Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van een aantal socialeverzekeringswetten en enige andere wetten (Verzamelwet sociale verzekeringen 2006) (30238).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Verzamelwetten, veegwetten heten zij hier in huis in de volksmond, zijn beleidsarme wetsvoorstellen waarin naast technische mankementen zaken van ondergeschikt belang worden aangepast. Op de een of andere manier kruipt daar toch nog iets in wat eigenlijk niet zo ondergeschikt is.

Een aantal voorstellen vind ik goed. Voor reïntegratie in het buitenland heb ik waardering. Ook de opmerkingen over een reïntegratietraject in het buitenland en het feit dat scholing kan worden afgemaakt als die leidt tot duurzame arbeid, hebben mijn grote waardering. Er zijn nog enkele vragen bij.

Hoe moet het UWV omgaan met iemand voor wie de direct beschikbare baan vakken vullen is, terwijl die midden in een traject zit waarvan het eind een duurzame arbeidsplaats is? Moet men dan dat reïntegratietraject afbreken en hopen dat iemand lang genoeg blijft vakken vullen en dat er nog eens een traject komt waardoor hij duurzaam wordt? Dat is een dilemma en daarop vraag ik van de minister een antwoord.

Iemand zonder startkwalificatie doet een reïntegratietraject met scholing die leidt tot een startkwalificatie. Kan die de scholing afmaken, ook als er geen baangarantie is?

Als er een baan is geaccepteerd die over drie weken wordt aanvaard, moet men in die drie weken nog steeds blijven solliciteren. Ik heb de minister wel eens voorbeelden gegeven waarin mensen werden gesanctioneerd omdat zij in de betreffende laatste drie weken niet het vereiste aantal sollicitaties hadden verricht. Vindt de minister dat eigenlijk wel redelijk en billijk? Redelijk en billijk is een wettelijk criterium waaraan bijna alle overheidsbeslissingen ten principale moeten worden getoetst. Heeft het UWV niet de bevoegdheid binnen het wettelijk kader om op grond van redelijkheid en billijkheid op dat moment niet te sanctioneren?

Ik geef nog een voorbeeld. Iemand was lang werkloos, is al 59 en heeft een baan gevonden, een vaste aanstelling van 33 uur per week. Hij is dus nog voor 7 uur werkloos. Hij heeft van het UWV een sollicitatieverplichting gekregen voor die 7 uur. Die heeft hij al twee jaar. Hij heeft zich suf gesolliciteerd. Er is niemand die iemand van 59 voor 7 uur per week wil hebben in een constructie die past bij zijn andere vaste baan. Wel doet deze mijnheer mantelzorg. Hij heeft aan het UWV gevraagd of hij voor deze zelfs meer dan 7 uur mantelzorg geen vrijstelling kan krijgen. Nee, zegt het UWV, dat mag pas als je 20 uur hebt. Kortom, een patstelling waarvan de redelijkheid en de billijkheid ver te zoeken is. Heeft het UWV ook onder de huidige figuur niet die bevoegdheid vrijstelling te verlenen? Dat vraag ik vooral omdat ik in het verslag op het wetsvoorstel heb gevraagd waarom in dit wetsvoorstel niet de bevoegdheid voor het UWV staat waarover wij het al eens waren, namelijk om in veel vérgaander situaties ontheffing te verlenen van de sollicitatieplicht. Ik beperk mij hier tot het criterium van redelijkheid en billijkheid. Volgens mij mag dat binnen een wetgeving en ik vraag het de minister.

Een volgende vraag gaat over het besluit om na ommekomst van het advies van de Raad van State te regelen dat UWV belastinginformatie mag geven aan derden. Dat is geregeld in de Wet SUWI. Als dat niet verder gaat dan de limiet in de Wet SUWI vindt de minister mij niet op zijn weg. Ik kan mij daar iets bij voorstellen. Eigenlijk hoort het daar ook thuis. Als hij verdergaande bevoegdheden wil toestaan, wil ik dat wel weten. Ik vraag hem dat aan de Kamer mee te delen voordat hij de regeling in werking laat treden.

De minister zegt dat het College bescherming persoonsgegevens er toezicht op houdt. Dat is mooi, maar heeft hij wel eens een rapportage daarover gezien? Weet hij hoe het college op dit moment toezicht houdt bij de verzekeraars op het gebruik van UWV-gegevens, over uitkeringen en alle gegevens die bijvoorbeeld nodig zijn voor het vaststellen van pensioenen? Hoe zeker weet hij dat die niet worden gebruikt voor marketingactiviteiten of het slijten van andere verzekeringen? Kortom, ik vraag hem om garanties.

Mijn collega Omtzigt van het CDA heeft een amendement ingediend op de eerstedagmelding. Dit is typisch een maatregel waarvan bij lange na niet gezegd kan worden dat het een maatregel van ondergeschikt belang of van mineur volume is.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik denk dat mevrouw Noorman doelt op de BIKK en niet op de eerstedagmelding.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Sorry, ik doel op de BIKK, de post waaruit wij de fiscale kortingen betalen. De BIKK zou worden omgezet naar de fondsen. In het amendement van de heer Omtzigt wordt vastgesteld dat daaraan nogal wat vastzit. Er zijn variabelen. Dit is eigenlijk niet de drager voor zo'n verstrekkend besluit. Ik ben daar wel gevoelig voor. Ik ben benieuwd wat de staatssecretaris er tegenin te brengen heeft.

Ik vind het een goede zaak dat ernstig zieke kinderen tussen zestien en zeventien die langer dan zes maanden ziek zijn recht hebben op kinderbijslag. Ik heb daar waardering voor.

VNO-NCW lobbyt volop om alsnog het systeem van de eerstedagmelding van tafel te krijgen. De Kamer hecht niet voor niets unaniem belang aan de eerstedagmelding. Het systeem leidt tot fraudepreventie en zwart werken wordt ermee bestreden. Daar komt nog bij dat de polisadministratie de burger straks veel betere diensten zal kunnen bieden dan een systeem dat geen eerstedagmelding kent. Met het voorstel van VNO-NCW om de melding te vervangen door een registratie verdampt de actualiteitswaarde en daarmee de winst die wij wensen te realiseren. Ik ben niet ontvankelijk voor de argumentatie van VNO-NCW.

Minister De Geus:

Het is wat ongebruikelijk in eerste termijn, maar ik wil een verhelderende vraag stellen. De opmerkingen over de BIKK en de EDM kan ik herleiden tot de voorstellen die wij hebben gedaan. Bij welke wijzigingsvoorstellen horen de andere vragen echter? Ik ken de discussies op die punten, maar is er een relatie met de nu concreet voorgestelde wetswijzigingen? Ik loop het risico dat ik de Kamer lang en uitvoerig ga antwoorden.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik reageer op de vragen die in het verslag zijn gesteld door het CDA.

Minister De Geus:

Nee, het gaat mij om de eerste punten uit uw bijdrage, tot uw inbreng over EDM en BIKK. Het ging over vakken vullen, tot en met de limitatieve gegevens voor de Belastingdienst. Wilde u die punten in het algemeen aan de orde stellen of hebben zij betrekking op een van de concrete wetswijzigingen die nu worden voorgesteld?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Alles wat ik gezegd heb, heeft betrekking op de wetswijzigingen. Ik heb, toen het ging over sollicitatieplicht, in het verslag gevraagd waarom de bevoegdheid van het UWV om af te wijken, niet in dit wetsvoorstel is geregeld. U heeft daar niet op geantwoord. Vervolgens heeft u wel op ondergeschikte, andere punten geantwoord; daarom zeg ik dat deze erbij horen.

Minister De Geus:

Het is mij duidelijk. Het gaat om de punten die u mist in deze wetswijzigingen, maar het gaat niet om onze voorstellen als zodanig.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Als het gaat om het enige punt waar ik...

De voorzitter:

Het is de minister helder; hij heeft geknikt. Ik ga ervan uit dat hij de verheldering heeft gekregen die hem in staat stelt om straks te kunnen antwoorden.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Nee, ik moet hier toch iets toelichten. De minister heeft in de nota naar aanleiding van het verslag aangegeven op welke wijze de sollicitatieplicht beoordeeld moest worden van iemand die aan het einde van een reïntegratietraject een werkaanbod heeft.

De voorzitter:

Mevrouw Noorman-den Uyl, de minister knikt; dus ik neem aan dat het hem helder is.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dus ik val binnen het kader van de wet?

Minister De Geus:

Natuurlijk.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Dit wetsvoorstel voorziet in een veelheid van punten op het terrein van de sociale verzekeringen waarop aanpassing noodzakelijk is. Op de meeste punten heeft mijn fractie een bevredigend antwoord gekregen in de nota naar aanleiding van het verslag. Op een groot aantal punten zijn ook onduidelijkheden weggenomen. De CDA-fractie is verheugd dat werklozen in de toekomst ook in de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte en Zwitserland cursussen kunnen volgen ter voorbereiding op een bijna zekere baan. Ook stemt het ons tevreden dat voor zieke kinderen van 16 en 17 jaar die geen onderwijs kunnen volgen, het recht op kinderbijslag zal bestaan. Daar hechten wij vandaag zeer aan. Toch resteert er nog een aantal punten waarover wij graag met de minister van gedachten wisselen, mede naar aanleiding van de twee uitgebreide nota's van wijziging.

Het voorstel regelt dat het UWV gegevens uit haar polisadministratie, verkregen via de Belastingdienst, kan doorgeven aan private instanties zoals pensioenfondsen. Nu heeft mijn fractie er tijdens de algemene politieke beschouwingen in het kader van de vermindering van de administratieve lasten voor gepleit dat gegevens zoveel mogelijk via één loket worden gecommuniceerd. Private partijen zouden gestimuleerd kunnen worden om gebruik te maken van voor de hand liggende gegevens die beschikbaar zijn bij het UWV en de Belastingdienst. De minister geeft aan dat de wijziging tot gevolg heeft dat private instanties de gegevens via dat ene loket kunnen opvragen, maar dat het niet met dat doel is geïntroduceerd. Toch ziet mijn fractie hierin een grote kans om administratieve lasten voor werkgevers te verminderen. Kan de minister aangeven hoe en wanneer pensioenfondsen en eventueel ook anderen het recht en de mogelijkheid krijgen om deze gegevens te gebruiken? Dit zou namelijk een heel mooie spin-off zijn van een accurate polisadministratie. Graag verkrijg ik een reactie van de minister.

Ook ik wil ingaan op het punt van de BIKK, in navolging van collega Noorman-den Uyl. Sinds 2001 worden de fondsen van de volksverzekeringen gecompenseerd voor een daling van de premieopbrengsten als gevolg van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit betekende dat het systeem van belastingvrije sommen werd vervangen door een systeem van heffingskortingen en het arbeidskostenforfait door de arbeidskorting, met als gevolg een lagere premieopbrengst. Immers, van je belastingschijf mag je de heffingskorting aftrekken. De hoogte van deze bijdrage en de kosten van de kortingen, de zogenaamde BIKK, worden jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belasting- en premietarieven. Voor 2006 gaat het hier om 3 mld. op de begroting Sociale Zaken en 4,4 mld. op de begroting Volksgezondheid. Dat zijn grote bedragen. De berekeningswijze voor deze compensatie ligt vast in de wet.

De financiering van de volksverzekeringen door middel van premies is voor mijn fractie een zeer principieel punt. Er dient een scheiding te zijn tussen premies en algemene middelen. Zoals mijn fractie bij de behandeling van de Veegwet inkomstenbelasting 2001 al heeft aangegeven, is de BIKK vooral een pragmatische oplossing. Er zijn betere alternatieven denkbaar, maar daar valt het delegeren van de compensatieberekening naar lagere regelgeving zeker niet onder. Mijn fractie is niet overtuigd door de argumentatie van de minister. Dat is ook de reden waarom mijn fractie een amendement heeft ingediend waarmee de huidige situatie wordt gehandhaafd. Met het voor ons liggende wetsvoorstel wordt dan de scheiding helderder en er bestaat geen gedelegeerde regelgeving. Mijn fractie kan zich overigens voorstellen dat er op termijn naar een meer zuivere oplossing wordt gezocht voor de compensatie van de fondsen. Laat ik in dit verband vaststellen dat uit de beantwoording blijkt dat onze vraag over een mogelijk alternatief verkeerd is geïnterpreteerd of gelezen. Wij begrijpen dat bij afschaffing van de rijksbijdrage zonder grondslagverbreding de premie wel moet stijgen. Dat was ook niet onze gedachte bij de exercitie. Onze vraag betrof de situatie met een grondslagverbreding waarbij nog slechts de algemene heffingskorting op de premie volksverzekering in mindering wordt gebracht en voor het overige volledig ten laste van de belastinginkomsten komt.

Voorzitter. Met de tweede nota van wijziging wordt een weeffout verbeterd waarover toch enige onrust was ontstaan. Over de inkomensafhankelijke bijdrage ingevolge de zorgverzekeringwet is na de nota van wijziging geen vakantiegeld meer verschuldigd. De CDA-fractie dankt de minister voor deze wijziging die het bedrijfsleven een forse kosten- en administratiepost bespaart. Op welke manier zal de regering tijdig voor 1 januari ruchtbaarheid geven aan deze belangrijke, technische wijziging?

Ten slotte: in de nota van wijziging staat ook een onderdeel waarover wij verbaasd waren. Er wordt een tijdelijk artikel 83i aan de wet toegevoegd, een artikel dat voorziet in een arbeidsverledenbeschikking. De tijdelijkheid is rekkelijk, want er wordt benadrukt dat tot 2012 nog van het tijdelijke artikel tijdelijk mag worden afgeweken. Dus de tijdelijkheid kan een behoorlijke tijd gelden. Het artikel zal zeker tien jaar blijven gelden. Het heeft in zekere mate een overlap met artikel 33a van dezelfde wet. Dat artikel wordt gehandhaafd. Tegelijkertijd is het verzekerdenbericht nog niet voldoende veranderd. Dat verzekerdenbericht is de uitkomst van de motie-Omtzigt/Weekers van 2004. Wij willen gewoon een helder verzekerdenbericht, een bericht waarin staat: u hebt dit jaar zoveel premie betaald en dat geeft u zoveel recht op een uitkering ingevolge de WW en de WAO in het geval u arbeidsongeschikt dan wel werkloos wordt. Mijn fractie heeft een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat iedereen elk jaar wordt meegedeeld wat de kosten van de sociale zekerheid zijn. Die zijn groot. Net hadden wij het al over miljarden. Iedereen moet ook weten wat zijn rechten zijn. Op die manier komen wij met dit wetsvoorstel toe aan een sociale zekerheid die zeker is, omdat in de wet vastligt hoe de premies gescheiden blijven van de belastingen. Verder ligt dan vast dat over de rechten en de plichten van de verzekerde elk jaar op een heldere en eenduidige manier met de rechthebbende wordt gecommuniceerd.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de termijn van de kant van de Kamer. Kan de minister direct antwoorden?

Minister De Geus:

Ik ga een poging doen, voorzitter. Het kan zijn dat ik enige assistentie nodig heb van de ambtenaren, maar als dat het geval is zal die worden aangereikt.

Voorzitter. Ik wil beginnen met mijn excuses te maken voor de interruptie van zojuist. Ik maakte die om een goede beantwoording mogelijk te maken. Ik weet natuurlijk welke discussies spelen en waarover iets is gezegd in het verslag en in de nota naar aanleiding van het verslag. Waar het mij echter om ging, was de vraag of mevrouw Noorman die discussie op een ordentelijke manier wil afronden of dat zij het speciaal wil hebben over een van de wetswijzigingen. Ik heb uit het haar opmerkingen opgemaakt dat het haar echt gaat om de discussiepunten uit het verslag van de Kamer en die uit de nota naar aanleiding van het verslag. Er zaten mijns inziens geen punten bij die specifiek betrekking hebben op een van de door ons voorgestelde wetswijzigingen. Dat wilde ik weten, zodat ik een reactie daarop niet zou vergeten. Mocht het zo zijn, dat ik haar toch verkeerd heb begrepen, dan weet ik zeker dat mevrouw Noorman mij bij interruptie wil helpen.

Zij sprak over de situatie van mensen die terwijl zij een baan hebben op zoek zijn naar iets anders. Ik denk aan scholing of aan het volgen van een bepaald traject. Voor mensen die onder de WW vallen geldt een sollicitatieplicht. Wat de startkwalificatie betreft: als zodanig is er geen invloed voor toepassing van het begrip noodzakelijke scholing. Er is niet gedefinieerd welke scholing nodig is. Het bepalen van de noodzakelijke scholing is altijd een kwestie van maatwerk. In het individuele geval wordt bekeken wat nodig is. Daarvoor is dus niet een algemene lijn te trekken. De vraag of die scholing mag worden afgemaakt, moet gerelateerd worden aan de vraag in hoeverre zij mag worden afgemaakt met vrijstelling van sollicitatieplicht. Die vrijstelling loopt tot twee maanden voor de vermoedelijke afronding van de scholing. Als je binnen twee maanden afronding verwacht, is het redelijk dat je pro-actief solliciteert om op het moment dat de scholing klaar is, daadwerkelijk werk te hebben. In de nota naar aanleiding van het verslag hebben wij daar een uiteenzetting over gegeven. In het verlengde daarvan hebben wij een paar opmerkingen gemaakt over de situatie waarin al een baan aanvaard is. Daar moet enige souplesse betracht worden. De begrippen "redelijk" en "billijk" liggen ten grondslag aan het beleid.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

In die nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister dat hij het niet wenselijk vindt dat het UWV de sollicitatieverplichting oplegt twee maanden voor het eind van de scholing als er aan het eind van die periode een baangarantie is. Daar heb ik waardering voor. De minister neemt, zonder dat dat strikt in de regelgeving is vastgelegd, de ruimte om het UWV die individuele bevoegdheid te geven. Ik herinner aan mijn schriftelijke vragen van maart jongstleden. Daarin is sprake van een vergelijkbare situatie. Daarop is geantwoord dat het UWV die bevoegdheid niet heeft. Ik heb de minister twee voorbeelden gegeven waarvan ik zeg dat het UWV op grond van redelijkheid en billijkheid de bevoegdheid heeft om in een kleine tijdspanne voor een ondergeschikte individuele situatie wel degelijk af te wijken van de rigide richtlijn die er volgens de minister zou zijn. Ik wijs op het antwoord op mijn vraag (nr. 205) van 22 maart. Ik ben dus blij met de interpretatie die de minister hier geeft, maar ik verwacht dat hij de genoemde voorbeelden onder die figuur wil laten vallen. Als hij ja zegt, hoef ik geen motie in te dienen. Als hij het genoemde geval het enige redelijke en billijke vindt, dan heb ik een Kameruitspraak nodig.

Minister De Geus:

Een eventuele discongruentie met de beantwoording van eerdere Kamervragen vraagt natuurlijk om opheldering. Ik zal die opheldering straks geven; het moet even worden nagezocht. Het kan niet zo zijn dat ik schriftelijk iets anders beweer dan mondeling.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voor de ambtenaren: het gaat om nr. 1398.

Minister De Geus:

Zij verheugden zich al op dit debat. Ik weet zeker dat zij de zaak kunnen ophelderen.

Ik kom op de bevoegdheid om gegevens uit te wisselen. Het College bescherming persoonsgegevens houdt hierop toezicht. Hoe weten wij zeker dat het goed gaat? De gegevensverstrekking aan de pensioenfondsen en de verzekeraars is gelijk aan de gegevensverstrekking die nu al mogelijk is op grond van de Wet SUWI. De gegevens zijn straks alleen afkomstig van de Belastingdienst. Om die reden wordt nu precies geregeld om welke gegevens het gaat en met welk doel. Dat wordt geregeld in het Besluit SUWI. Over dit besluit heeft het CBP geadviseerd. Het heeft twijfels geuit over de vraag of de verzekeraars van eigenrisicodragers de gegevens wel zullen gebruiken alleen voor die verzekeringen en niet voor andere verzekeringen. Dat mag namelijk niet op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens. Daar moet het CBP dan ook toezicht op houden. Wij moeten erop vertrouwen dat het goed gaat. De wettelijke normen zijn er. Zo zit de morele samenleving in elkaar: regels en handhaving. Ook in dit geval is dat via toezicht geregeld.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik heb gevraagd hoe het toezicht nu plaatsvindt. Ook nu zou op grond van de SUWI-wet het College Bescherming Persoonsgegevens toezicht moeten houden op de pensioenfondsen. Die hebben reeds gegevens met de waarborg dat die voor niets anders gebruikt mogen worden dan waarvoor die bedoeld zijn. Heeft de minister die waarborgen ook?

Minister De Geus:

Mevrouw Noorman heeft een punt dat de nieuwe wetgeving noodzaakt om, omdat de gegevens niet bij de UWV liggen maar bij de Belastingdienst, scherp te krijgen over welke gegevens het gaat. Daarom is het in het SUWI-besluit geregeld. Het CBP heeft daarover geadviseerd. De twijfels van het CBP hebben alleen betrekking op de verzekeraars van eigen risico. Het CBP heeft gezegd daar expliciet toezicht op te gaan houden.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Wil de minister het uitvoeringsbesluit dat nu bij de Raad van State ligt voordat het in werking treedt voorleggen aan de Kamer?

Minister De Geus:

Dat denk ik niet. Het moet allemaal snel geregeld worden. Ik weet niet of het op tijd kan als het ook nog langs de Kamer moet. Ik zoek dat uit.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik krijg daar dus nog antwoord op.

Minister De Geus:

Mevrouw Noorman sluit zich aan bij de vragen van de heer Omtzigt als het gaat om BIKK en eerstedagmelding. De heer Omtzigt heeft bij de BIKK gepleit voor het niet afschaffen daarvan en hij heeft een alternatief in bespreking gebracht. Van de variant waarover het CDA in het verslag vragen stelt, namelijk om de BIKK-middelen niet te vervangen door een reguliere Rijksbijdrage maar door premieheffing, zijn de ingrijpende gevolgen uiteengezet. Dat leidt tot inkomenseffecten, een negatief belastingtarief in de eerste schijf en een overschrijding van het in de wet in verband met de vergrijzing vastgelegde maximum AOW-percentage van 18,25. Het stelt mij gerust dat een dergelijke vergaande variant niet direct wordt bepleit. De heer Omtzigt wil de derving van deze inkomsten volledig ten laste van de belasting laten komen. Mag ik het zo begrijpen?

De heer Omtzigt (CDA):

Ja. De BIKK heeft dan alleen betrekking op de algemene heffingskortingen en niet op alle andere heffingskortingen. Dan treden die effecten niet op. Ik wil overigens iets rechtzetten. Het CDA heeft geen grote principiële bezwaren tegen een negatieve eerste belastingschijf.

Minister De Geus:

Het is goed om dat vast te leggen. Het is vast niet de laatste keer dat wij het daarover hebben. Ik neem hier goede nota van.

Wat zijn de redenen voor afschaffing van de BIKK? In de ogen van de regering is het vooral een technische exercitie ter vereenvoudiging. Wij hebben eens goed gekeken hoe het met de BIKK zit. Er wordt een algemene Rijksbijdrage in het Ouderdomsfonds gestort om het tekort aan te zuiveren tot nul. Daardoor is de BIKK als zodanig voor het Ouderdomsfonds overbodig omdat die nu eenmaal voor het ontbrekende deel wordt aangevuld. De BIKK leidt tot onnodige overschotten in het Nabestaandenfonds. De BIKK kan in het AWBZ-fonds vervangen worden door een jaarlijks vast te stellen Rijksbijdrage. De afschaffing van de BIKK leidt tot deregulering en heeft geen gevolgen voor het totaal aan Rijksbijdragen in het Ouderdomsfonds. Het leidt ook niet tot andere premiepercentages, waardoor er geen inkomenseffecten optreden. Er is dus geen sprake van fiscalisering. Dat zijn de redenen voor de afschaffing van de BIKK. Die is in 2001 ingevoerd, maar er zijn goede redenen voor afschaffing.

De heer Omtzigt heeft in plaats van deregulering liever principialisering, door aan te sluiten bij de vaste lijnen van de sociale verzekering. Ik nodig hem uit om de deregulering en de overbodigheid uit het oogpunt van fondsenpolitiek nogmaals te wegen. Ik hoop dat hij de argumenten van de regering dan kan volgen. Hetzelfde moet ik mevrouw Noorman zeggen; zij heeft niet alles uitgesproken, maar zich wel bij diens vragen aangesloten.

Nu het verzekerdenbericht en de verzekerdenadministratie. Naast de wenselijkheid van een goed verzekerdenbericht spelen uiteraard ook de technische mogelijkheden: wat kan technisch, wat kan niet technisch en wat kan nog niet technisch? In ieder geval kan technisch niet, of nog niet, het verzekerdenbericht geven volgens de bedoeling van de wetgever. Als de Kamer wil dat dit een bericht wordt met alles erop en eraan, dan hoort daar in ieder geval een termijn bij: ermee starten in 2006, maar het volle verzekerdenbericht zoals men dat voor ogen heeft, komt pas in 2009. In het overleg met de Kamer heb ik dat altijd betoogd. In de tussentijd blijven er natuurlijk verzekerdenberichten komen: het start met een opnamebericht en het wordt geleidelijk gevuld met alle mogelijke informatie. Wij willen de mensen uiteraard zo goed mogelijk informeren. Het antwoord op de vraag of dat te zijner tijd met een volledige indicatie van de opgebouwde rechten kan, moet ontkennend zijn: nee dus, want de polisadministratie zou behoorlijk gecompliceerd worden als we dat ook uit het verzekerdenbericht moesten laten komen. Maar om de heer Omtzigt tegemoet te komen: voor de berekening van de rechten zouden we een eenvoudige en voor de mensen bruikbare tool kunnen ontwikkelen, waarnaar in het verzekerdenbericht wordt verwezen. Natuurlijk zullen er mensen zijn die het leuk vinden dat zij in die administratie zitten, maar zich afvragen wat dit zou betekenen als ze werkloos of arbeidsongeschikt worden. In het verzekerdenbericht zou kunnen staan waar de tool kan worden gevonden om de gevolgen precies uit te rekenen, waarbij kan worden aangesloten bij de variabelen die in het verzekerdenbericht staan. In het verzekerdenbericht zelf zal dit echter niet lukken, daarvoor is de zaak helaas technisch niet ingericht. Met ons streven om in de aanloop naar 2009 al zo veel mogelijk toe te werken naar de eindsituatie en de toezegging dat we een brug slaan naar de eindsituatie door de mensen in staat te stellen om hun opgebouwde rechten te berekenen, kom ik echter op twee punten aan de wens van de heer Omtzigt tegemoet.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik ben u zeer erkentelijk voor het toesturen van die berichten vanaf 2006, juist vanwege het draagvlak voor de sociale zekerheid. Ik constateer wel dat het niet heel moeilijk is om op dat bericht meer gegevens te zetten. Als op dat bericht staat dat iemand over € 30.000 premies heeft afgedragen, het SV-loon, dan is het percentage daarover 0,7. De grote waarde van Walvis en Wfsv is dat alles 70% is van het SV-loon. Dat komt dus op € 21.000, € 30.000 maal 0,7, een bedrag van € 1583 per maand. Dat bedrag is gemakkelijk uit het hoofd uit te rekenen en binnen drie jaar op het bericht te vermelden. Alle tussenvormen, zoals partiële werkloosheid, hoeven niet vermeld te worden. Het gaat om een indicatie van het bedrag waarop iemand recht heeft als hij op korte termijn zijn baan verliest. Uit het bericht kan blijken: als iemand op 1 januari zijn baan verliest, dan heeft hij recht op zes, zeven of negen maal € 1583. Daarbij kan ook vermeld worden dat de sollicitatieplicht onverkort van toepassing is. Ik pleit daarvoor om de inzichtelijkheid van de sociale zekerheid een duw te geven. Het hoeft niet gecompliceerd te zijn.

Minister De Geus:

U geeft precies aan waar het probleem zit. U bedoelt dat op het verzekeringsbericht niet alleen staat welke gegevens zijn opgenomen in de polis, de entreekant, maar ook welke rechten en plichten de verzekeringen met zich meebrengen? Als daarop komt te staan dat de sollicitatieplicht wordt gehandhaafd, dan moet ook vermeld worden dat deze niet geldt als een opleiding wordt gevolgd en dat er mogelijkheden van ontheffing van de sollicitatieplicht zijn. De mededeling op het verzekeringsbericht dat de sollicitatieplicht van kracht is, zou dus niet correct zijn zonder verwijzing naar de wettelijke uitzonderingen. Bovendien zijn ook bij het uitkeringsniveau kanttekeningen te zetten bijvoorbeeld als het salaris gebaseerd is op dagloon; de berekening van de uitkering volgt dan een andere systematiek. Ik pleit daarom voor een toolkit die via internet opvraagbaar is. De ambitie om de verzekerde aan de hand van het verzekeringsbericht inhoudelijk te informeren over zijn verzekering is interessant en goed om het draagvlak te verbeteren. Ik wil mij echter niet wagen aan de schijnzekerheid van de gegevens op dat bericht. Er kan weliswaar worden aangegeven dat aan de informatie geen rechten kunnen worden ontleend, maar dat zou een lullig bericht zijn. Het lijkt mij beter om de verzekerde via het genoemde tool inzicht te geven in de rechten en plichten. Ik zeg u toe dat bij dat tool ingezoomd wordt op het verzekeringsbericht dat de verzekerde bij de hand heeft zodat daar vanuit kan worden gegaan. Die weg lijkt mij betrouwbaarder want op die manier kan een beslisboom worden voorgelegd met vragen zoals "volgt u op dit moment een opleiding of bent u van plan om dat te gaan doen?". Op die manier wordt trefzekerder gewerkt.

Ik moet nog antwoorden op een vraag van mevrouw Noorman. De Raad van State heeft positief geadviseerd over het besluit SUWI en het gegevensverkeer. Dat treedt op 1 januari 2006 in werking. Het besluit wordt een dezer dagen gepubliceerd.

Het UWV heeft op grond van de WW niet de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen van de sollicitatieplicht. In artikel 24 is wel de bevoegdheid opgenomen om bij ministeriële regeling groepen van werknemers aan te wijzen die vrijgesteld zijn van de sollicitatieplicht. Dat is vastgelegd in de Regeling vrijstelling verplichtingen WW. Daarnaast heeft het UWV wel de mogelijk om "in voldoende mate trachten passende arbeid te verrichten" – dit is dus de sollicitatieplicht – in te vullen. Op die manier kan het UWV maatwerk leveren. Dit neemt niet weg dat de sollicitatieplicht op zichzelf wel bestaat. Het is dus niet zo dat deze vervalt, het gaat erom of de nakoming van deze plicht in voldoende mate plaatsvindt. Verder verwijs ik naar de brief van 18 november.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik constateer dat de minister nu ruimte ziet in de regelgeving die hij tot op heden niet eerder heeft gegeven. Verder ben ik blij dat hij in de toelichting op het wetsvoorstel zegt dat het onwenselijk is dat iemand die al een baan heeft gevonden, twee maanden daarvoor nog bij andere werkgevers gaat solliciteren. In dat licht vraag ik hem wel om de vragen die ik hem op 22 maart heb gesteld, opnieuw te bezien. Dit zal ik hem straks ook nog in een motie meegeven.

Minister De Geus:

Mevrouw Noorman vraagt naar de congruentie met mijn eerdere beantwoording. Wellicht is er inderdaad een subtiel verschil. Ik maak een onderscheid tussen enerzijds het bestaan van de sollicitatieplicht en het wel of niet vervallen daarvan en anderzijds het toetsen van nakoming van die plicht. Het gaat daarbij om de plicht die wettelijk is omschreven als de plicht om in voldoende mate passende arbeid te verrichten. In die weging kan het UWV concluderen dat "in voldoende mate" is vervuld omdat er bijvoorbeeld al een baan is gevonden. Het UWV kan "in voldoende mate" zelf invullen. Dat is echter iets anders dan dat die plicht niet meer zou bestaan. Laat dat de helderheid zijn die wij met elkaar tussen maart en nu hebben verkregen.

Ik moet nog drie vragen van de heer Omtzigt beantwoorden, allereerst de vraag over hoe het zit met het gebruik van één loket en de polisadministratie. Het kabinet ondersteunt het streven om de verschillende instanties zo veel mogelijk via één loket te laten communiceren. Het starten van die polisadministratie is een heel belangrijke stap. Ook pensioenfondsen kunnen gebruikmaken van de gegevens, waarbij zij zelf bepalen in welke mate zij hun administratie erbij aansluiten. Op dit punt bestonden aarzelingen, die onder andere tot uitdrukking kwamen in het advies van de Stichting van de Arbeid over de nieuwe pensioenwet. Eigenlijk is die nieuwe pensioenwet ook een sluitstuk van deze wetgeving. Daarin wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om maatwerk te leveren bij het vastleggen van afspraken in een uitvoeringsovereenkomst. Het optimaal gebruikmaken van de polisadministratie kan een belangrijke stap zijn om één loket te creëren voor de werkgever. De enige beperkende factor daarbij is de bescherming van de persoonsgegevens. Zojuist heb ik uiteengezet dat het advies van het CBP hierover positief was, behalve dat men dat ene risico op dat ene punt zag. In het toezicht zal men daaraan dan ook aandacht besteden.

