Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat over het wetsvoorstel Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 25 juni 1973 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de havenarbeid, 1973 (Verdrag nr. 137, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar achtenvijftigste zitting; Trb. 1974, 70) (30007), te weten:

- de motie-Douma over een uitspraak van de regering in EU-verband tegen zelfafhandeling door scheepsbemanningen (30007, nr. 8);

- de motie-Gerkens/Van Gent over een nationale havenwet (30007, nr. 10);

- de motie-Gerkens/Van Gent over onderzoek naar maatregelen om havens veilig en kwalitatief goed te houden (30007, nr. 11).

(Zie vergadering van 31 augustus 2005.)

De heer Douma (PvdA):

Voorzitter. Mede op verzoek van een aantal andere fracties, wens ik deze motie aan te houden om er nog een nadere reactie van het kabinet op te krijgen. Wij hebben het debat uitsluitend gevoerd met minister De Geus, maar ook minister Peijs is hierbij betrokken. Vandaar dat wij een nadere reactie van het kabinet vragen en de motie willen aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Douma stel ik voor, zijn motie (30007, nr. 8) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Gerkens/Van Gent (30007, nr. 10).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de LPF en de Groep Nawijn voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Gerkens/Van Gent (30007, nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, de LPF en de Groep Nawijn voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven