Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Justitie (met uitzondering van het deel Vreemdelingenbeleid) (VI) voor het jaar 2005 (29800 VI).

De voorzitter:

Conform de afspraken zullen de woordvoerders voor Justitie het woord voeren en gaan de andere zaken naar morgenochtend. De minister heeft aangegeven dat er vanavond nog een brief komt en dat er voor hemzelf mogelijkerwijs enige momenten van schorsing nodig zijn. Wanneer hij dat aangeeft, zullen wij dat moment aankondigen.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Wolfsen (PvdA):

Voorzitter. Vanmorgen, voor de ingang van dit gebouw, hoorde ik van de moord op Theo van Gogh. Het duurt dan echt even voordat tot je doordringt wat er is gebeurd en wat de impact kan zijn. Vervolgens word je overvallen door gevoelens van woede, afschuw en verbijstering. In een flits gaat ook de moord op Fortuyn door je hoofd. Onze fractievergadering begon veel later. Groepjes fractieleden zaten bedrukt en perplex het rampzalige nieuws te bespreken, maar vaak schoten woorden tekort. Met tegenzin begonnen wij aan de verplichte agenda.

Voorzitter. U hebt vanmiddag namens ons allen al goed gekozen woorden hierover gezegd. Ook minister Donner heeft dat gedaan. Wij sluiten ons daarbij aan. Het is nu niet aan mij om over deze afschuwelijke daad betere of andere woorden te kiezen. Onze gevoelens zullen namelijk buiten twijfel dezelfde zijn. Ons medeleven gaat uit naar zijn familie, vrienden en bekenden. De precieze feiten zijn nog niet bekend. Speculeren daarover leidt hooguit tot meer verwarring. Het onderzoek is voortvarend van start gegaan. Wij rekenen erop dat de Kamer – en daarmee de samenleving – van alle relevante ontwikkelingen op de hoogte zal worden gehouden. Wij zullen ons niet uitlaten over de strafrechtelijke aspecten van het onderzoek, want dat past de politiek niet en kan zelfs het verloop van de strafzaak in gevaar brengen. Maar er zal en moet over de impact van deze moord nog vaak en veel worden gesproken, juist hier in het hart van de democratie.

Dit waren mijn inleidende woorden. Het is toch een absurde overgang naar de feitelijke behandeling van de begroting van Justitie. Wij hebben daarvoor gekozen en moeten dat ook doen, maar het blijft voor je gevoel toch een merkwaardige overgang.

Nederland is en blijft, zo zou ik vandaag bijna met een uitroepteken willen zeggen, een rechtsstaat. Dat houdt in dat ook de overheid is gebonden aan de regels van het recht. Maar zelfs democratisch vastgelegde regels pakken niet altijd fatsoenlijk uit voor kwetsbare minderheden: kinderen, slachtoffers, vaak kinderen en vrouwen, nieuwkomers en vreemdelingen, mensen in gevangenissen en burgers die niet over voldoende koopkracht beschikken om zelfstandig te kunnen procederen, om maar eens een paar kwetsbare groepen te noemen waarvoor Justitie extra zorg en aandacht zou moeten hebben. Met andere woorden, zijn wij nog wel een fatsoenlijke rechtsstaat? Eerlijk is eerlijk, wij waren onder de indruk van de inleidende beschouwingen van de minister. Hij schrijft: "vrijheid, diversiteit en zelfontplooiing zijn wezenlijk voor onze samenleving" en"recht en wetten, politie en justitie, overheid en rechtsstaat zijn vanouds mechanismen die de samenleving versterken". Eens! Ik heb er vanmiddag een uitroepteken achter geplaatst. Geld is eigenlijk niet het probleem.

De minister doet ook het nodige aan de verbetering van het bestuursrecht, het civiele recht en het ondernemingsrecht. Wij zijn het niet altijd eens, maar daarvoor is wel een oprecht compliment op zijn plaats.

Verder heeft de minister de gemiddelde cijfers aan zijn zijde. Het gemiddelde ophelderingspercentage stijgt en het gevoel van veiligheid lijkt iets beter te worden. Leek iets beter te worden, is vandaag misschien meer op zijn plaats. De hoofdoriëntaties van zijn beleid zijn: binding bevorderen, bedreigingen bestrijden en ruimte scheppen om tot recht te komen. Daarmee kan niemand het oneens zijn.

Ook al steunen wij de minister vaak als het gaat om plannen die Nederland veiliger moeten maken, tevreden zijn wij bepaald nog niet. Ik ben van de oppositie. Het moet anders en het kan anders. Het beleid pakt echt te vaak onfatsoenlijk uit voor de kwetsbare groepen die ik eerder noemde. Iedereen heeft recht op een fatsoenlijk bestaan, aldus een van de leidende beginselen binnen mijn partij. Laat ik komen tot een toets van het beleid aan die uitgangspunten.

Deze minister stelt nu al voor de derde keer op rij voor om te bezuinigen op de gezinsvoogdij. Steeds weer moet de Kamer ingrijpen, terwijl een gezinsvoogd een gezin nu al niet vaker ziet dan eens in de drie maanden. Wat drijft toch de minister om daar steeds weer mee te komen? De dood van de driejarige Savannah uit Alphen aan de Rijn zou toch iedereen die daarbij betrokken is voor de volle 100% op scherp moeten zetten? En zij is niet de enige. Is de minister überhaupt goed bekend met de wereld van probleemgezinnen en de jeugdhulpverlening, zo vragen wij ons in onze fractie vaak af. Of heeft hij er moeite mee dat er actieve betrokkenheid komt of is bij probleemgezinnen? Met andere woorden, vindt hij het gezin belangrijker dan de problemen?

De kinderrechters brachten het onlangs scherp onder onze aandacht, toen zij op bezoek waren hier in de Kamer. Zij zeiden dat zij de menselijke maat, betrokkenheid en mededogen missen. Dat lijkt zoek in het beleid van de minister.

En dan bezuinigt deze minister ook nog eens op de justitiële jeugdinrichtingen door behandelgroepen groter te maken, meer kinderen op één cel, minder personeel en soberder gebouwen. Wij hebben een amendement ingediend om dat ongedaan te maken. Weet u wat een jeugdofficier van justitie onlangs zei over het beleid van de minister? Het is niet anders dan doorgaan op een weg waarvan uit de praktijk blijkt dat het niet werkt. Door die kinderen zo op te sluiten, kweek je je eigen veelplegers. Tegelijkertijd horen wij dat zeer regelmatig straffen van jeugdigen helemaal niet ten uitvoer worden gelegd. Rara, hoe kan dat? Klopt het en, zo ja, wat is de omvang van dit probleem?

Wij hebben dit jaar een record gevestigd. In april is een achtjarig jochie opgesloten in het gevang. Hij kon nergens anders heen. In een fatsoenlijk land doe je dat niet en zet je ook niet vier kinderen in één cel. Daar houden kinderen de rest van hun leven last van. Probleemkinderen moeten worden behandeld en niet worden opgesloten, en zeker niet met vier in één cel. In bijvoorbeeld 't Nieuwe Lloyd schijnen kinderen in hongerstaking te zijn geweest. Kinderen in hongerstaking! Omdat zij de hele dag op een cel worden geplaatst. Kamerplaatsingen, heet dat dan verhullend. In gewoon Nederlands: de hele dag achter een gesloten deur in een cel. Ik zag onlangs een maandoverzicht van september dit jaar. Op vele dagen blijven op complete units in 't Nieuwe Lloyd de deuren dicht. Dat is werkelijk een schande en in strijd met de wet. Hoe kan de minister tegen de kinderen zeggen dat zij zich aan de wet moeten houden als hij dat zelf niet doet? Wij leven toch in een rechtsstaat?

Laat ik voor de verandering collega Bakker van D66 maar eens citeren. Ik hoop althans dat hij toen wel namens de fractie sprak. Ik citeer uit Tubantia van 16 oktober. Hoe verder van Den Haag, hoe krachtiger zijn taal, zo is mijn ervaring. "Eigenlijk zou ik het liefst een bom in de bureaucratie van de jeugdzorg gooien. Ik verdom het ook om akkoord te gaan met die waanzinnige plannen van Donner om meer kinderen op één cel te zetten. Die kids zitten elkaar de hele dag op de nek. Zij hebben een plekje nodig om tot rust en tot zichzelf te komen". Tegen collega Van der Laan zeg ik: deze minister is van uw coalitie, hoe stoppen wij hem? Redden wij dat met het amendement van D66? Als de minister wil doorgaan, komen wij met een motie. Ik verwacht dat die motie door D66 gesteund zal worden.

Voor volwassenen is meer cellen bouwen absoluut nodig. Op veiligheidsgebied is er weinig minder erg dan straffen die niet prompt en volledig ten uitvoer worden gelegd. Tegelijkertijd is 3% feitelijk detentieongeschikt. Dat zijn voornamelijk psychotische mensen. 10% tot 15% is in ernstige mate zorgbehoeftig, aldus de minister. En dan zitten er ook nog eens een paar honderd geestelijk zieke mensen in de gevangenissen, mensen die formeel in een TBS-kliniek zouden moeten zitten. Samengevat, ongeveer 20% van onze cellen wordt bezet door mensen die er feitelijk niet thuishoren. Dat achten wij geen fatsoenlijke manier van omgaan met geestelijk zieke mensen en bovendien gevaarlijk voor de mensen die in die gevangenissen werken. De minister vroeg het zich onlangs zelf ook schriftelijk af. Horen psychiatrische patiënten, verstandelijk gehandicapten, illegale vreemdelingen en verslaafden wel thuis in de gevangenis? De vraag stellen is hem beantwoorden. Maar wat doen wij eraan?

Als gevangenen vrijkomen is er geen hulp bij de kwetsbare overgang van vast naar vrij. Van het CDA heb ik gehoord dat die partij daar iets aan wil doen. Ik ben zeer benieuwd. Tegenover alles wat zij op dit gebied wil doen, staan wij primair positief.

Dan nog iets wat ons ook echt heel hoog zit: de aanpak van verslaafde veelplegers. Daarvoor is op zichzelf veel geld beschikbaar. Hoe meer veelplegers worden gestopt, hoe liever ons dat is, want hoe veiliger en rustiger onze steden worden en hoe minder slachtoffers er zijn. Maar laat het niet bij repressie, aldus burgemeester Deetman onlangs in Trouw. Hij vindt het immoreel om verslaafden ergens ver weg te stoppen, zodat wij er geen last meer van hebben, zonder hun hulp te bieden. Wij hebben in dit land nooit mensen laten verkommeren, aldus de heer Deetman. Volgens hem moet de regering een andere mentaliteit ontwikkelen. Er moet echt worden aangepakt en er zal substantieel meer geld nodig zijn dan er nu beschikbaar is. Hij noemt de aanpak van het kabinet kneuterig. Daar zijn wij het mee eens.

Wat ons betreft moet het geld dat voor veelplegers beschikbaar is, ook worden gebruikt voor het uitbreiden van heroïne-experimenten. Collega Van der Laan zal daarover een amendement indienen. Dat is goed voor de verslaafden, goed voor de slachtoffers en goed voor de steden. Het is ook helemaal in lijn met de motie van collega Griffith en mij.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Van dat laatste heb ik goede nota genomen. U heeft het over een amendement dat ertoe strekt om ten behoeve van veelplegers geld te gaan besteden aan heroïne-experimenten. Waar gaat dat geld dan van af? Wat gaat u precies veranderen?

De heer Wolfsen (PvdA):

Dat is eigenlijk verrassend eenvoudig. De minister heeft – ik spreek nu in totale aantallen – ongeveer 70 mln beschikbaar om veelplegers aan te pakken. Dat zijn hoofdzakelijk aan heroïne verslaafde veelplegers. Dat geld is beschikbaar, dat moet je op de meest efficiënte en effectieve manier besteden. Wat is efficiënt en effectief? Dat het zo goed mogelijk werkt in de steden en de mensen gestopt worden om te stelen en om de hele dag te roven. Een partijgenoot van u, de heer Paas, heeft er een prachtig rapport over geschreven waarin staat dat de heroïne-experimenten uitgebreid zouden moeten worden. Wij zeggen: als je die veelplegers van straat wil halen, kun je ze opsluiten maar je kunt ze ook aan de heroïne-experimenten laten deelnemen. Ik heb laatst een wat ruw sommetje gemaakt: 70 mln euro is ongeveer 1000 cellen. Als je er 750 cellen van maakt en 1000 plekken, heb je 1750 mensen van straat in plaats van 1000. De burgemeesters en wethouders van veel steden vinden dat het geld creatief besteed moet worden, én voor die experimenten én voor die cellen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Meent u nu serieus dat u minder cellen gaat bouwen, terwijl alle politiemensen, rechters en officieren van justitie erover klagen dat er veel en veel te weinig capaciteit is om straffen ten uitvoer te leggen?

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik zeg dat wij met hetzelfde geld meer veelplegers van straat kunnen halen. Gedeeltelijk door ze op te sluiten en gedeeltelijk door ze deel te laten nemen aan de experimenten. Als een veelpleger stopt met criminaliteit doordat die in zo'n experiment zit en heroïne verstrekt krijgt, rustiger gaat leven en wellicht zelfs uiteindelijk afkickt, dan zou dat ons doel moeten zijn. Ons doel moet niet zijn om die mensen op te sluiten maar om ze te doen stoppen. Dat kan door ze deel te laten nemen aan de experimenten.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

U realiseert zich dan toch wel dat dit in de praktijk betekent dat er meer heenzendingen zullen plaatsvinden? Het is natuurlijk helemaal niet zo dat het één op één is, in de zin dat wanneer je mensen maar heroïne geeft, ze niet in de cel terecht zullen komen. Het gevolg van uw plan is dat er meer mensen op straat zullen staan die niet opgesloten kunnen worden.

De heer Wolfsen (PvdA):

Het gevolg van mijn plan is rustiger steden, minder criminaliteit en minder slachtoffers in steden, en dat alles voor hetzelfde geld. Daar kan toch niemand tegen zijn?

De minister is ook coördinerend minister voor de aanpak van huiselijk geweld. Geweld dat vaak begint met een eenvoudige tik en eindigt met een pak op je donder, aldus een slachtoffer uit een keurige plattelandsgemeente. Ik durf de stelling te verdedigen dat het in Nederland onveiliger is achter de voordeur dan ervoor. De minister schreef onlangs dat wordt geschat dat zich jaarlijks 800.000 à 900.000 huiselijkgeweldincidenten voordoen en dat men slechts in 12% van die gevallen naar de politie gaat. Huiselijk geweld vormt voor een groot aantal vrouwen aanleiding om hun huis te ontvluchten en zich aan te melden bij de vrouwenopvang. Echter, slechts 1 op de 10 vrouwen kan opgevangen worden. Mensen worden thuis in hun eigen woonkamer of slaapkamer bespuugd, vernederd, verkracht of in elkaar geslagen. Zij willen maar één ding en dat is dat dit geweld stopt. De slachtoffers moeten niet het huis uit hoeven te vluchten, maar de dader moet weg, al dan niet tijdelijk. Waarom belooft de minister nu al twee jaar dat hij een wet zal opstellen die dit mogelijk maakt, terwijl hij nu nog niet verder is dan "een eerste uitwerking van een mogelijke wettelijke maatregel", zoals hij in een recente brief schrijft? Ik zie mevrouw De Pater-van der Meer in de zaal zitten. Vorig jaar zijn wij samen na een heftig debat tot de conclusie gekomen dat dit absoluut prioriteit moet hebben. Een jaar later is er nog niet meer dan een nota. Dit kunnen wij niet accepteren.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik ben het helemaal met u eens. Wij delen uw frustratie op dit punt. Wij kunnen ook afspreken dat wij zelf een initiatiefwetsvoorstel maken om de snelheid te bevorderen.

De heer Wolfsen (PvdA):

Dat is een uitstekend idee, want het lijkt erop dat de minister niet van zijn plek komt op dit terrein. De traagheid van de minister staat in geen relatie tot de ernst van dit probleem. Hoe meer daders uit huis worden gehaald, hoe minder geweld er zal plaatsvinden. Ik ben zeer benieuwd hoe indringend de minister als coördinerend minister voor huiselijk geweld de mogelijkheden voor opvang van vrouwen en kinderen bespreekt met zijn collega van VWS. Daar lezen wij niets over, maar ik hoor daar graag wat meer over. Ik neem aan dat de minister hierover zeer indringend contact heeft met zijn collega, anders zou mij dat ernstig teleurstellen.

Ik zwijg over de aanpak van en de wijze waarop wordt omgegaan met de dreiging van terroristische aanslagen. Het debat met twee betrokken ministers is nog gaande. Het lijkt mij goed om dit ordelijk te vervolgen.

Dan kom ik te spreken over de wijze waarop slachtoffers hun schade vergoed, of liever gezegd, niet vergoed krijgen. Theoretisch is het goed geregeld, maar in de praktijk werkt het niet. Als een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, helpt het CJIB met de inning. Een echte prikkel om te helpen is er niet. Er hoeft immers niet meer uitbetaald te worden aan de slachtoffers dan er binnen is gekomen. Dat is waarschijnlijk de reden dat na drie jaar nog maar 60% van de schadevergoedingen binnen is.

Voorzitter. Slachtoffers willen na zo'n veroordeling snel de schadevergoeding zodat zij de kwestie achter zich kunnen laten en weer vooruit kunnen kijken. Ik heb in de krant gelezen dat collega Griffith diverse voorstellen op dit terrein zal doen. Daar staan wij in beginsel positief tegenover, maar ik heb ook een voorstel. Het is verrassend eenvoudig, helder en buiten twijfel effectief. Wat is ertegen als het OM na zo'n veroordeling tegen de dader zegt: u hebt de keus, of u betaalt onmiddellijk het hele bedrag of wij schieten dat voor zodat het slachtoffer er geen last meer van heeft? De dader krijgt daarna echter wel het grootste en het machtigste incassobureau in Nederland aan zijn broek, namelijk het Centraal justitieel incassobureau in Leeuwarden. Het CJIB mag niet alleen de schade op de dader verhalen, maar ook 20% daarvan voor de kosten die daarmee zijn gemoeid. De vordering verjaart pas na dertig jaar.

Dit idee lekte zondagavond uit via het ANP. Ook Kamerleden hebben daar last van, zo zeg ik tegen de minister. Maandagmorgen vroeg had ik al de eerste fanmail. Ik zal de naam van de schrijver niet noemen, maar wel een deel van de inhoud. Ter toelichting: in dit geval was een maatregel tot schadevergoeding opgelegd. Beste heer Wolfsen. Uw voorstel komt als een geschenk uit de hemel. Zo'n tweeënhalf jaar geleden is mijn auto pal voor mijn deur leeggeroofd. Helaas, nu bijna twee jaar na de uitspraak zit ik nog steeds te wachten op de schadevergoeding die justitie voor mij zou regelen. Het is voor mij heel moeilijk om de zaak achter mij te laten en tevens heel frustrerend dat ik op dit moment hard moet vechten tegen een verkeersboete – waar ik geen weet van heb – terwijl een echte crimineel zonder echt aangepakt te worden vrij kan rondlopen. Dit vreet aan mij en met mij aan nog veel meer mensen. Met vriendelijke groet.

Voorzitter. Mijn idee is goed voor de slachtoffers, want zij krijgen snel hun geld. Het is goed voor de dader, want hij wordt extra op zijn eigen verantwoordelijkheid gewezen omdat hij het grootste incassobureau van Nederland achter zich aan krijgt. Het is ook goed voor het CJIB, want daar zal men sneller werken omdat men de prikkel heeft om het voorgeschoten geld terug te krijgen. Daarbij krijgt dit bureau een positiever imago. Dat is vier keer winst en er zijn geen nadelen.

Mevrouw Griffith (VVD):

Als ik u zo hoor, denk ik dat u zelfs een kapotte lamp weet te verkopen. Ik hoop niet dat u bij elk debat uw fanmail voorleest. Ik ben heel blij dat u geïnspireerd bent geraakt door het VVD-voorstel. Daar bent u kennelijk wakker van geworden en toen heeft u gedacht: slachtoffers, daar heb ik het nog niet over gehad, laat ik ook eens iets bedenken. Begrijp ik het goed dat de overheid in eerste instantie moet opdraaien voor de kosten die daders maken? Daarna kan de overheid het geld gaan verhalen bij die dader. Dat zou een ander uitgangspunt zijn. De VVD kiest daarvoor. De VVD vindt dat de dader als eerste verantwoordelijk is voor zijn eigen schulden, ook voor de schade die hij het slachtoffer toebrengt. Wij vinden dat hij daarom die schade moet betalen. U heeft het over prikkels. Welke prikkels geeft u de verdachte, als de overheid in eerste instantie voor de kosten opdraait?

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik ben het volstrekt met u eens dat een veroordeelde, een schadeveroorzaker, zelf verantwoordelijk is voor het betalen van die schade. Maar je moet het slachtoffer niet opzadelen met het feit dat de dader soms krap bij kas zit of laks is in het betalen. Daarom zegt de overheid na een veroordeling tegen de verdachte dat hij onmiddellijk volledig moet betalen of de overheid schiet het voor en zit de verdachte daarna dertig jaar achter de broek. Ik heb de plannen van de VVD gelezen. U wilt het slachtoffer meer rechten en meer tijd geven, maar daarmee heeft hij het geld nog niet. Ik wil dat het slachtoffer snel geld krijgt en volledig. Dat mag de overheid geen geld kosten. Vandaar de opslag incassokosten van 20%. Dat is kostendekkend. De prikkel maakt dat het CJB sneller gaat werken. Het kost dus niemand geld. Het heeft alleen maar voordelen voor het slachtoffer.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Het voorstel klinkt zeer sympathiek. Ik heb alleen een vraag aan de heer Wolfsen. Wat doet hij nu met al die criminelen, bijvoorbeeld de groep junks die behoorlijk veel jatten en veel schade aanrichten? Dat kan per junk tot zo'n € 500.000 per jaar oplopen. Dat is een groep bij wie het mij volstrekt onmogelijk lijkt om die bedragen te innen. Het kan gaan om een gigantisch bedrag dat moet worden voorgeschoten en ontzettend moeilijk is terug te vorderen. Hoe gaat de heer Wolfsen dat oplossen?

De heer Wolfsen (PvdA):

Wie schade veroorzaakt, moet ervoor betalen. Het CJB gaat vervolgens de schadebedragen innen. Ik heb gezegd dat er na drie jaar ongeveer 60% binnen is. We hebben navraag gedaan. Het schijnt dat het CJB in de long run bijna alle schadevergoedingen binnenkrijgt. Ze mogen beslag leggen, ook op uitkeringen. Er kan wat mij betreft tot dertig jaar na de daad verhaald worden. Ik ben het met u eens dat het niet in alle gevallen zal kunnen komen tot een volledig verhaal op de dader. Als je echter werkt met een incasso-opslag, zoals een gemiddeld incassobureau doet, dat daarbij ook nog winst maakt, dan is het een kostendekkend systeem. Met de winst die wordt gemaakt, kun je dit soort type schadevergoeding betalen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Het klinkt een beetje als een illusie. De heer Wolfsen heeft gelijk. Er zijn gevallen waarin dit prima kan. Maar er is een behoorlijke criminaliteit onder en schade door junks. De heer Wolfsen kan wel zeggen dat het CJB dat voorschiet en later gaat innen. Maar van een kale kip kun je niet plukken. Hoe gaat hij dat probleem oplossen?

De heer Wolfsen (PvdA):

Van een kale kip kun je niet plukken. Ik ben dat volstrekt met u eens. De suggestie die u wekt met uw vraag is dat het slachtoffer dan pech heeft gehad. Ik wil niet op deze manier redeneren.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijnheer Wolfsen, dit is te gek voor woorden. U begrijpt precies wat ik bedoel.

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik vind dat het slachtoffer schadeloos gesteld moet worden, als de rechter heeft veroordeeld tot een schadevergoeding. Het CJB gaat die vordering incasseren. Ik ben het met u eens dat het CJB niet altijd alles zal kunnen incasseren. Het zal daarbij om enkele procenten gaan. Ze komen na jaren op 90% inning. Ze halen het restant binnen door de incassokosten van 20%. Het is dus in totaliteit dekkend. Ze maken winst. Ik ben het wel met u eens dat ze niet altijd alles bij de dader kunnen verhalen. Ik vind dat het slachtoffer daar geen last van moet hebben.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Als iemand van de PvdA zegt dat hij een gratis plan heeft, dan word ik altijd ontzettend argwanend, zeker als er ook nog winst bij gemaakt wordt. Volgens mij vergeet de heer Wolfsen ook één ding. Mevrouw Vos zegt dat er een heleboel mensen zijn, en dat is echt meer dan de 10% waar u over spreekt, waar nooit geld vandaan zal komen, zeker niet als straks de prikkel er is dat het CJB wel betaalt. Wie betaalt nu volgens u de schadevergoeding die niet gedekt is doordat zij geïnd is?

De heer Wolfsen (PvdA):

Wij zijn financieel natuurlijk zeer solide. Er was onder Kok I of Kok II voor het eerst een plus op de rijksbegroting. Dat moet u niet vergeten. Wat niet wordt binnengehaald, krijgt men alsnog binnen omdat winst wordt gemaakt op het werk. Er is altijd een opslag van 20% op alle vorderingen die worden geïnd. U zegt dat tientallen procenten niet worden binnengehaald, maar dat klopt niet met de cijfers.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De ongeïnde vorderingen worden gewoon betaald door de belastingbetaler en dat kan nooit de bedoeling zijn. De dader moet betalen.

De heer Wolfsen (PvdA):

U bent zo onvriendelijk ten opzichte van slachtoffers.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Als wij vandaag daarmee beginnen, moet de overheid de slachtoffers ook direct betalen. Waar haalt u het geld vandaan?

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik ben het met u eens dat er een overgangsperiode nodig is. Het systeem is in totaliteit kostendekkend. Er wordt voorgeschoten, maar vervolgens wordt er verhaald. Daarvoor is wel een financiële buffer nodig. Daarom heb ik gekeken naar het CJIB. Want wie heeft de grootste financiële buffer van Nederland? Het CJIB. Het haalt per jaar 500, 600 of 700 mln aan boetes binnen. Als één instantie beschikt over een grote financiële buffer, dan is dat het CJIB.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik weet niet of u 's avonds wel eens naar Tell Sell kijkt. Alles is mooi en het kost niets. Ik heb er nog nooit iets gekocht, want dat kan gewoon niet kloppen. Dat gevoel heb ik ook een beetje bij uw plan. Misschien kunt u mij het nog één keer uitleggen. Ik heb als slachtoffer schade geleden voor € 10.000. Als de dader gepakt kan worden voor € 10.000, dan begrijp ik dat u daar nog 20% bovenop doet. De dader moet dus meer betalen dan de schade die hij heeft aangericht. Dat wordt dan de buffer voor de schade aangericht door mensen die niet te plukken zijn.

De heer Wolfsen (PvdA):

Het CJIB heeft sowieso een grote buffer. Het heeft aan geld geen gebrek. De dader moet inderdaad 20% meer betalen, incassokosten. Gemiddeld wordt in de rechtspraak met 15% gerekend, maar ik stel dat op 20%. De dader kan kiezen. Hij kan het na de veroordeling zelf betalen of de overheid schiet het voor. Bij de mensen waarvoor het wordt voorgeschoten, komt er 20% bij. Er komt 20% extra binnen bij het CJIB, wat niet wordt doorgesluisd naar de slachtoffers. Het toeval wil dat, bezien over een aantal jaren, ongeveer 90% van alle vorderingen wordt verhaald op de daders. Daar komt dan nog 20% bij. Daarom is het een kostendekkend systeem. Er is alleen een buffer nodig en die is er.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Het systeem werkt alleen als alle daders worden gepakt. Ik wijs op het opsporingspercentage van bijvoorbeeld geweldsdelicten en van gestolen fietsen. Het is raar dat alleen de slachtoffers van daders die gepakt worden hun geld krijgen, maar een slachtoffer van verkrachting of iemand wiens fiets opeens is verdwenen, niets. Dan krijg je toch een rare tweedeling.

De heer Wolfsen (PvdA):

Nu begrijp ik het misverstand. Je moet uiteraard eerst de dader hebben. Sterker nog, ik vind dat het CJIB pas mag en moet voorschieten als de rechter heeft geoordeeld dat iemand moet betalen. In die gevallen moet het incassobureau helpen. Als er geen dader is, is er niemand om iets op te verhalen. Je moet dus eerst een dader hebben en die moet veroordeeld zijn. Als hij moet betalen, wordt het slachtoffer een handje geholpen. Anders gaat het slachtoffer naar de zitting, krijgt een keurige veroordeling, een mooi papier en wat extra rechten van mevrouw Griffith, maar geld, ho maar. Dan wordt hij twee keer slachtoffer. Dat willen wij niet.

Over boetes en over een financiële buffer gesproken. Binnenkort brengt de minister een wetsvoorstel uit over het versterken van de positie van slachtoffers. Dit soort voorstellen zullen wij daarin proberen te amenderen. Ik hoop dat ik daarvoor steun krijg.

Over boetes gesproken, een derde van de capaciteit van het OM wordt besteed aan verkeershandhaving. Wij zijn wel de laatste fractie om verkeersveiligheid te relativeren, maar een derde is wel erg royaal. Het OM heeft vorig jaar al aangegeven dat het efficiënter, effectiever en goedkoper kan door meer techniek en infrastructuur te gebruiken. Van de minister moeten de inkomsten uit boetes volgend jaar weer omhoog met ongeveer 20% naar 650 mln euro, door eenvoudigweg meer te gaan schrijven. Zijn daar grenzen aan, zo vraag ik de minister. Wordt er al gewerkt op die slimmere en effectievere manier die het Openbaar Ministerie heeft aangegeven?

Vanmorgen stond in De Telegraaf dat er een stortvloed van bonnen in aantocht is. Zelfs de waterpolitie gaat verkeersovertredingen uitschrijven, omdat zij niet aan hun quota komen. Waarschuwen mag niet meer. Je vraagt je af of er grenzen zijn en of er nog een beetje wordt nagedacht door de politie, ja of nee.

De laatste tijd hoor ik te vaak dat bij veel mensen de gedachte opkomt dat je onmiddellijk op de bon wordt geslingerd, als je 's nachts stopt op een plek waar het niet mag. Ook als de verkeersveiligheid in het geheel niet in het geding is, want dat speelt geen rol meer. Maar als je wordt weggepest of weggetreiterd uit je eigen huis of je eigen buurt, of als je als winkelbediende in de problemen komt, geven politie en justitie te vaak niet thuis. Dan lijkt justitie achter de dijk te liggen, zoals oud-commissaris Nordholt het zondag zo mooi en beeldend samenvatte in Buitenhof. Graag een reactie van de minister.

Nog een paar woorden over het Openbaar Ministerie. Wij zijn zeer bezorgd over de grote reorganisatie die is aangekondigd. Formeel verandert er niets, schrijft de minister, maar feitelijk lijkt alles te veranderen. Meer centraliseren lijkt het devies. Hoe gaat dit verder, vragen wij de minister. Hoe wordt gegarandeerd dat het niet ten koste gaat van het vervolgen en het lokale veiligheidsbeleid? Hoe vindt de afstemming plaats met de burgemeesters, de korpschefs, de reclassering en iedereen met wie het OM moet samenwerken? Graag krijgen wij daar iets meer informatie over.

Die mooie, kleine, efficiënte kantoren van Justitie in de buurt (JIB), tegen de centralisatie in, dicht bij de mensen thuis, moeten vechten voor hun voortbestaan. Het voortbestaan van het JIB in Venlo lijkt bijvoorbeeld afhankelijk te zijn van het voortbestaan van het succesvolle drugsbestrijdingsproject Hector, dat weer schijnt af te hangen van de wil van de minister. Is daar al iets over bekend?

Na het OM de toegang tot de rechter. Procederen wordt weer iets voor de rijken. 42% van de burgers vindt dat de rechtspraak voor arm niet hetzelfde werkt als voor rijk, en zij hebben gelijk. Griffierechten gaan met 20% omhoog en ook de eigen bijdragen die mensen moeten betalen aan de advocaat, gaan omhoog. De minister heeft net weer een wetsvoorstel ingediend om de eigen bijdrage vooral voor de minst verdienenden fors te verhogen. Dat is voor mijn fractie niet acceptabel. Zelfs in Elsevier verschijnen stukken over de onbetaalbaarheid van het recht. Ik hoop dat de VVD op dit vlak voet bij stuk houdt en die verhogingen van de eigen bijdrage net als vorig jaar samen met mij tegenhoudt. Wij zullen dat merken bij de behandeling van het wetsvoorstel. Als recht weer onbetaalbaar wordt, dan dreigt serieus het gevaar van meer eigenrichting. Deelt de minister die opvatting?

Zijn wij nog een fatsoenlijke rechtsstaat? Ja, voor een grote meerderheid wel. Nee, voor grote groepen kwetsbare burgers in dit land. Of gaat de minister toch nog iets extra's doen voor deze groepen? Wij zijn zeer benieuwd.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ik hecht eraan om voorafgaande aan de bespreking van de begroting van de minister de afschuw van de CDA-fractie uit te spreken over wat vanochtend gebeurde, de moord op Theo van Gogh. Namens de CDA-fractie spreek ik mijn medeleven uit met de familie, de vrienden en de collega's.

Theo van Gogh was iemand die van het uiten van zijn mening via de kunst zijn levenswerk maakte. Hij was hierin een voorbeeld voor velen. Dat hij dit met de dood heeft moeten bekopen, raakt ons allen diep. Deze moord doet ons beseffen dat de open, vrije en tolerante samenleving die wij willen zijn, geen vanzelfsprekendheid is. Er zijn in ons midden mensen die deze verworvenheden, die de kern raken van onze democratie, met geweld omver willen halen. Daartegen moeten wij allen onze democratie verdedigen. Ik denk dat iedereen in deze zaal vanavond een beetje met gemengde gevoelens aan dit debat is begonnen, want hoe relatief is het praten over een begroting op een dag zoals deze en op een moment waarop zovelen uitdrukking geven aan hun woede op de Dam in Amsterdam? Toch is het belang van dit debat gebleven. Juist nu moet de democratie kracht tonen. Het recht, de justitie, is bij uitstek de beschermer van de vrijheid van meningsuiting, van de rechtsstaat, van de samenleving. Daarom zal ik namens de CDA-fractie gewoon die punten naar voren brengen die ik naar voren wilde brengen. Ik doe dat in verbondenheid met al die mensen die nu op de Dam hun stem verheffen tegen de moord op Theo van Gogh en voor de vrijheid van meningsuiting.

Ik begin nu aan de inbreng naar aanleiding van de begroting. In de laatste decennia van de vorige eeuw heeft de overheid aan gezag ingeboet. De elementaire zekerheid dat de overheid recht en veiligheid waarborgde, viel weg. De overheid handhaafde niet of onvoldoende en leek zich vooral te richten op de kleine groep burgers die de regels overtrad. Zij kregen aandacht, bescherming en hulp, maar de gewone burger, de 90% die vindt dat waarden er zijn om nageleefd te worden en dat normen er zijn om gehandhaafd te worden, voelde zich in de steek gelaten. Het gevolg was een grote onvrede, vooral op het vlak van veiligheid, die enkele jaren geleden zo manifest naar voren kwam. Het is de grote opdracht van dit kabinet en deze minister om die 90% te laten zien dat die kan rekenen op bescherming van de overheid en dat die 10% niet in de watten wordt gelegd, maar bij de kladden wordt gegrepen. Wat niet mag, moet niet worden gedoogd, maar bestraft.

Langs deze lijn is de coalitie van start gegaan en langs deze lijn is de minister consequent aan het werk. Al heel snel verscheen het ambitieuze veiligheidsplan "Naar een veiliger samenleving". Daarin en overigens ook daarbuiten is een scala aan maatregelen voorgesteld die in hoog tempo praktijk worden. Wij hebben onlangs alweer de vierde rapportage ontvangen. Dat veiligheid een speerpunt is, blijkt ook uit het feit dat het een van de weinige onderdelen van het kabinetsbeleid is waar in deze financieel moeilijke tijden toch extra geld voor beschikbaar is gekomen: voor uitbreiding van de sanctiecapaciteit, de politie, het OM, de rechterlijke macht en de jeugd. Toch is er volgens sommigen vooral een beeld van bezuinigingen. Voor een deel wordt er bespaard, maar ook van justitie mag meer efficiency worden verwacht. Doordat de stijging van het budget altijd nog minder is dan de veel sterkere toename van de vraag, is per saldo een besparing onvermijdelijk. Naast de onveiligheid was ook de efficiency – of eigenlijk: de inefficiency – van de overheid een van de kernpunten waarop de kritiek in 2002 zich juist manifesteerde, omdat al dat extra geld dat de laatste paar jaar was bijgeplust, voor een belangrijk deel in bureaucratie was weggelekt. Dat mag niet gebeuren met de extra gelden die deze minister ter beschikking heeft. Daarom steunen wij de lijn van de minister dat extra geld voor nieuw beleid is en niet zomaar mag worden ingezet om efficiencykortingen te verzachten.

Dit alles betekent niet dat de CDA-fractie alle keuzes van dit kabinet zomaar overneemt. Als de minister dat had gedacht, moet ik hem teleurstellen. Voor keuzes die ons niet bevallen, komen wij met alternatieven. Ik wijs erop dat bijvoorbeeld bij de algemene politieke beschouwingen door de CDA-fractie en de andere coalitiefracties is gevraagd om extra geld om de mogelijke daling in de politiesterkte ongedaan te maken en om 10 mln euro extra ter beschikking te stellen ter voorkoming van bezuinigingen op de jeugdzorg, met name gericht op de gezinsvoogden. Tegelijkertijd moeten wij erkennen dat veel justitiediensten onder grote druk staan en zelf dat gevoel ook nadrukkelijk hebben. Respect voor de mensen die bij justitie werken, is op zijn plaats. Ook de minister spreek ik aan op de noodzaak om ervoor te zorgen dat het personeel de grote noodzakelijke veranderingen kan bijhouden en dat ook zij het gevoel hebben dat datgene wat er gebeurt, nodig is in het belang van het land.

Mede door de enorme druk is justitie natuurlijk gevoelig voor incidenten. Wij hebben het afgelopen jaar vaak over incidenten gesproken. Dat zal ook het komende jaar weer gebeuren, maar ik wil hier toch herhalen wat ik bij de behandeling van het jaarverslag over het OM heb gezegd. Kijkend naar de prestaties als geheel van het OM, de rechters en het gevangeniswezen, zijn de prestaties van de mensen heel bijzonder.

Het is ondoenlijk om de hele begroting in detail na te lopen, maar ik focus nog even op drie punten: de veel voorkomende criminaliteit, de veelplegers en hun terugkeer naar de samenleving, de aanpak van de zware georganiseerde criminaliteit en de aanpak van bureaucratie en regeldruk, ook op het departement van deze minister.

Veel preventie en repressie komen samen in de aanpak van veelplegers. Zo wordt criminaliteit dicht bij huis aangepakt. Een eerste mogelijkheid om overlast en kleine ergernissen tegen te gaan, is de bestuurlijke boete. De minister is daarmee bezig, maar hij is ook bezig met de invoering van de uitgeschreven strafrechtelijke transactie door BOA's. Het laatste ziet mijn fractie als een belangrijke en kansrijke voorloper van de bestuurlijke boete. Wanneer komt dat voorstel naar de Kamer? In verband hiermee stel ik dezelfde vraag over de OM-afdoening. Dat voorstel zou in oktober komen, maar dat is er nog niet. Mijn fractie hecht daar grote waarde aan. Ik hoor net dat de minister zegt dat het bij de Kamer is en dan is dat zo.

Een belangrijk voorbeeld van een vernieuwende aanpak van winkelcriminaliteit is voor mijn fractie het convenant dat met het bedrijfsleven is gesloten. De minister heeft hierover recentelijk een aantal brieven gestuurd, die ook op de agenda staan, onder andere over de uitbreiding van gebiedsverboden voor de veelplegers. Mijn fractie vindt dat kansrijk. Waarom beperkt de minister het tot een straat? Waarom kiest hij niet voor een veel breder gebiedsverbod, bijvoorbeeld een binnenstad of een winkelgebied? Dat alles moet gehandhaafd worden met stadswachten en natuurlijk camera's. Een ander punt is het verstrekken van signalementen van daders. Ook bij de lokale en regionale media kan dat nu. Zijn daar al concrete afspraken over gemaakt?

De staatssecretaris van Economische Zaken heeft, zo zag ik onlangs, een convenant gesloten over de aanpak van criminaliteit in de transportbranche. De vraag is alleen hoe de afstemming is met het convenant winkelcriminaliteit. Wat gebeurt er precies en wat is de rol van Justitie hierbij? Ik ben het eens met collega Wolfsen die wees op het project Hector in Venlo. Ook mijn fractie maakt zich zorgen over dit kansrijke project dat, nu het nog even zou moeten worden doorgezet, de nek wordt omgedraaid. Is de minister bereid het project Hector nog een jaar een kans te geven?

Terecht kiest het kabinet ervoor om de reclasseringsinspanningen veel meer te richten op groepen die daadwerkelijk kans maken op verbetering. Alle veelplegers komen uiteindelijk weer vrij. Op dit moment is de overgang van het moment dat men in de gevangenis zit naar eventueel aansluitende opvang of woningen daarna onvoldoende. De gemeente en de politie staan soms voor verrassingen. Ik liep laatst met een wijkagent in een buurt ergens in Nederland. De politieagent groette heel vriendelijk een bekende en zei even later dat het een veelpleger was en dat hij niet wist dat die weer op straat stond. Hij was zeer verrast en ik was zeer verrast. Dat willen wij in de toekomst voorkomen. Een gedetineerde mag niet de straat op komen zonder dat er iets is geregeld: een uitkering, schuldsanering, huisvesting of tijdelijk onderdak. De familie moet worden ingelicht als dat mogelijk is en vervolgens gemeente en politie. Wat ons betreft komen er geen eindeloze praatsessies, maar worden praktische zaken gewoon geregeld. Dat moet gebeuren vanaf het moment dat men nog in de inrichting zit. Dat zeg ik er heel duidelijk bij, want anders zegt de minister dat ik buiten het terrein van Justitie treedt. Je zou kunnen denken aan het aanstellen van medewerkers maatschappelijke dienstverlening, maar het belangrijkste is dat het gebeurt. Mijn fractie is bereid om daar 6 mln euro voor vrij te maken.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Wij weten dat veel veelplegers recidiveren, meestal 95%. Nu heeft de verslavingsreclassering een nieuw project om dat terug te brengen tot 55 en soms zelfs tot 20%, maar dat kan niet geïntroduceerd worden vanwege dat starre systeem van outputfinanciering. Ik kan mij voorstellen dat u 6 mln wilt voor uw benadering. Is het alleen niet veel verstandiger om de kans op recidive te verminderen door dat goede project van de verslavingsreclassering op te pakken? Het is iets duurder dan uw project, maar het is een bewezen manier om de recidive terug te dringen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik ben natuurlijk geïnteresseerd in uw voorstel, want ik ruil mijn voorstel graag in voor een beter voorstel. Ik betwijfel echter zeer of uw voorstel beter is. Er is namelijk niet voor niets gekozen voor outputfinanciering. Wij willen allemaal resultaten en dan moet je zeker niet het signaal afgeven dat bij de reclassering niet langer resultaatgericht hoeft te worden gewerkt. Ik stel mij dus terughoudend op tegenover uw voorstel, temeer omdat ik met mijn voorstel heel veel mensen bereik, ook niet-verslaafde veelplegers. Verder vind ik dat wij bovenal praktische zaken moeten regelen als huisvesting en eventueel een uitkering. Wij moeten ervoor zorgen dat iemand die uit de gevangenis wordt ontslagen, niet een uur later weer op het centraal station staat. Ik blijf dus vooralsnog de voorkeur houden voor mijn iets goedkopere aanpak.

De heer Wolfsen (PvdA):

Vroeger deed de binnenreclassering, mensen van de reclassering die binnen de gevangenis werkten, dit type werk. Is het nu uw voorstel om dit soort mensen in alle gevangenissen terug te brengen?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het is natuurlijk het punt dat dit werk vroeger nooit echt goed is gedaan. Wat u de binnenreclassering noemt, werkte aan dit soort zaken, maar deed nog veel meer. Ik vind dat eerst allerlei praktische zaken moeten worden geregeld. Of hiervoor meer mensen moeten worden aangesteld of dat de gevangenis dit op een andere manier kan regelen, kan ik u nu niet zeggen. Ik weet nu al wel dat het niet zo kan zijn dat er mensen op straat komen te staan, bijvoorbeeld omdat ze een paar weken vervroegd worden vrijgelaten, zonder dat iemand daarvan op de hoogte is. De overgang van de gevangenis naar de buitenwereld moet dus worden verbeterd, zonder dat daarvoor eindeloze trajecten worden opgestart. De reclassering kan dat doen, maar wellicht zijn andere organisaties daar ook toe in staat. De inrichting moet dat wat mij betreft zelf beslissen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Verslavingszorg Nederland en GGZ Nederland hebben de noodklok geluid, omdat er straks heel veel veelplegers zonder enige begeleiding en behandeling vast worden gezet omdat uit een quick scan is gebleken dat zij niet gemotiveerd zijn om aan een behandeling deel te nemen. Is het niet zaak om te onderzoeken of begeleiding en behandeling een betere mogelijkheid zijn en tot betere resultaten leiden, zoals een grotere recidivevermindering?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik verschil hierover toch echt met u van mening, want het goede aan de door de minister voorgestelde aanpak van veelplegers is nu juist dat ze zo helder is. Als je meewerkt, duurt je detentie veel minder lang dan wanneer je niet meewerkt. Ik wil dat deze prikkel blijft bestaan. Veelplegers zitten niet verplicht twee jaar op een cel, want ze kunnen veel eerder vrijkomen, mits ze meewerken. De bal ligt dus op de helft van de veelpleger.

De veelplegers die niet meewerken, zijn en blijven natuurlijk een probleem, want na een bepaalde tijd komen ze weer vrij. Ik wil voorkomen dat ze in die twee jaar allerlei trajecten volgen die tot niets leiden. Als ze terugkeren in de maatschappij, moeten die zaken zijn geregeld die ik zojuist noemde. De gemeente moet weten waar iemand verblijft. Er moet contact worden gelegd. Er moet werk of een uitkering zijn en zo mogelijk huisvesting. Ik richt mij in mijn voorstel zo min mogelijk op een specifieke groep, want ik wil dat mijn voorstel zo veel mogelijk mensen van nut is.

De heer De Wit (SP):

Wie moet dit gaan doen? Is het u bekend dat Reclassering Nederland heeft voorgesteld om ook dit werk te doen. Zij gaat overigens verder dan de minister, want in hun voorstel komt ze niet alleen in actie als er sprake is van een justitiële titel, maar ook als daarvan geen sprake is. Zij wil zich dus inzetten voor juist die mensen die u met uw voorstel wilt bereiken, te weten de mensen die plotseling op straat komen te staan. Bent u bereid om het voorstel van Reclassering Nederland te steunen?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik stel voor dat de inrichting die taak laat vervullen door de organisatie waarvan zij denkt dat ze die taak het beste kan vervullen. Ik stel mij op dit moment echter terughoudend op tegenover een keuze voor de reclassering, want ik wil voorkomen dat wij in de valkuil trappen dat door dit voorstel de efficiencykorting ongedaan wordt gemaakt. Het moet een aparte taak worden, waarbij het vers twee is wie deze taak uitvoert. Wij moeten voorkomen dat met dit geld de beperking van de taken weer wordt teruggedraaid, want dan zijn wij even ver als een paar jaar geleden. Dan is het weer "weggeefgeld" geworden en dat is zeker niet mijn bedoeling.

Mevrouw Griffith (VVD):

Het kabinet heeft 5 mln uitgetrokken voor maatschappelijke dienstverlening door medewerkers van de inrichtingen zelf. De minister zegt dat dit betekent dat zij zorgt voor basale toeleiding naar huisvesting, zorg en inkomen na detentie. Mevrouw Joldersma van de CDA-fractie heeft een plan gemaakt. De minister heeft daar bij brief van 29 oktober op gereageerd. Hij heeft gezegd dat hij met de gemeenten om de tafel wil gaan zitten. Het moet onder andere bekend zijn wanneer iemand vrijkomt zodat daar geen onduidelijkheid over bestaat. Het is de bedoeling dat alle knelpunten die er bestaan ook daadwerkelijk worden opgelost. Ik vraag mij af wat de toegevoegde waarde van uw voorstel is. U zegt immers dat het u niet uitmaakt wie die taken uiteindelijk uitvoert, de reclassering of medewerkers binnen de inrichting zelf. Ik heb het idee dat de minister daar wel naar heeft gekeken.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het bedrag dat de minister in zijn reactie op het plan van mevrouw Joldersma noemt, is geen nieuw bedrag dat apart hiervoor ter beschikking komt. Het gaat er naar onze stellige overtuiging om dat er niet een traject voor sommigen komt, maar een traject voor alle mensen die weer terugkeren in de samenleving. Er is één ding uit de brief dat ik niet snap. Er staat dat er 106 mensen worden ingezet. Volgens mijn inlichtingen zijn er echter slechts acht van deze specifieke medewerkers werkzaam. Daar zit een groot verschil in. Dat moet onderwerp zijn van debat.

De heer Van der Staaij (SGP):

Houdt de CDA-fractie onverkort vast aan het plan dat door mevrouw Joldersma is ingediend of bent u op bepaalde elementen overtuigd door de reactie van de minister en laat u onderdelen ervan vallen?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Als wij een voorstel doen, hecht ik eraan dat het onderdeel van debat is in deze Kamer. Na de beantwoording van de minister en nadat wij hebben gehoord wat de andere woordvoerders hebben gezegd, beslissen wij in tweede termijn wat het beste is. Wij hebben een voorstel gepresenteerd waarin 6 mln beschikbaar wordt gesteld voor een categorie waarvoor nu, ook in de plannen van de regering, geen één-op-éénoplossing is. Ik zie dat plan als de beste oplossing. Daar ga ik voor, maar ik ben natuurlijk geen debat begonnen terwijl de uitslag al van tevoren vastlag.

De aanpak van de veelplegers is buitengewoon kansrijk. Ik wil de minister een compliment maken omdat hij in deze tijden van weinig geld zo veel nieuw beleid op dit terrein weet te maken.

Ook de zware criminaliteit is een grote zorg van de CDA-fractie. Willem Endstra was bijvoorbeeld ongenaakbaar totdat hij werd vermoord. Pas daarna kon de politie onderzoek doen. Wij moeten dat voor zijn. Als wij ergens preventief kunnen optreden, is het wel in die wereld. Ik noem een aantal punten. De Bibob-aanpak is buitengewoon kansrijk. Toen ik echter onlangs bij een gemeente was, zei men tegen mij dat er alleen maar vergunningen mogen worden geweigerd aan iemand die op hetzelfde terrein overtredingen of misdrijven heeft begaan. Waarom wordt deze aanpak niet verbreed? Ik begrijp dat niet goed. Is de minister bereid om de criteria voor het weigeren van vergunningen uit te breiden? Is hij bereid om gemeenten met nadruk te wijzen op het belang van de Wet Bibob? Er zijn immers nog steeds gemeenten die menen dat het in hun gemeente niet voorkomt dat mensen ten onrechte een vergunning aanvragen.

Een ander belangrijk punt is het ontnemen van wederrechtelijk verkregen vermogen. De "pluk ze"-aanpak is succesvol, maar volstrekt onvoldoende. De CDA-fractie vraagt de minister om de capaciteit uit te breiden. Er moet capaciteit zijn om specialisten aan te stellen om te gaan ontnemen. Dat kost geld. Ik zal straks aangeven waar de financiering hiervoor kan worden gevonden. De heer Wolfsen en ik hebben ons in dit onderwerp verdiept. Met de aanstelling van enkele specialisten kan al een heleboel extra onderzoek worden gedaan.

Het is noodzakelijk dat er effectievere sancties komen. Gevangenisstraf is nog te veel een tijdelijke onderbreking van een criminele carrière. Het innemen van het paspoort en het rijbewijs is nu nog een uitzondering. Mijn fractie vindt dat dit regel moet worden. Ik heb al eerder gesproken over het onder curatele stellen van de dader zodat deze als hij uit de gevangenis komt nog jaren wordt gehinderd doordat hij geen vastgoed meer kan aankopen en geen rechtspersonen meer kan oprichten.

De Wet melding ongebruikelijke transacties moet veel efficiënter worden. Er zijn nu heel veel meldingen, maar er worden heel weinig onderzoeken gedaan. Er moet meer financiële specialiteit beschikbaar zijn om dat werk te kunnen doen. Daarnaast moet er sprake zijn van een meer gerichte melding zodat er niet allemaal vervuiling is.

En tot slot, uit het dreigingsbeeld van zware criminaliteit dat in juli gegeven is, bleek hoeveel contant geld, natuurlijk allemaal wit te wassen geld, de grens overgaat. In 2003 is er driehonderd keer geconstateerd dat er mensen met meer dan € 15.000 in contanten Schiphol verlieten. Mijn fractie wil een maximum aan de uitvoer van contant geld vanaf Schiphol.

De heer Wolfsen (PvdA):

Wij steunen in beginsel alle plannen om veel slimmer te straffen, en daar past dit vrijwel allemaal in. Wij hebben samen een zoektocht verricht naar de effecten van de ontnemingswetgeving. Daarbij bleek dat er bij het Openbaar Ministerie in de praktijk niet of nauwelijks aandacht voor dit soort zaken is. Zullen wij eens samen een motie indienen om bij de parketten een veel hogere prioriteit te geven aan ontnemingszaken?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik vind het een hele mooi voorstel om samen een motie in te dienen. Er moet wat mij betreft meer capaciteit voor vrijgemaakt worden, een aantal officieren erbij is voldoende. Maar met verschuiven van prioriteiten ben ik altijd heel voorzichtig, want dat gaat altijd ten koste van iets anders en dan wil ik altijd het hele plaatje zien. Uit het onderzoek blijkt dat er meer aandacht voor nodig is, maar als het om een hogere prioriteit gaat, wil ik eerst zien wat dat betekent, voordat ik meedoe met een motie.

Mevrouw Griffith (VVD):

U sprak over het als sanctie ontnemen van paspoorten en rijbewijzen en over het onder curatele stellen van criminelen. Hoe is dat in de praktijk uitvoerbaar? Er is in Europa vrij verkeer van personen en goederen, dus een crimineel heeft geen paspoort nodig om naar België of naar Duitsland te kunnen gaan. Is het dus wel een effectieve maatregel? En bovendien heeft een zware crimineel wel een chauffeur, dus wat wilt u bereiken?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het lijkt mij in ieder geval buitengewoon moeilijk om zonder paspoort een vliegtuig in te komen. Dat scheelt al enorm. En natuurlijk staat er niet op elke straathoek een politieagent, maar als wij criminelen willen hinderen, dan draagt het innemen van het rijbewijs ertoe bij dat deze mensen het werk dat zij deden voordat zij in de gevangenis terechtkwamen, niet op een normale manier kunnen voortzetten. Ik weet dat er niet met gevangenisstraf volstaan kan worden, want daarna keren deze mensen gewoon terug naar hun criminele activiteiten.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik zoek het causale verband tussen het hebben van een paspoort en het plegen van strafbare feiten. Als je als grote jongen drugs wilt smokkelen, dan heb je mensen die het werk voor je doen, dus kunt u mij dat verband uitleggen? Ik heb nu ook mijn paspoort niet bij me.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het gaat er niet om dat iemand een paspoort nodig zou hebben om naar zijn buurman te gaan en iets te doen wat verboden is, maar het gaat dan ook niet alleen om het innemen van het paspoort. Nee, ik wil een scala aan maatregelen. Gevangenisstraf moet blijven, dat is logisch, maar ik wil dat al die grote jongens die in grote auto's door Amsterdam blijven rijden, voelen dat zij niet meer normaal aan de samenleving kunnen meedoen. Daar behoort het innemen van rijbewijs en paspoort bij, maar bijvoorbeeld ook een ondercuratelestelling, opdat iemand na zijn gevangenisstraf niet meer een rechtspersoon kan oprichten of vastgoed kan kopen en dat hij tot de conclusie komt dat hij een keer een normaal beroep moet gaan uitoefenen.

De heer De Wit (SP):

U sprak over de heer Endstra en ik meen dat u iets merkwaardigs zei, namelijk dat het Openbaar Ministerie pas aan de slag kon toe hij dood was. Vindt u dit niet vreemd?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ja, heel vreemd. Het kon omdat er toen ineens sprake was van een strafbaar feit, waardoor men bijvoorbeeld huiszoeking kon gaan doen. Toen kon het Openbaar Ministerie zijn bevoegdheden gebruiken, maar in de fase daarvoor was het allemaal veel moeilijker. Dat is het grote probleem, men kan nog veel te lang doorgaan op een criminele weg zonder dat het aan de oppervlakte komt. Daarom noemde ik de Bibob en de MOT, de uitvoer van contant geld en dergelijke. Maar als zulke mensen niet meer achter de tralies hoeven te zitten, moeten wij er in ieder geval een bijdrage aan leveren dat zij niet weer vervallen in crimineel gedrag, want voor deze mensen helpt reclassering niet.

De heer De Wit (SP):

Ik waag te betwijfelen of het nodig is om op iemands dood te wachten om op de juiste manier te kunnen optreden, maar is de zaak hiermee voor u afgedaan? U doet een aantal suggesties om zo'n zaak aan te pakken, maar er zijn toch nog veel meer mensen bij betrokken, het gaat toch vaak om een hele stamboom van BV's en betrokkenen? Vindt u, als u spreekt over een tekortschietend OM, dat ook daar een onderzoek naar moet worden gedaan in plaats van te volstaan met een onderzoek naar iemand die – in dit geval – vermoord is?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik bedoel vooral de ongenaakbaar lijkende top die zich verrijkt en die, als die in de gevangenis komt, daarna gewoon weer doorgaat. Kijk naar de mensen die in Amsterdam het vastgoed hebben. Het is natuurlijk een heel conglomeraat. Ik wil dat wij dat conglomeraat kunnen aanpakken. Het is inderdaad meer. Het is de financiële capaciteit, maar het is ook de mogelijkheid en de middelen om ze aan te pakken. Daartoe wil ik in elk geval een bijdrage leveren.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik hoor de heer Van Haersma Buma mooie woorden zeggen over het veiligheidsprogramma en het succes van minister Donner. Ik vraag mij af of de CDA-fractie van mening is dat de prestatiecontracten met de politie, die natuurlijk een cruciaal onderdeel zijn van het veiligheidsprogramma, optimaal functioneren zoals zij nu functioneren, en een bijdrage leveren aan het terugdringen van de criminaliteit.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik neem aan dat wij in het aparte wetgevingsoverleg over de politie komen te spreken over de prestatiecontracten. Nu ik hier toch sta, zal ik echter de vraag graag beantwoorden.

Wij hebben bij het jaarverslag van het Openbaar Ministerie een bijlage gekregen met onderzoeken. Daaruit blijkt dat een groter deel van de politiekorpsen meer is gaan opsporen en grotere zaken is gaan doen. Een deel doet evenveel en een kleiner deel, het kleinste deel, doet minder. Het gaat om makkelijker zaken; men spoort minder op en te makkelijke zaken. Als ik het totaal bekijk, vind ik het buitengewoon succesvol. Er waren korpsen waar twee bonnen per man per maand werden uitgeschreven. Dat is natuurlijk onzin. Ik ben zeer voor prestatiecontracten. Wanneer op een gegeven moment andere criteria worden gevonden of andere criteria nodig zijn, komen wij daarover te spreken. Ik vind het echter buitengewoon zinvol om op die manier de politie af te rekenen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Wat vindt u dan van berichten in de krant dat de waterpolitie en anderen een race houden om voor het einde van het jaar nog zoveel mogelijk bonnen uit te schrijven om het geld binnen te slepen? Het gaat dus niet om boeven vangen, maar om bekeuringen voor kapotte fietslichten en dergelijke.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik kan wel zeggen wat ik dacht toen ik het las, namelijk: goh, het is echt weer een dag voor de begroting en wij komen weer even met alle dingen naar buiten.

Het kan dat de waterpolitie meer moet uitschrijven. Dan ga je kijken of je de prestatiecontracten kunt optimaliseren. Ik kan wel zeggen dat op het water behoorlijk veel overtredingen worden gemaakt. Denk aan milieuovertredingen of snelheidsovertredingen. Voor een windsurfer is daar vaak weinig eer aan te behalen. Niet dat ik een windsurfer ben, overigens.

Op het gebied van de administratieve lasten noem ik drie punten waarvan ik vind dat de minister daarop zijn aandacht moet vestigen. Justitie is natuurlijk van nature het wetgevingsdepartement, maar de ambitie van Justitie zou ook moeten zijn minder regels. Het eerste punt is de door mij al genoemde MOT-wetgeving, de melding ongebruikelijke transacties. Deze minister mag preciezer gaan zoeken naar criteria opdat de lasten zo klein mogelijk zijn en het rendement zo hoog mogelijk.

Het tweede punt is de privacywetgeving. De Wet bescherming persoonsgegevens geeft aanleiding tot enorme administratieve lasten. Ik vond het wat mager om die lasten in de begroting met 11% te verlagen. Ik vraag de minister om deze ambitie op te schroeven naar 25%. Ik denk dat heel veel bedrijven en gemeenten in Nederland hem daarvoor dankbaar zullen zijn.

Het derde punt is vermindering van de bureaucratie. Dat is ook een onderdeel van lasten. Door de regering en door de Tweede Kamer zijn natuurlijk enorm veel beperkingen opgelegd aan een aantal overheidsdiensten. Gek genoeg zijn er een aantal die steeds groter worden. Ik begrijp dat niet zo goed. Iedereen wordt gekort, maar bij het College Bescherming Persoonsgegevens komen er mensen bij. Waarom geldt voor dat college niet dezelfde efficiencytaakstelling "meer voor minder"? Hetzelfde geldt voor de Raad voor de rechtspraak. Ooit waren het 94 fte's; inmiddels zijn het er 142. Passen zij allen nog wel in het prestigieuze gebouw aan de Lange Vijverberg? Ook de Commissie Gelijke Behandeling krijgt tien mensen erbij. Mijn fractie wil dat verminderen en wil daarom korten op deze organisaties. Ik geef het maar aan in euro's, want waarschijnlijk komt het in tweede termijn in een motie terug. Het College Bescherming Persoonsgegevens kan met € 300.000 minder nog steeds evenveel afleveren als nu. Datzelfde geldt voor de Commissie gelijke behandeling. De Raad voor de rechtspraak is met € 900.000 minder nog steeds groter dan wij ooit hebben beoogd. Dat geld wil ik onder andere stoppen in de plannen die ik had, zoals uitbreiding van de financiële capaciteit bij het Openbaar Ministerie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Een andere sector die met gigantische bureaucratie kampt is de jeugdzorg. Daar hoor ik u niet over. Vindt u ook niet dat wij eens fors moeten snijden in alle protocollen die iedereen moet invullen, wat allemaal ten koste gaat van de tijd die men heeft voor de jongeren, om maar eens een voorbeeld te geven? Vindt u ook niet dat deze minister met VWS eens stevig de bezem door de jeugdzorg moet halen?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dat ben ik zeer met u eens. Ik noem het niet, omdat u het waarschijnlijk met mij eens bent dat je dat niet in een efficiencykorting moet omzetten, maar in meer efficiënt werken en meer produceren. Maar ik ben het zeer met u eens. Er komt een nieuwe Wet op de jeugdzorg. Wij moeten dat allemaal zeer kritisch bewaken. Een ieder van ons gaat het land in, spreekt over en met de jeugdzorg en ziet dat het in de praktijk veel efficiënter kan en moet en dat het meer klantgericht moet zijn. Ik deel die zorg volkomen.

De heer Wolfsen (PvdA):

Uw collega De Pater heeft vorig jaar behartigenswaardige woorden gesproken over huiselijk geweld, alsook over de wet die er snel zou moeten komen. Er zou meer opvang moeten komen. U zwijgt er nu over. Zou u nog wat waarderende woorden willen zeggen over het gegeven dat er zo weinig aan gebeurt?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik ga geen waarderende woorden spreken over iets wat weinig gebeurt.

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik bedoel evaluerende woorden in die zin dat u er een oordeel over geeft.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik wil met u aan de minister vragen hoe het nu staat met de uitvoering van de plannen die een jaar geleden zijn gelanceerd voor uit huis plaatsen en dergelijke.

De heer Wolfsen (PvdA):

Wat vindt u ervan dat het zo ontzettend lang duurt?

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dat kan ik pas beoordelen als ik weet waarom het zo lang duurt. Dat wil ik graag weten. Dat onderdeel heeft bij de begroting vorig jaar terecht een grote rol gespeeld.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik heb ook een vraag over de jeugdzorg en met name het plan van de minister om meer jongeren op een cel te plaatsen, soms wel vier op een cel. Ik vraag mij af wat het standpunt van de CDA-fractie is in dezen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Volgens mij was het niet een plan van de minister, maar een mogelijkheid voor de jeugdinrichtingen om een oplossing te bieden voor de opgelegde financiële kortingen. Zo zie ik het. Het gaat om een probeersel, een onderzoek of het mogelijk is. Vervolgens kijken wij of het in de praktijk werkt. Als het kan, vind ik dat wij het ook moeten doen. Als het niet kan, zoeken wij iets anders. Maar ik ben ertegen om te polariseren op het enkele begrip "meer op een cel". Dat kan misschien heel goed. Ik vind het essentieel dat wij het dan ook doen.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Jonker, die haar maidenspeech zal houden.

Mevrouw Jonker (CDA):

Voorzitter. Namens het CDA wil ik Justitie vanuit Europees perspectief neerzetten. De noodzaak van Europese samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken wordt door gebeurtenissen zoals de aanslag in Madrid en de zaak-Fourniret extra duidelijk. Tijdens de EU-top in Tampere heeft de Unie zich tot doel gesteld te streven naar een vrije, veilige en rechtvaardige leefomgeving. Het blijkt echter lastig te zijn daadwerkelijk de eenheid te vormen waar de Unie voor staat. Ook de toetreding van de tien nieuwe lidstaten maakt de uitdaging om te komen tot een gemeenschappelijk Europees beleid groter dan ooit.

Vertrouwen vormt hierbij voor het CDA het sleutelbegrip: vertrouwen als basis voor optimale samenwerking, afstemming en duidelijkheid binnen de Unie. Deze punten, samenwerking, afstemming en duidelijkheid, moeten telkens opnieuw doorklinken in de verschillende instanties, bij het implementeren van wet- en regelgeving en in de uitwisseling van inlichtingen. De drie onderwerpen zal ik achtereenvolgens toelichten.

Bij het streven naar een ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zijn op zowel nationaal als Europees niveau veel instanties betrokken. Door gebrekkige of globale taakomschrijvingen bestaat er echter vaak overlap of zijn er lacunes tussen hun werkterreinen.

Als men Eurojust en Europol naast elkaar zet, geldt dat beide instellingen informatie verzamelen. De mogelijkheid dat men soms dezelfde informatie verzamelt, is niet ondenkbeeldig. Maar ook komt het voor dat de één informatie laat liggen in de veronderstelling dat de ander deze voor zijn rekening neemt. Wij kunnen ook kijken naar Eurojust en het Europees justitieel netwerk. Beide zijn er om rechtshulp te vergemakkelijken, het Europees justitieel netwerk op bilateraal niveau en Eurojust op multilateraal niveau en, indien gewenst, ook op bilateraal niveau. Zo kan ook gekeken worden naar de werkterreinen van OLAF, het netwerk Europese verbindingsmagistraten en de European Task Force of Police Chiefs. Taakstellingen moeten concreter met de daarbij behorende en vereiste bevoegdheden.

Soms is het makkelijker om een nieuwe instantie op te richten in plaats van een bestaande beter te laten functioneren. Dit gebeurt in de praktijk dan ook te vaak. Zo pleit Eurocommissaris voor justitie Vitorino voor de oprichting van een Europese alarm- of meldcentrale voor terroristische aanslagen en een netwerk van politie-eenheden waarover Europol de regie moet voeren. Bestaat hiertoe daadwerkelijk de noodzaak? Wat zijn concreet de doelstellingen die met deze centrale gerealiseerd moeten worden? De heer Gijs de Vries is aangesteld als Europees terrorismecoördinator. Hij heeft als taak om alles wat er is, te coördineren. Heeft dit al geleid tot concrete aanbevelingen? Zo ja, worden deze al uitgevoerd? Een goede afstemming en optimalisering van instanties is nodig. Er moet veel meer gekeken worden naar output en, nog belangrijker, outcome.

Ik kom op de wet- en regelgeving. Uitgangspunt bij Europese regelgeving hoeft niet harmonisering te zijn. Wat nationaal geregeld kan worden, moet nationaal geregeld worden. Waar harmonisering op Europees niveau echter noodzakelijk is, moet dit snel kunnen gebeuren. Een belangrijk voorbeeld is de wapenhandel. Het is de CDA-fractie een doorn in het oog dat bepalingen van nationale wetten niet overeenstemmen. Een Nederlands staatsburger kan in Italië een vuurwapen kopen dat in Nederland is verboden. Het CDA wil harmonisering van de vuurwapenregelgeving. Welke stappen gaat de regering zetten om zo snel mogelijk resultaat op dit terrein te bereiken?

Helaas blijft de noodzakelijke harmonisering te vaak hangen in politieke onwil binnen de lidstaten, waardoor maatregelen niet concreet worden overgenomen, geratificeerd en wettelijk geïmplementeerd. Nederland zou meer vooraan in het peloton moeten willen meefietsen.

De CDA-fractie wil dat de minister inzichtelijk maakt van welke instanties en regelingen nooit of zelden gebruik wordt gemaakt door Nederlandse opsporingsinstanties. Deze instanties moeten vervolgens zelf aangeven hoe zij Europese samenwerking beter willen vormgeven zonder dat de politiek voor de troepen uitloopt met het bedenken van nieuwe instanties. Met audits en benchmarking kan vervolgens het kwaliteitsniveau bereikt worden en behouden blijven. De wijze waarop onze administratieve lasten worden teruggebracht, kan hierbij als voorbeeld dienen. Trouwens, er blijken peer evaluations bekend te zijn bij het Raadssecretariaat in Brussel. Ik spreek over de delegatie die door Hans Nielsen is geleid. Komen de bevindingen die daarin opgetekend staan tegemoet aan onze wensen? Wanneer kan de Kamer kennisnemen van deze evaluaties?

Op het gebied van de uitwisseling van informatie vormt het gebrek aan vertrouwen een groot probleem, zowel voor bilaterale uitwisseling als voor uitwisseling van informatie via Europol. Europol is volledig afhankelijk van informatie die het van lidstaten ontvangt en moet aan deze lidstaten toestemming vragen om informatie door te spelen. De lidstaten zijn daartoe vaak pas bereid als men voldoende vertrouwen heeft in het ontvangende land en dan ook nog alleen als men weet dat er iets voor terugkomt. Betekent dit dat de lidstaten met matig ontwikkelde inlichtingendiensten ook weinig informatie krijgen? Dat stemt niet gerust. Als wij geen gemeenschappelijk beleid voeren, zoekt de terrorist ondertussen rustig voort naar de zwakste schakel. Is de minister het op dit punt met ons eens? Wat kan en gaat hij eraan doen?

Dan komen wij bij het Europol-informatiesysteem (EIS). Het opzetten van dit systeem kan hierin een oplossing bieden. Echter, treuzelen over mooi, mooier, mooist zet geen zoden aan de dijk, laat staan criminelen achter tralies. Is Europol tot een besluit gekomen? Zo niet, hoe gaat u die organisatie er op korte termijn toe aanzetten? Tot zover de instituties wet- en regelgeving en uitwisseling van informatie.

Vervolgens kom ik te spreken over terrorisme. Vooral bij constante dreiging van terroristische aanslagen is uitwisseling van informatie essentieel. Hierbij komt opnieuw het vertrouwen in elkaar en tussen Europese instanties om de hoek kijken. Op Europees gebied zijn al veel stappen gezet: het Europees aanhoudingsbevel, de instelling van de joint investigation teams en de Overleveringswet. Is dit voldoende? Welke sancties kunnen gesteld worden op het niet uitwisselen van voorhanden zijnde informatie of het niet optimaal samenwerken? Hoe moet een JIT effectief functioneren als er zeven stappen moeten worden gezet voordat het kan worden opgestart? Effectieve en snelle inzet mag niet worden belemmerd door bureaucratische regels.

Dan het terrorisme op nationaal gebied. Het overnemen van de motie-Verhagen door de regering is een stap in de goede richting op nationaal niveau. Deze pleit voor de instelling van een nationale veiligheidsraad. Mijn fractie heeft dan ook enthousiast ingestemd met de aanpak van het kabinet waarmee zowel de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als de minister van Justitie verantwoordelijk is gesteld voor terrorismebestrijding, met een doorzettings-macht voor de laatste.

Ook binnen Nederland gelden belemmeringen bij informatie-uitwisseling en samenwerking tussen instanties. Regionale belangen kunnen tegelijkertijd landelijke belangen of zelfs internationale belangen zijn. Dit inzicht moet vanzelfsprekend zijn. Vanaf de politieopleiding moet deze focus centraal staan. De CDA-fractie zal kritisch volgen hoe de samenwerking tussen instanties vorm krijgt in de nieuwe antiterrorisme-eenheid.

Het CDA vraagt ook aandacht voor het alerteringssysteem. Hiertoe heeft het kabinet al een aanzet gedaan. Wanneer zien wij resultaat? Als het gaat om de alertering gaan wij ervan uit dat daarover nog een centraal gecoördineerde communicatie richting de bevolking volgt. Het mag duidelijk zijn dat ik oproep tot preventie, repressie maar ook tot integraliteit met andere beleidsterreinen.

Wat betreft terrorisme wil ik nog ingaan op een aantal andere punten die betrekking hebben op grensoverschrijdende criminaliteit. Hoewel er op dit moment terecht aandacht is voor terrorisme mag dit er niet toe leiden dat andere criminaliteit onderbelicht raakt. Ik noem in dit verband mensenhandel en kinderpornografie. Hoewel dit thema's zijn die vallen onder de JBZ-raad hebben wij hier op Europees niveau weinig meer over vernomen. Welke activiteiten onderneemt de regering op dit gebied? Uit het rapport van mevrouw Korvinus, de Nationale Rapporteur Mensenhandel, blijkt dat Nederland 1150 daders en 3500 slachtoffers herbergt. Vaak zijn ze afkomstig van of binnengekomen via Oost-Europa. Hieronder vallen ook de nieuwe lidstaten. Ik zeg dit niet om met de vinger te wijzen maar wel om te onderstrepen dat Europese samenwerking broodnodig is. Criminelen gebruiken mensenhandel als opstap naar een carrière in de wapen- en drugshandel. Blijkbaar is het erg lucratief.

Ik heb de noodzaak voor Nederland om mensenhandel hoog op de agenda te houden, aangetoond. Daar moeten wij ook naar handelen. Aanpak vergt zicht op illegaliteit en die is alleen mogelijk met goede informatie. Dit geldt zowel voor mensenhandel als voor kinderpornografie. Europol is bezig met het opbouwen van database kinderpornografie waarin gegevens van zowel daders als slachtoffers worden opgenomen. Het uitbreiden van deze database blijkt erg lastig vanwege het ontbreken van vertrouwen, maar ook vanwege het ontbreken van een gemeenschappelijke prioriteit en een gezamenlijke terminologie.

Ik weet dat Nederland op dit moment werkt aan het juridisch inpassen van een internationale definitie van mensenhandel. Daarvoor chapeau, maar er is meer nodig. De Gemeenschappelijke Voorziening Aanpak Kinderporno heeft drie jaar geleden aanbevelingen gedaan. Hier is nog niets mee gebeurd. Ons slaat de angst om het hart als wij denken aan de aanbevelingen die mevrouw Korvinus deze zomer heeft gedaan.

80% van de kinderpornografie wordt via internet verspreid. Technologische hulpmiddelen moeten worden ingezet om de infiltratie op internet te verbeteren. De politie moet proactief kunnen werken en niet alleen maar achter de feiten aan hoeven lopen. Voor de CDA-fractie is het duidelijk: er moet zo snel mogelijk een Europese aanpak komen met een actieplan. Er moet hard worden ingegrepen bij de internetproviders. Zij verdienen aan het adverteren voor illegale activiteiten en dat zou niet mogelijk moeten zijn. Deze rotzooi mag niet verspreid worden. Providers moeten gedwongen worden om filters in te bouwen en informatie met betrekking tot kinderpornografie moet er door henzelf afgehaald worden. Graag een duidelijke reactie van de minister hierop.

Wij hebben begrepen dat het Nederlands voorzitterschap het initiatief genomen heeft voor de internationale strijd tegen kinderpornografie. Echter, het is nog onduidelijk of Luxemburg dit initiatief zal voortzetten. De prioriteiten van Europol mogen niet afhankelijk zijn van voorzitterschappen die ieder halfjaar wisselen. Ik roep de minister op om dit in het overdrachtsdossier te agenderen.

De voorzitter:

Mevrouw Jonker. Met dit prachtige betoog heeft u getoond dat u sterk bij het onderwerp betrokken bent. U heeft ook blijk gegeven van een sterke internationale oriëntatie. Ik feliciteer u van harte met uw maidenspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Eerdmans (LPF):

Voorzitter. De moord op Theo van Gogh vandaag is een daad van lafheid, nul respect, grote weerzinwekkendheid en getuigt van minachting tegenover alles waar we in Nederland voor staan. De bijeenkomst op de Dam heeft vanavond laten zien welke afschuw er leeft. Het blijkt onder meer uit de hoeveelheid mensen erheen zijn gegaan. Mijn fractie veroordeelt de moord op Theo van Gogh, die in alles doet denken aan de politieke aanslag op onze leider Pim Fortuyn, die twee jaar geleden werd vermoord. Ons medeleven gaat uit naar de familie en de nabestaanden. Het laatste woord hierover is niet gezegd. Er komt vanavond een brief van de minister en er zal een nader debat volgen.

Ik wil daarnaast mijn collega Corrie Jonker van harte feliciteren met haar maidenspeech. Ik vond dat zij goede dingen zei, waar ik later graag nog eens bij haar op terugkom.

Voorzitter. Ik ga terug naar de Justitiebegroting. Het lijkt me goed om tweeënhalf jaar na de start Balkenende I en Balkenende II de temperatuur op te meten. Hoe veilig is Nederland inmiddels? Ik vond het aardig om het programma "Naar een veiliger samenleving" eens langs de lat te leggen van verschillende indicatoren en te kijken of Nederland veiliger of minder veilig is geworden en welke prestaties er geleverd zijn.

De doelstelling van het kabinet is 25% minder criminaliteit. De politie heeft in 2003 3% minder misdrijven geregistreerd. Het aantal autodiefstallen en het aantal winkeldiefstallen is gedaald. Dat is een plusje, maar 3% is te weinig. Het rapportcijfer is dus onvoldoende.

Het wetgevingspakket is indrukwekkend. Twee op een cel, stelselmatige daders, terreurwetgeving, OM en RM worden ontlast en verhoging van de strafmaxima. Zeer goed, een acht.

Het cellentekort. Er zijn 1400 cellen tekort in het komende jaar. Ik kan hier kort over zijn. Dit is onder de maat. Het rapportcijfer is zeer onvoldoende.

Het oplossingspercentage. Mijn fractie vindt dit een belangrijke indicator. De minister wil hier niet aan. Hij zegt er niets over. Ik kan er dus helaas ook niets over zeggen.

Zero tolerance. Hieraan wordt door de politie steeds meer aandacht besteed. De Amsterdamse politie bestraft wildplassen en bekeurt fietsers zonder achterlicht. Mijn fractie vindt dit goed. Het rapportcijfer is goed.

Geweldbestrijding. Het geweld stijgt met 2%. Er is een toename van mishandelingen van 11%. Dit gaat slecht en moet dalen. Het rapportcijfer is onvoldoende.

Het veiligheidsgevoel van de burgers. Ik vind dit een heel belangrijke indicator voor veiligheid. Uit het rapport van het Cultureel Planbureau blijkt dat mensen zich grote zorgen maken. Zij vrezen dat geweld en terreur zal toenemen. Het rapportcijfer is daar helaas ook onvoldoende.

Als ik alles op een rijtje zet, dan krijgt het veiligheidsbeleid van de Nederlandse regering een onvoldoende.

Voorzitter. Ik begin met het straatgeweld. Dit neemt toe. Op straat heerst veelal de wet van de jungle in plaats van de wet van het strafrecht. We kennen de namen: Tjoelker, Anja Joos, recent Manuel Fetter doodgeslagen in Leeuwarden. De goedbedoelde campagnes van de overheid kunnen de wet van de jungle niet veranderen. Het aantal geweldsdelicten neemt toe. Het geweld gaat door tot in treinen en supermarkten. Een caissière in Rotterdam werd twee weken geleden in haar nek geschoten toen zij een dief in zijn kladden probeerde te grijpen. Na de moord op Manuel Fetter schreeuwde burgemeester Dales om meer camera's. Hij heeft gelijk. 85% van de Nederlanders is hiervoor.

Waarom doen wij alles in dit land te laat? Er moet eerst een meisje worden ontvoerd in Eibergen, voordat wij iets gaan doen aan de verlofregeling van tbs'ers. Er moeten eerst elf doden vallen door toedoen van sportschutters, voordat wij gaan denken aan een aanpassing van de schietclubregeling in Nederland. Eerst moet Theo van Gogh worden vermoord, nadat Pim Fortuyn al is vermoord. Wij gaan waarschijnlijk nu pas inzien dat ook opiniemakers risico's lopen. Waarom wachten wij in dit land altijd tot het te laat is? Ik kan dat niet begrijpen. Ik blijf erop hameren dat u als minister moet vooruitdenken en niet altijd na afloop dingen moet willen veranderen.

Voorzitter. Uit het rapport van het Cultureel Planbureau blijkt dat vrijwel 100% van de Nederlanders vraagt om een hardere aanpak en bestraffing van geweld. Zij hebben gelijk. Als je kijkt naar de uitspraken van het afgelopen jaar, dan schaam ik mij diep. Een vrouw wordt met een loden pijp mishandeld: 150 uur taakstraf. Supportersgeweld wordt afgedaan met boetes. Zware mishandeling met een aluminium baseballknuppel: 240 uur werkstraf. Een werkstraf van 100 uur voor het medeplegen van zware mishandeling.

Ik lees u nu een mail voor van de heer Broers. Hij vat het gevoel dat ik hier vanavond wil neerleggen als volgt samen. "Gisteren las ik in de NRC dat vier mannen die 18 jaar geleden bij een roofoverval op een pompstation een 28-jarige vrouw bruut hadden vermoord, alsnog waren ingerekend, ieder 8 jaar celstraf hebben gekregen, 8 jaar celstraf. Dat betekent dat zij over 5 jaar weer vrij zijn, vrij om een pilsje te pakken, om vrienden te zien, om op vakantie te gaan, kortom, om alles te doen wat het leven de moeite waard maakt. De vrouw werd destijds met messteken om het leven gebracht, omdat zij weigerde, de sleutels van de kluis af te geven. Een daad van moed, integriteit en loyaliteit aan haar werkgever, die zij met haar leven heeft moeten bekopen. De Nederlandse Staat is van mening dat deze daad met 5 jaar cel voldoende is gecompenseerd. Als je er wat langer over nadenkt, krijg je hier tranen van in je ogen. Met vriendelijke groet, Nick Broers."

Zo'n gruwelijke zaak staat dan tegenover die van de rechter uit Leeuwarden die was doorgereden, na zelf een ongeval te hebben veroorzaakt en het zaakje ritselde met het afkopen van zijn vervolging, of die van de vleeshandelaar Eddie de Kroes, die even wat regelde met een officier van justitie, zodat zijn vleesfraude niet verder vervolgd zou worden. Mensen begrijpen dit niet meer.

Wij mogen overigens nog blij zijn dat de moordenaars van het slachtoffer bij het pompstation überhaupt nog worden opgesloten. Ik herhaal mijzelf niet graag, maar de begroting voor volgend jaar geeft weer een tekort van 1400 cellen te zien. Dat betekent weer meer incidenteel versneld ontslag, weer strafonderbrekingen. De minister noemt het de ventielen van ons gevangenissysteem. Volgend jaar komt er dan het noodventiel bij van de voorwaardelijke invrijheidstelling, mogelijkerwijs de helft van de straf. Ik verzeker minister Donner, dat gaat niet goed. Binnen de kortste keren is die hele band van hem leeggelopen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Wij hebben het hier al een paar keer over gehad. Een van de voorstellen van D66 is om eens te kijken of er gewerkt kan worden met private gevangenissen. Ik vroeg mij af of u bereid bent om samen met mij na te gaan of dat eindelijk kan lukken.

De heer Eerdmans (LPF):

Je zou hopen dat het moment er een keer is. Ik ben het geheel met u eens. Privatisering van het gevangeniswezen kan 50 mln per jaar opleveren, zo is uitgerekend. Ik ben sowieso meer voor heropvoedingskampen dan voor gevangenissen, want daar groeit de misdaad alleen maar, terwijl de criminelen aan het werk gezet moeten worden om de knop om te draaien. Dat is weer een ander hoofdstuk. Ik ben het dus met u eens.

Voorzitter. Met het feit dat criminelen steeds minder straf moeten uitzitten, ondergraaft de minister de rechtsstaat. Gezien zijn principiële opstelling en zijn principiële karakter moet hem dat pijn doen. Criminelen na het uitzitten van de helft van hun straf vrijlaten, is toch geen gerechtigheid. Barmhartigheid jegens de wolven, is onrecht jegens de schapen.

Minister. U hebt geld en wij hebben genoeg kades en kusten in Nederland om gevangenisboten aan te leggen. Wat houdt u tegen? Ik wil vandaag daarom de actie starten: een gevangenisboot voor minister Donner. Kosten 20 mln. Ik denk trouwens 10 mln en daar komt dan nog 2 mln bij. Ik heb hierover een amendement ingediend waaruit blijkt dat wij uit het eigen vermogen van de DJI een gevangenisboot nummer 2 willen aanleggen voor de kust tussen Rotterdam en Den Haag, waar 250 criminelen worden opgesloten. Dit kost 2 mln per jaar.

Een andere plaag die ons land teistert, is het geweld door groepen. Dat is een bekend fenomeen in het uitgaansleven. Ik noem de zaak-Tjoelker. De patholoog kon niet zeggen of nu de vuistslagen op het hoofd, het schoppen of het trappen in zijn buik, de dood van Tjoelker hadden veroorzaakt. Ieder had een aandeel. Een groep nam hem te grazen. De rechter kon daarom de daders niet harder straffen dan twee jaar maximaal. In artikel 141 staat dat openlijke geweldpleging strafbaar is, maar dat alleen de verdachte waarvan bewezen kan worden dat hij de fatale klap heeft uitgedeeld, ook voor het veroorzaken van de dood veroordeeld kan worden. De zaak-Tjoelker heeft ons geleerd dat dit een zeer zware bewijslast is, waarbij verdachten hun gerechte straf kunnen ontlopen. Als gevolg van die zeer zware bewijslast voor het OM kunnen geweldsplegers zich dus verschuilen achter de groep waarvan zij deel uitmaakten. Zo ontlopen zij hun straf. Als ik dus bij een knokpartij sta te joelen en iemand breekt zijn arm als gevolg van het geweld, heb ik vier jaar te pakken, maar als zo iemand overlijdt en ik sta te joelen en aan te moedigen, dan houd ik nog steeds vier jaar straf. Het maakt niet uit of iemand overlijdt of ernstig geweld aan wordt gedaan, er staat maximaal vier jaar op. Als iemand overlijdt, dus als geweld de dood tot gevolg heeft, sluit artikel 141, lid 2, mij uit, omdat er dan een zware bewijslast geldt, waaraan vaak niet kan worden voldaan. Voor mij maakt het geen biet uit wie van een groep het been heeft gebroken of de klap op het hoofd heeft gegeven. Ieder van de groep moet aansprakelijk worden gesteld voor de dood van het slachtoffer. Je was erbij, je bent erbij, zo drukte oud-minister Hirsch Ballin het uit.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wat is nu precies uw voorstel? Daarnet zei u dat een probleem bij dit soort zaken, moord of doodslag, is dat de lat zo hoog wordt gelegd voor de bewijslast. Zegt u dat soepeler moet worden omgegaan met de bewijslast of dat iedereen van de groep die erbij was, kan worden vervolgd voor doodslag?

De heer Eerdmans (LPF):

Ja, als u erbij was, als u onderdeel was van die groep, ook al stond u op de uitkijk of stond u te joelen, als u erbij was en u hebt niets gedaan en u bent niet weggegaan, wordt u veroordeeld voor doodslag.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dan blijft het probleem bestaan dat de bewijslast daarvoor hoog is.

De heer Eerdmans (LPF):

Dan hoeft alleen maar bewezen te worden of u deel uitmaakte van die groep. Uw rol is dan ondergeschikt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Vindt u dan dat iedereen die bij die groep was, even zwaar veroordeeld moet worden, dus dat degene die op de uitkijk heeft gestaan, een even zware straf dient te krijgen als degene die de fatale klap heeft uitgedeeld?

De heer Eerdmans (LPF):

Ja, dat is de kern van het voorstel.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Betekent dit dat iemand die het niet heeft gedaan, in uw opinie even zwaar gestraft dient te worden als degene die de fatale klap heeft uitgedeeld?

De heer Eerdmans (LPF):

Ja, dat ziet u heel goed.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Vindt u dat het klopt met de Nederlandse rechtsstaat dat je iemand veroordeelt voor iets wat hij niet heeft gedaan?

De heer Eerdmans (LPF):

Nee, maar wij kunnen nu niet vaststellen wie die fatale klap heeft uitgedeeld. Dat is de een of de ander. Ze ontkennen het natuurlijk allemaal voor de rechter. Ik vind dat degenen die bij zo'n groep zijn geweest en die niets hebben gedaan, sterker nog, hebben lopen joelen of aanmoedigen of een been hebben vastgehouden of een arm hebben omgedraaid, allemaal verantwoordelijk zijn voor het effect of het resultaat dat die persoon overlijdt, zoals in het geval-Tjoelker. Dan vind ik dat ieder daarvoor dan maar een gelijke straf moet krijgen. Dat is een heel harde maatregel, maar het lijkt mij de enige die wenselijk is. In het andere geval valt het niet te bewijzen en ontspringt de hele groep de dans. Dat is het andere effect. Daarom heeft de voorganger van deze minister, minister Hirsch Ballin, al eerder voorgesteld om de bewijslast voor het OM aanzienlijk gemakkelijker te maken, zodat mensen zich niet meer kunnen verschuilen achter een groep geweldplegers.

Ik vraag de minister of hij van zins is om artikel 141, lid 2, zodanig te wijzigen dat groepen geweldplegers die de dood of zwaar letsel van het slachtoffer hebben veroorzaakt, daarvoor hoofdelijk, strafrechtelijk aangesproken kunnen worden. Dat zou opleveren een hogere straf, namelijk twaalf in plaats van vier jaar, dat individuen zich niet meer kunnen verschuilen achter hun groep en minder bewijslast voor het Openbaar Ministerie.

Dan kom ik op het wapengeweld. Het aantal geregistreerde vuurwapenmisdrijven is vorig jaar met 50% gestegen. Wij hebben daar echt een groot probleem, omdat er 80.000 tot 125.000 illegale wapens op straat zijn. Ik heb al eerder in een AO voorgesteld om daar veel meer aan te doen, waarbij het erop lijkt dat meerdere fracties dit idee steunen, namelijk een nieuwe wapeninleveractie. Deze zijn heel succesvol. Bezitters hoeven niet te vrezen voor strafvervolging. Zij kunnen gewoon hun wapen zonder strafvervolging inleveren. In 1999 zijn er 14.000 verboden wapens ingeleverd en in 2000 nog eens 1871, dus het levert nogal wat op. Daarom stel ik de minister voor om in 2005 opnieuw een landelijke wapeninleveractie te starten.

Na die actie moet er natuurlijk een no mercy-beleid ontstaan, met veel meer preventief fouilleren om te zorgen dat die wapens worden weggehaald. Ik zou de minister bijna vragen om na deze inleveractie een richtlijn uit te vaardigen voor het Openbaar Ministerie om hogere straffen te vorderen bij illegaal wapenbezit.

Corruptie is een onderwerp waarover veel te weinig wordt gesproken in dit huis, terwijl er wel slecht nieuws is. In Rotterdam is fraude en corruptie gesignaleerd bij de dienst stedenbouw. De antidrugsmariniers op de Antillen smokkelen zelf drugs. Er is net bekend geworden dat Nederland op de lijst van minst corrupte landen is gezakt van de zevende naar de tiende plaats. Dat is nog steeds in de top tien van de minst corrupte landen, maar wij zijn wel gezakt. Mijn vraag is of wij in de top tien blijven of nog verder wegzakken.

Ik heb rapporten gezien waaruit naar voren komt dat er bij de politie wel eens mensen worden opgepakt wegens corruptie. Dat blijkt ook uit onderzoek. Bij het ambtelijk apparaat worden niet zoveel gevallen van fraude en corruptie aangetroffen, terwijl de commissie die mevrouw Vos heeft geleid, veel fraude heeft vastgesteld. Ik denk dat wij veel meer corruptie hebben in dit apparaat dan wij weten. Er is gelukkig volop onderzoek aan de gang, maar wanneer gaan wij daar maatregelen tegen treffen?

Een van de goede punten van het onderzoek van de criminologen Nelen en Nieuwendijk is dat zij zeggen: wij weten heel weinig van corruptie in Nederland, maar wij weten ook dat wij eigenlijk geen maatregelen treffen. Wat vindt de minister van hun voorstel om bij elke carrièrewisseling in de loopbaan van ambtenaren te screenen op integriteit?

Ik kom bij de drugssmokkel via Schiphol. In de begroting spreekt de minister over het succes van de 100% drugscontroles op Schiphol. Het is maar wat je een succes noemt! Ik denk aan het vrijlaten tot half juni van dit jaar van meer dan 1000 verdachten van harddrugssmokkel zonder dagvaarding. Hoelang gaat dat wegsturen van verdachten zonder dagvaarding überhaupt nog door? Wij blijven met Spanje nog steeds de belangrijkste point of entry voor harddrugs. Ik heb het al vaker gezegd: als je in Rotterdam wordt gepakt met twee kilo coke, ga je jaren de bak in, maar als je op Schiphol wordt gepakt met twee kilo coke, ga je vrijuit. Zo simpel is dat. Dat vind ik zeer rechtsongelijk en onrechtvaardig. In de Volkskrant stonden twee weken geleden vertrouwelijke cijfers van de marechaussee, waaruit blijkt dat op risicovluchten maar liefst 3000 drugskoeriers zijn aangehouden. Dat waren er 2000. Dat aantal is dus toegenomen. Wat moet ik daar nu mee? De minister zegt dat het een succes is, maar ik neem aan dat hij dit toch ziet als een groeiend probleem. Waar blijven de harde maatregelen? De minister heeft heel goede, harde maatregelen aangekondigd, zoals het ontnemen van landingsrechten aan vliegtuigmaatschappijen die stelselmatig drugs vervoeren of het intrekken van het Nederlands paspoort van Antilliaanse drugskoeriers, waarmee hun de toegang tot Nederland wordt ontzegd. Dat lijken mij goede maatregelen. Wanneer is voor de minister de maat vol?

Mijn fractie heeft ook zorgen over het verleggen van de drugsroutes: als je Schiphol aanpakt, komt het weer elders naar boven. Nu blijkt dat het Schipholteam, dat vroeger 250 man had voor het controleren van drugsvluchten, is teruggebracht tot 20 medewerkers, buiten die risicovluchten. Met 20 man kun je toch niet controleren of er drugs binnenkomen? Dat is toch te gek? Kan de minister mij verzekeren dat verlegging van de drugsroutes kan worden gekeerd? Hoe keer je dat met 20 man? Of kan de minister dat niet keren en krijgen wij weer een witte kerst?

Dan het laatste punt van mijn betoog, de getto's. Elvis Presley schreef er een mooi nummer over, maar helaas zijn zij niet zo fraai. Wij leven in een land waarin veel Nederlanders bang zijn en steeds banger worden voor de groei van het aantal allochtonen in ons land. Van de bevolking denkt 72% dat er over vijftien jaar in de grote steden veel gettowijken zijn vol buitenlanders, waar niemand – zelfs de politie niet – nog in durft te komen. Van de bevolking voelt 60% van de bevolking weerstand tegen een allochtoon als buurman. Dat blijkt allemaal uit onderzoek van het SCP. Dat maakt duidelijk dat Nederland zich zorgen maakt over de toekomst en over de vraag hoe onze maatschappij er over 20 jaar uit ziet. Zeer zorgwekkend was voor mijn fractie ook de constatering van het SCP dat nu reeds een derde van alle verdachten niet de Nederlandse nationaliteit heeft of niet in Nederland is geboren. Het aandeel van Antillianen in het aantal verdachten is relatief acht keer zo groot als dat van Marokkanen en het aandeel van Marokkanen en Surinamers is weer vier keer zo groot als dat van de autochtone Nederlanders. De allochtone factor wordt door het SCP zelfs nog veel groter geacht, omdat de tweede generatie allochtonen als Nederlanders worden meegeteld. Daar merken wij het dus niet eens meer van. Met andere woorden: het is erg en het wordt steeds erger. Ondanks de ernst van het probleem van de allochtone criminaliteit bestaat er weinig inzicht in de oorzaken. Wat maakt allochtonen zo crimineel? Ik weet het niet. Ook het rapport van de commissie-Blok gaat daar niet op in. Welke factoren zorgen voor het disproportioneel criminele gedrag van buitenlandse jongeren? Werken Haltstraffen wel bij deze groep? Hoe gaat men in andere landen om met allochtone criminele jongeren? Het enige wat ik daar eigenlijk aan kan doen, is het voorstel om het WODC een onderzoek te laten doen naar dat hoge criminaliteitscijfer onder allochtonen. Ik heb mij hier vaak druk over gemaakt en ik kom er niet uit wat er nou precies aan de hand is. Waarom zijn Marokkanen, Antillianen en Turken zo enorm veel crimineler dan autochtone Nederlanders?

Dit was mijn betoog. Ik ga het debat nu helaas verlaten en ik wens u verder een fijne avond. Morgen zie ik u weer.

De heer De Wit (SP):

Dat laatste punt is op zich interessant: waar komt die criminaliteit vandaan? U zult het echter met mij eens zijn dat die criminaliteit niet uit de lucht komt vallen. Er zijn natuurlijk onderzoeken – en anders zou u het misschien ook zelf kunnen bedenken – die wijzen op de sociaal-economische positie van mensen in dit land, bijvoorbeeld het niet ingeburgerd zijn, het ontbreken van scholing en het ontbreken van perspectief op de arbeidsmarkt. Dat zal niet allemaal één op één zo gaan, maar er zijn natuurlijk wel een aantal oorzaken aan te geven, waardoor criminaliteit in het ene geval meer voor de hand ligt dan in het andere geval. Bent u dat met mij eens?

De heer Eerdmans (LPF):

Ik denk dat wij veel arme mensen verdriet doen als wij zeggen dat zij crimineel worden omdat zij geen geld hebben.

De heer De Wit (SP):

Ik zeg ook niet dat het één op één is. Als je kijkt waar de criminaliteit vandaan komt, dan blijkt het vaak een uitzichtloos bestaan zonder perspectief op werk en een duidelijke toekomst te zijn. Dan is de drempel om in de criminaliteit te vervallen niet zo hoog; die is zo overschreden.

De heer Eerdmans (LPF):

Dat is wellicht een deel van het probleem. Ik denk zelf dat de cultuurkloof tussen Marokkanen en autochtonen, Antillianen en autochtonen, Surinamers en autochtonen een oorzaak van het probleem kan zijn, maar ik kom er niet helemaal uit. De Turken blijken een minder groot probleem te zijn dan de Marokkanen en de Antillianen. Ik pieker mij daar suf over, maar ik kom er niet helemaal uit. Ik vind dus eigenlijk dat de minister dit probleem maar eens aan het WODC moet overlaten.

Mevrouw Griffith (VVD):

U zei dat u het debat verlaat. Ik neem aan dat u daarvoor een goede reden hebt en die zou ik graag willen weten. Wij hebben met veel aandacht naar u geluisterd en ik neem aan dat u ook geïnteresseerd bent in wat wij te zeggen hebben.

De heer Eerdmans (LPF):

Ik was ervoor om dit debat naar morgen te verplaatsen. Vanwege de moord op Theo van Gogh zal ik vanavond live in Rondom Tien zitten, want ik vind dat onze kiezers moeten horen hoe wij denken over deze aanslag en de effecten daarvan. Dat vind ik dermate belangrijk dat ik nu naar Amsterdam ga. Ik wilde dit debat niet vanavond laten plaatsvinden, omdat ik graag op de Dam had willen staan. Ik ben er morgen bij om het antwoord van de minister te horen, maar ik zal mij nu naar Amsterdam begeven.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Uw partij is een partij van aanpakken. Wat gaat de LPF voorstellen om de criminaliteit terug te dringen? Wij weten daar al heel veel over: de achterstanden op het gebied van onderwijs, werk, taal en inburgering. Welke voorstellen gaat uw fractie doen om ervoor te zorgen dat deze groep minder kwetsbaar wordt en dat de criminaliteit wordt teruggedrongen?

De heer Eerdmans (LPF):

U weet dat ik van de harde aanpak ben.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wat bedoelt u daarmee?

De heer Eerdmans (LPF):

Ik wil wangedrag niet tolereren. Op wijken in Amsterdam en andere steden waar naar mijn mening de grenzen zijn overschreden, wil ik een zero-tolerancebeleid loslaten. Ik wil al het wangedrag aanpakken en niets tolereren. Het beste voorbeeld vind ik nog steeds de manier waarop de criminaliteit in New York is uitgebannen. Ik heb eerder voorgesteld een apart Marokkanendebat te houden, maar dat werd mij toen onmogelijk gemaakt. Dan hadden wij ook wat uitgebreider kunnen praten over de vraag waarom Marokkanen zo crimineel zijn. In die probleemgroep kunnen wij onze tanden wel eens zetten, want met die groep gaat het helemaal niet goed in Nederland. Dat probleem kunnen wij niet nu oplossen. Daarom zeg ik dat de minister het WODC eens, zonder vooroordelen, moet laten onderzoeken waarom bepaalde groepen in Nederland zo crimineel zijn.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

U gaat nogal erg de generalisaties in. Mijn vraag is of u echt geïnteresseerd bent in de oorzaken. Bent u bereid te zorgen voor kansen op werk, opleiding en scholing? Ook die kant van het probleem moet aangepakt worden. Bent u bereid om aan die kant even hard aan het werk te gaan?

De heer Eerdmans (LPF):

Ik ben het met u eens dat wij het niet moeten laten bij de harde aanpak, die ik overigens voorstel op het moment dat de grens is overschreden. Ieder debat in het land dat ik voer, gaat over dit probleem. Het gaat niet over het prepensioen, maar over het losse zand waarop de maatschappij in Nederland is gebouwd. Wij verliezen de wedstrijd, maar dat ziet slechts een deel van de volksvertegenwoordiging. Het gaat gewoon verkeerd.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wat bedoelt u met die opmerking? U zegt dat maar een klein deel van de volksvertegenwoordiging in de gaten heeft dat er een probleem is. Ik denk dat iedereen dat donders goed in de gaten heeft. Het gaat alleen om de manier waarop wij dat oplossen.

De heer Eerdmans (LPF):

Laten wij eens starten met een onderzoek. Ik breng alleen voren dat wij te maken hebben met een groeiend probleem.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik deel uw zorg over de oververtegenwoordiging van bepaalde allochtone groeperingen in de criminaliteitscijfers. Daar hebben wij in deze Kamer al jarenlang aandacht voor. Het is alleen wel de vraag of wij van een onderzoek van het WODC het ultieme antwoord mogen verwachten. In heel veel studies is namelijk al aangegeven dat er niet één oorzaak is aan te wijzen, maar dat altijd meerdere factoren een rol spelen. Ik denk dan aan de gezinsstructuur, de sociaal-economische positie, culturele verschillen enzovoort. Wat verwacht u eigenlijk dat nog weer een onderzoek ons zal leren?

De heer Eerdmans (LPF):

Ik kan niet geloven dat alles een rol speelt en dus eigenlijk niets. Natuurlijk is het mogelijk om alle factoren uit iemands leven te betrekken bij de vraag waarom hij tot crimineel gedrag is vervallen, maar daarnaar ben ik niet op zoek. Ik ben op zoek naar de belangrijkste factoren die veroorzaken dat bepaalde groepen zo crimineel zijn. Laten wij apart onderzoeken wat de oorzaak is van het criminele gedrag van Marokkanen. In de periode van Van Traa is daarnaar onderzoek gedaan, maar duidelijke antwoorden heb ik toen niet gehoord. Als u die antwoorden wel heeft, hoor ik ze graag, want het gaat mij louter en alleen om de oplossing. Het is mij er helemaal niet om te doen om een probleem te creëren of een onderzoek op te starten. Ik wil echter wel echte antwoorden, want voor heel veel mensen is criminaliteit door allochtonen het probleem van dit moment. Dat probleem moeten wij erkennen en oplossen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Is het nu juist niet precies het probleem dat je niet één factor kunt aanwijzen als de oorzaak en dat je dus niet kunt zeggen: dit is de oplossing? Door de veelheid aan factoren is het juist zo gecompliceerd. U noemde nadrukkelijk de Antillianen. Daar speelt het probleem van de eenoudergezinnen. Er ontbreekt vaak een vader in het gezin en dat is een belangrijke factor. Wat zou uw oplossing voor dit probleem zijn?

De heer Eerdmans (LPF):

Wat wij daaraan zouden moeten doen? Ik vind dat wij de Antillen los moeten snijden van het Koninkrijk.

Ik denk dat wij nu niet moeten gaan discussiëren over het probleem van eenoudergezinnen op de Antillen. Ik wil gezegd hebben dat ik dit het grootste probleem vind. Als iemand zegt dat hij de bureaucratie het grootste probleem in de zorg vindt, discussiëren wij dat ook niet op één avond uit. Het probleem is volgens mij bekend en ik vind dat wij onvoldoende antwoorden hebben. Ik ken ze in ieder geval niet. Er zijn natuurlijk talloze onderzoeken geweest, maar in die onderzoeken zijn wij niet tot de kern van de zaak doorgedrongen. Ik raak daar steeds meer van overtuigd, zeker ook door de dood van Van Gogh.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. De centrale boodschap van het kabinet is dat Nederland veiliger moet en zal worden. Door de brute moord op Theo van Gogh roept deze ambitie andere vragen bij de VVD-fractie op. Kan er veiligheid zijn zonder ruimte voor vrijheid? Kan er vrijheid zijn zonder ruimte voor het vrije woord? Hoe kunnen wij spreken over eenheid in verscheidenheid als er geen ruimte is voor diversiteit, individualiteit en tolerantie? De gewelddadige moord op Theo van Gogh heeft de VVD-fractie diep geschokt. Ik sluit mij bij de voorgaande woordvoerders aan als zij de condoleances overbrengen aan familie, nabestaanden en vrienden van Theo van Gogh.

Wij zien deze laffe daad als een bredere trend in onze samenleving. Een trend van verruwing die mij de rillingen over de rug doen lopen. Het is een trend die wij moeten keren en die alleen valt te keren als wij ons daar allen, ongeacht onze culturele of etnische achtergrond, eendrachtig tegen verzetten.

Voorzitter. De VVD-fractie waardeert de inzet van dit kabinet voor veiligheid voluit. De vierde voortgangsrapportage is naar de Kamer gestuurd. Er zal een apart overleg over deze voortgangsrapportage worden gehouden. In de begrotingsbehandeling 2005 staat voor de VVD-fractie de vraag centraal of wij nog steeds de goede kant op gaan en of wij de juiste prioriteiten stellen. Zijn er aanvullingen nodig dan wel aanpassingen? Ik zal vier punten aan de orde stellen.

Mijn eerste punt is terrorisme. Ik zal kort bij dit onderwerp stilstaan, omdat wij op 11 november de discussie hierover in een algemeen overleg zullen voortzetten. Het is voor de VVD-fractie nog steeds onduidelijk hoe het alerteringssysteem in de praktijk moet gaan werken. Tijdens een werkbezoek van de vaste commissie voor Justitie aan Rotterdam heb ik zelf ervaren hoe actief Rotterdam werkt aan de bestrijding van terroristische aanslagen. Wij maken ons zorgen over de voorbereidingen die andere grote gemeenten voor het alerteringssysteem treffen. Kan de minister daarover iets zeggen? Voorts mist de VVD-fractie nog steeds concrete voorstellen over verbetering van de controle van financiële geldstromen waarmee terroristen worden gefinancierd.

Door de toegenomen aandacht voor terrorisme dreigt de aandacht voor de bestrijding van de zware georganiseerde criminaliteit naar de achtergrond te verschuiven. Bij georganiseerde drugscriminaliteit, wapenhandel, mensensmokkel en het vervalsen van paspoorten zijn zware criminelen betrokken. Het is niet uitgesloten dat de personen die zijn betrokken bij deze zware georganiseerde criminaliteit ook zorgen voor liquidaties zoals die onlangs op de Dam en op de Apollolaan in Amsterdam hebben plaatsgevonden. Deze liquidaties vinden steeds vaker plaats op straat. Onschuldige burgers die daar rondlopen, lopen het risico om door een verdwaalde of afgeketste kogel te worden geraakt.

De dienst Nationale Recherche heeft in het rapport "Nationaal Dreigingsbeeld" een toekomstgericht beeld van de zware georganiseerde criminaliteit geschetst. Noch in de begroting van 2005 noch in de vierde voortgangsrapportage wordt aangegeven welke zaken uit dit rapport de komende tijd prioriteit zullen krijgen. Dit terwijl zaken als drugshandel, wapensmokkel, mensenhandel en het vervalsen van paspoorten en andere documenten voor grote financiële inkomsten zorgen. Deze inkomsten zijn onmisbaar voor de terroristische strijd. De VVD-fractie vindt het onbegrijpelijk dat de minister geen prioriteiten aangeeft op dit punt. Het lijkt wel alsof er minder prioriteit wordt gegeven aan complexe en zware georganiseerde zaken. Wanneer is er voor het laatst een grote criminele zaak opgelost? Ik kan het mij niet herinneren, maar de minister mag mijn geheugen opfrissen.

Prioriteitsstelling en concrete doelstellingen ontbreken, ook bij de aanpak van ongebruikelijke transacties, de aanpak van illegale bankiers en de ontneming van onrechtmatig verkregen voordeel. Het is voor mijn fractie ook nog steeds onduidelijk op welke wijze de minister stappen wil ondernemen om complexe financieel-economische criminaliteit aan te pakken. Er is nog steeds een gebrek aan kennis bij het Openbaar Ministerie, bij de politie en bij de rechterlijke macht. Gaat de minister daar meer in investeren? Wat gaat hij concreet doen om ervoor te zorgen dat deze zaken sneller worden opgepakt?

De minister heeft zelf aangeven dat hij pas in het najaar wil reageren en dat hij de tijd wil krijgen. Dat betekent dat wij in de begroting voor 2005 geen rekening kunnen houden met deze prioriteiten. Het komt erop neer dat wij in 2005 geen aandacht besteden aan de zware georganiseerde criminaliteit. Als er geen doelstellingen zijn en geen concrete prioriteiten, weet ik ook niet welk bedrag hiermee is gemoeid. Ik vraag de minister om morgenochtend met concrete doelstellingen en prioriteiten te komen en de financiële consequenties daarvan zodat wij kunnen bezien of de begroting voor 2005 moet worden aangepast.

Mijn volgende punt is de veiligheid op straat. De minister wil in 2005 het accent verleggen van het scheppen van randvoorwaarden voor een effectief veiligheidsbeleid naar het feitelijk creëren van meer veiligheid op straat.

De heer De Wit (SP):

Ik heb nog een vraag over het vorige punt. U hebt het over de aanpak van de zware criminaliteit. U weet niet welke grote zaak de laatste tijd is opgelost. Wat is uw invalshoek? Wat vindt u dat er moet worden gedaan? Zijn er volgens u aanwijzingen dat er aan heel veel grote zaken niets wordt gedaan? In de zaak waar wij net over spraken met de heer Van Haersma Buma, de zaak-Endstra, kan niet worden gezegd dat de trap van boven naar beneden wordt schoongeveegd. Vindt u dat ook? Wat wil de VVD-fractie dat daaraan wordt gedaan?

Mevrouw Griffith (VVD):

In het rapport van het WODC uit 2003 staat heel duidelijk dat het aantal zaken van grootschalige criminaliteit in georganiseerd verband, artikel 140, de afgelopen twee jaar met de helft is afgenomen. Het gaat dus niet alleen om mijn perceptie. Het blijkt ook uit onderzoek van het WODC. Het aantal zaken is met de helft afgenomen. Dat is zorgelijk. Ik heb net geprobeerd om aan te geven wat het verband is met de zware georganiseerde criminaliteit. Het mes snijdt aan twee kanten. Daar kom ik straks op terug.

Juist zaken als drugs, wapen-smokkel, terreur en vervalsing van documenten dragen eraan bij dat zware criminelen zich kunnen verrijken. Ik vind juist dat wij daar ook aandacht aan moeten besteden. Dit heeft niet alleen met liquidaties te maken, maar ook met wapensmokkel en drugshandel. Daar verwees ik naar; als je die vormen van criminaliteit niet aanpakt, kun je ook terrorisme heel moeilijk aanpakken. Het verrichten van terroristische activiteiten kost veel geld, en een van de bronnen daarvan is de smokkel van wapens of drugs, want daarmee kun je heel veel geld verdienen. Ik kom straks nog op de veiligheid op straat, waarbij ik een link zal leggen met de liquidaties op straat en de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. De nationale recherche heeft een aantal top-onderwerpen genoemd, ik vind dat de Kamer zich moet uitspreken over de zaken waarop zij zich wil concentreren en over de zaken waaraan zij prioriteit wil geven. Ik kan dit nu niet voor 2005 aangeven, want de minister zegt dat hij pas in het najaar op het genoemde rapport zal reageren.

De heer Wolfsen (PvdA):

U wilt dus dat er meer grote zaken worden aangepakt. Wij delen uw zorg; ook volgens ons worden er te weinig grote zaken aangepakt, maar zowel een grote zaak als een kleine zaak oplossen betekent één turfje. Wij hebben er al vaak met politie en justitie over gesproken en men zegt: "Voor ons is een turfje een turfje, wij moeten voor de minister presteren, dus geven wij vaak prioriteit aan kleinere zaken om ons quotum te kunnen halen." Deelt u onze zorg dat er door de prestatieafspraken eigenlijk een nadruk komt te liggen op het aanvatten van kleine zaken en niet van grote zaken?

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik heb ook gezegd dat het lijkt alsof er meer aandacht is voor kleine zaken dan voor grote, dus ik deel uw zorg.

De heer Wolfsen (PvdA):

Bent u het ermee eens dat dit waarschijnlijk komt door "cijferfetisjisme"?

Mevrouw Griffith (VVD):

Je kunt er waarschijnlijk verschillende oorzaken voor verzinnen. Ik ben geen wetenschapper, ik heb er geen onderzoek naar gedaan, maar ik kan op mijn vingers natellen dat een politieagent die een zaak op zijn bureau heeft liggen die vijf jaar onderzoek kost en een zaak die binnen een dag kan worden opgelost, zich eerst op die laatste zal concentreren. Ik vind het ook de taak van de Kamer om de minister erop te wijzen dat ook grote zaken moeten worden aangepakt. Je kunt er natuurlijk allerlei argumenten bij halen die de politie gebruikt om prioriteit te geven aan kleine zaken boven grote.

De heer Wolfsen (PvdA):

Bent u het dan met mij eens dat de prestatieafspraken zo moeten zijn ingericht dat ze prikkelen tot het aanvatten van grote zaken, anders dan nu het geval is?

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik kan u wel zeggen dat de VVD-fractie zich er ook ontzettend aan stoort dat bijvoorbeeld iemand voor een snelheidsovertreding van 5 km/u een boete krijgt, terwijl hij misschien de dag ervoor aangifte heeft gedaan van een woninginbraak, terwijl die niet met dezelfde voortvarendheid wordt aangepakt. Als u wat dit betreft steun zoekt, kan ik u zeggen dat wij ons hier ook ontzettend aan storen.

Voorzitter. De minister wil in 2005 het accent verleggen van het scheppen van randvoorwaarden voor een effectief veiligheidsbeleid naar het feitelijk zorgen voor meer veiligheid op straat. De VVD-fractie steunt dit voornemen van harte. Maar uit verschillende onderzoeken blijkt dat de vermogenscriminaliteit afneemt, terwijl geweldscriminaliteit juist toeneemt. De voorstellen van de minister om deze tendens te keren vinden wij te mager. Hij spreekt van een publiekscampagne om ervoor te zorgen dat mensen weten wat zij moeten doen bij geweld op straat. Onze fractie heeft hier natuurlijk zelf om gevraagd, dus men zal ons hier niet over horen klagen, maar wij vinden dit niet afdoende. De minister noemt het opstellen van een beleidsverkenning, maar er zijn al verschillende onderzoeken naar geweldscriminaliteit gedaan, dus moet er nu niet méér worden gedaan? Wij gaan ervan uit dat het wel zal helpen als er meer politie op straat komt, als er meer rechercheurs zijn, als illegaal vuurwapengebruik beter bestreden wordt, als er een betere misdaadanalyse wordt gemaakt, met toepassing van het"Compart-systeem". Burgers willen namelijk niet dat de politie niet thuis geeft als zij aangifte komen doen, zij willen dat de politie iets doet met hun zaak. Graag een reactie van de minister hierop.

Veiligheid op straat wordt ook bereikt door mensen met een ernstige verslaving of een psychische stoornis die doelloos op straat rondlopen, van de straat te halen. Preventief optreden is hoognodig. Ik weet dat er op dit moment uitvoering wordt gegeven aan een motie van mevrouw Verbeet op dit punt waarbij de noodzakelijke samenhang van curatieve en penitentiaire voorzieningen aangebracht zal worden. Ik begrijp ook dat de ministeries van VWS, Justitie en Financiën in het kader van de nazorg op dit punt zullen samenwerken; ik hoop dat ook VROM en de gemeenten erbij betrokken zullen worden, want die spelen hierbij natuurlijk een zeer belangrijke rol. Mijn fractie is zeer benieuwd naar de concrete doelstellingen van de minister van Justitie zelf op dit terrein. Wat wil hij bereiken? Hoe wil hij het bereiken? Wat gaat het concreet kosten? Ik weet wel dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, maar het is wel heel noodzakelijk om van de minister te vernemen met welke doelstellingen hij het overleg in gaat en wat hij er zelf uit wil halen. Daarover heb ik niets kunnen vinden in de stukken.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Voorzitter, u zult begrijpen dat ik het vanavond gemunt heb op de prestatiecontracten. Ik wil eigenlijk dezelfde vraag stellen aan mevrouw Griffith.

Zij sprak net over preventie en mensen van de straat halen, maar zij weet ook dat de politie daarvoor geen punten krijgt in de prestatiecontracten. Men gaat dus liever bonnetjes uitdelen voor verkeersovertredingen. Hoe staat haar fractie tegenover de prestatiecontracten in het licht van de doelstellingen van het veiligheidsprogramma om de criminaliteit te verminderen en niet om het maximale aantal bonnen te schrijven?

Mevrouw Griffith (VVD):

Outputmeting heeft natuurlijk voordelen en nadelen. Wij zijn tot deze afspraken gekomen omdat wij in het geheel niet konden meten wat de politie precies deed. Daarom zijn wij overgegaan tot outputfinanciering. Natuurlijk kun je dat manipuleren. Natuurlijk kan het gebeuren dat de politie, in dit geval de waterpolitie, op het laatst allerlei bonnen gaat uitschrijven om de quota te halen. Daar zijn wij natuurlijk op tegen. Dat moet men niet doen. Dat is zinloos. Men moet beter met de prioriteiten omgaan. Wij vinden echter wel dat het sluiten van prestatiecontracten nodig, nuttig en noodzakelijk is. Daar houden wij aan vast. Alleen de manier waarop het wordt ingevuld, met zomaar roekeloos bonnen uitschrijven, vinden wij verkeerd.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Is mevrouw Griffith dan ook bereid om samen met de D66-fractie stappen te ondernemen; niet om ze af te schaffen, maar om ze aan te passen zodat zij gericht zijn op het terugdringen van criminaliteit en niet op het maximaliseren van het aantal bonnen?

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik wil daarover graag met u nadenken. Aan het begin van mijn betoog zei ik al, dat wij natuurlijk nog komen te spreken over de vierde voortgangsrapportage in een apart algemeen overleg met de minister. Wij krijgen nog de behandeling van de politiebegroting, waarbij dit punt aan de orde zal komen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties speelt hierbij natuurlijk een heel belangrijke rol. Ik stel voor om het in die besprekingen mee te nemen. Ik wil niet de behandeling van de Justitiebegroting ermee belasten.

De jeugdcriminaliteit is voor de overheid een steeds groter wordende uitdaging. Het aantal jeugdige veelplegers neemt toe. Het aandeel van meisjes in de jeugdcriminaliteit neemt ook toe, evenals het aandeel van multi-etnische jeugdige daders. In het volwassenengevangeniswezen worden wij in toenemende mate geconfronteerd met gedetineerden die last hebben van een psychische stoornis. Wij vragen in het bijzonder de aandacht van de minister van Justitie voor allochtone ouders en hun toegang tot de hulpverlening als het gaat om psychisch gestoorde minderjarigen of minderjarigen met gedragsproblemen. Ik hoop dat de minister van Justitie op dit punt niet zegt dat het niet zijn verantwoordelijkheid is, maar die van VWS. Het raakt namelijk wel degelijk de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. Als je in de preventieve fase niets doet, word je er later mee geconfronteerd. Vaak blijken namelijk schaamte en onwetendheid de drempel tot de hulpverlening voor deze allochtone ouders te verhogen. Is de minister bekend met dit probleem? Welke concrete stappen wil hij nemen om de drempel voor allochtone ouders die problemen hebben met minderjarige psychisch gestoorde kinderen, weg te nemen?

Om recidive bij jeugdige delinquenten daadwerkelijk tegen te gaan, is het ook van belang dat rechters en officieren van justitie door middel van strafoplegging een zodanige straf opleggen dat de jeugdige in het geval van een serieuze straf deze ook als zodanig ervaart. De huidige jeugd heeft en krijgt steeds meer verantwoordelijkheden. Indien jongeren, juist gelet op hun relatieve zelfstandigheid, in staat zijn om volwassen delicten te plegen, vinden wij dat zij ook als zodanig gestraft moeten worden. Ik weet dat de minister van Justitie op dit moment bezig is met een bezinning op het jeugdsanctiestelsel. Gelet op de uitdagingen in het jeugdstrafrecht waarvoor de overheid op dit moment staat, wil de VVD-fractie zicht hebben op het aantal delicten en soort delicten, begaan door jeugdigen van twaalf tot zestien jaar en de sanctie die erop is gevolgd. Afhankelijk van deze informatie wil de VVD-fractie bezien of toepassing van het meerderjarigenstrafrecht ook mogelijk kan worden gemaakt voor jeugdigen van veertien tot zestien jaar.

De VVD-fractie vindt dat de positie van slachtoffers versterkt moet worden. De heer Wolfsen en ik spraken daar zojuist ook over. Ik zal dus een deel van mijn tekst overslaan en meteen komen tot vier concrete zaken waarmee de VVD-fractie denkt de positie van slachtoffers te kunnen versterken. Er wordt altijd gezegd: daders zijn vaak kale kippen; daar kan je helemaal niks van plukken. De VVD stelt dat ook een kale kip eieren legt en dat je ze die eieren best mag afnemen. Daarom doen wij vier concrete voorstellen.

Wij willen geen vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling meer zonder een betalingsregeling. Als die regeling niet wordt nagekomen, moet zonder al te veel tijdsverloop opnieuw detentie van de dader plaatsvinden. Dat is namelijk een groot punt van zorg. De overheid treedt niet op en deze daders lopen vrij rond. Zij hoeven toch niet meer naar de rechter toe, als zij niet voldoen aan de betalingsregeling.

Voorts vinden wij dat de dader ook tijdens het uitzitten van zijn straf kan werken en dan al moet overgaan tot betaling van de schade aan het slachtoffer.

Wij pleiten voor een verlaging van de beslagvrije voet van de uitkering van daders van 90 naar 75%, zodat een groter deel van de uitkering kan worden aangewend voor schadevergoeding aan het slachtoffer. Hierbij hoort een zogenaamde "preferentiepositie", waarmee slachtoffers van strafbare feiten een voorrangspositie krijgen boven andere schuldeisers. Deze preferentiepositie voor slachtoffers moet ook gelden bij schuldsaneringsregelingen.

Het percentage schadevergoedingsmaatregelen dat binnen drie jaar moet worden afgedaan, ligt nu op 66,4. Dat zegt de minister van Justitie in zijn begroting. Hij heeft die doelstelling juist nu teruggeschroefd naar 60%, omdat het aantal schadebedragen alleen maar zal toenemen en het moeilijker wordt om te incasseren, aldus de minister. Dus brengt hij het terug naar 60%. U begrijpt dat wij ons daarin niet kunnen vinden. Wij vinden dat deze minister meer ambitie moet tonen. De VVD stelt voor om het op te schroeven naar 70% en hoort graag de reactie van de minister daarop.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Wij zijn zeer verheugd over de voorstellen om de positie van het slachtoffer te versterken. Wij willen er graag over meedenken, maar hebben twee concrete vragen.

Als zij niet willen betalen, gaan zij linea recta terug de gevangenis in, zo zegt u. Het probleem is nu juist dat wij geen plaats hebben. Wij zijn nu al bezig met heenzenden. Als u prioriteiten moet stellen – dat moet de minister ook – wie wordt dan heengezonden? Is dat de persoon die net zijn straf heeft uitgezeten, maar niet wil meewerken aan die regeling? Of is dat bijvoorbeeld iemand die een geweldsdelict op zijn geweten heeft of een veelpleger? Die zou dan überhaupt niet in de gevangenis komen, omdat die dader van u terug moet.

U wilt een deel van de uitkering die zo'n dader krijgt als hij terugkomt aan het slachtoffer geven. Maar als die persoon daardoor onder het bestaansminimum dreigt te komen, hoe moet dat dan?

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik deel uw zorg over het celtekort. Wij hebben een capaciteitstekort; reden waarom je prioriteiten moet stellen. Wij vinden het wel belangrijk dat daders die niet meewerken aan een schaderegeling opnieuw worden opgepakt, liefst zo snel mogelijk. Net als nu al gebeurt, gaat de politie eerst op zoek naar een plek om vervolgens deze daders op te pakken. Wat ons betreft mag dat niet te lang duren. Wij vermoeden dat de voorstellen van de minister om het aantal cellen uit te breiden en over te gaan tot meermanscelgebruik een oplossing bieden. Natuurlijk zul je altijd een tekort blijven houden, maar het is heel belangrijk dat er druk blijft om aan zo'n betalingsregeling te voldoen.

De heer Wolfsen (PvdA):

Het verlagen van de beslagvrije voet lijkt mij bijzonder onredelijk, omdat je daarmee vaak de kinderen en de partner van de dader treft. Dat lijkt mij niet fatsoenlijk. Maar weet u wat een cel kost per jaar?

Mevrouw Griffith (VVD):

Ja natuurlijk, u toch ook?

De heer Wolfsen (PvdA):

Wat kost die?

Mevrouw Griffith (VVD):

Het hangt ervan af. Heeft u het over tbs-cellen of over gewone cellen?

De heer Wolfsen (PvdA):

Een gewone cel, waar de man in moet die niet betaalt.

Mevrouw Griffith (VVD):

Is het een politiecel?

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik weet niet waar u hem in wilt stoppen.

Mevrouw Griffith (VVD):

Per dag € 150.

De heer Wolfsen (PvdA):

Wat verdient een veroordeelde per dag in de gevangenis?

Mevrouw Griffith (VVD):

Stelt u een concrete vraag in plaats van mij te overhoren over de kosten van een cel.

De heer Wolfsen (PvdA):

Wat kost het om iemand een jaar lang op te sluiten en wat verdient hij in dat jaar om te kunnen uitbetalen aan het slachtoffer? Ik vraag u om dat te salderen. Met andere woorden, houdt u de slachtoffers niet gewoon voor de gek?

Mevrouw Griffith (VVD):

Nee, wij houden de slachtoffers juist niet voor de gek, wij willen ze juist helpen. Het gaat ons erom dat er in eerste instantie overgegaan wordt tot betaling. Als er niet betaald wordt, hebben wij een stok achter de deur; dat betekent dat iemand moet gaan zitten. Het is geen nieuw voorstel, want ook wanneer verkeersboeten en schaderelingen die in het kader van het strafrecht aan daders worden opgelegd, niet worden betaald, moeten de mensen gaan zitten. Het is hetzelfde regime.

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik neem aan dat u over het plan hebt nagedacht. Wat kost het per jaar om iemand op te sluiten en wat zou zo iemand in dat jaar kunnen verdienen?

Mevrouw Griffith (VVD):

U koppelt het opsluiten van iemand en het verdienen van geld aan elkaar. Misschien hebben wij het over verschillende daders. U hebt het over de daders die bereid zijn om te gaan werken als zij uit de gevangenis zijn. Als iemand bereid is om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, is er natuurlijk geen probleem. Als een ex-dader werkt, hebben wij helemaal geen probleem. Ik heb het nu juist over de groep die niet werkt, niet betaalt en in de rechtszaal het slachtoffer in zijn gezicht uitlacht: bij mij valt niets te halen, er staat niets op mijn naam. Op die groep doelen wij. De heer Wolfsen probeert beide categorieën op één hoop te gooien. Het gaat ons om de daders die niet werken en niet betalen. Met daders die wel bereid zijn om te betalen hebben wij geen moeite. Zij hebben geleerd van hun daden.

De heer Wolfsen (PvdA):

U zegt: de Staat moet iemand opsluiten. Dat kost de Nederlandse belastingbetaler € 40.000 tot € 50.000 per jaar. Een dader kan maar een paar euro per dag in de cel verdienen. Dat geld moet hij aan het slachtoffer betalen. Mijn stelling is: u zadelt de overheid met ontzettend veel kosten op en de slachtoffers houdt u voor de gek. Die krijgen amper iets.

Mevrouw Griffith (VVD):

Mijnheer Wolfsen, ik begrijp dat u nu al een aanloop neemt voor het debat over de voorwaardelijke invrijheidsstelling. U vindt dat een waardeloos voorstel, want als daders niet voldoen aan de voorwaarden en terug in de cel moeten. Dat zou de overheid te veel geld kosten. Ik heb een andere mening. U vindt dat een ex-dader die niet voldoet aan zijn verplichtingen, niet in een cel moet worden teruggeplaatst. Zo iemand moet volgens u gaan werken. Ik zeg dat de overheid stevig moet optreden. Als iemand niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet en de hele dag niets uitvoert, moet hij terug in de cel. Wat mij betreft mag hij in de cel werken.

De heer Wolfsen (PvdA):

Mensen in de cel plaatsen als zij niet betalen, kan nu al. Ik zeg: zet zo iemand aan het werk en laat hem zijn loon betalen aan de slachtoffers.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik probeer u duidelijk te maken dat er ook een groep is die niet wil werken. U denkt dat iedereen wel weer werken.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

In de gevangenissen willen heel veel mensen dolgraag werken, maar dat kan niet meer omdat deze minister daarop bezuinigd heeft. Die mensen zullen blij zijn met het voorstel van mevrouw Griffith. Ik zie niet hoe het moet gaan werken. Er is een schreeuwend tekort aan cellen. Het is de vraag of het verstandig is om juist deze mensen in de cel terug te zetten. Verder worden mensen fors gekort op de uitkering. Wat zullen daar de gevolgen van zijn? Gaan de kinderen het slachtoffer worden, gaat het leiden tot nieuwe criminaliteit?

Mevrouw Griffith (VVD):

Ook nu al hebben wij het sanctiesysteem waarin mensen die niet voldoen aan de voorwaarden, in vervangende hechtenis worden genomen. Mensen die niet betalen, worden echter vaak niet opgepakt. Daar moeten wij sneller en concreter mee omgaan. Ik zeg niet dat wij hier niets aan moeten doen. Wat de uitkeringen betreft: het probleem is nu juist dat zo'n dader alle gelegenheid krijgt om een nieuw leven op te bouwen. En wat gebeurt er met het slachtoffer? Het slachtoffer ziet geen cent terug. Die moet dan alle eindjes bij elkaar knopen – als het slachtoffer ook nog eens uitkering heeft – om de schade door de dader wel te betalen, juist van een uitkering. De dader krijgt alle ruimte om met een schone lei te beginnen, zeker bij schuldsanering. Daarin zit een onrechtvaardigheid waarvan wij als VVD een punt willen maken en het tij willen keren.

De heer De Wit (SP):

Ik wil iets heel anders vragen. Wij hebben het over de Justitiebegroting, over het OM en de rechterlijke macht. Hoe ziet u de verhouding tussen Kamerleden en het OM, respectievelijk de rechterlijke macht, als er zaken bij een rechter aanhangig zijn? Hoe hebben Kamerleden zich volgens u te gedragen?

Mevrouw Griffith (VVD):

Er is een scheiding der machten. Als er een strafzaak loopt, vind ik dat je als Kamerlid daarin uiterst terughoudend moet zijn. De rechterlijke macht is onafhankelijk en moet alle tijd en alle ruimte hebben om een oordeel te kunnen vellen over een strafzaak. Je hebt ook nog hoger beroep, je hebt nog cassatie, je hebt zelfs nog een Europees Hof, dus je moet er uiterst zorgvuldig en terughoudend mee omgaan. Als je vragen zou hebben over een strafzaak, zoals ik ook eens gehad heb toen het ging om de zaak van een rechter bij wie kinderporno in huis is gevonden, kun je wel vragen stellen over de rol van de minister van Justitie daarin of over bepaalde handelingen die het OM verricht zou hebben, maar je moet ervoor oppassen dat wij geen politieke rechtspraak krijgen.

De heer De Wit (SP):

Dat verheugt mij. Uw fractiegenoot, de heer Van Baalen, die zich bij herhaling in de strafzaak tegen Eric O. heeft gemengd met opmerkingen als "het Openbaar Ministerie is onverantwoord bezig", wil straks mogelijkerwijs met deze minister "inktzwarte" koffie drinken. Wat vindt u van dit soort opmerkingen? Passen die volgens u, of passen die niet?

Mevrouw Griffith (VVD):

De heer Van Baalen heeft volgens mij zelf in een interview in de krant aangegeven dat hij gereageerd heeft op de uitlatingen die de heer De Wijkerslooth in het verleden heeft gedaan. Ook andere Kamerleden hebben in die zin op de uitlatingen gereageerd. Ik zou u willen vragen om naar de laatste reactie van de VVD te kijken, waarbij zij heeft aangegeven dat in een democratische rechtsstaat het Openbaar Ministerie alle mogelijkheden heeft om hoger beroep in te stellen. Wat de heer Van Baalen heeft gedaan, is achter de manschappen staan – en daar sta ik ook achter – en aangeven dat deze manschappen in een heel bijzondere positie verkeren. Het is dan ontzettend lastig dat als er geschoten wordt, je meteen als verdachte wordt aangepakt. Ik heb er zelf in het verleden ook Kamervragen over gesteld, aangezien ik dat een ongelijke behandeling vind. Iedere politiefunctionaris die schiet, wordt in eerste instantie als getuige gehoord en wordt niet meteen in de boeien geslagen. Daar zit de rechtvaardiging in.

De heer De Wit (SP):

Ik ben het niet met mevrouw Griffith eens dat de opmerkingen en uitlatingen van de heer Van Baalen gedaan zijn naar aanleiding van de presentatie van de heer De Wijkerslooth. Neen, hij heeft na de uitspraak van de rechtbank en vervolgens bij het aantekenen van hoger beroep de desbetreffende uitspraken over het OM gedaan. De vraag is of dat niet te ver gaat. Dat staat los van de kritiek die je kunt hebben op het optreden van de PG.

Mevrouw Griffith (VVD):

Wij hebben vandaag een mondeling vragenuurtje gehad waarin de heer Van Baalen zelf dit onderwerp aan de orde heeft gesteld. Ik heb u daarbij niet gehoord. U had het dan namelijk heel concreet rechtstreeks aan de heer Van Baalen of de minister van Justitie kunnen vragen. Ik heb u aangegeven hoe ik deze zaak zie. De heer Van Baalen heeft gereageerd op de uitspraak van de heer De Wijkerslooth. De heer Van Baalen heeft aangegeven dat hij heel blij is met de vrijspraak in de zaak-Eric O. en dat hij zeker staat achter de manschappen die juist in een moeilijke situatie verkeren en geen ondubbelzinnige boodschap moeten krijgen. Ik ben ook blij dat de minister van Defensie heeft aangegeven dat de veiligheidssituatie niet verslechterd is.

De heer De Wit (SP):

De mondelinge vragen van vanmiddag gingen niet over de zaak-Eric O. zelf. Dat heeft de voorzitter een- en andermaal gezegd. Ze gingen alleen over de mogelijke discrepantie tussen de uitspraken van twee ministers. Ieder overschrijding van die strakke grens werd door de voorzitter afgekapt. Dus daar heb ik mij ook aan gehouden. Wat vindt u ervan dat een fractiegenoot van u zegt: ik ga straks inktzwarte koffie met deze minister drinken? Is dat geen ongeoorloofde druk op een proces dat nog gevoerd moet worden?

Mevrouw Griffith (VVD):

De minister van Justitie heeft vandaag gezegd dat sprake zou zijn van ongeoorloofde druk en van politieke rechtspraak als hij een aanwijzing zou geven. De minister is wel gewend om harde taal van de VVD-fractie te horen. Mag de heer Van Baalen niet zeggen dat hij inktzwarte koffie met de minister van Justitie gaat drinken?

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik heb mevrouw Griffith nog niet gehoord over de aanpak van de verslaafde veelplegers. Ik leg haar de volgende keuze voor. Een gemeente kan geld krijgen voor de aanpak van verslaafde veelplegers. Dit geld wil zij besteden aan 15 plaatsen in een heroïneproject of aan 10 cellen. Zij haalt dan liever 15 criminele verslaafden van de straat dan dat er 10 worden opgesloten. Welke beslissing moet de minister dan nemen?

Mevrouw Griffith (VVD):

Bij de behandeling van de vorige begroting van Justitie was een van onze kernpunten het gebrek aan cellen. Over het aantal cellen wordt centraal beslist en niet door een lokale overheid. De burgemeester gaat daar niet over. De gemeente heeft wel invloed op het aantal plaatsen in een heroïneproject. Ik heb gezegd dat mijn fractie zich zorgen maakt over de opvang van verslaafden of van mensen met een psychiatrische stoornis en ik heb de minister naar zijn doelstellingen ter zake gevraagd. In de pers heeft u aangekondigd dat u samen met mevrouw Van der Laan een motie zult indienen waarin wordt voorgesteld om in gemeenten meer plaatsen voor experimenten voor heroïneverstrekking mogelijk te maken ten koste de bouw van meer cellen. Ik moet u teleurstellen, want ik steun u daar niet in. De VVD-fractie staat volledig achter het veiligheidsprogramma. Dit kan alleen maar slagen als er extra cellen zijn. Ik ben het wel met u eens dat gemeenten te weinig krijgen voor deze experimenten. Daarvoor is maar 1 mln beschikbaar. Vindt de minister ook dat er te weinig plaatsen in de projecten voor heroïneverstrekking zijn? Op welke manier wil hij meer van dergelijke plaatsen realiseren? Ik kom niet aan het aantal extra cellen, want die zijn de VVD erg heilig.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik heb inderdaad het gevoel dat de VVD de extra cellen heilig heeft verklaard. Het doel is echter niet het bouwen van zoveel mogelijk cellen, maar om zoveel mogelijk criminelen van de straat te halen. Het leuke van ons voorstel is dat met hetzelfde geld bijna twee keer zoveel criminelen van de straat gehaald kunnen worden.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ons doel is het terugdringen van de recidive. Wij moeten proberen om zo veel mogelijk verslaafden van de straat te halen. U haalt geld uit het ene potje om een gat te dichten, maar daardoor valt er een gat aan de andere kant. In het veiligheidsprogramma worden ontzettend veel maatregelen aangekondigd. Eén daarvan is uitbreiding van het aantal plaatsen voor medicinale heroïneverstrekking. Het geheel stort echter in als je criminelen niet kunt opsluiten. Je moet het ene doen en het andere niet laten. U wilt het geld voor de bouw van cellen stoppen in de aanpak van veelplegers. Daar kan ik u niet in steunen.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De brute moord op Theo van Gogh heeft de SP-fractie diep geschokt. Mijn fractie is van mening dat onze samenleving steeds verder weg dreigt te zakken in intolerantie. Dat verontrust ons. Wij zullen er alles aan doen om te voorkomen dat het huidige klimaat nog verder verslechtert. Evenals degenen die dit al voor mij gedaan hebben, wens ik de nabestaanden, familie, vrienden en kennissen van de heer Van Gogh de komende tijd veel sterkte toe.

Voorzitter. De barre realiteit met betrekking tot de Justitiebegroting staat in schril contrast met de moordaanslag waarover ik het zojuist had. Ik wil beginnen met de Diamantbuurt. Ook daar heerst grote verontwaardiging over het feit dat een aantal jongeren een gezin weet te verdrijven uit een straat. De burgers hebben het idee "de overheid staat erbij en kijkt ernaar", terwijl zij als burgers niet in staat zijn om de overheid te bewegen tot ingrijpen. De advocaat Tomlow heeft de laatste tijd een- en andermaal gewezen op de mogelijke aanpak van dit soort verschijnselen, die wij niet kunnen en mogen tolereren. Hij heeft gewezen op het ontbreken van regie bij de aanpak van dit soort problemen. Ik zou graag van de minister willen weten wat hij vindt van dit euvel. Zouden de autoriteiten op plaatselijk niveau niet in staat moeten zijn tot een veel betere gezamenlijke aanpak – politie, maatschappelijk werk, justitie – waarbij de regie wordt gevoerd door de gemeente of de politie? Er dient in ieder geval te worden gekeken hoe de politie kan optreden en hoe justitie vervolgens bij het plaatsvinden van strafbare feiten zodanig kan optreden dat er ook maatregelen getroffen kunnen worden tegen degenen die dit soort onaanvaardbare overlast veroorzaken. Daar is wil voor nodig, voorzitter. Die wil is een absolute voorwaarde, als wij dit probleem willen oplossen. De wil om naar mensen te luisteren, om de overlast aan te pakken en vervolgens maatregelen te treffen.

Voorzitter. De minister wekt bij mijn fractie ambivalente gevoelens op. Ik heb zojuist in mijn interruptie proberen aan te geven dat mijn fractie vindt dat het bij aanhangige strafzaken een Kamerlid past om afstand te houden. Mijn fractie is het in dat opzicht volledig eens met de opstelling van de minister in deze zaak. Hij heeft de vraagstelling vanmiddag en afgelopen vrijdag goed verwoord. Willen wij een politiek OM of vinden wij dat de politiek op afstand moet staan en het recht zijn loop moet laten?

Voorzitter. Ik heb ook wel wat op te merken over de wijze waarop een en ander in het nieuws is gekomen, ook van de kant van het OM. Ik vind dat dit, als het eenmaal gaat lopen, leidt tot een cumulatie van reacties van de advocatuur, vervolgens van de politiek en de fracties die daaroverheen gaan. Mijn fractie is van mening dat daarbij afstand past. Ik vind dat de minister op dit punt een juist standpunt inneemt.

Voorzitter. Ik kom nu bij een ander onderwerp, de jeugdgevangenissen. De minister neemt daar een standpunt in dat niet door mijn fractie wordt gedeeld: grotere groepen jeugdigen in de jeugdgevangenissen, langer "achter de deur", minder begeleiders en meer op een cel. De kinderrechters hebben een manifest uitgegeven. De directies van de jeugdinrichtingen hebben kritiek op de maatregelen van de minister. Professoren hebben zich in de discussie gemengd, zoals prof. Micha De Winter en onlangs in Binnenlands Bestuur mevrouw Junger-Tas. Zij zeggen allemaal dat deze maatregelen rampzalig zijn voor kinderen. Kinderen worden daardoor beschadigd en lopen het gevaar aan geweld en misbruik blootgesteld te worden. Dat is ook voor mijn fractie voldoende reden om te zeggen dat deze bezuinigingsmaatregelen bij kinderen onverantwoord zijn. De particuliere jeugdinrichtingen hebben het zelf ook nog aan de Kamer duidelijk gemaakt in een brief. Zij zeggen: die maatregelen bevorderen niet de kwaliteit van de opvang en de behandeling. Ze verminderen niet de recidive en maken Nederland niet veiliger. De jeugdinrichtingen worden meer en meer een bajes waar jongeren slechter uitgaan dan zij binnengekomen zijn. Kinderrechter Van der Reijt, die vanavond al eerder is aangehaald, heeft het over de menselijke maat die zoek is in de door de minister gekozen maatregelen. De heer Van der Reijt zegt dat beleidsmakers en managers in de jeugdzorg, maar ook de overheid en de regelgevers van nu af aan weer opdracht moeten geven om te investeren in mensen in plaats van in cellen en prikkeldraad. Mijn vraag aan de minister is dan ook wat hem bezielt bij deze maatregelen, waar in feite iedereen van zegt dat wij dit niet moeten doen, omdat zij averechts werken en voor de jongeren ook funest zijn. Ik herinner hem aan een uitspraak van zijn voorganger mevrouw Sorgdrager, die zei dat wij iedere gulden die wij bezuinigen op de jeugd en de jeugdzorg, later tienvoudig terugkrijgen, maar dan in negatieve zin.

Bij de jeugdinrichtingen is het een probleem dat de kinderen daar civiel geplaatst zijn. De minister heeft onlangs het plan van aanpak aan de orde gesteld. Mijn fractie is van mening dat het veel te langzaam gaat, ook omdat de minister zelf in dat plan van aanpak ruimte laat voor nog nader onderzoek en het nog verder bekijken van details. Mijn fractie is van mening dat er op dit moment meer geld beschikbaar gesteld moet worden om het mogelijk te maken dat er meer experimenten komen om kinderen te plaatsen buiten de jeugdinrichtingen, in een gesloten setting. Ik geef als voorbeeld het experiment van de Horizon. Het voordeel van een dergelijke maatregel is dat er daardoor meer ruimte ontstaat in de jeugdinrichtingen, zodat de forse bezuinigingen en de maatregelen waarover ik zojuist sprak niet doorgevoerd hoeven te worden. Ik heb op dit punt een amendement ingediend waarin gelden worden vrijgemaakt om de versnelde aanpak mogelijk te maken.

Dezelfde kritiek op de minister geldt de volwassenen. De door de minister uitgevoerde maatregelen van meer mensen op één cel, sober regime, minder recreatie en langer achter de deur, hebben geleid tot grote onrust, tot commotie en hier en daar zelfs tot kleine relletjes. De mensen in de gevangenis voelen zich daar ongelukkig bij, maar ook de inrichtingwerkers die met deze mensen te maken hebben vrezen dat zij niet meer kunnen werken op de manier waarop zij dat gewend waren, maar zij vrezen ook voor hun veiligheid. De minister zegt een- en andermaal dat gekozen moet worden tussen kansrijke en minder kansrijke gedetineerden. Als je dat doet, komen grote aantallen gedetineerden onveranderd, onverbeterd en onvoorbereid in de samenleving terecht. Dat is de beste waarborg, de beste garantie voor het opnieuw snel ontsporen, dus voor recidive. Mijn fractie is ook tegen het afschrijven van gedetineerden. Wij dienen met behulp van de betreffende instellingen, ervoor te zorgen dat de mensen voorbereid in de samenleving terugkomen. Als zij daarin terugkomen, moeten er mogelijkheden zijn om hen op te vangen. Er moet gezorgd worden voor toeleiding naar werk, een dak boven hun hoofd en al dat soort maatregelen.

In dit opzicht verwijs ik graag naar Reclassering Nederland. De minister maakt weliswaar een uitbreiding mogelijk door in het kader van een aantal justitiële maatregelen ook buiten de gevangenis nog reclasseringsmaatregelen te treffen. Reclassering Nederland zegt dat zij graag bereid is om ook mensen die zonder justitiële titel buiten de gevangenis verblijven hun diensten aan te bieden. Daarom heb ik ook op dat punt een amendement ingediend waarin ik voor die bemoeienis van de reclassering geld wil uittrekken.

Het probleem blijft de nazorg. Wij hebben vorige week met de minister gesproken over de aansluiting tussen degenen die op straat komen te staan, uit detentie komen en de mogelijkheden van opvang. Daar zit nog steeds een groot probleem. De minister is gevraagd om de regie op zich te nemen en ervoor te zorgen dat er mogelijkheden zijn van subsidiëring. In dat opzicht is de brief van de minister mij nog steeds niet duidelijk. De vraag is of de minister bereid blijft om instellingen zoals Exodus en Door en al die andere in de toekomst te subsidiëren, zoals op dit moment gebeurt, of daar na 2005 absoluut mee stopt.

Mijn fractie vindt dat de minister een verkeerd uitgangspunt heeft bij de veelplegers. Wij vinden dat er moet worden geprobeerd om veelplegers op een verantwoorde manier terug te brengen in de samenleving. Als je niets doet, is het percentage recidive buitengewoon hoog en komt uit op 95. Als je er wel wat aan doet, heb je een aanzienlijk lager percentage recidive van tussen 20 tot 40, zegt de verslavingsreclassering. Waarom wordt daarin niet geïnvesteerd, zodat de veelplegers ook tijdens hun verblijf van twee jaar in de gevangenis de mogelijkheid krijgen om behandeld te worden? De verslavings reclassering is daartoe bereid en heeft de Kamer gevraagd om daarvoor mogelijkheden te krijgen. In plaats van kale taakstraffen, waarvan zij het nut niet inzien, zouden zij graag justitieel case management willen plegen, zoals zij dat noemen, omdat zij daar in de praktijk veel meer voordelen van ervaren.

Op 10 maart van dit jaar heeft de Kamer gedebatteerd over de fraudebestrijding en over de vraag of Nederland een fraudeland is. Wij hebben ondertussen ook met de minister gesproken. Wij hebben de rapporten gezien over de "pluk ze"-regels en over de meldingen van ongebruikelijke transacties. De Algemene Rekenkamer constateert in een recent rapport dat de overheid over de band van alle departementen genomen onvoldoende doet aan fraudebestrijding en dat de ministers onvoldoende voornemens hebben verwoord om tot deugdelijke fraudebestrijding te komen. Deelt de minister deze kritiek van de Algemene Rekenkamer en wat gaat hij daaraan doen?

Ik heb vorig jaar betoogd dat de toegang tot het recht voor mensen met een laag inkomen gewaarborgd moet blijven. Een voorwaarde daarvoor is dat de tarieven van de advocaten, van de sociale advocatuur en van de gefinancierde rechtshulp op orde zijn, dat wil zeggen dat deze advocaten er op z'n minst hun kosten uit kunnen halen. Ik heb toen een amendement ingediend dat niet is aangenomen. De voorgenomen verhoging van het uurtarief ligt nog steeds onder de aanvankelijke normen. Daarom stel ik ook deze keer voor aan de Kamer om extra geld uit te trekken om het uurtarief voor de sociale advocatuur per 1 januari 2005 extra te verhogen met € 3,50. Als wij dat niet doen, vrees ik dat wij er inderdaad steeds meer mee te maken krijgen dat het recht alleen beschikbaar is voor de rijken en dat de mensen die het niet meer kunnen betalen, het nakijken hebben in Nederland. Dat is onrecht dat wij niet kunnen toestaan.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Voorzitter. Terwijl wij hier met elkaar spreken over het recht, zijn wij er allemaal diep van doordrongen dat Theo van Gogh vandaag in Amsterdam het grootst mogelijke onrecht is aangedaan. Hem is het leven ontnomen. Hij is op klaarlichte dag vermoord op straat, naar het zich laat aanzien vanwege zijn opvattingen. Het voelt onwezenlijk om over iets anders te praten, en zeker om vanavond over justitie, recht en veiligheid te praten. Toch moeten wij dat doen, juist omdat wij er opnieuw diep van doordrongen zijn dat veiligheid in Nederland niet zo vanzelfsprekend is als het zou moeten zijn. Wij sluiten ons graag aan bij de condoleances die andere collega's hebben uitgesproken.

Deze begroting gaat over het soort samenleving dat wij willen hebben. Dit kabinet wil zoveel mogelijk criminelen vangen en opsluiten. Dat is een mooi streven, en dat steunen wij. Daarom hebben wij het afgelopen jaar veel maatregelen gesteund om de veiligheid te verbeteren, zoals meer cellen, meer mensen op een cel, preventief fouilleren, identificatieplicht, enzovoorts.

Wij houden echter altijd het doel voor ogen. Dat is niet zoveel mogelijk criminelen pakken, nee, het is zoveel mogelijk criminaliteit voorkomen. Alleen op die manier zet je mensen centraal. Iedereen die kan kiezen tussen slachtoffer worden van een keurig opgelost misdrijf of helemaal geen slachtoffer worden, kiest natuurlijk voor het laatste. Helaas verliest dit kabinet dat toch vaak uit het oog. Een goed voorbeeld wordt gevormd door de prestatiecontracten bij de politie. Ik heb vorig jaar bij de behandeling van de politiebegroting een poging gedaan om die contracten open te breken, maar had toen niet voldoende steun. Ik heb echter de hoop en het gevoel dat het tij begint te keren. Je hoort van de politie steeds meer dat preventieprojecten sneuvelen, van het keurmerk veilig wonen tot "Doe effe normaal". In de prestatiecontracten wordt het tegenhouden van criminaliteit immers niet beloond. Nu lezen wij dat er maar extra verkeersbonnen moeten worden uitgeschreven om de financiële beloning aan het eind van het jaar toch maar binnen te krijgen. Dat kan niet. Ik wil ook een reactie van deze minister, die mede verantwoordelijk is voor het veiligheidsprogramma. Is hij bereid om met mij te vechten voor het openbreken van die prestatiecontracten?

