Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 26, 27 en 28 oktober de wetsvoorstellen:

  • - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005 (29800-XVI);

  • - Aanpassing van diverse wetten aan de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb) (29421);

  • - Wijziging van de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten ten behoeve van de archeologische monumentenzorg mede in verband met de implementatie van het Verdrag van Valletta (Wet op de archeologische monumentenzorg) (29259);

  • - Aanpassing van enkele onderdelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met het nieuwe procesrecht (28863);

  • - Wijziging van het Wetboek van Strafvordering (elektronische aangiften en processen-verbaal (29438);

  • - Vaststelling van een nieuwe regeling inzake inkomensvoorziening voor kunstenaars (Wet werk en inkomen kunstenaars) (29574);

  • - Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens (bevoegdheden vorderen gegevens) (29441);

  • - Wijziging van de Woningwet en enkele andere wetten (verbetering naleving, handhaafbaarheid en handhaving bouwregelgeving) (29392);

  • - Wijziging van de Wet pleziervaartuigen in verband met de invoering van uitlaat- en geluidsemissienormen voor pleziervaartuigen en uitbreiding van de werkingssfeer van die wet tot voortstuwingsmotoren van pleziervaartuigen en waterscooters (29669).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel mee dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van orde de aangehouden moties 19637, nr. 821, 26959, nrs. 69 en 70, 29200-VI, nr. 151, 29247, nr. 15, 29450, nr. 4, en 29480, nr. 7, zijn vervallen.

Ik stel voor, te besluiten dat de motie-Bussemaker over structurele compensatie van de SW-sector (29516, nr. 10) opnieuw wordt aangehouden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dit betekent dat de in het artikel 69, tweede lid, genoemde termijn van 60 dagen voor deze motie opnieuw gaat lopen.

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevingsoverleg met stenografisch verslag op maandag 29 november van 15.00 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het onderdeel Milieu van de begroting 2005 (29800-XI).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Bos.

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Ik doe mijn verzoek mede namens mijn collega's van de Socialistische Partij, GroenLinks, de ChristenUnie, de SGP en de Groep Lazrak. Feitelijk wordt al een aantal weken zo goed als kamerbreed het belang onderstreept dat de verhouding tussen het kabinet en de sociale partners zo snel mogelijk weer wordt genormaliseerd. Wat er in het land gebeurt zolang dat niet het geval is, ondervinden vandaag een heleboel Nederlanders letterlijk aan den lijve. Dat vindt niemand leuk en dat is voor niemand goed.

In dat licht waren wij pijnlijk getroffen door de berichten in de Volkskrant van vanochtend dat er kennelijk overleg is geweest, mogelijk zelfs afspraken zijn, tussen CDA, VVD en D66 om het minimumloon onder bepaalde omstandigheden, voor bepaalde groepen, ter discussie te stellen. Hoe je dat inhoudelijk ook beoordeelt, het lijkt ons dat het opstarten van deze discussie op dit moment bezwaarlijk gezien kan worden als een bijdrage aan normalisering van de verhoudingen tussen kabinet en sociale partners. Om die reden lijkt het ons buitengewoon belangrijk dat het kabinet zo snel mogelijk in de Voorzittergelegenheid wordt gesteld om met gezag, dat wil zeggen namens het hele kabinet en dus niet slechts in verkennende zin, hierover een opinie te geven.

Om die reden vragen wij om vanavond een spoeddebat te regelen met de minister van Sociale Zaken, om de precieze status en inhoud van deze plannen te kunnen bediscussiëren en het kabinet in de gelegenheid te stellen om daarover een opinie te geven. Ik zeg nogmaals: namens het hele kabinet.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en het spoeddebat met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hedenavond te houden, met spreektijden van 4 minuten per fractie, meteen na de dinerpauze.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dat wil zeggen dat de andere twee agendapunten, het debat over de invulling van het huurbeleid en het debat over de begroting Koninkrijksrelaties, opschuiven en na het debat over het minimumloon zullen plaatsvinden. Verder is het mijn bedoeling om de stemmingen van vanavond te laten plaatsvinden na het debat over de invulling van het huurbeleid. Dat wil zeggen dat er eerst gestemd wordt over de dingen waarover op dat moment gestemd moet worden: in ieder geval de no claim, naar verwachting het huurbeleid en wellicht ook stemmingen die voortkomen uit het zojuist afgesproken debat. Daarna zal het debat over de begroting van Koninkrijksrelaties worden voortgezet.

Het woord is aan de heer Depla.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Zoals bekend heeft de regering een wetsvoorstel ingediend over VUT, levensloop en prepensioen. Daar hebben wij afgelopen maandag een hoorzitting over gehouden. Mede gelet op alle opmerkingen die de verschillende insprekers daar hebben gemaakt, willen wij graag dat het Centraal Planbureau de budgettaire effecten van het wetsvoorstel tegen het licht houdt. In het wetsvoorstel heeft de regering daar opmerkingen over gemaakt, maar wij willen het graag door het CPB laten doorrekenen, omdat er nogal verschillend wordt gedacht over de gedragseffecten die het wetsvoorstel met zich brengt. Het moet geen gewoonte zijn om dat voor elk klein wetje te laten doorrekenen, maar gelet op de consequenties en de verstrekkendheid van dit wetsvoorstel, zouden wij het erg op prijs stellen als het CPB wordt gevraagd om dit door te rekenen.

De voorzitter:

Er is mij gemeld dat dit punt in de commissie aan de orde is geweest, maar u hebt uiteraard het recht om een verzoek te doen zoals u dat gedaan hebt.

De heer Depla (PvdA):

Ter toelichting: in de commissievergadering waren weinig fracties vertegenwoordigd. De VVD-fractie wilde het niet blokkeren. De CDA-fractie had er bezwaren tegen. Omdat het nog niet definitief was afgewezen, wilde ik het toch hier neerleggen, want dit is heel belangrijk.

De voorzitter:

U hebt het recht om dit verzoek plenair te doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ondersteun het verzoek van de heer Depla krachtig. Het zou fantastisch zijn als wij daar vandaag een besluit over kunnen nemen, want er is grote haast mee gemoeid, gelet op de voorziene behandeling in de Kamer van het betreffende wetsvoorstel. Het gaat ook om een nogal behoorlijk verzoek aan het CPB. Ik zou daaraan willen toevoegen dat het CPB niet alleen gevraagd wordt om de budgettaire effecten van het wetsvoorstel, maar ook de effecten van het wetsvoorstel op de arbeidsparticipatie van ouderen door te rekenen. Ook dat is immers van groot belang en ook daar kan het CPB een uitspraak over doen. Dat relateert voor een deel aan de budgettaire effecten, maar niet noodzakelijkerwijs. In die zin zou ik het verzoek van de heer Depla willen ondersteunen.

De heer De Haan (CDA):

Voorzitter. Dit is gisteren inderdaad in de commissie aan de orde geweest. Toen heeft een meerderheid van de commissie gezegd dat daar geen behoefte aan bestaat. Ik wil de argumentatie wel herhalen, maar ik moet zeggen dat het een buitengewoon wonderlijke zaak is als een op zich serieus verzoek eerst in de commissie wordt aangekaart en, nadat het daar is verworpen, vervolgens plenair nogmaals wordt behandeld. Namens mijn fractie ben ik daar fel op tegen. Dat moeten wij elkaar hier niet aandoen, maar ik wil ook onze argumenten nog wel herhalen. Het departement moet zelf in staat zijn om het parlement te voorzien van de nodige doorrekeningen van de budgettaire effecten. Het is toch volstrekt te dol om dat allemaal aan het CPB te gaan vragen? Dat behoort het departement zelf te doen. Dat was ons inhoudelijke argument om niet naar het CPB te gaan.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij het laatstgenoemde argument: het departement van SZW moet in staat worden geacht om daar dingen over te zeggen. Bovendien heb ik goed gekeken naar het Centraal-economisch plan en de MEV van een paar maanden geleden. Daarin staat weliswaar geen doorrekening van het gehele plan, maar er staan tal van noties in over de effecten van pensioenvoorstellen. Ik heb er dus eerlijk gezegd geen behoefte aan. Het lijkt mij eerder een poging om de behandeling vooruit te schuiven en uit te stellen dan een constructieve bijdrage aan het debat.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

De VVD-fractie heeft hier helemaal geen behoefte aan. Wij sluiten ons aan bij de argumentatie van de heer De Haan.

De heer Depla (PvdA):

Ik begin met het argument van het vooruitschuiven. Ik meen dat er tijdens de regeling van werkzaamheden op verschillende momenten door verschillende partijen over vooruitschuiven wordt gesproken. In dit geval is er een afspraak om op 1 november een debat te voeren. Wij stellen die vraag nu niet voor niets. Wij willen het Centraal Planbureau in de gelegenheid stellen om het voor 1 november te doen. Ik vind het dus een beetje flauw om het neer te zetten als een poging van vooruitschuiven.

De tweede reactie was dat departementen zelf in staat moeten zijn om het door te rekenen. Volgens mij is het gezien de kritiek en de verschillende opvattingen over de effecten heel verstandig om dit bij een majeur wetsvoorstel door het CPB te laten doen. De begrotingen en de tegenbegrotingen laten wij ook door het Centraal Planbureau doorrekenen. Er wordt in wetenschappelijke hoek verschillend gedacht over de effecten. Wij willen graag dat het wetenschappelijk wordt onderbouwd en niet alleen met een staatje van het departement. Wij willen ordentelijke besluitvorming over een wet die veel mensen raakt, waarbij de budgettaire effecten een zwaar argument zijn. Wij vinden het dan ook vanzelfsprekend dat wij dit laten uitzoeken.

De voorzitter:

Ik doe u een voorstel. Wij hebben de goede gewoonte dat wij een verzoek om een brief waarin directe informatie aan het kabinet wordt gevraagd inwilligen, ook als er geen meerderheid in de Kamer voor is. Hier gaat het echter om iets anders dan het rechtstreeks vragen van informatie aan het kabinet. Het gaat om een verzoek een opdracht te doen geven aan het CPB. In dit geval constateer ik dat een meerderheid van de Kamer niet akkoord gaat met het verzoek. Om die reden is mijn voorstel om het verzoek niet in te willigen.

De heer Depla (PvdA):

Willen wij als parlementariërs ons werk fatsoenlijk kunnen doen, dan moeten wij de argumenten voor en tegen ook fatsoenlijk kunnen wegen. Gezien alle vragen die in wetenschappelijke hoek zijn gesteld over de financiële effecten, moeten wij dat op een fatsoenlijke manier kunnen doen. Het is gewoon een vraag om informatie. Het is helemaal niet bedoeld om zand in de machine te strooien. Ik snap niet dat de regeringspartijen dat niet zien zitten. Als zij dit onderzoek goed vinden, dan moeten zij dit onderzoek met vol vertrouwen tegemoet zien. Ik snap dus niet wat de reden is om het te blokkeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp uw positie, maar die stelt mij buitengewoon teleur. Uitgerekend in de laatste zinnen van een notitie van het Centraal Planbureau van vorige week staat dat er de nodige onzekerheden bestaan over de budgettaire effecten zoals het kabinet die calculeert voor het jaar 2006 en later. Als het CPB dat schrijft, dan is het toch vreemd dat de Kamer het daarbij laat zitten. Dan is het toch logisch dat wij het Centraal Planbureau vragen meer tijd te nemen om te kijken naar de budgettaire effecten. Die zullen een belangrijke rol spelen in het debat. Er is al twijfel over de effecten die het kabinet het wetsvoorstel toedicht. Laten wij dan het CPB vragen zijn inschatting te geven. Dan kunnen wij het debat op een ordentelijke manier voeren. Ik begrijp werkelijk niet wat er tegen is om dat te doen. Bij zo'n belangrijk onderwerp is het juist aan de Kamer om onafhankelijke informatie van het CPB te vragen als daar reden toe is en die reden is er volop.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik steun het verzoek van de heer Depla van harte. Ik ben het niet eens met uw voorstel. Volgens mij gaat het hier om de positie van de Kamer. Moeten wij als Kamer klakkeloos overnemen wat de regering ons voorschotelt of moeten wij bij twijfel omtrent de onderbouwing van bepaalde voorstellen erop staan dat er duidelijkheid komt over de effecten, in dit geval van een VUT/prepensioenplan?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

De argumentatie van de heer Depla deugt niet. Hij zegt dat dit een majeur wetsvoorstel is, maar dat zijn bijna alle wetsvoorstellen die wij hier behandelen. Het zou vele mensen raken, maar ook dat is geen nieuwigheid. Het ministerie moet heel goed in staat zijn om die informatie zelf te geven, dus het is gewoon onnodig.

De heer De Haan (CDA):

Ik zie absoluut niet in wat het CPB meer kan doen dan de departementen van Sociale Zaken en van Financiën. Als Sociale Zaken de budgettaire effecten van deze wetgeving verkeerd inschat, wordt het ministerie onmiddellijk op de vingers getikt door de minister van Financiën. Ik kan in dit geval niet inzien wat het voordeel is van het Centraal Planbureau boven de deskundigheid van twee departementen.

De heer Bakker (D66):

Ik wil nog een opmerking toevoegen aan wat ik eerder heb gezegd. Er is vorige week – ik meen op donderdag – schriftelijk verslag uitgebracht over dit wetsvoorstel. Daarin zijn alle vragen gesteld die de heer Depla en ons allen terecht kwellen. Laten wij de antwoorden op die vragen afwachten. Wij kunnen dan bezien of er nog nadere vragen moeten worden gesteld en aan wie dan. Ik geef er de voorkeur aan dat de schriftelijke behandeling wordt voortgezet.

De voorzitter:

Ik heb overigens begrepen dat de commissie heeft besloten een nader verslag uit te brengen. Het is natuurlijk mogelijk om dit te gebruiken om aanvullende informatie te vragen.

Ik blijf bij mijn voorstel, uiteraard ook op basis van het Reglement van orde waarin expliciet staat dat de Kamer besluit over het vragen van advies aan adviescolleges. Ik stel vast dat een meerderheid van de Kamer zich tegen zo'n vraag om advies heeft uitgesproken.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Ik vind het vervelend dat de regeringspartijen het ons onmogelijk maken om ons controlerend werk goed te doen. Zij zijn van mening dat dit geen meerwaarde heeft boven hetgeen de ministeries kunnen doen. Wat let hen dan om dit gewoon toe te staan? Dan kunnen wij vaststellen of er enige meerwaarde is. Door het nu zo tegen te houden, laden zij de verdenking op zich dat zij dit niet willen. Wij hechten er zeer aan dat wij ons werk op een ordentelijke manier kunnen doen. Wij moeten de regering goed kunnen controleren, ook als er zaken in het geding zijn die veel discussie oproepen.

De voorzitter:

Ik kan niet anders dan constateren dat een meerderheid van de Kamer niet akkoord gaat met het inwilligen van het verzoek. Ik handhaaf derhalve mijn voorstel om het verzoek niet door te geleiden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hofstra.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter. Ik verzoek u namens de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat om het verslag van het algemeen overleg over verkeersveiligheid dat gisteren is gevoerd, op de agenda van de plenaire vergadering voor de eerstvolgende vergaderweek te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit verslag toe te voegen aan de agenda van de eerstvolgende Kamerweek.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven