzondere bijstand voor 65-plussers dit extraatje ongemoeid te laten. Op die wijze kunnen juist de armste mensen van dit extraatje profiteren. Zonodig vraag ik de Kamer om een uitspraak, maar misschien vindt de minister het zelf ook een goed idee.
Nog iets over de tegemoetkoming in het kader van Wajong. Via een nota van wijziging is de koopkrachtreparatie van 2006 aan het wetsvoorstel toegevoegd omdat de Wajongers die een lagere uitkering krijgen als ze jonger zijn, op het terrein van de zorgtoeslag een probleem krijgen. Met deze regelgeving wordt dat gecorrigeerd. Dat is goed, maar het probleem blijft dat 7000 van de Wajongers tot 33 jaar hun Wajongkorting niet kunnen verzilveren. Dat is triest. Ik nodig de minister uit om hiervoor een oplossing te vinden. Ik stel niet meteen voor om dit via de Awir te doen of om het systeem dat is gecreëerd, te gebruiken. Ik laat dat aan de minister over, maar ik vraag hem nadrukkelijk hier een oplossing voor te vinden, want ik vind dit bitter.
Tot slot ben ik blij dat wij met onze vragen en de nota van wijziging de bijstand zodanig hebben verhoogd dat er geen koopkrachtverlies voor het zak- en kleedgeld is voor de mensen die in een AWBZ-gefinancierde instelling wonen; ook dat vind ik erg belangrijk.
Mevrouw Van Oerle-van der Horst (CDA):
Voorzitter. Ouderen zijn gewone mensen voor wie de maatschappij zodanig moet zijn ingericht dat ze er gewoon aan kunnen deelnemen. Het kabinet bepleit meedoen in de samenleving en deelnemen aan activiteiten is daarvoor van essentieel belang. De CDA-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden van de minister. De structurele inkomensverbetering van AOW'ers vinden wij een goede zaak. Bovendien vinden wij het belangrijk dat de tegemoetkoming geheel ten goede komt aan iedereen met een onvolledige AOW-opbouw. We hadden de nodige vragen bij de vormgeving, vooral over het generieke karakter. Ook vroegen wij ons af waarom de tegemoetkoming boven op de welvaartsvaste AOW-uitkering de voorkeur van het kabinet heeft. Wij onderschrijven het antwoord dat de gekozen vormgeving ongewenste doorwerking in aanvullend pensioen en de andere regelingen voorkomt en dat bij deze vormgeving geen extra toets op het inkomen hoeft plaats te vinden. Bovendien is het voor de ouderen prettig en overzichtelijk dat de SVB het AOW-pensioen en de tegemoetkoming gelijktijdig kan uitkeren. Het is goed dat de minister regelt dat de inkomensijkpunten worden verhoogd, zodat de aanspraak op huurtoeslag gelijk blijft. De minister geeft duidelijk aan dat de tegemoetkoming van € 116 geen reden kan zijn om de bijzondere bijstand voor vergoeding van specifieke kosten anders te bezien. Daar zijn wij het van harte mee eens en het lijkt ons zeer wenselijk dat de minister daarover goed communiceert met gemeenten en belangenorganisaties. Graag een toezegging.
Ouderen met een onvolledig pensioen moeten een aanvulling kunnen krijgen zonder dat deze inkomensondersteuning meetelt in de bijstandnorm. Dit vraagt om een goede communicatie met gemeenten en belanghebbenden. Het zou bijzonder jammer zijn als dit voor deze groep met bijzondere bijstand gevolgen zou hebben. Deze tegemoetkoming moet echt tot haar recht kunnen komen.
We weten maar al te goed dat ouderen met alleen AOW en een klein pensioen moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Deze groep maakt 20% uit van het geheel. In deze situatie verkeren vooral alleenstaande oudere vrouwen, oudere allochtonen, chronisch zieke ouderen en ouderen met een handicap. Vaak zijn ze niet op de hoogte van allerlei gemeentelijke financiële hulpregelingen, of voelen ze schaamte om daarop een beroep te doen. Zou naar aanleiding van deze regeling niet weer eens een publiekscampagne tegen het niet-gebruik van gemeentelijke maatregelen kunnen worden gestart? Graag ook hier een toezegging. We moeten er alles aan doen om de onbenutte rechten van deze groep om te zetten in rechten waarvan echt gebruik wordt gemaakt. De leden van de CDA-fractie zijn blij met de structurele inkomensverbetering en hopen dat deze, samen met de publiciteitscampagne met betrekking tot het niet-gebruik, de inkomenssituatie van deze ouderen verbetert.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik vind dit wat teleurstellend. Een publiekscampagne vult niet altijd de portemonnee op een goede manier. Ik ben het eens met de opmerking dat de mensen die alleen AOW en een klein pensioen ontvangen grote moeite hebben om de touwtjes aan elkaar te knopen. Waarom laten wij juist die mensen niet profiteren van het AOW-extraatje? Waarom moeten mensen als de heer Bot, de heer Bolkestein of de heer Brinkhorst ook dat extraatje krijgen?
Mevrouw Van Oerle-van der Horst (CDA):
Of mevrouw Van Oerle.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Precies, want u en degenen die ik net noemde zitten daar wellicht niet op te wachten. Zij hebben dat geld niet nodig. Laten wij dat bedrag van 300 mln. rechtvaardiger inzetten, met name voor de mensen waar ook u zich terecht zorgen om maakt.
Mevrouw Van Oerle-van der Horst (CDA):
U hebt net zelf uitgenodigd tot het maken van heldere keuzes. De keuze van mijn fractie is om de AOW in stand te houden en niet inkomensafhankelijk te maken. De AOW kan in Nederland op een groot draagvlak rekenen en dat mogen wij niet vergeten. De regeling is belangrijk en de CDA-fractie wil deze overeind houden. Zij toornt daar niet aan. Mijn fractie wil geen inkomensafhankelijke AOW. Het is goed dat de inkomensverbetering zich voordoet. Daarvoor is moeite gedaan, maar het is gelukt en dat stemt tot tevredenheid. Er worden allerlei maatregelen genomen zodat de inkomensverbetering niet teniet wordt gedaan door het wegvallen van andere tegemoetkomingen. Niet alle mensen met AOW zijn arm. Er zijn ook mensen met AOW die wel kunnen rondkomen en die een eigen huis hebben. Er zijn echter ook mensen die alleen AOW ontvangen en altijd tekort komen. Voor hen moet de gemeente worden ingeschakeld want voor hen is de extra bijzondere bijstand bedoeld. Die mensen hebben aanvullend hulp nodig. Niet iedereen heeft die hulp echter nodig.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
U zegt hetzelfde namelijk dat mensen met AOW en een klein pensioen moeite hebben om de touwtjes aan elkaar te knopen. U draait de zaak vervolgens echter om door te zeggen dat er ook mensen zijn die het goed hebben. Het gaat mij om de Van Oerles, de Brinkhorsten, de Bolkesteinen, de Botten en wellicht Beatrix. Waarom moeten zij een verhoging krijgen terwijl zij daar niet op zitten te wachten? Andere mensen hebben dat geld juist wel hard nodig. De CDA-fractie kiest daar echter niet voor. U spreekt mooie woorden en wilt de regelingen beter uitleggen, maar vervolgens doet u niets.
Mevrouw Van Oerle-van der Horst (CDA):
Ik kan herhalen wat ik al gezegd heb. De CDA-fractie kiest niet voor een inkomensafhankelijke AOW. Er moet goed gecommuniceerd worden zodat als mensen tekort komen, de gemeenten hen met bijzondere bijstand op maat kunnen helpen. Zij zijn daarmee beter geholpen dan met een aanvulling. Vaak hebben juist de mensen met een klein aanvullend pensioen er moeite mee om met minder rond te komen. Zij moeten geholpen worden. U verdraait de zaak.
De heer De Wit (SP):
Voorzitter. De laatste jaren is steeds gesproken over compensatie van koopkrachtverlies voor mensen met een AOW-uitkering en het verbeteren van de koopkracht van mensen die alleen een AOW-uitkering, een klein pensioen of een onvolledige AOW-uitkering hebben. Ook is gesproken over de verzilvering van de ouderenkorting, toeslagen voor bijzondere kosten en, vorig jaar vlak voor kerst, de eenmalige tegemoetkoming.
Uit alle discussies is in ieder geval één ding duidelijk geworden: de AOW-uitkering is veel te laag. In dat licht is het interessant dat de Raad van State in zijn commentaar op dit wetsvoorstel in feite zegt dat het beter zou zijn om de AOW-uitkering structureel te verhogen. Als die verhoging voldoende is, kan worden afgezien van allerlei moeilijke toeslagen, zoals de zorg- en de huurtoeslag, die altijd zorgen voor veel bijkomende administratieve lasten. Ziet de minister niets in een bureaucratiebestendige AOW die van een dusdanig niveau is dat ouderen een onbekommerde oude dag wordt gegarandeerd? Zij hebben dan inkomenszekerheid, zodat al die rompslomp met toeslagen niet meer nodig is.
Een tientje bruto per maand erbij is een verbetering, maar het is natuurlijk een schijntje. Het gaat om, zoals ik het vorig jaar al heb omschreven, een paar aardappelen per week meer. Dat tientje verdwijnt onmiddellijk in de huishoudpot en is geen structurele verbetering. Het is echter goed dat het kabinet veel moeite heeft gedaan om dat tientje niet te laten wegsmelten, bijvoorbeeld doordat de huur- en de zorgtoeslag lager zouden worden of op de bijstandsuitkering zou worden gekort. Indien het kabinet dit niet had geregeld, was er helemaal niets meer overgebleven.
Ik ben benieuwd naar wat de minister vindt van het amendement van mevrouw Van Gent. Wat is het inkomensafhankelijke karakter van zijn voorstel? Ik neem aan dat mensen met een hoog komen die er een tientje bij krijgen, meer belasting zullen moeten betalen. Heeft de minister de effecten doorgerekend voor de hoge inkomens? Maakt het enig verschil, of valt het in fiscale zin te verwaarlozen?
Nogmaals, het is positief dat de minister er moeite voor heeft gedaan om de tegemoetkoming niet te laten wegvallen in een onvolledige AOW-uitkering of in de bijstand. De mensen met een onvolledige AOW-uitkering en een bijstandsuitkering blijven echter aangewezen op die bijstand. Dit tientje per maand heeft geen enkel structureel effect op hun inkomen. Ouderen met een onvolledige AOW-uitkering die in de bijstand zitten, blijven een probleem houden. Welke oplossing ziet de minister daarvoor? Ziet hij iets in een bijstandsuitkering zonder inkomens- of partnertoets?
Het regeringsvoorstel is op zichzelf een verbetering. De vraag is echter wat de fiscale effecten zijn. Ik heb een aantal vragen gesteld over de praktische uitwerking van het amendement van mevrouw Van Gent: hoe gaat dit voor die 20.000 uitpakken? Door de toeslag inkomensafhankelijk te maken wordt een nieuw element gebracht in de volksverzekering. Is dat gewenst? Mijn partij is voor de inkomensafhankelijkheid van uitkeringen en toeslagen, dus ik begrijp waarom het zo wordt geregeld. Wij zetten, zoals gezegd, echter vraagtekens bij de praktische uitwerking en het introduceren van dit element in de volksverzekering. Mijn fractie zal hierover nog voor de stemming moeten beraadslagen.
Mevrouw Bibi de Vries (VVD):
Voorzitter. Het is middernacht. Laat ik maar zeggen dat de VVD-fractie voor een AOW is voor iedereen en niet voor een inkomensafhankelijke AOW. Die weg moeten wij absoluut niet op gaan. Wij vinden het voorstel van de minister sympathiek om een verhoging in de vorm van een tegemoetkoming te geven, maar feitelijk zijn wij natuurlijk wel bezig, de AOW structureel op te hogen. Ik wil van de minister weten of hij, de discussie gehoord hebbend, niet toch een mogelijkheid ziet om gerichter de AOW'ers met een klein of aanvullend pensioen tegemoet te komen. Hij heeft er al op gestudeerd, maar is er niet uitgekomen. Zijn er echt geen alternatieven? In feite gaan wij namelijk nu alle AOW'ers structureel die toeslag geven. Dat is dan 300 mln. en als het aan de VVD-fractie ligt, wordt dat in ieder geval minder. Ik heb liever dat het minder wordt en dat de mensen voor wie de toeslag bedoeld is, deze krijgen. Misschien kan de minister daar toch nog op ingaan. Laten wij de vraag hoe wij in de toekomst met die AOW moeten omgaan, maar bewaren voor de begroting, want gezien het tijdstip lijkt mij dat hier nu niet de plaats.
Minister De Geus:
Voorzitter. Mevrouw Van Gent heeft haar amendement dapper verdedigd, want er werden veel vragen over gesteld. Sommige vragen zijn aan haar gesteld, maar een aantal was ook aan mij gericht. Zo vroeg de heer De Wit mij of ik iets zou kunnen zeggen over het effect voor de mensen met een wat hoger inkomen. In de termen van de heer De Wit zou ik moeten zeggen dat inderdaad ook dit effect van het voorstel van mevrouw Van Gent ongeveer één zak aardappelen in de week is. Nee, het is zelfs in de maand, want het gaat om € 116 voor de mensen met de hoogste inkomens, dus dat is één zak aardappelen in de maand.
Ik ontraad aanneming van het amendement. Mevrouw Van Gent heeft natuurlijk wel een punt als zij zegt dat wij vorig jaar een uitvoerige discussie hebben gehad over de vraag wat kan en wat niet kan en dat dan nu de aap uit de mouw komt dat het wel kan. Er is natuurlijk een verschil tussen niet kunnen en niet wenselijk zijn of zeer gecompliceerd. Niet kunnen in technische zin is een gepasseerd station. Die argumentatie voeren wij ook niet. Ik ontraad u de aanneming van het amendement.
Het is uitvoeringstechnisch geweldig gecompliceerd. Daar hebben wij ook in de schriftelijke behandeling op gewezen. Dat geldt voor alles wat inkomensafhankelijk is, omdat je het enorm moet toetsen. Voorts is het ten principale ongewenst – dat is misschien nog wel een zwaarder argument – om de AOW, een wettelijk basispensioen, om te zetten in een inkomensafhankelijke regeling. De regering is er niet voor en daar kunnen wij nog heel lang over spreken, maar volgens mij zijn alle argumenten gewisseld in de schriftelijke behandeling. Ik heb daar niet zo veel aan toe te voegen, maar ik denk wel dat mevrouw Van Gent recht heeft op het gebaar dat ik zojuist maakte als het gaat om wat in technische zin wel en niet kan. Die punt heb ik haar gegeven en vervolgens heb ik ook de twee kernargumenten genoemd waarom ik de Kamer de aanneming van dit amendement ernstig ontraad.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Ik ben natuurlijk blij dat de minister mij een compliment geeft voor mijn dappere poging, maar hij gaat vervolgens weer zeggen dat het allemaal heel gecompliceerd zou zijn. Nu heb ik dat ook de Sociale Verzekeringsbank voorgelegd. Daar zegt men dat het eigenlijk helemaal niet zo gecompliceerd is, maar dat het gewoon uit te voeren is; er zou nog een aantal dingen van tevoren moeten worden bekeken, maar als het geautomatiseerd zou worden gedaan, zouden de kosten enorm meevallen; per 1 januari 2006 zou wellicht lastig zijn, maar per 1 januari 2007 zou het heel goed kunnen, zeker in combinatie met andere inkomensafhankelijke regelingen. Dus het kan. Zegt de minister dus in wezen: het kan, maar ik wil het niet? Ik maak de politieke keuze dat ik het op een generieke maatregel houd en dat ik de kans laat lopen om de mensen met een kale AOW en een klein pensioen € 250 te kunnen geven in plaats van € 116. Is dat wat hij zegt?
Minister De Geus:
Ik ben bang dat wij het helemaal niet eens worden op dit punt, maar ik ga toch even op uw argumentatie in. U zegt dat de SVB zegt dat het kan. Dat heb ik net ook al gezegd. Ik heb gezegd dat het wel gecompliceerd is, maar ik ben trots op het feit dat de SVB een goede dienstverlener is. Als op een gegeven moment de politiek het zo zou willen, dan zou het kunnen. Dit laat onverlet dat het geweldig gecompliceerd is. Het moet dan wel gebeuren en het moet allemaal getoetst worden. Dit leidt tot hogere uitvoeringskosten en tot van alles en nog wat. Dat noem ik gecompliceerd, maar dat weegt u anders. U toetst het namelijk aan uw rechtvaardigheidsprincipe. Wij kijken er dus verschillend tegenaan. Nogmaals, ik vind het gecompliceerd en ongewenst. Dit zijn mijn twee kernargumenten.
Voorzitter. Mevrouw Noorman heeft gezegd dat wat hier gebeurt eigenlijk niet fraai is, maar dat zij blij is dat er nog iets gebeurt. Zij is geneigd om het wetsvoorstel te steunen, althans dat proef ik uit haar woorden. Zij noemt wel een aantal punten die zij op een andere manier vorm had willen geven. Dat weten wij, want wij hebben voorafgaand aan dit debat al een discussie gevoerd.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik heb de uitkomst voorgerekend, als de minister het grapje met de extra zorgtoeslag en de toeslag voor kinderopvang vanwege het toetsinkomen Awir niet had uitgehaald. Ik doel op het extraatje voor mensen die dat nu niet krijgen en het geld dat hiervoor is uitgetrokken. Het minimumloon had gekoppeld kunnen worden. Daarmee had de ontkoppeling met terugwerkende kracht gefinancierd kunnen worden. Degenen die alleen AOW hebben of iets meer, hebben bijna € 300 per jaar. Dat is wat meer dan wat de minister nu biedt. Gaat zijn hart daar toch niet naar uit? Ik bedoel het ongedaan maken van de ontkoppeling tegen de achtergrond van het feit dat het zeker is dat er nu een overschot is van 3 mld.
Minister De Geus:
Het bedrag van € 200 per jaar komt neer op nauwelijks € 10 per maand. Los daarvan gaat het om andere dingen die het kabinet elders in het beleid heeft gedaan. U hebt gelijk dat, als wij die wel of niet hadden gedaan, u kunt uitrekenen dat het budgettair een plus of een min oplevert. Als je dat weer niet of juist wel had gedaan, kan je andere dingen juist wel doen of weer niet. Dat is dus helemaal waar.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Paul van Ostaijen maakt zulke gedichten.
Minister De Geus:
Daar zijn wij vrolijk over.
Voorzitter. Mevrouw Noorman heeft nog gesproken over de verzilvering van de Wajongkorting. In hetgeen is gepresenteerd, is er al rekening mee gehouden dat kortingen niet altijd volledig verzilverd kunnen worden. Daarom is ook in het wetsvoorstel de toeslag geïntroduceerd. Wij hebben in deze Kamer al veel gediscussieerd over de verzilvering van de verschillende soorten kortingen. Er is vandaag ook gewezen op de ouderen- en de kinderkorting. Ik begrijp dat mevrouw Noorman deze vraag nu wil verbreden. Ik kan alleen maar verwijzen naar wat hierover eerder is gezegd. Het betreft namelijk een fundamentele wijziging in de fiscale systematiek. De debatten daarover met de staatssecretaris hebben een geschiedenis tot heden. Bovendien zullen die debatten in de toekomst nog worden voortgezet.
Mevrouw De Vries heeft in dit verband gezegd dat je steeds verder komt, als je alles structureel maakt wat je voor een bepaalde groep wilt doen. Wij hebben onze argumentatie in een brief verwoord. Wij zagen namelijk grote bezwaren tegen een gerichte toepassing. Als de Kamer dit debat toch wil voeren, komen wij uit bij de discussie over de verzilvering. Daarmee komen wij ook uit bij wat in de laatste brief van het kabinet stond over de kinderkortingen. Als de kinderkortingen worden omgezet in een bepaalde vorm van toeslag, door de Belastingdienst te betalen, is men op zich voor heel veel minder geld veel gerichter bezig. Dit laat onverlet dat in de fiscale systematiek stappen worden gezet. Immers, in plaats van kortingen op betaalde belasting gaat men betalen, ook al zou er geen belasting betaald worden. Dat punt weegt in de hele fiscaliteit zwaar. Als de VVD-fractie graag meer gerichte dingen zou willen doen, moet zij er rekening mee houden dat men op deze discussie uitkomt. Als die fractie dus die discussie wil voeren, is dat het aangrijpingspunt.
De heer De Wit heeft geïnformeerd naar mijn mening over bijstand voor mensen met een onvolledige AOW zonder partner en vermogenstoets. Afzien van die toetsen kan door het gelijkheidsbeginsel niet alleen gelden voor 65-plussers met een gekorte AOW. Dat zou de bijstand onbetaalbaar maken. Uit een onderzoek van de SER van enige jaren geleden is ook al gebleken dat er geen betaalbare alternatieven zijn buiten de bijstand.
De heer De Wit heeft gezegd dat hij niet alleen het verschil wil weten maar dat hij zich ook afvraagt of dit nu een oplossing is in de structurele zin. Daarbij moeten wij onderscheid maken tussen structureel en incidenteel, in technisch opzicht zoals wij deze begrippen vaak gebruiken. In die zin strekt dit wetsvoorstel er juist toe om dit niet structureel te maken. Als het erom gaat of dit dan een afdoende en solide oplossing biedt voor een tekort aan inkomen, is dat uiteindelijk een kwestie van appreciatie. Ik vind dat de heer De Wit wel een belangrijk voorstel heeft gedaan, waarover ik zal nadenken. Zijn voorstel houdt eigenlijk in om inkomensverschillen van € 10 of minder toch niet als van betekenis te beschouwen in de structurele zin van het woord. Daar kunnen wij iets mee. Als wij in onze inkomensdebatten zouden zeggen dat wij een bedrag van € 120 per jaar buiten beschouwing laten bij allerlei effecten, geeft dat een zekere lucht in het debat. Daarmee zeggen wij dan dat wij wat klein is ook niet groot willen maken. Dan laten wij dit voortaan buiten beschouwing, ook in de discussies. Ik wil er serieus over nadenken of dat niet verstandig is.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
De minister zegt dat wij voortaan maar niet meer moeten praten over bedragen van minder dan € 120 per jaar. Hij moest eens weten wat dat voor een huishouden op het minimum betekent, bijvoorbeeld van een AOW'er zonder verdere inkomsten. Ik vind dit absoluut niet aan de orde en ik mag hopen dat dit niet een conclusie is die op dit moment wordt gedragen. Ik verwacht dat die zelfs niet door de politieke partij van de minister wordt gedragen.
Minister De Geus:
Ik heb geen antwoord gegeven aan de heer De Wit. Ik heb gezegd dat ik hierover serieus wil nadenken. Dat antwoord krijgt de Kamer nog van mij bij de begroting.
De heer De Wit (SP):
Voor alle duidelijkheid wijs ik erop dat ik het zo niet heb bedoeld. Ik dacht eerst dat de minister een cynische opmerking maakte en ik hoop dat hij zijn opmerking cynisch bedoelde. Ik heb echter niet bedoeld dat wij deze bedragen maar buiten beschouwing moeten laten. Ik heb alleen gezegd dat deze bedragen zo minimaal zijn dat wij daarbij niet kunnen spreken van een structurele verbetering van het inkomen van mensen die met een dergelijk pensioen te maken hebben. Dus het is geen structurele verbetering. In de visie van de Raad van State, waarin ik mij sterk kan vinden, zouden wij de AOW veel meer moeten verhogen. Dat is wat ik heb gezegd.
Minister De Geus:
Als u een licht cynische ondertoon hebt geproefd in mijn opmerking, zou u daarin gelijk kunnen hebben, maar ik had dit willen bewaren tot de begrotingsbehandeling, waarbij wij hier verder over zullen spreken. Het is wel van tweeën één: of wij laten deze zaken buiten beschouwing, of wij spreken met respect over een inkomensverhoging voor AOW'ers. Als mensen aardappelen eten in plaats van rijst, gaan wij natuurlijk niet dergelijke bijdragen naar de prullenbak verwijzen.
De heer De Wit (SP):
Het is precies wat ik vorig jaar ook heb gezegd op dit punt. Als het gaat om een verbetering van het inkomen, is dit een buitengewoon minieme verbetering. Dat is wat ik heb gezegd. Als wij de AOW voor mensen die daarvan moeten leven echt tot een inkomensvoorziening willen maken, dan zullen wij die structureel meer moeten verhogen.
Minister De Geus:
Wij verschillen van mening.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Mijn vragen over het beslag op de vrije voet, de bijzondere bijstand en de Wajong zijn niet beantwoord.
Minister De Geus:
Op de vraag over de Wajong heb ik al geantwoord. Daarbij ging het over de verzilveringsthematiek. Anders ligt het met de bijzondere bijstand. In het vuur van mijn betoog heb ik nog niet eens de vraag van mevrouw Van Oerle over de bijzondere bijstand beantwoord. Zij heeft in haar zorgvuldig opgebouwde betoog met nadruk gezegd dat het van belang is dat dergelijke inkomensverhogingen niet worden afgeroomd in de verzekeringssystematiek, maar net zo moeten worden behandeld als de AOW. Wij zullen daaraan in de verzamelbrief aan de gemeenten aandacht schenken, zodat de gemeenten erover geïnformeerd zullen worden.
Mevrouw Van Oerle vroeg daarnaast specifiek naar de publiciteitscampagne. Wij zijn daarmee inmiddels gestart, maar wij hebben ook leergeld betaald omdat een aantal campagnes de mensen helemaal niet blijken te hebben bereikt. Het is triest, maar het is zo. Toen bleek dat de mensen met deze campagnes niet werden bereikt, hebben wij vervolgens de Belastingdienst ingeschakeld. Die kan het niet alleen. Daarom wordt ook samenwerking gezocht met bijvoorbeeld ouderenorganisaties, kerkgenootschappen en andere organisaties. Dat is heel belangrijk en wij zullen langs die weg doorgaan. Het pleidooi van mevrouw Van Oerle ondersteunt onze plannen op dit terrein.
Mevrouw Noorman ging nog een klein stapte verder met haar vraag of dit betekent dat het ook een aanwijzing zou worden voor de bijzondere bijstand. Ik meen dat dit niet het geval is. Ik meen in mijn betoog zojuist helder te zijn geweest over het karakter van deze tegemoetkoming. Het is een tegemoetkoming die net zo goed als allerlei andere tegemoetkomingen en als AOW zelf, moet worden beschouwd als een regulier inkomensbestanddeel. Voor wat betreft het beslag gaat mijn nota van wijzigingen er in het bijzonder over dat wij ons hebben afgevraagd of, als je beslag kunt leggen op alles boven 90% van het bestaansminimum, de tegemoetkoming in zijn geheel vatbaar zou zijn voor beslag omdat hij naar zijn aard geen deel uitmaakt van de AOW sec. Wanneer je het puur mathematisch bekijkt, zou je kunnen zeggen dat 10% van de tegemoetkoming onder het beslag zou kunnen vallen. Het is echter veel te ingewikkeld om dat allemaal te regelen voor een zo klein bedrag. Daarom is ervoor gekozen om het er in zijn geheel buiten te laten. Als de tegemoetkoming bijvoorbeeld € 50 zou zijn, betekent dit feitelijk een verschil van € 5. Niet € 45 maar € 50 valt dan immers buiten het beslag. Dit is de 90/10-verhouding die wij in de beslagregeling kennen. Wij hebben er bij het vaststellen van de nota dus toe besloten om het inderdaad buiten het beslag te laten omdat anders opgeteld een veel groter deel van het inkomen dan de 10% vatbaar zou zijn voor beslag. Wij sauveren de 90%-norm op deze manier dus ook voor het opgetelde inkomen.
Vervolgens is het de vraag hoe het zit met de kwijtschelding. Daarvoor moet ik u verwijzen naar de staatssecretaris die de fiscaliteit in zijn portefeuille heeft. Dit gaat puur alleen over de tegemoetkoming als zodanig. Daarover kan ik wel zeggen hoe ik het zie met betrekking tot beslag. Als het om andere zaken gaat, waarvoor een wettelijke basis in de fiscaliteit is gelegen, kan ik u daarover op dit moment natuurlijk geen toezeggingen doen. Ik heb de Kamer geschreven dat ik hierover in overleg zou treden met mijn collega. Deze heeft aangegeven dat er vanuit de fiscaliteit geen wettelijke mogelijkheden aanwezig zijn om hiervan af te wijken. Dat antwoord moet ik u dus, ook in formele zin, doorgeven. Wanneer u hierover verder wilt spreken, weet u dus tot wie u zich moet wenden.
De voorzitter:
Ik constateer dat mevrouw Noorman-den Uyl nog een motie wenst in te dienen en bied haar de gelegenheid om uitsluitend dat te doen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Voorzitter. Ik denk dat ik met één motie kan volstaan. In het laatste stukje van zijn betoog zei de minister dat er geen wettelijke mogelijkheid bestaat om ervoor te zorgen dat het AOW-kopje onderdeel vormt van de beslagvrije voet. Maar die is er wel degelijk. Het is zelfs geen wettelijke regeling. Deze maakt inderdaad onderdeel uit van het belastingtraject, maar wij spreken met het kabinet. De richtlijn Invordering bepaalt welke inkomenscomponenten...
De voorzitter:
Ik had met u afgesproken dat u alleen nog de gelegenheid kreeg om een motie in te dienen.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Die zal ik voorlezen, maar ik moet even uitleggen waar de minister deze kan positioneren. De richtlijn Invordering is een ministeriële regeling en kan dus relatief snel worden aangepast. Dat hebben wij in het verleden vaker gedaan bij dit soort regelingen. Na afloop wil ik dat nog wel verder uitleggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de koopkrachtcompensatie met name voor AOW'ers met een minimuminkomen broodnodig is;
van mening dat in geval van beslag het AOW-kopje onderdeel dient uit te maken van de beslagvrije voet in geval van schuldsanering, beslag en kwijtschelding;
verzoekt de regering, de relevante regels zodanig aan te passen dat het AOW-kopje onderdeel vormt van de beslagvrije voet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Noorman-den Uyl. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 13(30314).
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
Ik verzoek de minister het daarheen te leiden dat een zin van de richtlijn invordering wordt aangepast, namelijk met het woordje "AOW-kopje". Dan is het geregeld. Dat kan in een maand.
Minister De Geus:
Ik heb goed geluisterd en ik heb gezegd dat dit een punt is dat echt met de staatssecretaris moet worden besproken. Het gaat over de Invorderingswet, over kwijtschelding. Ik heb het antwoord van het kabinet gegeven dat het onwenselijk wordt geacht en strijdig met de fiscale regelgeving. Ik stel voor om als volgt te handelen. Ik zal de vraag, het verzoek en het punt van mevrouw Noorman-den Uyl doorgeleiden, met de toezegging dat zij daarop een schriftelijk antwoord zal ontvangen. Dat biedt haar de mogelijkheid daarover een debat te openen, dan wel een Kameruitspraak te vragen. Het lijkt mij correct dat het debat dan met de portefeuillehouder kan worden gevoerd.
Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):
In het verleden heb ik vaker met de minister van Sociale Zaken bij het afhechten van dit soort regelingen gesproken over de richtlijn invordering en het aanpassen van de beslagvrije voet in de kwijtschelding. Meestal was dat netjes op te lossen in zo'n verband als waarin wij nu staan. Ik wil wel even de brief afwachten, maar ik mag toch hopen dat de minister hiervoor invullingen zal geven. Dat is ook gebeurd met een aantal andere regelingen, bijvoorbeeld vanuit de bijstand.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20052006-1711-1718.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.