Een tweede vergissing van de regering speelt zich af bij de verslaafde veelplegers. Er is een project geweest met de verstrekking van heroïne aan deze kleine groep veelplegers die gigantisch veel overlast veroorzaken. De evaluatie is zo positief dat zelfs deze conservatieve minister met zijn morele bezwaren tegen gratis drugsverstrekking niet anders kon dan toestemming geven voor een uitbreiding van het aantal dergelijke plekken. De gemeenten snakken daarnaar, maar het geld ontbreekt. Vorig jaar hebben wij een spelletjes gezien tussen VWS en Justitie. Iedereen kieperde het over elkaars schutting en er kwam geen geld. Alleen minister De Graaf kwam in het kader van het grotestedenbeleid met 1 mln euro over de brug. Dat is goed, maar dat is niet genoeg en dat is ook niet zijn hoofdtaak. Omdat ik het beu ben en omdat ik nu actie wil om deze criminelen van de straat te halen, heb ik een amendement met collega Wolfsen voorbereid. Is de regering bereid om de bovengrens van 1000 behandelplaatsen voor heroïneverslaafden te laten varen, nu er sprake is van duizenden chronische heroïneverslaafden in Nederland? Is de regering bereid om ons amendement dat voorstelt om een deel van de gelden voor het opsluiten van verslaafde veelplegers in de ISD's te besteden aan het uitbreiden van het aantal behandelplaatsen voor heroïneverslaafden, over te nemen? Wij willen de gemeenten zelf laten kiezen of zij liever cellen hebben of plaatsen of een combinatie van beide.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

U doet alsof de verslaafden die in dat traject komen, één op één met veelplegers te matchen zijn, maar heel veel mensen in dat heroïneverstrekkingstraject zijn zeer ernstig verslaafd, veel te verslaafd om nog veelplegers te zijn. Dat was in het begin ook de kern van dat traject. U kunt dus niet zomaar geld van veelplegers gebruiken om de heroïneverslaafden te helpen, zonder dat u wel degelijk heel veel veelplegers nog op straat houdt. Het is een heel andere categorie. Dat blijkt uit onderzoek.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik heb het over de verslaafde veelplegers. Dat is een subcategorie van degenen over wie we het hebben. De projecten en het rapport van de heer Paas tonen heel duidelijk aan dat de criminaliteit terugloopt, dat die mensen hun leven kunnen hervatten en een bepaalde rust krijgen. Het belangrijkste is natuurlijk dat de criminaliteit afneemt. Natuurlijk geldt dat niet voor iedereen – daar hebt u gelijk in – maar wel voor een kleine groep. Dan heb ik het maar over 1000 plaatsen en zelfs die kunnen wij niet financieren.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

U kort nu heel veel op cellen. Daarbij gaat het om mensen die van de straat af zijn en daar via de veelplegersaanpak ook gemotiveerd worden om af te kicken. U geeft dat geld aan heroïneverslaafden, die gelukkig voor een deel helemaal geen veelplegers zijn. Het is namelijk een zorgtraject. Het geld gaat waarschijnlijk ook naar VWS en blijft helemaal niet op de begroting van Justitie. Misschien kunt u dat nog even uitleggen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Daarom staat in het amendement heel duidelijk waarvoor het is bedoeld. Het gaat mij erom dat een gemeente die 100 veelplegers heeft en die denkt dat 50 van die veelplegers gebaat zijn bij pure opsluiting, maar dat het voor de andere 50 veel nuttiger is om die in een heroïnetraject te zetten, daarvoor kan kiezen. Nu hebben de gemeenten die keuze niet, omdat er gewoon geen geld is voor uitbreiding van het aantal plekken.

Mevrouw Griffith (VVD):

De gemeenten hebben die keuze niet omdat zij niet over de cellen gaan. Het aantal cellen wordt landelijk vastgesteld. Wilt u de gemeenten dus eigenlijk niet een non-keuze geven? Zij kunnen daar immers niet over beslissen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Het probleem is dat veel gemeenten mensen dolgraag juist zo'n heroïneplek willen geven. Dat kan nu helemaal niet. U hebt waarschijnlijk de brief van de burgemeesters gezien waarin zij duidelijk aangeven dat er een behoefte is. Wij weten dat er extra cellen komen voor veelplegers. Ons voorstel is om niet zo star vast te houden aan 1000 cellen, maar om, als de gemeenten daarom vragen, een gedeelte van dat geld vrij te maken. Ook u kunt rekenen. U weet dus dat je daarmee meer criminelen van de straat kunt halen. Dat moet toch het doel zijn?

Mevrouw Griffith (VVD):

U pleit er dus voor om minder cellen te creëren en dat geld aan de gemeenten te geven, zodat zij kunnen kijken of zij extra heroïneplekken kunnen creëren. Uw voorstel is dus concreet: minder cellen, meer plaatsen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ja. Dat betekent uiteindelijk dat er meer criminelen van de straat verdwijnen. Wij willen niet alleen stoer doen door te pleiten voor meer cellen. Het gaat erom dat de criminelen van de straat worden gehaald.

De heer Wolfsen (PvdA):

Ik moet mevrouw Van der Laan op dit punt steunen: er moeten meer criminelen van de straat worden gehaald. Mevrouw Griffith zegt dat de gemeenten daar niet over gaan. Dat klopt, daar gaan mevrouw Van der Laan, mevrouw Griffith en ik over. Wij moeten de gemeenten helpen om die mensen van de straat te halen. Mevrouw Griffith moet naast de slachtoffers gaan staan. Als wij drie daders van de straat kunnen halen in plaats van twee, dan moeten wij dat doen. Mevrouw Griffith moet niet zeggen dat de gemeenten daar niet over gaan, zij moet dat faciliteren.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik vind het een schijnvoorstel, omdat er staat dat de gemeenten moeten kunnen kiezen tussen cellen of meer plekken voor heroïneverslaafden.

De heer Wolfsen (PvdA):

U gaat erover en ik ga erover. Help ons dan!

Mevrouw Van der Laan (D66):

Voorzitter. Het derde preventieve punt waar het misgaat, is de verslavingsreclassering. Van regulier verslaafde veelplegers recidiveert 95% na de gevangenisstraf. Uit recent onderzoek blijkt dat een combinatie van straf en behandeling dat kan reduceren tot minstens 55%, soms zelfs meer. De aanpak van de verslavingsreclassering is om de verslaafde met een straf als stok achter de deur het behandeltraject in te krijgen. Dat is een heel intelligente aanpak, die breed zou moeten worden toegepast, maar nu werpt de bureaucratie roet in het eten en wel door het starre systeem van outputfinanciering. Daarbinnen bestaat namelijk geen categorie voor deze nieuwe aanpak. Is de minister bereid tot het opheffen van de bureaucratische belemmeringen in de outputfinanciering van de verslavingsreclassering? Is hij bereid de projecten voor veelplegers van de verslavingsreclassering samen met VWS te financieren? Wij denken dat de kosten uitkomen op circa 15 mln. Dat geld is wellicht te vinden bij het geld dat nu is gereserveerd voor taakstraffen van verslaafden, die veelal toch niet effectief zijn en helaas meestal niet worden uitgevoerd.

Het volgende punt van zorg is voor D66 de jeugd. Ook in het jeugdbeleid van Justitie lijken straf, repressie en bezuinigingen voorop te staan en niet een intelligente en effectieve manier om probleemjongeren aan te pakken. Minister Donner wil gaan experimenteren met vier jongeren in één jeugdgevangeniscel. Dat zou goedkoper en efficiënter zijn. Minister Zalm vond het wel passend om tijdens de algemene beschouwingen "waarom niet?" te roepen. Dat kan ik hem zo vertellen. Deskundigen wijzen erop dat het samen plaatsen van jeugdigen leidt tot intimidatie, treiteren, mishandeling en verkrachting. In Groot-Brittannië gebeurt dit al, met soms zelfs zelfmoord tot gevolg. Voor D66 is dit onaanvaardbaar. Dit zijn kinderen met problemen. De cel is vaak hun enige plek om rust en veiligheid te hebben. Als je dat afpakt, dan komen ze als psychische bommetjes weer op straat. Kortom, alle seinen staan op rood. Wij willen dan ook geen experiment. Daarom hebben wij een amendement ingediend, waardoor de € 750.000 die nodig is voor de verbouwing van een aantal gevangenissen gewoon terugvloeit naar de begroting. Dit dekt meteen het volgende deel, de geplande bezuiniging als gevolg van de constructie van meer jeugdigen in één cel.

Het tweede probleem bij de jeugd is dat jongeren gestraft worden voor gedrag dat behandeld zou moeten worden. Ik denk aan het meisje Romy dat een hersentrauma heeft, waardoor haar sociale vaardigheden zijn verdwenen. Bij gebrek aan behandelcapaciteit in de jeugdzorg zit Romy nu in een jeugdgevangenis waar haar gedrag wordt afgestraft in plaats van gewoon behandeld. De regering heeft toegezegd dat er een eind komt aan crisisplaatsingen van onschuldige jongeren in JJI's, maar het blijft onduidelijk wanneer dat gebeurt en waar het geld precies vandaan komt, van Justitie of van VWS. Ik wil daar graag duidelijkheid over. Tevens wil ik graag weten of de minister van Justitie niet gaat dwarsliggen wanneer middelen voor crisisplaatsing van jongeren verschoven moeten worden van Justitie naar VWS. Ik vraag mij ook af of het plaatsen van meer jongeren in één cel wel nodig is, als straks aan de 800 crisisplaatsingen in de JJI's een einde komt.

Het derde belangrijke punt bij deze begroting is voor D66 vanzelfsprekend het slachtoffer. Wij hebben een lange traditie om het slachtoffer een centralere rol te geven. Ik denk aan de initiatiefwetten spreekrecht voor slachtoffers, de opheffing van de verjaringstermijn bij moord en de Antistalkingwet. Vorig jaar hebben wij bij amendement een bezuiniging van 1,2 mln euro voor Slachtofferhulp Nederland ongedaan gemaakt en ik ben verheugd en dankbaar dat het dit jaar niet hoefde. Slachtofferhulp Nederland helpt jaarlijks 100.000 slachtoffers, van wie 80.000 slachtoffer zijn van een misdrijf en 20.000 slachtoffer van een verkeersongeluk.

Toch is ook hier sprake van onbalans. Voor de opvang van verkeersslachtoffers stelt het Rijk namelijk maar € 364.000 ter beschikking, tegenover bijna 7 mln voor slachtoffers van een misdrijf. Volgens de Stichting De Ombudsman hebben slachtoffers van letselschade, grotendeels verkeersslachtoffers, echter veel meer behoefte aan coaching door bijvoorbeeld slachtofferhulp. Daarnaast hebben wij recentelijk al onze zorg geuit over de jarenlange martelgang die het slachtoffer vaak moet doormaken om zijn schadegeld te krijgen. Aan beide zaken moet wat worden gedaan. Ik vraag de minister concrete actie te ondernemen.

Ik heb enkele collega's geïnterrumpeerd over private gevangenissen. De fractie van D66 heeft hierover vorig jaar een motie ingediend. De regering stelt dat zij pas in de loop van 2005 wil gaan onderzoeken of private bedrijven kunnen worden ingezet voor gevangenissen. Dat is rijkelijk laat. Er lopen nu namelijk mensen vrij rond, die eigenlijk in de gevangenis horen te zitten. De minister zegt elke keer met grote spijt dat wij helaas nog een hele poos door zullen moeten gaan met heenzendingen. Wanneer is de regering bereid om over te gaan tot een experiment met private gevangenissen? Mijn fractie vindt dat zo'n experiment op de kortst mogelijke termijn van start moet gaan.

Vorig jaar heeft de D66-fractie voorgesteld om bij de reclassering vooral te bezuinigingen op bureaucratie en niet op de uitvoering. Hoe staat het hiermee?

Ik complimenteer mevrouw Jonker met haar mooie bijdrage over het Europese terrorisme, want dat is een belangrijk aspect. Ik heb gisteren met de coalitie bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd om een integrale visie op de voedingsbodem van terrorisme. Minister Bot heeft toegezegd dat hij dit verzoek aan het kabinet zal voorleggen. Ik vraag op mijn beurt aan minister Donner of hij minister Bot daarbij zou willen steunen.

De fractie van D66 wil dat er geen olievlekwerking van terrorismedelicten komt over het hele strafrecht. Het kan niet zo zijn dat twee met paspoorten frauderende Japanners volgens Justitie gewoon aan het frauderen zijn, maar twee Turken die zich aan hetzelfde vergrijp schuldig maken, opeens terroristen worden genoemd. Hoe gaat de minister dit bewerkstelligen?

Sinds ik Kamerlid ben, probeer ik te bedenken hoe wij onze schaarse euro's het effectiefst kunnen inzetten bij criminaliteitsbestrijding. Maar nog steeds is er geen duidelijk wetenschappelijk onderzoek waarin wordt aangetoond wat wel en wat niet werkt. Moeten wij kiezen voor preventie of voor repressie? Camera's en meer toezicht of hardere straffen? Het is belangrijk dat hiernaar eindelijk eens een breed onderzoek wordt verricht. Ik vraag de minister wanneer wij dat onderzoek mogen verwachten.

Tot slot een vraag over de ambities van de regering bij het terugdringen van de criminaliteit. Mijn fractie heeft daarover vragen gesteld. In het antwoord van de regering staat dat de criminaliteit en de overlast in 2010 met 25% gedaald moeten zijn. Dat antwoord betreft dus de volgende kabinetsperiode. In 2002 stelde mijn fractie precies dezelfde vraag en toen stond in het Veiligheidsprogramma dat die doelstelling al in 2006 in het vizier moest komen. Zijn die doelstellingen soms naar beneden bijgesteld en waar kunnen wij deze minister op afrekenen?

De voorzitter:

Op verzoek van de minister schors ik de vergadering enkele ogenblikken om hem in staat te stellen kort te overleggen over de brief die vanavond is toegelicht.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Vandaag is Theo van Gogh vermoord. Een monsterlijke daad en boven alles verschrikkelijk voor zijn zoon, zijn naaste familie en vrienden. GroenLinks wil hen condoleren. Op 16 september had ik nog een debat met Theo van Gogh, een debat over grenzen aan de vrijheid van meningsuiting buiten op straat in Amsterdam op een stampvol plein. Het was een debat in de beste traditie van het vrije woord. Het was publiek, het was fel en Theo maakte het in zijn rol van beroepsprovocateur mij en GroenLinks op scherpe wijze lastig. Hij deed dat ook met zijn typische gevoel voor humor. Er was geen agressie en er was geen wanklank. Wij waren het hartgrondig oneens, maar het was een mooi debat. Deze moord is de ultieme uiting van schandalige intolerantie. Wij weten nog niet precies wat de motieven van de dader zijn, maar dit raakt aan de prominente rol die Theo van Gogh speelde in het publieke debat. Het lijkt nu onontkoombaar dat publieke figuren persoonlijk worden beveiligd, al was het een soort principe van Theo om niet beveiligd te worden. Het is een zwarte dag die leidt tot grote zorgen over het maatschappelijke klimaat in ons land.

Ik wil overgaan naar de inbreng voor de begroting van Justitie. Als er iets is wat ik deze minister niet kan verwijten, is het inconsequentie of wispelturigheid. Vanaf zijn aantreden heeft hij gestaag een lijn uitgezet die steeds verder uitkristalliseert en die ik zou willen typeren middels drie woorden: bezuinigen, bestraffen en beheersen. De minister spreekt graag over effectiviteit van bijvoorbeeld sancties of behandelingen, maar het zijn uiteindelijk toch altijd de bezuinigingen die sturend zijn in de vele ingrepen die hij pleegt op bijvoorbeeld de reclassering, gesubsidieerde rechtsbijstand, voorzieningen voor ex-gedetineerden en behandeling van veelplegers en verslaafden. Waar het gaat om bestraffen, zijn justitiële reacties onder deze minister toch vooral repressief van aard. Delinquenten moeten niet worden geresocialiseerd, maar gedetineerd. Veelplegers twee jaar opsluiten zonder behandeling helpt, want de samenleving heeft twee jaar geen last van ze. Het strafrecht is dus niet langer ultimum remedium, maar de oplossing van maatschappelijke problemen.

Beheersen zit deze minister bij wijze van spreken in de genen. Onder zijn leiding heeft het ministerie van Justitie de touwen steeds verder aangetrokken. Gevangenisdirecteuren mogen hun zorgen over de gevolgen van het beleid niet meer publiek uiten. De minister zou het liefst alle coffeeshops zelf controleren zodat hij zijn Franse en Duitse collega's kan melden dat hun onderdanen te allen tijde bij de deur worden geweigerd.

Deze minister waakt over de burgers en dat doet hij graag. Maar brengt hij veiligheid? Helpt hij de slachtoffers van geweld en criminaliteit en komen wij er met bezuinigen, bestraffen en beheersen? De fractie van GroenLinks denkt van niet. Sterker, wij vinden dat deze minister de slachtoffers in feite in de kou laat staan. De beste bescherming tegen gewelddadige jongeren is immers om te voorkomen dat zij gewelddadig worden. De beste manier om de overlast door verslaafden te verminderen, is de groep die nooit meer kan afkicken onder medisch toezicht heroïne te verstrekken zodat zij stopt met stelen en zwerven. Het voorkomen dat criminelen opnieuw in de fout gaan, wordt bereikt met intensieve begeleiding en behandeling. Wie daarop bezuinigt, vergroot de kans op recidive en dus de onveiligheid van burgers.

De minister laat het afweten op het gebied van resocialisatie en preventie. Hij heeft weinig op met de zorgkant van justitie. Door alle flinke maatregelen komt de pedagogische doelstelling, de positieve sociale preventie van de rechtspleging voor delinquenten en jeugdigen in het gedrang. Daarmee druist de minister in tegen bevindingen van bijvoorbeeld de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Ook de Vereniging Nederlandse Gemeenten ziet dat het veiligheidsbeleid tekortschiet op preventie. De gemeenten hebben echter weinig te verwachten van de minister op dit punt.

Ik wil een paar thema's kort behandelen, allereerst de jeugd. De kinderrechters luiden de noodklok en vragen om te investeren in mensen in plaats van in cellen en prikkeldraad. Kinderrechter Frans van der Reijt zei ons dat effectief hulp aan kinderen bieden alleen lukt in betrokkenheid, in een vertrouwensrelatie. De menselijke maat is het enige dat helpt bij kinderen, maar die menselijke maat is zoek. Elementen van vermenselijking in de zorg vind je nergens terug in de jeugdfuncties-nieuwe stijl, met als klap op de vuurpijl de plannen voor vier jeugdigen in één cel. De minister is doof voor alle protesten hiertegen van mensen die met kinderen werken, hij is blind voor de grote risico's die zij zien, zoals verkrachting, intimidatie en geweld. Het enige wat telt, zijn bezuinigingen, maar zelfs daarbij kun je grote vraagtekens zetten. In Engeland ziet men in dat dit in verband met de risico's vraagt om zeer intensieve controle en toezicht, niet alleen overdag, maar juist ook 's nachts. Welke bezuinigingseffecten kunnen wij dan verwachten? En wie gaat de verantwoordelijkheid voor deze experimenten met vier in één cel dragen? Is dat deze minister van Justitie?

Het alarmerende pamflet van de kinderrechters leidde vooral tot verdere bezuinigingen en wat nodig is, laat het kabinet achterwege: investeren in mensen, in behandeling, in aandacht en in het opruimen van de bureaucratie en alle kleine koninkrijkjes in jeugdzorgland. De Wet op de jeugdzorg dreigt een wet tot behoud van ellende te worden, door de grote nadruk op bureaucratische processen. Minister, doe er iets aan. Niet praten, maar doen, ruim die protocollencultuur op waardoor mensen geen tijd hebben om met jongeren te praten, om hen te helpen, omdat zij voortdurend pagina's protocol zitten in te vullen. Minister, ik daag u uit: maak een plan van aanpak voor het verminderen van de administratieve-lastendruk in de zorg, in de jeugdzorg. Pak ook eens al die koninkrijkjes aan door een premie te zetten op samenwerking in plaats van een premie op "ieder voor zich", welke handelwijze voortvloeit uit het output-financieringssysteem.

Ik doe een paar concrete voorstellen. Wij hebben een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat platforms in de steden voor het samenwerken van instellingen bij het bespreken van ernstige problemen van jongeren kunnen blijven bestaan. Deze platforms, die succesvol zijn, dreigen nu te moeten stoppen. Ik vraag de minister, per jongere een zorgkaart in te voeren die alleen essentiële informatie bevat waarmee alle organisaties die met jongeren te maken krijgen, precies de juiste informatie krijgen. Dit vraagt uiteraard om zeer zorgvuldige registratie en beheer. Ik vraag de minister, te investeren in kwaliteit, bijvoorbeeld in de opleiding van rapporteurs die voor de justitie rapportages maken. Betere rapportages helpen de jongeren en ze besparen veel geld. Ook op dit punt heb ik een amendement ingediend. En ik vraag de minister ook, te werken aan verbetering van de opleiding van jeugdzorgwerkers.

Bovendien vraagt mijn fractie, meer werk te maken van genoegdoening voor slachtoffers. Dat zou een onderdeel van de straf van jongeren moeten zijn. Het is cruciaal om een jongere te laten beseffen wat zijn of haar daad voor het slachtoffer betekent, dat hij of zij excuses maakt en zo nodig en zo mogelijk schade herstelt. Bewustwording van schuld en schaamte is wezenlijk, zowel voor het slachtoffer als voor de jonge dader zelf. Dit kan onder het regime van de rechter. Er zijn nu een paar experimenten gaande met herstelrecht en met herstelbemiddeling; deze moeten snel uitgebreid worden.

En ten slotte, biedt jongeren perspectief en eigen verantwoordelijkheid door hen in hun wijk mee te laten doen met het toezicht houden op de wijk, onder leiding van de politie, door hen op te leiden als assistent-jongerenwerker of als sportwerker. Zo krijgen zij een praktische opleiding en een betaalde functie. Ook op deze punten graag een reactie van de minister.

Net als vele anderen maakt mijn fractie zich grote zorgen over veelplegers. Het gaat hierbij voor 80% om mensen die verslaafd zijn aan harddrugs, aan alcohol of aan gokken en die in veel gevallen bovendien nog aan een psychische stoornis lijden. GGZ en Verslavings zorg Nederland luiden de noodklok; zij zeggen dat deze mensen, als zij langdurig worden opgesloten zonder begeleiding en behandeling, nog veel crimineler op straat terugkeren dan zij al waren. Zonder behandeling valt 95% terug in de criminaliteit, terwijl projecten als die in Utrecht laten zien dat met een goede behandeling 70% op het rechte pad blijft. Minister, het beleid op dit vlak is niet alleen onmenselijk, het is ook dom. Goedkoop wordt duurkoop, gaat u dat de burgers maar eens uitleggen. GroenLinks pleit voor straf in combinatie met begeleiding en behandeling en wij vinden dat de minister op zijn begroting voldoende geld voor zulke behandelingen moet uittrekken.

En ten slotte op dit punt houd ik de minister nog voor dat de reclassering nu alleen in opdracht van de justitie in actie mag komen. Ze mag 13 producten leveren, maar geen case management. Dit betekent dat een succesvolle, geïntegreerde aanpak van verslaving en overlast, zoals in Utrecht met het Grave-project, niet binnen de reclassering mogelijk is. Wij willen dat de minister ook case management mogelijk maakt; ik heb dit voorstel ook van D66 gehoord. Het lijkt mij in ieder geval van belang om deze barrière op te heffen en dit succesvolle project verder tot bloei te laten komen.

Ten slotte wil ik een opmerking maken over wapenbezit. Op een dag als vandaag is het natuurlijk extra gruwelijk om daarover te spreken. Moet het niet zo zijn dat burgers die een wapenvergunning hebben, dat wapen op de schietvereniging bewaren en dat het onmogelijk is om het tussen huis en schietvereniging heen en weer te slepen? Zou dit geen oplossing zijn? Zou dit niet kunnen voorkomen dat mensen die doordraaien, makkelijker naar hun wapen grijpen?

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. De fractie van de ChristenUnie begint aan dit debat, terwijl wij nog diep onder de indruk zijn van de moord op Theo van Gogh. U zult van mij willen aannemen dat zowel zijn opvattingen als zijn stijl van optreden bij ons weinig warme gevoelens opriepen. Theo van Gogh maakte een provocerend en riskant gebruik van de vrijheid van meningsuiting. Ik heb echter geleerd dat de essentie van tolerantie is, dat je aanvaardt dat anderen het op essentiële punten niet met je eens zijn en daar ook uiting aan geven. Echte tolerantie bewijst zich met name als controversiële of politiek incorrecte opvattingen in het geding zijn. Tegelijk is waar dat de keerzijde van de vrijheid van het woord ligt in de eis er een zorgvuldig gebruik van te maken. Van Gogh zocht de grenzen van die zorgvuldigheid bewust op en ging naar eigen zeggen het liefst over die grenzen heen. Hij koos ervoor controversieel te zijn, in het besef dat hij heftige reacties en emoties opriep. Die zijn er dan ook gekomen. Zijn verbale geweld lokte verbaal tegengeweld uit. Maar – het moet in alle helderheid gesteld – controversiële opvattingen kunnen en mogen nooit legitimeren tot fysiek geweld of bedreigingen, laat staan moord en doodslag. Dat is de afschuw die ons vandaag vervult.

Het gebeuren van vandaag onderstreept de actualiteit van een onderwerp dat ik sowieso al aan de orde wilde stellen bij deze Justitiebegroting. Dat is namelijk de vraag of ons rechtsbestel voldoende weerbaar is tegen bedreigingen van deelnemers aan het publieke debat, in het bijzonder publieke functionarissen. Het is helaas steeds minder uitzonderlijk geworden dat politici en opinieleiders worden beledigd, bedreigd of erger. Ik denk aan de minister-president en andere bewindslieden, maar ook aan enkele collega's. Merkwaardig genoeg neemt het strafrecht hier niet in bijzondere mate stelling tegen. Natuurlijk kan men aangifte doen wegens belediging of bedreiging, maar het strafrecht geeft daarnaast het staatshoofd, de Koning, of ambtenaren in functie wel extra bescherming, maar de regeringsleider of volksvertegenwoordigers niet of nauwelijks. Mag ik op dit punt een beschouwing van de minister? Immers, ook beledigingen en bedreigingen kunnen indirect de democratie ondergraven.

In de inleiding op de beleidsagenda van de Justitiebegroting wordt, kort gezegd, gesteld dat wij met z'n allen verantwoordelijk zijn voor de veiligheid in een samenleving en de vorming van een gemeenschap en dus niet alleen de overheid. Dat is terecht. Ik kom er graag bij het binnenkort te houden waarden- en normendebat op terug. Ik wil wel vast een kanttekening maken. De eigen verantwoordelijkheid van burgers mag of moet in beeld zijn, maar mag niet fungeren als een excuus om als overheid de eigen verantwoordelijkheid te relativeren. Dat geldt in financiële zin, maar ook bij veiligheid. Ik noem één voorbeeld. Als ondernemers en instellingen steeds meer geld moeten uitgeven voor beveiliging wegens de omvang van braakschade en desondanks bij wijze van spreken nog geen computer op de begane grond durven laten staan en als scholen door zware hekwerken op een fort gaan lijken, is het geen wonder dat mensen zich afvragen wie in Nederland de dienst uitmaakt, de criminelen of de overheid. Je kunt je dan de maatschappelijke onvrede over het veiligheidsbeleid van de overheid goed indenken. Veel meer is te noemen, maar ik laat het hier maar even bij. Ik concludeer kortheidshalve dat wij staan voor de taak om de publieke ruimte terug te winnen, om de straat leefbaar te houden, en dat ook het veiligheidsbeleid daarop gericht dient te zijn.

Verleden jaar deed ik een voorstel, in het bijzonder gericht op het aanpakken van asociaal gedrag. Dat was het "doe normaal"-bevel. Eigenlijk is het precies dat gedrag dat in Amsterdam recent in de Diamantbuurt zo uit de hand liep. Ik dank de minister voor zijn instemmende reactie vandaag. Wel ben ik tot mijn verrassing in die reactie het conceptwetsvoorstel inzake de zogenaamde gedragsmaatregel tegengekomen. De verwijzing lijkt mij terecht, want ook deze doet zeer sterk denken aan het plan van de ChristenUnie van verleden jaar. Dat leidt tot een vraag die alleen al uit een oogpunt van logica en wetssystematiek gesteld moet worden. Waarom wel de gedragsmaatregel, zeg maar een "doe normaal"-bevel bij jeugdigen, en niet bij volwassenen? Graag verneem ik van de minister hoe ik een en ander in onderling verband moet zien.

In het kader van dezelfde slag om de publieke ruimte heb ik vandaag een voorstel gepresenteerd over drugsgebruik, namelijk voor een gebruiksverbod in de openbare ruimte. Ik zal ervoor zorgen dat de collega's en de minister nog tijdens dit debat een exemplaar daarvan krijgen. Het is er in de commotie van vandaag nog niet van gekomen. Ik wil met dit voorstel onderstrepen dat het gevaarlijk is, zeker voor jeugdigen, als wij drugsgebruik te zeer gewoon en acceptabel gaan vinden. Je ziet nu al dat ineens gedragscodes voor agenten en militairen moeten worden aangescherpt na excessen rond drugsgebruik. Maar je ziet ook dat het ontmoedigingsbeleid jegens jeugdigen door de te grote tolerantie wordt ondergraven. Het wordt tijd om drugsgebruik minder gewoon te vinden. Daarom doen wij een tweeledig voorstel: in lijn met het rookverbod geen drugs op straat of in publieke ruimten en geen drugsgebruik door minderjarigen. Wil de minister op onze voorstellen reageren?

Noodgedwongen ga ik in het kader van het thema zorg voor gedetineerden staccato in op drie punten, te beginnen met reclasseringzorg voor veelplegers. Het is van belang de resocialisatie tijdens en vooral na de detentie van veelplegers, in meerderheid verslaafd en gestoord, overeind te houden. Anders dweil je met de kraan open. Ik verwijs naar de brief van 30 oktober jongstleden van de stichting Verslavingsreclassering. Graag verneem ik een reactie.

Hoe kunnen justitiële jeugdinrichtingen in een tijd van minder geld en meermansplaatsingen hun taak waarmaken? Wij moeten vermijden dat jeugdinrichtingen langzamerhand steeds meer jeugdgevangenissen worden. Hoe denkt de minister die tweede kans die wij als samenleving aan jeugdigen verplicht zijn geloofwaardig overeind te houden?

Het is kennelijk regel om kinderen van gedetineerde moeders af te nemen zodra zij een halfjaar zijn. Aan de ene kant kun je daar begrip voor hebben, aan de andere kant is het onbegrijpelijk. Is bijvoorbeeld ooit onderzocht welke gevolgen dit op langere termijn heeft voor de ontwikkeling van het kind? Onderzoek geeft aan dat een radicale verandering van de omgeving en verzorging tussen de 14 en 18 maanden tot hechtingsproblemen leidt. Graag krijg ik informatie over het hoe en waarom.

In verband met de nazorg aan ex-gedetineerden wil ik verwijzen naar hetgeen collega Van der Staaij – daar ben ik van overtuigd – zo dadelijk te berde zal brengen.

De haalbaarheid van inkomensafhankelijke boetes is wel eens onderzocht, maar het is nooit doorgevoerd. Het is evenwel succesvol in gebruik in bijvoorbeeld Zweden en Finland. Wil de minister het onderzoek uit 1995 nog eens boven water halen en een nieuwe afweging maken voor concrete stappen?

Vooral Afrikaanse prostituees, vaak minderjarig, zijn het slachtoffer van mensensmokkel. Het is niet te boud gesteld dat vrijwel alle Afrikaanse prostituees hier illegaal zijn. Hoe kan het dan dat de politie, justitie en in het bijzonder de marechaussee op Schiphol hun beleid daar slechts mondjesmaat op afstemmen? Een vliegtuig, voor de helft of meer gevuld met vaak minderjarige Afrikaanse vrouwen die hun reis nooit zelf hebben kunnen betalen, moet toch alle bellen doen rinkelen? Wil de minister op dat punt reageren?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ook ik begin aangeslagen mijn bijdrage aan dit justitiedebat, geschokt door de lugubere moord op Theo van Gogh en bezorgd over de verharding en verscherping die hieruit blijkt en hiervan het gevolg kan zijn. Wij zullen er ongetwijfeld in de Kamer op terugkomen. Ik sluit mij namens de SGP-fractie van harte aan bij de woorden van medeleven met de nabestaanden die door de regering en de Kamer vandaag al zijn uitgesproken.

Bij de voorbereiding van deze begrotingsbehandeling stuitte ik op de volgende uitspraak van de minister in de Staatscourant van 21 september jongstleden: "De zwaardmacht moet het laatste redmiddel zijn." De context was dat de minister geen direct verbod op gewelddadige videospelletjes wilde. Er is de afgelopen tijd heel wat aandacht geweest voor bijbeltaal. De term "zwaardmacht" slaat in het bijzonder terug op de brief van apostel Paulus aan de christelijke gemeente te Rome, Romeinen 13. Daar wordt gesproken over de overheid als Gods dienares, "u ten goede. Maar indien gij kwaad doet zo vrees, want zij draagt het zwaard niet tevergeefs." Ruim tien jaar geleden repte de toenmalige D66-senator Glastra van Loon in het Justitiedebat over de exclusieve bevoegdheid van de overheid om geweld te gebruiken tot handhaving van de openbare orde en het recht; kortom, zo zei hij, wat onze gereformeerde collega's zo beeldend de zwaardmacht van de overheid noemen. De Nieuwe Bijbelvertaling die vorige week is uitgekomen, heeft het zwaard in Romeinen 13 gelukkig laten staan. Tot mijn vreugde zag ik dat de Nieuwe Bijbelvertaling op de tafel van de voorzitter naast en niet in de plaats van de Statenvertaling is gekomen. Tenslotte is dat de meest recente vertaling die in opdracht van de Staten-Generaal tot stand is gekomen.

Romeinen 13 gaat overigens niet alleen over de zwaardmacht, de repressieve taak van de overheid. Het is niet voor niets dat aansluitend wordt gesproken over de manier waarop mensen onderling met elkaar moeten omgaan. Met alleen de zwaardmacht hou je een samenleving niet leefbaar. Dat is vanmorgen bij die afschuwelijke moord in alle scherpte en schrijnendheid gebleken. Een samenleving zonder liefde en onderling respect is niet leefbaar. Het "Gij zult niet doden" is in Romeinen 13 ingebed in de oproep aan een ieder om zijn medemens, zijn naaste, lief te hebben als zichzelf. "De liefde doet de naaste geen kwaad", ook niet de medemens met wie je het hartgrondig oneens bent. Het is onze vurige wens dat dit appèl, dat de cultuur van ons land ook lange tijd heilzaam gestempeld heeft, blijvend weerklank mag vinden in onze samenleving.

De interessante inleidende beschouwing in de begroting voor 2005 bevat ook relativerende kanttekeningen bij de zwaardmacht van de overheid. Recht en wetten zijn noodzakelijk, maar niet toereikend voor een vreedzaam samenleven. Vrijheid vraagt primair verantwoordelijkheid en zelfbeheersing. Wezenlijker dan rechten en wetten zijn de waarden en normen die mensen in hun onderlinge omgang in acht nemen, zo stelt de toelichting op de begroting terecht. Inderdaad, een innerlijke binding aan regels is essentieel. Met overspannen verwachtingen van het strafrecht komen wij bedrogen uit.

Intussen rust op de overheid wel de plicht om alles op alles te zetten om zowel preventief als repressief de misdaad te bestrijden. Terecht krijgt ook in deze begroting de aanpak van geweldscriminaliteit bijzondere aandacht. Een goede zaak is het ook dat in 2005 flink geïnvesteerd wordt in de bouw van cellen. Het cellentekort is en blijft immers een belangrijke bottleneck en een voortdurende bron van ergernis. Het is een voortdurende schoffering van het rechtsgevoel dat massaal criminelen, tegenwoordig nota bene zelfs mensen die wegens geweldsmisdrijven zijn veroordeeld, op vrije voeten komen wegens cellentekort. Wanneer is dat afgelopen?

Nog ernstiger is het als criminelen wegens gebrek aan capaciteit helemaal niet in de cel belanden. Ik wijs op de frustraties onder veel winkeliers over de afhandeling door de politie van winkeldiefstallen. Winkeliers blijven nogal eens als slachtoffer over, terwijl de daders vrijuit gaan of recidiveren. Hier is toch een actiever beleid geboden. Hoe staat de minister tegenover het idee om veroordeelden te verplichten een bijdrage te storten in een slachtofferfonds?

Over helemaal niet in de cel belanden gesproken, hoe zit het met degenen die in Brazilië veroordeeld waren wegens kinderporno en die vervolgens de wijk konden nemen naar Nederland? Kunnen zij in Nederland alsnog aangepakt worden? Komt daar snel duidelijkheid over?

Zijn de berichten juist dat bendes Oost-Europeanen hier onbevreesd op rooftocht komen en ramkraken bij bijvoorbeeld winkels plegen, omdat zij in plaats van vervolgd het land uitgezet worden? Dat kan en moet anders. De aanpak van onze oosterburen doet heel wat slimmer aan. Die zouden hen een straf opleggen en vervroegd naar eigen land terugsturen met de aanzegging dat zij, als zij ooit terugkomen in de Bondsrepubliek, de rest van hun straf mogen uitzitten, plus een nieuwe straf er bovenop. Waarom kan dat hier ook niet zo?

Als winkeliers worden vervolgd omdat zij winkeldieven te hard zouden aanpakken, zal dat alleen begrepen worden als het om een evident geval gaat. Juist in een samenleving met hoge criminaliteitscijfers zal het anders de burger vervreemden van de rechtsstaat, het gevoel geven dat zaken op de kop worden gezet. Zeker, OM en rechter moeten niet toegeven aan de waan van de dag, maar wel, zoals mr. J. Donner het in Anti-Revolutionair Bestek ooit uitdrukte, acht geven op de stand van het rechtsbesef. De discussie rond de zaak van Eric O. heeft ook de vraag actueel gemaakt naar de "spelregels" rond het becommentariëren van vervolgingsbeslissingen en rechterlijke uitspraken. Ik nodig de minister uit daar nader op in te gaan. Het zou goed zijn als daar een zekere consensus over zou ontstaan en niet steeds debatjes hoeven te worden gehouden.

Terecht is er veel aandacht voor de celcapaciteit, maar voor een veiliger samenleving is het essentieel dat ook geïnvesteerd wordt in de voorbereiding op de terugkeer in de samenleving na detentie, niet alleen binnen de gevangenismuren, maar ook daarna. Van allerlei kanten is de vinger gelegd bij de zere plek van de nazorg, de gebrekkige aansluiting na het openzwaaien van de gevangenisdeuren, met alle risico's van dien. Wanneer komen hierover nu echt sluitende afspraken?

Bij talloze begrotingen heeft de Kamer ook aandacht gevraagd voor de categorale voorzieningen zoals onder meer Exodus en Ontmoeting die aanbieden. Het is een goede zaak dat hiervoor voor het eerst sinds jaren in 2005 geen amendement nodig is, hoewel ik uit de schriftelijke beantwoording begreep dat het abusievelijk nog niet op de goede manier in de begroting is verwerkt, maar het wel geregeld zou worden. Maar, zoals we onlangs in een algemeen overleg hebben besproken, in 2006 wil de minister zijn handen aftrekken van de vrijwillige trajecten, zonder dat helaas adequate alternatieve financiering voorzien is. Dat kan toch niet! Wij vragen de minister ook de voortzetting van de subsidiëring van de vrijwillige trajecten te waarborgen. Geldt niet juist hier, dat omdat we niet alles van het strafrecht kunnen verwachten, die aansluiting op de nazorg bijzonder belangrijk en kwetsbaar is?

Het strafrecht kan niet alles, en het gaat erom dat vrijheden verantwoord worden ingevuld. Maar er is ook alle reden kritisch te kijken naar doorgeschoten vrijheden, waar het recht een normerende rol moet vervullen, juist ook om de moraal niet verder uit te hollen.

Dan kom ik terug op die gewelddadige videospelletjes waarmee ik begon. Het is toch bizar dat spelletjes in de handel zijn waarmee je punten krijgt voor het doden van mensen? Waarom blijft het hierbij zo lang bij een discussie? Waarom wordt hier niet gewoon aangepakt?

Doorgeschoten vrijheid is er ook op het terrein van de erotiek. Waarom wordt de vrouwvijandige porno-industrie zo weinig in de weg gelegd, terwijl die een klimaat schept waarin seksueel geweld gedijt? Volgens Boutellier in zijn boek "De veiligheidsutopie", lijkt het gerechtvaardigd om te stellen dat dit, voor zover pornografie vernedering van vrouwen laat zien, voor een aantal mannen seksueel geweld kan stimuleren dan wel legitimeren. Is dat alleen al geen reden die rommel aan te pakken? Het is toch onverteerbaar als zelfs zedendelinquenten binnen gevangenismuren aan die troep kunnen komen?

Doorgeschoten vrijheidsdenken is er, om niet meer te noemen, ook ten aanzien van drugs. Is het niet zo dat juist ook de vergoelijkende houding tegenover drugs de strijd ertegen ondermijnt?

Tot slot. Inderdaad, het recht heeft het moeilijk als de moraal het af laat weten. Dat is uiteindelijk geen nieuws. Al in het "zwaardmachthoofdstuk" Romeinen 13 wordt gehoorzaamheid aan de overheid geboden, niet alleen om de straf, maar ook omwille van het geweten, de innerlijke binding!

De heer Wilders (Groep Wilders):

Voorzitter. Het is vandaag inderdaad een zwarte dag voor onze democratie. Met de laffe moord op Theo van Gogh is niet alleen iemand die op creatieve wijze van het vrije woord gebruikmaakte ons ontnomen maar is ook de vrijheid van meningsuiting een mokerslag toegebracht. Het is te walgelijk voor woorden wat er vandaag is gebeurd en ik heb er eigenlijk ook geen woorden voor. Nooit zullen wij mogen capituleren voor mensen die geen argumenten maar kogels en messen gebruiken om andersdenkenden de mond te snoeren en zoals vandaag zelfs het leven te ontnemen. Ik ben niet alleen verdrietig maar ook heel kwaad over wat er vandaag is gebeurd. Ik kan het nog niet helemaal bevatten, maar ik weet wel met alle andere collega's dat mijn gedachten vooral uitgaan naar de familieleden en overige nabestaanden van de heer Van Gogh die ongetwijfeld een afschuwelijke tijd doormaken. Ik wens hun daarbij sterkte.

Voorzitter. Ik spreek vandaag een tekst uit bij deze begroting voor Justitie die ik de afgelopen dagen voor de dramatische moord op Theo van Gogh had geschreven. Een tekst die met name gaat over criminaliteit van niet-westerse allochtonen zoals Marokkanen, Turken en Antillianen, en over de onveiligheid in vele wijken en buurten in ons land, zoals de Diamantbuurt in Amsterdam. Ik heb zitten te twijfelen of ik die tekst nu al dan niet zou uitspreken, maar ik meen dat het vrije woord ermee is gediend dat ik die tekst gewoon ongewijzigd uitspreek. Dat zal ik nu dan ook doen.

Voorzitter. Bij de algemene politieke beschouwingen heb ik er reeds op gewezen dat het onaanvaardbaar is dat het aantal slachtoffers van geweldsdelicten nog steeds stijgt en dat ook de overlast in buurten niet is verminderd. In ons land zijn jaarlijks 3,3 miljoen mensen het slachtoffer van criminaliteit, zoals diefstal, vandalisme en geweld. De afgelopen weken hebben wij op verschillende plekken in ons land kunnen zien waartoe straatterreur kan leiden. In Honselersdijk en in de Amsterdamse Diamantbuurt werden mensen uit hun buurt weggejaagd na te zijn geterroriseerd door Marokkaanse jongeren. Ik heb daar overigens Kamervragen over gesteld. Bij de regeling van werkzaamheden heb ik ter zake gerappelleerd, maar helaas heb ik de antwoorden nog niet ontvangen. Als ze inmiddels verstuurd zijn, excuses voor deze opmerking. Het advies van de politie was verhuizen. De reactie van de Amsterdamse burgemeester: wij weten wel wie het zijn, maar wij kunnen er niets aan doen. In Rotterdam, Ede, Haarlem en elders zijn de afgelopen tijd veel soortgelijke gevallen bekend geworden. De wereld staat op z'n kop. De Nederlandse burger snapt er niets meer van. Slachtoffers worden gestraft en daders gaan vrijuit. Nederland is te tolerant. Ook het cultuurrelativisme neemt perverse vormen aan. Ik zeg al jaren in dit huis: ook excessen in de islam – of het nu gaat om moskeeën of om criminelen van Marokkaanse of andere afkomst – moeten hard worden aangepakt. Niemand snapt dat het niet gebeurt. Mensen die daar boos over zijn, geef ik groot gelijk.

Niet-westerse allochtone jongeren zijn al jaren oververtegenwoordigd in de jeugdcriminaliteitscijfers. Sommige collega's hebben daar al naar verwezen. Uit het SCP-rapport 2004 blijkt dat het aantal verdachten van criminaliteit die niet in Nederland zijn geboren of niet de Nederlandse nationaliteit hebben, sterk is toegenomen. Hetzelfde geldt voor veelplegers. Het is duidelijk dat er sprake is van een serieus maatschappelijk probleem waar wij de ogen niet voor kunnen sluiten.

In hetzelfde SCP-rapport staat dat de meeste situaties waarin mensen zich onveilig voelen, te maken hebben met dezelfde groepen rondhangende jongeren. Vanuit brede lagen van de bevolking is er vraag naar een intensievere aanpak van de criminaliteit en van de onveiligheid en wordt er gevraagd om strengere straffen. In de effectiviteit van het overheidsbeleid heeft de bevolking steeds minder vertrouwen. Velen zien het nut van het doen van aangifte niet meer in. Dat is een trieste constatering.

De overheid moet terug naar haar kerntaken. Eén daarvan is het garanderen van de veiligheid van haar burgers. Nu stelt men vaak de verkeerde prioriteiten. In plaats het uitschrijven van lucratieve boetes voor lichte verkeersovertredingen – volgend jaar al voor 10,5 mln – moet men zich meer richten op hinderlijke criminaliteit die het leefklimaat verziekt. Om de criminaliteit meer aan te pakken, is een mentaliteitsomslag bij politie en justitie nodig. Meer blauw op straat helpt als de agenten op de juiste manier worden ingezet.

Ter bestrijding van de (jeugd-) criminaliteit doe ik een aantal voorstellen. Het meest eenvoudig, maar zeer hard nodig is meer politie. Bij de financiële beschouwingen heb ik een amendement ingediend om hiervoor 0,5 mld extra structureel uit te trekken, waarvan 400 mln voor meer politie en 100 mln voor extra AIVD-personeel in het kader van terrorismebestrijding. Door deze investering kan de politiesterkte vanaf 2005, zo heeft het departement van Binnenlandse Zaken mij voorgerekend, geleidelijk groeien met 5500 tot 6000 fte's. Deze investering is gedekt door dit bedrag te bezuinigen op de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking. Door de extra politiemensen kan er meer tijd worden besteed aan de problemen in de buurten in het land.

Daarnaast pleit ik voor een zero-tolerancebeleid, zeker met betrekking tot overlast in de buurt. Pleinverboden en samenscholingsverboden kunnen zeker wenselijk zijn, maar het blijven uiteindelijk lapmiddelen die gemakkelijk ontdoken kunnen worden. Jongeren die zich misdragen, dienen onverbiddelijk te worden opgepakt en vastgezet. Het adagium moet zijn: liever vijf criminelen in één cel dan vier op straat.

Ik pleit er ook voor om jongeren boven de 16 jaar die ernstige geweldsmisdrijven hebben gepleegd standaard te berechten volgens het volwassenenstrafrecht.

Het is zinvol om de vervroegde invrijheidstelling af te schaffen. Een straf is een straf. Een straf betekent niet dat je eerder vrijkomt. Dit kan betekenen dat er een cellenprobleem ontstaat, maar ook daarvoor geldt het adagium: liever vijf criminelen in één cel dan vier op straat. Zet maar wat stapelbedden in die cellen, dan komt het wel goed.

Een persoon die een (tijdelijke) verblijfsvergunning heeft en veroordeeld wordt voor een misdrijf, moet zijn verblijfsvergunning inleveren. Na het uitzitten van zijn straf moet hij onmiddellijk het land worden uitgezet. Dit moet ook gelden voor mensen met een dubbele nationaliteit. Mensen die naast de Nederlandse nog een andere nationaliteit hebben – bijvoorbeeld de Turkse of de Marokkaanse – moeten hun Nederlandse paspoort verliezen als zij een misdrijf hebben gepleegd, zeker als het om zwaar geweld gaat. Deze mensen moeten gedenaturali-seerd worden. Na het uitzitten van hun straf dienen zij Nederland uitgezet te worden. Ik hoop dat de minister dit wil toezeggen. Ik zal anders overwegen om hier een Kameruitspraak over te vragen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Voorzitter. De heer Wilders gaf het voorbeeld van het afpakken van de Nederlandse nationaliteit voor Turken en Marokkanen. Geldt dit ook als het tweede paspoort Duits of Amerikaans is? Of wil hij het toespitsen op de groepen die in zijn ogen de meeste overlast veroorzaken?

De heer Wilders (Groep Wilders):

Natuurlijk geldt dit voor iedere nationaliteit. In de criminaliteitscijfers voeren bepaalde groepen zoals Turken, Marokkanen en Antillianen de lijstjes aan. De praktijk zal zijn dat het vaak Turken en Marokkanen zal betreffen, omdat zij vaker deze lijstjes aanvoeren dan Duitsers of Noren. Men dient dan de nationaliteit te verliezen en vervolgens het land te worden uitgezet.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik heb nog een vraag over een andere groep. De heer Eerdmans sprak daar ook over. Dat zijn de Antillianen. Zij zijn onderdeel van het Koninkrijk en wij kunnen hun nationaliteit dus niet afpakken.

De heer Wilders (Groep Wilders):

Dat is moeilijker. Ik vind wel dat we hen, zonder dat we de nationaliteit afpakken, uit het land dienen te verwijderen en naar de Antillen moeten terugsturen.

Voorzitter. Een andere methode is de Engelse methode. Als een jongere volhardt in crimineel gedrag, dan zal hij met het hele gezin waarvan hij deel uitmaakt het huis moeten worden uitgezet. De filosofie is dat de ouders verantwoordelijk zijn voor een minderjarig kind. Op het moment dat het kind niet luistert en in criminaliteit vervalt, moeten ook de verantwoordelijke ouders daarvoor de prijs betalen. Als ik goed geïnformeerd ben, heeft het gemeentebestuur in Breda eerder besloten om samen met het Openbaar Ministerie de mogelijkheden te gaan onderzoeken om dat in te voeren. Ik ben ontzettend benieuwd of de minister al kan vertellen of dat succesvol is in Breda en of dat eventueel landelijk kan worden ingevoerd.

Wij steunen ook het initiatiefwetsvoorstel van collega Eerdmans om te komen tot wettelijke minimumstraffen.

Ik sluit af. Wij moeten bij al deze maatregelen niet vergeten dat de oorzaken van de criminaliteit uiteindelijk ook samenhangen met de doorgeschoten en veel te vrijblijvende immigratie en integratie. Wij spreken morgen met de minister van V en I over integratie. Ik wil nu vast zeggen dat het, om de integratie van de op dit moment in Nederland verblijvende allochtonen te bevorderen en de criminaliteit tegen te gaan, zinvol is om de immigratie van niet-Westerse immigranten verder te beperken. Ik heb eerder bij de algemene beschouwingen een helaas verworpen motie ingediend die zegt dat er een stop moet komen voor vijf jaar voor de gezinsvorming en de gezinshereniging van niet-westerse allochtonen. Ik vind dat we de immigratie zeer fors verder moeten beperken. Het blijft anders dweilen met de kraan open en dat kunnen we niet hebben.

De Groep Wilders pleit dan ook voor een hardere aanpak van de criminaliteit in het algemeen, van de jeugdcriminaliteit in het bijzonder, voor adequaat ingrijpen en zwaarder straffen. Het komt er voor politie en justitie op aan om de juiste prioriteiten te leggen. Streng en daarmee sociaal. Kernpunten zijn: meer politie – ik heb daar 0,5 mld euro voor gevonden – een zero-tolerancebeleid, het einde van het afschuwelijke en perverse cultuurrelativisme, ook in het strafrecht en ten slotte, voorzitter, een aanzienlijk verdergaande beperking van de immigratie dan nu het geval is.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

Sluiting 23.07 uur

Naar boven