Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Vendrik aan de minister van Financiën over het bericht dat de Europese Rekenkamer van mening is dat Nederland ten onrechte de afdracht van Europese invoerrechten meetelt bij de berekening van de nettobetalingspositie van Nederland.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Minister Zalm roept al jaren dat Europa veel te duur is voor Nederland. Wij betalen per inwoner veruit het meeste aan Europa. Daarmee heeft minister Zalm in Nederland veel succes geboekt, want veel burgers zeggen immers wat minister Zalm denkt. Europa is te duur en mede daarom stemden veel burgers in Nederland het afgelopen voorjaar tegen de Europese Grondwet.

Buiten Nederland is er niemand die minister Zalm volgt, want een van de zeurende kwesties is hoe deze minister zijn rekensom heeft gemaakt. Nederland int ongeveer 1,3 mld. jaarlijks aan invoerrechten op alle spullen die via Rotterdam, de grootste haven van Europa, worden ingevoerd en die vervolgens op de interne markt in Europa worden afgezet. De hamvraag is van wie die 1,3 mld. is.

Minister Zalm zegt dat die 1,3 mld. van ons is, want deze invoerrechten worden afgedragen aan Brussel vanwege de interne markt en tellen dus mee voor de hoge bijdrage aan Europa per inwoner. Maar de Europese commissie, de Raad van State, alle andere lidstaten en nu ook de Europese Rekenkamer bij monde van haar voorzitter Maarten Engwirda, vinden deze truc oneigenlijk. Deze 1,3 mld. hoort niet meegerekend te worden. Zou dat wel het geval zijn, dan is Nederland, op de voet gevolgd door Zweden, nog steeds een grote nettobetaler, maar het beeld wordt iets anders. Er blijft alle reden om in Europa te pleiten voor en te vragen om een eerlijke betalingspositie van Nederland, gelijk aan die van andere rijke landen, zoals Duitsland en Engeland, maar het beeld wordt anders. De politieke praktijk van vandaag is dat deze minister – meester in de overdrijving zou ik bijna zeggen – halsstarrig vasthoudt aan zijn eigen rekentruc en iedereen in Europa tegen zich in het harnas jaagt. Succes blijft nog steeds uit. Het blijft een zeurende kwestie.

Op basis van het nieuwe bericht van de heer Engwirda, een deskundige bij uitstek – hij gaat over de Europese begroting – vraag ik de minister om zijn strategie in Europa te herzien. Ik vraag hem om te kiezen voor een reële en gangbare toerekening. Vervolgens is het zeer legitiem dat de Nederlandse regering een betere betalingspositie eist, gelijk aan andere rijke landen in Europa, maar doe dat dan op basis van een eerlijke voorstelling van zaken.

Ik stel deze vraag ook omdat ik deze minister ken. Deze minister neemt de Italianen graag de maat als er weer eens een boekhoudtruc is om het EMU-saldo – het begrotingssaldo – te verkleinen, zodat er geen strijdigheid optreedt met Europese regels voor begrotingstekorten. Andere landen worden ook voortdurend door de Europese Commissie aangesproken. Er is een stelsel van regels en afspraken hoe de begrotingen worden ingericht. Waarom gebruikt deze minister eigenlijk een Italiaanse boekhoudtruc om zijn gelijk in Europa te halen? Hij heeft dat wat ons betreft niet nodig. Ik vraag hem om herziening van zijn strategie.

Minister Zalm:

Voorzitter. Ik dank u voor het feit dat u mij de gelegenheid biedt om in uw parlement te verschijnen. Dit keer niet vanwege uitlatingen die ik heb gedaan, maar vanwege uitlatingen die de heer Engwirda heeft gedaan. Laat ik meteen een misverstand uit de wereld ruimen: de heer Engwirda sprak op persoonlijke titel, want in het rapport van de Europese Rekenkamer is over de hele kwestie van de nettopositie en de definities absoluut niets te vinden. Het past ook niet dat de Europese Rekenkamer daarover een opvatting heeft.

De heer Vendrik zegt dat iedereen een andere definitie gebruikt dan Nederland. Dat is onjuist. Ook de Commissie gebruikt de zogenaamde boekhoudkundige definitie. Toen bijvoorbeeld becijferd moest worden hoeveel compensatie de nieuwe lidstaten zouden krijgen, is precies deze definitie gebruikt.

Andere lidstaten gebruiken deze definitie eveneens, ook in hun rapportages aan het parlement. Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Polen doen dat bijvoorbeeld. Dit is dus een gangbare definitie. Er zijn meer definities, definities waarmee sommige elementen van of ontvangsten of afdrachten worden gecorrigeerd. Zo stellen België en Luxemburg het zeer op prijs dat niet de bestedingen worden meegerekend die worden gedaan ten behoeve van de Europese instellingen die in hun land zijn gevestigd. Daarvoor wordt dus ook wel eens een correctie aangebracht. Soms gebruikt de Commissie een definitie waarmee de afdracht van de invoerrechten niet wordt meegerekend.

De vraag is natuurlijk hoe reëel men handelt met het ook in beeld brengen van de af te dragen invoerrechten. Naar mijn oordeel is het zeer reëel dat men dat doet. Als wij geen lid zouden zijn van Europa, zou het bedrag verkregen met alle invoerrechten naar de staatskas vloeien. Het feit dat wij lid zijn van Europa betekent dat wij dat aan Brussel afdragen. Die afspraak is gemaakt. Dit is dus een afdracht die anders ten goede was gekomen van de nationale schatkist.

Het gaat hierbij niet om het zogenaamde Rotterdameffect. Er wordt vaak gesproken over doorvoer. Over 40% van de import die via Rotterdam loopt worden überhaupt in Nederland geen douanerechten geheven. Die import wordt verzegeld doorgevoerd. In 1998 is in opdracht van de Commissie een studie uitgevoerd waarmee is becijferd dat 73% daadwerkelijk ten laste komt van de Nederlandse belastingbetalers.

Al met al vind ik dit een ongelukkige actie van de heer Engwirda nu hij voorafgaande aan de onderhandelingen over de afdrachten nog eventjes laat zien dat je als Nederlander vooral masochist moet zijn. Hiermee probeert hij ook de onderhandelingspositie van de eigen regering te ondergraven. Dit heeft voor de heer Engwirda wel geleid tot enige publiciteit, maar ik ben er niet gelukkig mee en ik zie geen aanleiding om onze inzet en onze definitie te wijzigen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De minister verwijst naar de regeling voor de nieuwe lidstaten. Die nieuwe lidstaten zijn arme lidstaten en ik zou denken dat dat een verschil mag maken. Kennelijk mag dat van de minister niet. Wij zien echter wel degelijk verschil tussen arm en rijk in Europa. Zoiets lijkt mij nogal maatgevend.

Het volgende punt lijkt mij bij dit debat echter het belangrijkste en dat is dat met de lidstaten is afgesproken dat wij in eerste instantie een deel van de douanerechten mogen houden. De andere lidstaten gaan net als Nederland en net als elke andere lidstaat aan Europa afdragen. Het kan hier dus niet gaan om het punt dat de nieuwe lidstaten als overgangsmaatregel tijdelijk hun douanerechten mogen houden. Dan zou deze minister gerechtigd zijn om onze douanerechten maar aan de Nederlandse begroting toe te rekenen. Het allerbelangrijkste is evenwel dat dit een zeurende kwestie is, een kwestie waarmee wij ongeveer even lang te maken hebben als deze minister van Financiën is. Tot nu toe heeft hij nog steeds geen succes geboekt bij het verdelen van inkomsten en uitgaven over de rijke landen. Dat is de maat der dingen. Als hij daarop inzet, heeft hij mijn steun. Echter, hij overdrijft. Hij beschuldigt anderen van het toepassen van boekhoudertrucs, terwijl hij er zelf een toepast. Er is niemand die hem op dit punt steunt. Nederland staat in het gesprek over de nettobetalerpositie nog steeds alleen. Dat was zo, dat is zo en wij vrezen dat dit zo blijft. Dat is niet goed voor het Europese project. Daar schiet deze minister niets mee op en wij als burgers ook niet. Waar blijft bij deze minister het inzicht? Wanneer gaat hij zijn strategie een keer herzien?

Tot slot: ik vind het nogal wat om de heer Engwirda van masochisme te beschuldigen en het daarbij te doen voorkomen dat hij in dienst is van Nederland. Hij is niet voor niets voorzitter van de Europese Rekenkamer. Hij heeft als eerste een goed beeld van de Europese begroting. Daarover is hij kritisch. Hij is ook de eerste die een goed beeld heeft van de betekenis van de inkomsten en uitgaven van de Europese begroting voor elke lidstaat. Ik zou denken dat dit een zwaar verwijt aan het adres van de Nederlandse regering mag zijn, maar zo vat deze minister het niet op. De heer Engwirda is niet de enige die zich op deze manier uitlaat. Ook de Europese Commissie heeft zich keer op keer in dezelfde zin tegen Nederland uitgelaten en de Raad van State zegt hetzelfde tegen deze minister. Wie heeft hij nog nodig om wakker te worden, om in te zien dat dit een verloren positie is, dat hij in Europa niet verder komt, dat het debat op slot gaat en dat hij daarmee uiteindelijk het hele debat over de financiële perspectieven en de helderheid over de begroting in gevaar brengt?

Minister Zalm:

Voorzitter. Ook ik ken het onderscheid tussen arm en rijk, maar dat je dit onderscheid kent wil niet zeggen dat je plotseling voor arme landen een andere definitie toepast dan voor rijke landen. De definitie is de definitie. De Commissie vindt het legitiem om te bezien hoe het staat met nieuwe lidstaten en of zij er erg op achteruit- of op vooruitgaan door alle afdrachten van invoerrechten van ook de nieuwe lidstaten mee te tellen. Dus de Nederlandse definitie, de definitie die wij graag hanteren is ook de Europees geaccepteerde definitie. Die definitie is de zogenaamde boekhoudkundige definitie. Die wordt ook door de Commissie gehanteerd bij het bepalen van wat redelijk is aan nettobijdrage voor nieuwe lidstaten. Dus de Commissie ziet zelf wel degelijk het belang van het hanteren van deze definitie in. Wij staan met onze positie bepaald niet alleen.

De heer Vendrik vroeg: wat levert ons dit nu op? Hierop zeg ik: reken maar met ons af als de onderhandelingen achter de rug zijn. Dan kunnen wij zien of dit een goede strategie is geweest. Het is ook niet zo dat wij op dit punt nog nooit iets hebben gerealiseerd. Ik herinner in dit verband aan de onderhandelingen in Berlijn. Toen ging het om een bedrag van weliswaar 1,5 mld. gúlden, maar dat is toch een aardig bedrag dat wij toen aan korting hebben gerealiseerd. Bij die onderhandelingen hebben wij steeds deze definitie centraal gesteld. Uiteraard ergert iedereen zich aan iemand die enigszins vasthoudend is. Als wij ons in Europa daardoor laten leiden, kunnen wij beter meteen gaan liggen of thuisblijven. De debatten zijn soms pittig. Er worden allerlei argumenten in de strijd geworpen en dit is de strategie die wij volgen, teneinde tot een betere verhouding te komen tussen onze afdracht en onze welvaart. Er is dus geen sprake van een verloren positie. De onderhandelingen zijn nog volop gaande en nog niemand heeft iets gewonnen. Wij doen mee in de strijd en het is prettig om daarbij enige steun te hebben.

De opmerking van de heer Vendrik dat de heer Engwirda voorzitter is van de Europese Rekenkamer is niet correct. Hij is één van de 25 leden, toert nu door Nederland en spreekt over onderwerpen die in het rapport van de Europese Rekenkamer niet aan de orde komen. Het staat hem vrij om dat te doen, maar het staat mij ook vrij om te zeggen dat ik daardoor niet veel steun krijg.

De heer Bakker (D66):

De heer Engwirda heeft gelijk als hij zegt dat de invoerrechten in vergelijking met veel andere afdrachten een wat ander karakter hebben. Hij heeft ook gelijk dat daartegen door Europa al van oudsher op een andere manier wordt aangekeken en hij heeft het recht om dat te zeggen. Ik ondersteun desondanks de woorden van de minister, omdat Nederland nog altijd aan de top van de lijst staat als de invoerrechten worden afgetrokken van de Nederlandse bijdrage. Het is in het belang van Nederland dat de minister bezig is met het opbouwen van een positie in de onderhandelingen en dat hij daar vervolgens zo goed mogelijk uit wil komen. Dat mag ook Nederlands belang zijn en heeft niets te maken met het mislukken of het blokkeren van het Europese project. Het is een kwestie van 25 landen die elk voor zich het beste uit de onderhandelingen willen slepen. Misschien kan de minister bevestigen dat het inderdaad juist is dat Nederland ook zonder invoerrechten nog altijd één van de grootste nettobetalers is.

Minister Zalm:

Ja.

Naar boven