De CDA-fractie heeft gevraagd naar het geven van ruchtbaarheid aan de technische wijziging waardoor over de inkomensafhankelijke bijdrage geen vakantiegeld verschuldigd is. Dit wordt natuurlijk meegenomen in de algemene voorlichting aan de werkgevers; zowel op de website als bij de publieksinformatietelefoon komt dat aan de orde. Omdat op dit moment bij het ministerie van VWS die campagne loopt, heb ik ook contact gelegd – dat was uw vraag niet, maar ik meld het hier toch even – met mijn collega van VWS om mij ervan te vergewissen dat daar hetzelfde gebeurt. Dus ook bij die publieksinformatie wordt dit punt meegenomen. Van belang is dat werkgevers op dit moment bij de bepaling van het vakantietoeslag geen rekening hoeven te houden met de werkgeverspremie voor de Ziekenfondswet. Het voorstel uit de Verzamelwet bewerkstelligt dus dat de bestaande en voor de werkgevers bekende gang van zaken ook na 1 januari 2006 blijft bestaan.

Gevraagd is of er niet sprake is van grote overlap tussen artikel 83i en artikel 33 van dezelfde wet en of ik bereid ben om het verzekerdenbericht een wettelijke basis te geven. Artikel 33a gaat over de arbeidsverledenbeschikking. Dat artikel komt te vervallen. In artikel 83i Wet SUWI komt er in plaats daarvan een overgangsbepaling die inhoudelijk inderdaad op het oude artikel lijkt. De overgangsbepaling houdt in dat de arbeidsverledenbeschikking blijft bestaan, zolang het verzekerdenbericht de informatie over het arbeidsverleden nog niet bevat. Het is wel degelijk de bedoeling dat het een opgaat in het ander en dus geïntegreerd wordt, maar zolang dat nog niet het geval is, blijven beide bestaan.

Hiermee dacht ik de verschillende vragen te hebben beantwoord.

De voorzitter:

Ik heb ruimte gelaten om te interrumperen en zou nu het liefst alleen het indienen van moties willen toestaan. Ik verzoek u allen zich naast het indienen van moties te beperken tot een minuut.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Ik ben blij te beluisteren dat de minister in kleinschalige, bijzonder geformuleerde situaties misschien niet onwillig is om iets te doen rondom de sollicitatieplicht, zij het dat hij niet aan de plicht als zodanig iets wil doen, maar wellicht afzien van het sanctioneren van het niet-solliciteren dan wel het solliciteren omzetten in mantelzorg. Daar gaat mijn motie over.

De Kamer,Noorman-den Uyl

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat thans het UWV niet de vrijheid heeft om in incidentele gevallen werklozen met een WW-uitkering ontheffing van de sollicitatieplicht te geven vanwege redelijkheid en billijkheid;

van mening dat het niet vruchtbaar en redelijk is om een jarenlange sollicitatieplicht op te leggen aan een oudere werknemer voor een zeer beperkt aantal werkloze uren per week als men voor die uren mantelzorg doet;

van mening dat een sanctie op niet solliciteren niet passend is indien er na het aanvaarden van een baan tijdens de korte tussenliggende periode niet meer is gesolliciteerd;

verzoekt de regering, het UWV thans de bevoegdheid te geven om op grond van redelijkheid en billijkheid in incidentele, kleinschalige situaties het solliciteren voor de vacature om te zetten in mantelzorg dan wel het niet-solliciteren niet te sanctioneren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Noorman-den Uyl. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(30238).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere beantwoording. Ik beperk mij tot de twee amendementen.

Het amendement over de BIKK en deregulering. Volgens ons is er geen sprake van deregulering wanneer er een ministeriële regeling moet worden uitgevaardigd. Het is veel makkelijker om een berekening te maken op basis van bestaande wetten. Het kost een ambtenaar echt nog geen dag per jaar om daar even naar te kijken en aangezien het een miljardenoperatie betreft, lijkt het ons redelijk om de BIKK te handhaven. Wij blijven openstaan voor suggesties om de BIKK op een andere manier te berekenen, maar niet in ministeriële regelingen, want dan zou een volgende regering een miljardenverschuiving kunnen plegen buiten deze Kamer om en daar heb ik principiële bezwaren tegen.

Ten aanzien van het verzekerdenbericht gaf de minister twee argumenten. Het eerste argument was dat het SV-loon niet beschikbaar was. Het SV-loon is beschikbaar. De coördinatie is nog niet optimaal, maar het SV-loon over een heel jaar is beschikbaar. Uitkeringsgrondslag is 70%. Men betaalt vaak vele duizenden euro's aan WW- en WAO-premies. Dat is meer dan bij een normale verzekering en ook daar staan de rechten van de verzekerde. In heel kleine lettertjes staat in de polisvoorwaarden dat, als men dronken achter het stuur zit, dit niet geldt. Ik snap dus wel dat het niet zo gemakkelijk is. Daarom hebben wij op verzoek van de minister 2009 als ingangsdatum gekozen. Er is dus alle tijd om ernaar toe te werken. Toch handhaven wij ons amendement. Daarbij gaat het om een indicatie, een bericht en dus geen beschikking, van de opgebouwde rechten.

Minister De Geus:

Voorzitter. In de motie van mevrouw Noorman-den Uyl herken ik de consistente lijn van de fractie van de Partij van de Arbeid om op dit punt souplesse te betrachten bij de beoordeling van de sollicitatieplicht. Ik heb goed naar mevrouw Noorman geluisterd toen zij de motie toelichtte. Zij pleit in dit geval niet voor... ontheffing?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik heb de motie zo geredigeerd, dat het UWV toestemming krijgt om bij een heel kleinschalige werkloosheid van een oudere werknemer het solliciteren om te zetten in een mantelzorg. Dat is geen ontheffing van de plicht; in wezen komt het neer op de bestaande mantelzorgregeling voor de categorie van 57,5 jaar en ouder. Ik heb het ook over die groep. Dit geldt dan alleen niet voor 20 uur; die 20 uur staat niet in de wet. Het zou mogelijk zijn, als iemand 33 uur per week werkt en 7 uur werkloos is en bovendien al oud. De tweede optie is dat er niet wordt gesanctioneerd. De plicht blijft bestaan, maar het is onwenselijk dat iemand blijft solliciteren, terwijl de werkgever weet dat die persoon over twee weken bij hem komt opdraven. De motie valt dus binnen de marge.

Minister De Geus:

Er is geen twijfel over dat u zich aan de spelregels houdt. In dit debat wilde ik dit ook op geen enkel moment aan de orde stellen. In de motie verzoekt u de regering de bevoegdheid te geven om op grond van redelijkheid en billijkheid de sollicitatieplicht om te zetten in mantelzorg. Doordat in de motie geschreven wijzigingen zijn aangebracht, is die voor mij moeilijk te lezen. Ik lees: in een kleinschalige situatie het solliciteren voor alle uren om te zetten in de vacature in mantelzorg dan wel het niet-solliciteren...

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dat is niet de goede tekst. Wat de minister voorleest, is wartaal. Hij kan mijn handschrift niet goed lezen.

Minister De Geus:

Ik dacht al dat ik het niet begreep, maar het is dus wartaal.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Nee, wat u voorleest, is wartaal, maar wat er in de motie staat, klopt.

Minister De Geus:

In drie regels is de getypte tekst twee of drie keer met de hand gewijzigd. Dat handschrift kan ik wel lezen. Daar staat: het eren voor de vacature om te zetten in mantelzorg dan wel het niet-solliciteren niet te sanctioneren. Ik kan het zo toch echt niet lezen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Dat begrijp ik. Daarom wil ik het even voorlezen. Ik kan ook zeggen wat er staat.

De voorzitter:

Ik lees het dictum voor: verzoekt de regering het UWV thans de bevoegdheid te geven om op grond van redelijkheid en billijkheid de vacature in incidentele kleinschalige situaties het solliciteren voor...

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

...de vacature-uren om te zetten in mantelzorg.

De voorzitter:

Dat staat er niet. Ik ga verder: het solliciteren voor uren om te zetten in mantelzorg dan wel het niet-solliciteren niet te sanctioneren. Dit staat er.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik kom toe aan de vraag van de heer Omtzigt. De rijksbijdrage komt niet in een ministeriële regeling aan de orde, maar die wordt zichtbaar gemaakt in de begroting van SZW, zodat die voor de Kamer transparant blijft. Dus wat dat betreft is er geen sprake van het risico dat de heer Omtzigt meende te zien in een verdwijntruc, waardoor dit via een ministeriële regeling allemaal zou kunnen worden geregeld. Dat is niet het geval. Dit wordt gewoon in de begroting van SZW zichtbaar gemaakt en blijft dus transparant voor de Kamer, die dit politiek goed kan volgen.

De deregulering betreft niet alleen een bezuiniging op het aantal ambtenaren, al nemen wij dat graag mee, hetgeen de heer Omtzigt ook plezier zal doen. Dat staat hier echter niet voorop. Het gaat hier om het feit dat de boekingen en het inzichtelijk maken van de functie van de BIKK eigenlijk overbodig is voor het ouderdomsfonds en voor het nabestaandenfonds leidt tot overschotten. Daarmee komen hier dus twee zaken enigszins tegenover elkaar te staan vanuit de gedachte die de heer Omtzigt heeft ontvouwd. Van de rechtlijnigheid in de verzekeringsgedachte komt men aan de BIKK. Wij zeggen dat wij komen aan het afschaffen van de BIKK, gelet op de functionaliteit en de efficiency, punten waarop de CDA-fractie het kabinet bij herhaling aanspreekt. Er zijn dus geen inkomensgevolgen. Het gaat dus niet om de rechten van de mensen. Het is zuiver een kwestie hoe wij op de eenvoudigste wijze de begroting presenteren.

Ik wil hier ook graag zeggen dat ik eigenlijk wel blij ben dat wij hier ook gehoor kunnen geven aan het verzoek bij alle debatten: waar het eenvoudiger en efficiënter kan, doe dat dan ook. Ik ben blij dat wij hier een voorstel kunnen presenteren waarin wij dat daadwerkelijk een keer kunnen doen. Ik doe nogmaals een appel op de heer Omtzigt om op dit punt de regering te volgen.

De heer Omtzigt heeft bij zijn amendement gezegd dat hij begrijpt dat er niet een totaaloverzicht van rechten en plichten kan zijn. Hij heeft daar nu van gezegd: laat dit een indicatie zijn. Ik heb goed geluisterd naar dat woord. Een indicatie is een duiding, een verwijzing. Als ik het amendement zo mag begrijpen dat wij dan ook in technische zin aan de strekking van het amendement uitvoering kunnen geven waarbij die indicatie voor bepaalde zaken ook een verwijzing kan zijn waar te vinden is wat de rechten zijn, zouden wij met die tekst kunnen leven.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik ga ervan uit dat er geen derde termijn van de Kamer meer is. Ik begrijp dat daarvoor volle instemming bestaat. Ik maak aan de medewerkers mijn excuses dat het vanavond heel laat is en mogelijkerwijs wordt, vanwege het feit dat over deze wetsvoorstellen morgen moet worden gestemd.

Naar boven