Aan de orde is de voortzetting van het debat over het minimumloon.

De beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik stel de spreektijd vast op de helft van de spreektijd in eerste termijn, dus twee minuten.

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Dit debat ging wat ons betreft niet over de vraag of er koehandel heeft plaatsgevonden in het Torentje van Verhagen tussen CDA, VVD en D66, want na vanavond weten wij dat dit inderdaad het geval is geweest. Dit debat ging wat ons betreft ook niet over de vraag of het wel of niet verstandig is om op dit moment voorstellen te doen om in te grijpen in het minimumloon, want wij hebben van alle kanten allerlei argumenten gehoord waarom dat juist nu en waarschijnlijk ook op allerlei andere momenten buitengewoon onverstandig is.

Dit debat ging wat ons betreft over de vraag of de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid begrijpt wat er op dit moment in dit land aan de hand is, of hij begrijpt dat het zijn verantwoordelijkheid is om aan de onrust en polarisatie een eind te maken en of hij begrijpt hoe hij daar vanavond een begin mee had kunnen maken. De trieste conclusie is dat hij het niet heeft begrepen en dat hij zijn kansen ook niet heeft gegrepen.

Helaas past die constatering in een reeks van voorbeelden, met uitspraken over de koppeling die in stand zou blijven en dat hij het in ieder geval niet mee zou maken dat dit niet zou gebeuren; met uitspraken over hoe de WAO-voorstellen, zoals uitonderhandeld tussen werknemers en werkgevers, overgenomen zouden worden, om dat vervolgens niet te doen; en met een voorjaarsoverleg dat had kunnen slagen, maar dat uiteindelijk niet deed.

Vanavond had de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de kans om dat hele beeld in één keer te doen kantelen door te laten zien dat hij inzag wat nu nodig is, welke verantwoordelijkheid hij nu moest nemen om te laten zien dat dit kabinet serieus bereid en van plan is om te investeren in een betere relatie met de sociale partners. Dat lukte dus niet met vage, mooie woorden en met glibberige formules.

Als mevrouw Verburg van het CDA vanavond denkt weg te komen met de uitspraak dat er aan het minimumloon wat het CDA betreft niet getornd gaat worden, om vervolgens desgevraagd toch toe te geven dat dit natuurlijk wel betekent, zelfs met al die mooie woorden, dat er voor sommige mensen in sommige omstandigheden wel aan getornd zal worden, had de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vanavond moeten beseffen dat van hem maar één uitspraak werd verwacht. En dat was niet de uitspraak: komt u maar met uw plannen, maar dat was de uitspraak: juist vandaag, nu wij allemaal behoefte hebben aan een verbetering van de relatie tussen kabinet en sociale partners zit ik niet op uw plannen te wachten en zal ik ze ook niet accepteren.

Dat hadden wij vandaag willen horen. Dan had de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laten zien dat hij opgewassen is tegen zijn taak, dat hij in had gezien wat juist nu nodig is. Dan had hij perspectief geschapen, juist vanavond, om de vastgelopen situatie waar Nederland op dit moment in zit, weer vlot te trekken. Dat heeft hij niet gedaan en dat brengt mij tot het indienen van de volgende motie, mede namens de heer Marijnissen en mevrouw Halsema.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de hem vandaag geboden gelegenheden om ingrepen in het minimumloon af te wijzen, niet heeft aangegrepen;

overwegende dat dit past in een reeks van voorbeelden waarmee de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door zijn uitspraken en zijn handelen zelf heeft bijgedragen aan voortschrijdende polarisatie tussen kabinet en sociale partners;

Boszegt het vertrouwen in de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bos, Marijnissen en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(29800 XV,28870).

Mevrouw Verburg (CDA):

In welke wereld leeft de heer Bos eigenlijk? Hij heeft de minister in de eerste termijn geprezen, net als mevrouw Halsema, omdat de minister heeft gezegd dat het minimumloon in deze samenleving de fatsoensnorm is. Alle fracties hebben dat vanavond gezegd. Nu komt de heer Bos met het verhaal dat de minister het minimumloon heeft losgelaten of iets van dien aard.

Wat is er met u aan de hand?

De heer Bos (PvdA):

Nou, dat zal ik u uitleggen.

U heeft vanavond uitgesproken dat aan het minimumloon niet wordt getornd.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat is ook zo.

De heer Bos (PvdA):

Vervolgens moet u desgevraagd toegeven dat als gevolg van uw plannen wel aan het minimumloon wordt getornd. De minister zegt dat het minimumloon een sociale norm is voor een fatsoenlijk bestaan. Dan lijkt het mij verstandig om toch even te vragen wat dat dan precies betekent. Hét antwoord dat daar vandaag op gegeven had moeten worden, hét antwoord dat een verandering had kunnen brengen in de verstarde verhouding tussen kabinet en sociale partners, was: ik heb geen behoefte aan deze voorstellen van CDA, VVD en D66. Dat antwoord heeft de minister helaas niet gegeven.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik denk dat ik dezelfde minister aan het woord heb gehoord als u. Ik heb de minister horen zeggen: ik stel vast dat de coalitie ideeën heeft; voor mij is het minimumloon de sociale norm. Dat heeft hij zelfs meer dan een- en andermaal gezegd. U moest daar immers telkens weer een bevestiging van hebben. Hij zei: ik wacht die ideeën af en ik zal ze tegen die tijd beoordelen op de criteria van het kabinet.

U zegt nu tegen de minister dat het u niet uitmaakt wat hij allemaal zegt en doet. U bent er blijkbaar op uit om de minister vanavond een motie van wantrouwen aan te smeren, in het voorbijzien van alles. Het maakt u niet uit wat hij zegt. U wilt niet eens luisteren. U wilt vanavond alleen een motie van wantrouwen kwijt.

De heer Bos (PvdA):

De minister heeft vanavond genoeg kansen gehad om een begin te maken met het wekken van vertrouwen bij de sociale partners. Het wekken van vertrouwen krijg je in deze omstandigheden niet voor elkaar met het gebruikelijke CDA-geglibber. Met vage formuleringen schieten wij op dit moment niets op. U wilt dat de vakbonden weer vertrouwen krijgen in de manier waarop dit kabinet denkt te moeten omgaan met de arbeidsverhoudingen in Nederland. Daarvoor is duidelijke taal nodig. Vanavond ging het maar om één uitspraak: dit soort voorstellen, om nu te gaan rommelen aan het minimumloon, kunnen wij nu niet gebruiken; ik wijs dat af, ik accepteer dat niet, ik wil investeren in een goede verhouding met de sociale partners en ik wil het niet nog slechter maken dan het al is. Dat was de uitspraak die wij zo graag hadden gehoord en die heb ik helaas niet gehoord.

De heer Bakker (D66):

Ik heb de heer Bos vanavond warme en ware woorden horen spreken over de noodzaak om te komen tot een verbetering van het sociale klimaat. Kan hij mij uitleggen wat de motie die hij zojuist heeft ingediend, bijdraagt aan een verbetering van dat sociale klimaat, dan wel aan een verbetering van de kansen voor mensen die ver buiten de arbeidsmarkt staan? Of moet ik de motie zien als een doorzichtige en onverantwoorde poging om de olie juist op het vuur in plaats van op de golven te gooien?

De heer Bos (PvdA):

Nee, dat hoeft u niet. Voor vandaag, vandaag en na vandaag ben ik ten volle bereid om op wat voor manier dan ook met iedereen mee te werken om vlot te trekken wat in Nederland is vastgelopen. Dat geldt ook voor u en voor elk initiatief dat u daartoe wilt nemen. Ik ben niet de eerste die constateert dat het functioneren van de minister van Sociale Zaken het vlottrekken van dat proces op dit moment eerder in de weg staat dan eraan bijdraagt. U heeft de geluiden van de afgelopen weken – komend van de heer Van Linschoten tot en met de heer Kraaijenveld – ook gehoord. Dat is dus geen nieuw constatering.

Het gaat erom dat de minister, die dé gelegenheid had om dat proces weer vlot te trekken, dat vanavond had kunnen doen, maar helaas voor de zoveelste keer heeft laten zien dat hij dat niet heeft willen dan wel niet heeft kunnen doen. Welke van die twee het ook is, zij zijn beide even ernstig.

De heer Bakker (D66):

Weet u wat het probleem met u is, mijnheer Bos?

De heer Bos (PvdA):

Vertelt u het eens.

De heer Bakker (D66):

U gaat vaak de straat op, de wijken in. Daar komt u heel veel mensen tegen. Er zijn heel veel mensen die ondanks al uw mooie woorden geen kansen hebben op de arbeidsmarkt. Het zou u sieren als u daarover zou nadenken in plaats van dit politieke spelletje te spelen rondom de minister, die in de afgelopen dagen juist het initiatief heeft genomen om via iemand die zijn sporen in de vakbeweging heeft verdiend zoals de heer Van der Knaap, te komen tot een geleidelijke ontdooiing van de verhoudingen. U zou dat moeten steunen in plaats van ieder moment, ook deze hele week al, dat u hebt kunnen vinden om dat te blokkeren, aan te grijpen. Dat past u niet en dat is ook zeer onverstandig en onverantwoordelijk.

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer Bakker, ik ben niet degene die in vijf maanden tijd van standpunt is veranderd over het onderwerp dat hier vandaag besproken wordt. U was degene die midden mei over precies ditzelfde onderwerp een diametraal tegenovergesteld standpunt innam. Dat heeft u uit te leggen. Ik niet. Onze zorg is dat waar het vastgelopen is in Nederland, het nu weer vlotgetrokken wordt. Deze minister heeft de verantwoordelijkheid om daar de leiding bij te nemen. Hij had de kans door afstand te nemen van uw plannen, zoals hij eerder vandaag leek te doen. In de Bosrichting van mevrouw Verburg zeg ik: daarom was ik inderdaad in eerste instantie van plan om hem daarin te steunen. Als hij de daad bij het woord had gevoegd, had hij afstand kunnen nemen van uw plannen. Dat doe je niet door te zeggen: kom maar op met je plannen. Dat doe je door te zeggen: ik heb geen behoefte aan uw plannen, want die leiden op dit moment precies tot het tegenovergestelde van wat nu zo hard nodig is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. "U bent uw woord niet waard." Laat ik eerlijk zijn: ik schrok ervan toen ik het zei. Het is namelijk niet iets wat ik snel zal zeggen. Maar ik herhaal het wel: u bent uw woord niet waard. Ik herhaal het nu ook in de richting van de CDA-fractie: u bent uw woord niet waard. Het was interessant hoe mevrouw Verburg zich net in het interruptiedebatje met de heer Bos versprak. Zij zei: het minimumloon moet uitgangspunt blijven. Nee, mevrouw Verburg, als u consequent was geweest, had u gezegd: het minimumloon moet de uitkomst zijn.

Minister, u hebt gewoon geweigerd om vanavond een grens te trekken. Dat had u moeten doen in antwoord op het plan van de coalitie. Als u uw woord gestand had willen doen dat het minimumloon een sociale norm is voor een fatsoenlijke samenleving, had u de deur dicht moeten slaan. Maar u opent de deur, u polariseert, u zet ook uw staatssecretaris op een bijna genante manier in de kou. Waarmee moet hij nu morgen weer terug naar de bonden? Wat moet hij daar zeggen? Maar misschien het allerergste: er zijn hierbuiten duizenden en duizenden mensen die bang zijn voor hun inkomen. Die mensen zijn na vanavond banger geworden.

Voorzitter. De fractie van GroenLinks heeft niet voor niets de motie van de Partij van de Arbeid meeondertekend. Er is geen vertrouwensbasis meer. De fractie van GroenLinks ziet eenvoudigweg geen mogelijkheid meer voor verdere samenwerking met deze minister.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Menig keer heb ik hier in de Kamer betoogd dat het in essentie in de politiek om vertrouwen gaat. Dat geldt zowel de vertrouwensregel van de Kamer richting de bewindspersonen als ook in de samenleving als geheel. Een samenleving zonder vertrouwen kan niet functioneren. Mijn stellige overtuiging is dat die vertrouwenscrisis met de bevolking aanwezig is. Uit elke peiling blijkt immers dat dit kabinet vertrouwen ontbeert onder de bevolking, waar 4 van de 5 mensen zeggen dat zij geen of – in het beste geval – weinig vertrouwen hebben in het kabinet.

De redenen daarvoor zijn helder. Dat is het beleid van het kabinet dat geïnspireerd is op het VVD-verkiezingsprogramma. Het CDA heeft zich ervoor geleend om dat met hun premier uit te voeren. Het is net als onder Paars, toen de VVD zei: wij het beleid, zij de premier. Zo is het nu in dit kabinet niet anders. De sociale voorzieningen, de sociale zekerheid, ga zo maar door! Op al die terreinen is die vertrouwenscrisis de afgelopen tijd gevoed. Bij het voorjaarsoverleg dacht het kabinet: nu hebben wij de vakbond in de tang, nu kunnen wij de vakbond duidelijk maken wie de baas in Nederland is. Dat is het kabinet-Balkenende. Dat is een grote misrekening gebleken. Het is niet zoals de VVD veronderstelde en misschien vele anderen hier in de Kamer dachten dat de vakbond dood is. De vakbond bleek niet dood te zijn. De vakbonden bleek in staat, de mensen te mobiliseren, niet alleen voor een betoging op het Museumplein maar ook voor stakingsacties om de urgentie van de situatie onder de aandacht te brengen. De mensen in het land zijn de huidige situatie meer dan zat. Daarmee zeg ik niets te veel. Zelfs de heer Splunder van het CNV had het over "rotzooi". Ook zei hij dat er geen regie is van de kant van het kabinet. Hij slaat de spijker op de kop. Dat is niet te wijten aan het feit dat de premier in een ziekenhuis vertoeft. Wij hebben twee vice-premiers en er zitten allemaal verstandige mensen in het kabinet. Ik geloof dan ook niet dat het primair de personen zijn of het gebrek aan chemie tussen de vakbondstop, de werkgevers en het kabinet die het probleem vormen. Primair gaat het om het beleid. De minister van SZW speelde het afgelopen halfjaar door zijn uitspraken en daden een cruciale rol in het groeiende conflict. Vanavond was het een uitgelezen moment voor hem om een streep te trekken. Dat had een kentering teweeg kunnen brengen in de verhoudingen in het land. Ik zeg niet dat de minister niets gezegd heeft, maar het was te laat en te weinig. Hij heeft de coalitiefracties geen reprimande gegeven nu het wettelijk minimumloon in het geding is.

Voorzitter. Het gaat naar mijn mening primair om het beleid en niet om de personen. Maar als goede personen goede dingen zeggen op de goede momenten en op een goede wijze, wordt er een bijdrage geleverd aan de opbouw van ons land. Die kans is vanavond helaas niet benut.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Het minimumloon is een sociale norm voor een fatsoenlijk bestaan, er is volwaardig loon voor volwaardig werk en er is gelijk loon voor gelijk werk. Ik heb de minister deze drie uitgangspunten horen noemen en ik heb er geen enkele behoefte aan om die uitgangspunten uit te dagen met welk voorstel dan ook! Op grond van het laatste beginsel heeft de fractie van D66 zelfs indertijd de voorstellen van minister Melkert afgewezen. Wij praten nu niet over een concreet voorstel. Het debat gaat over de vraag wat de minister ervan moet vinden terwijl hij nog niets heeft gezien! De te ontwikkelen voorstellen moeten in ieder geval passen in de door mij genoemde uitgangspunten.

De heer Bos heeft een motie van wantrouwen ingediend die is gebaseerd op een krantenbericht. Hij doet er beter aan om mee te denken over de vraag hoe mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt er weer bij kunnen worden gehaald. Hij kiest echter voor iets anders. Hij kiest ervoor om de straat op te gaan met hol en inhoudsloos gemopper. Het is goed om te weten dat er ook nog mensen zijn in deze Kamer en in dit kabinet die bezig zijn met het oplossen van problemen!

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Wij bespreken een gevoelige kwestie. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden en dan moet je goed luisteren en scherp analyseren. Mijn fractie heeft de minister bij herhaling horen zeggen dat het minimumloon de sociale norm is voor een fatsoenlijk bestaan. Dat is de sociale standaard van dit kabinet. Door alle complimenten van diverse kanten is een gouden strik om die standaard heengelegd. Als dat zo gezegd wordt, moet ik wel de conclusie trekken dat het gaat om de volle 100% van het minimumloon. Een percentage van 80 zit daar dus 20% onder. Dat heeft de minister de Kamer voorgehouden. Vervolgens is er het probleem: hoe krijgen we dat weerbarstige bestand van langdurig werklozen eindelijk naar de arbeidsmarkt, waar loon wordt verdiend naar werk. Bij gelijk werk, gelijk loon. Dat is een uitdaging voor ons allemaal. Kom maar met voldragen plannen, wie dan ook! Maar al deze plannen moeten wel zijn geijkt aan de standaard die ik in de Kamer heb genoemd. Zo niet, dan is er een probleem.

Anders kan deze minister niet zijn begrepen. Mij lijkt daar niets mis mee.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Voor mijn fractie was dit een onbevredigend debat. Het doel van de coalitiepartijen, het vergroten van het arbeidsperspectief van langdurig werklozen, steunen wij van harte. Het middel dat CDA, VVD en D66 daarvoor aandragen, steunen wij echter niet.

In dit debat is veel gesproken over handhaving van het minimumloon. Iedereen belijdt dat dit minimumloon moet worden gehandhaafd. Maar wat "handhaven" precies inhoudt, daarover lopen de meningen uiteen. Voor sommigen betekent het blijkbaar dat er een uitzondering van wel twee jaar op het minimumloon kan zijn.

Ik denk dat door de timing en de onvoldragenheid van de plannen grote sociale onrust is ontstaan. Die onrust is door dit debat niet weggenomen, maar vergroot. Niet zozeer door de uitlatingen van minister De Geus, maar wel door de uitlatingen van de coalitiepartijen, die onduidelijk zijn en mensen in de samenleving bang maken voor hun inkomen. De minister had wat mij betreft natuurlijk veel fermer kunnen zijn en veel meer de hakken in het zand kunnen zetten. Maar onze eerste, primaire kritiek geldt niet de minister, maar de partijen die met onvoldragen plannen onrust in de samenleving brengen.

Een motie van wantrouwen tegen de minister vinden wij daarom misplaatst. Wij steunen haar niet. Ook deze motie draagt alleen maar bij aan verdere polarisatie, die wij in onze samenleving niet kunnen gebruiken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere reacties op het gestelde in eerste termijn. Ik denk dat hij volstrekt duidelijk is geweest in zijn toelichting dat het wettelijk minimumloon een standaard is, een fatsoensnorm, uitgangspunt en basis voor de regering. Het CDA denkt daar exact hetzelfde over. Dat was, is en blijft zo.

Nu de beoordeling van het debat in eerste termijn en het vervolg in tweede termijn. Ik vraag mij af in welke werkelijkheid de oppositiepartijen leven die zojuist een motie van wantrouwen hebben ingediend. Dat moet haast wel de Haagse werkelijkheid zijn, die hier van deze Tweede Kamer en haar wandelgangen. Voor de heer Bos wil ik wel een uitzondering maken: voor hem is het waarschijnlijk de werkelijkheid van zijn koffiehuis.

Maar de werkelijkheid waarmee wíj bezig zijn, is de werkelijkheid van de mensen om wie het gaat: mensen die al jarenlang in de bijstand zitten, die daar wanhopig van worden, nooit een kans krijgen. Met het uitgewerkte idee dat straks door de coalitiepartijen zal worden gepresenteerd krijgen zij wellicht een kans op een opleiding, een baan, op perspectief, op zelfvertrouwen en zelfwaardering, kortom: weer op participatie in de samenleving. Dáár zijn wij mee bezig.

De heer Bos (PvdA):

Waar is uw fractievoorzitter nu eigenlijk, nu dit debat wordt gevoerd?

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat moet u hem zelf vragen. Ik ga even door want mijn tijd is te kort om vragen over de verblijfplaats van mijn fractievoorzitter te beantwoorden. Ik zal hem straks naar u toesturen dan kunt u hem zelf de vraag stellen.

Ik zeg dit omdat de mogelijkheid om tijdelijk dispensatie te krijgen van het minimumloon en tijdelijk minder uit te betalen dan het wettelijk minimumloon allang bestaat. De vakbondsbestuurster die dat vanavond desgevraagd nog eens aangaf, had natuurlijk volstrekt gelijk. Het is ook mogelijk. Het is allang mogelijk. Er zijn regelingen gemaakt; zelfs in het eerste kabinet-Kok zijn er regelingen gemaakt om tijdelijk ontheffingen van het minimumloon toe te staan. De reden daarvoor was om mensen weer perspectief te geven en om werk en scholing te combineren. De coalitiepartijen willen daar wat extra's bovenop zetten. Wij willen ervoor zorgen dat mensen niet alleen tijdelijk werk en scholing krijgen, maar dat mensen na die combinatie van arbeid en opleiding, na het behalen van die startkwalificatie, daadwerkelijk een baan vinden en niet met een kluitje in het riet of terug naar de uitkering gestuurd worden. Daar gaat het ons om. In de richting van mevrouw Huizinga geef ik aan dat dit een idee is dat zeer de moeite waard is om uitgewerkt te worden. Wij doen dat serieus, met in ons achterhoofd de mensen die zitten te springen op een nieuwe kans, op werk, op een fatsoenlijk inkomen en op weer meedoen in de samenleving.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Ik meende dat wij in eerste termijn een debat voerden waarbij veel argumenten over en weer werden uitgewisseld. Ik ben zeer teleurgesteld in de inbreng in tweede termijn van de Kamer, met name van de oppositie. Ik ben zeer teleurgesteld in de motie die is ingediend. De indruk wordt gewekt dat mensen die voor een minimumloon werken voor hun inkomen moeten vrezen. Dat is je reinste flauwekul en klinkklare nonsens. Dat punt is in eerste termijn goed besproken en ik vind het dan ook stemmingmakerij van de oppositie om dit beeld op te roepen. Als er iets niet bijdraagt tot het op orde brengen van ons land, tot meer banen en tot hernieuwd overleg tussen partners en kabinet, wat ook de VVD graag wil, dan is het dit soort onverantwoordelijk gedrag wel. Kennelijk gaat het de heer Bos helemaal niet om de vraag hoe de coalitiepartijen mensen weer aan een baan kunnen helpen, maar vindt hij de polder belangrijker dan het creëren van werk.

Nogmaals, ik vind de motie smakeloos. Mijn fractie heeft ook geen enkele behoefte aan deze motie die gebaseerd is op een stukje demagogie van de coalitie zelf. Ik hoor nu instemmende geluiden.

De voorzitter:

Het is mijn taak om een feitelijke correctie aan te brengen. U zei "coalitie" waar u "oppositie" bedoelde.

De heer Weekers (VVD):

Zo is het. De VVD-fractie heeft dus geen enkele behoefte aan deze motie. Mijn fractie heeft waardering voor de wijze waarop de minister dit debat tegemoet getreden is. Aan de ene kant wil de minister natuurlijk sociale rust en de zaak in de richting van de polderpartijen niet polariseren. Dat is ook absoluut niet de bedoeling geweest van de coalitiepartijen of de VVD. Aan de andere kant heeft de minister alle ruimte gelaten, voor wie dan ook, om met goede voorstellen te komen om mensen met een bijstandsuitkering weer aan het werk te krijgen. Als je die intentie niet hebt, waar doe je het dan eigenlijk nog voor?

Ik spreek nogmaals mijn waardering uit voor het antwoord van de minister en mijn teleurstelling over de ingediende motie. De VVD zal tegen het aannemen daarvan stemmen.

Minister De Geus:

Voorzitter. Een motie van wantrouwen is een politiek statement. Dat is nogal stevig. Maar echt, ik voel mij niet aangesproken. Mijnheer Bos, u bent begonnen met te zeggen dat u waardering hebt voor de afstand die ik houd en voor mijn uitspraak dat het minimumloon een sociale norm is voor een fatsoenlijk bestaan. U hebt ook gezegd dat u mij wilt helpen. Ik heb in het debat precies aangegeven, net als vanmiddag, waarom ik afstand houd. Ik heb gezegd waarom ik de suggestie dat het minimumloon ter discussie staat van mij wijs. Ik heb daar helderheid over gegeven.

Ik heb ook een toelichting gegeven. Er zijn op dit moment ook enkele punten die betrekking hebben op het wettelijk minimumloon die u ook niet wilt afschaffen. Het eerste voorbeeld is dat in cao's afspraken staan over stage- en leerbanen. Wat wordt daar betaald? Een stagevergoeding. Wordt het minimumloon betaald? Nee, dat wordt niet betaald. Het tweede voorbeeld betreft loonkostensubsidies. Die worden gegeven door gemeenten vanuit de Wet werk en bijstand. Er wordt gewerkt met behoud van uitkering. Wordt het minimumloon betaald? Nee, dat wordt niet betaald. Wilt u dat afschaffen? Nee, dat is niet het geval. Het derde voorbeeld. Als mensen een tijdelijk baan aanvaarden met een salaris lager dan het minimumloon en zij maken toch meer uren, doet de gemeente daar tijdelijk iets bij als opstap. Wordt daar het minimumloon betaald? Nee, dat wordt niet betaald. Is dat nuttig? Ja, dat is het. Wilt u dat afbreken? Nee.

Kortom, wij hebben in ons land een sociale norm voor een fatsoenlijk bestaan en dat is het minimumloon. Niemand wil die norm ter discussie stellen, zeker de regering niet. Ik vind het gewoon niet fair dat u de indruk wekt dat dit wel zo is. De coalitie is met een idee gekomen en u ent dat op het voorstel van de heer Weekers van vorig jaar. Het kabinet heeft dat voorstel afgewezen. Als datzelfde voorstel weer wordt gedaan, wijzen wij dat weer af. Daar sta ik voor. Daarom heb ik ook gezegd dat de coalitie met iets beters moet komen. Wij hebben immers niets aan een voorstel dat hetzelfde is als dat van vorig jaar. De coalitie moet met iets beters komen. Als zij iets kan verzinnen in het rijtje dat ik net noemde dat zou kunnen helpen om mensen vanuit een achterstand aan het werk te helpen, wachten wij dat toch netjes af mijnheer Bos en dan gaan wij toch daarover discussiëren? Ik heb mijn woord gegeven.

Ik voel mij echt niet aangesproken. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Ik heb duidelijkheid gegeven. Ik begrijp best dat u zou willen dat ik wat harder tegen de coalitiepartijen aan zou schoppen, maar dat doe ik even niet. Ik geef de helderheid over waar het inhoudelijk om gaat. Daar zijn de mensen mee gediend. Ik weet ook wel dat dit soort signalen van de regering inhoudelijk heel goed worden verstaan door de sociale partners.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven