Vragen van het lid Bussemaker aan de minister van Economische Zaken en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitlating van minister Brinkhorst dat de jeugdwerkloosheid bestreden kan worden door het risico van ziekteverzuim bij werkgevers over te nemen en de afwijzing van dit voorstel door minister De Geus.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. De minister van Economische Zaken hield gisteren een toespraak bij de opening van het academisch jaar aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij heeft daarin veel interessants gezegd over nationale trots en de vormgeving van een hernieuwde en herkenbare Nederlandse identiteit. Soms ben ik het daarmee eens en soms niet; er valt vast nog lang over door te praten, maar dat wil ik hier nu niet doen. De lezing, zoals afgedrukt in NRC Handelsblad, bevat één concreet beleidsvoorstel om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Daar wil ik het over hebben, want de minister constateert dat de arbeidsparticipatie van nieuwkomers verbeterd moet worden omdat slechts de helft van de niet-westerse migranten een baan heeft tegen twee derde van de Nederlanders. Met name de positie van jongeren is zorgwekkend, schrijft hij. De minister stelt voor om de kansen op werk voor jongeren te vergroten door het risico voor bedrijven om op te moeten draaien voor ziekteverzuim, tijdelijk over te nemen. Dat is een sympathiek voorstel. Ik ben ook verheugd over deze opstelling van de minister. Dit is immers precies het voorstel dat ik dit voorjaar samen met mijn collega Bruls van de CDA-fractie heb gedaan om op die manier een vliegwieleffect te bereiken om de jeugdwerkloosheid aan te pakken door werkgevers te laten investeren in werk en scholing voor jongeren. In ruil daarvoor worden zij gecompenseerd voor het ziekteverzuim.

De Taskforce Jeugdwerkloosheid steunde dat voorstel. De Raad voor Werk en Inkomen heeft positief geadviseerd en het MKB is enthousiast. Alleen de bewindslieden van SZW zijn niet enthousiast, want in een reactie op het RWI-advies schuiven zij de verantwoordelijkheid weer af op gemeenten en willen zij niet verdergaan dan het opzetten van een pilot als proef om het financiële risico van verzuim door jongeren op te vangen.

Mijn vraag is: wil de echte minister van SZW nu opstaan? Voor deze keer hoop ik dan maar dat dat minister Brinkhorst is. Een serieuzere vraag aan de minister van Economische Zaken is: is het voorstel dat hij gisteren in de lezing naar voren bracht ten aanzien van de bestrijding van jeugdwerkloosheid, vooral een voorstel voor de bühne geweest of is hij daadwerkelijk bereid om een offensief vorm te geven om de jeugdwerkloosheid en de geringe arbeidsparticipatie van migranten en met name van jongere migranten te verbeteren? Beseft hij in het laatste geval dat het opzetten van één pilot volstrekt onvoldoende is om de door hemzelf geschetste problemen aan te pakken?

Dan de vragen aan de bewindspersonen van SZW: wat is hun oordeel over het gisteren door het SCP gepresenteerde rapport waaruit blijkt dat de jeugdwerkloosheid sinds 2002 – dus onder hun verantwoordelijkheid – weer fors is gestegen en op dit moment zelfs meer dan twee keer zo hoog is als de gemiddelde werkloosheid, waarmee de doelstelling van de regering wordt overschreden? Kortom: zij halen hun eigen doelstellingen niet eens. Hoe denken zij de Taskforce Jeugdwerkloosheid te helpen bij het bereiken van de doelen van die taskforce, het realiseren van 40.000 jeugdbanen, als zij de ook door de taskforce gesteunde voorstellen om werkgevers tegemoet te treden ten aanzien van kosten in ziekteverzuim, niet willen overnemen? De taskforce geeft zelf aan dat het moeilijk zal worden om de voor 2005 gestelde doelen, het realiseren van 15000 extra bemiddelingen, met de huidige beleidsinstrumenten te gaan halen. Ook de task force vraagt dus om extra...

De voorzitter:

U moet gaan afronden, want u profiteert wel enorm van het feit dat ik heb vergeten om de knop in te drukken.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Daar zal ik verder geen misbruik van maken. De taskforce vraagt om een vliegwiel om werkgevers over de streep te trekken. Daar is één pilot echt niet voldoende voor. Dit is de kans om daadkrachtig beleid te tonen. Ik hoop van harte dat beide ministers nu willen toezeggen dat zij dat voorstel vanaf vandaag daadwerkelijk gaan uitvoeren.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigde voor haar vragen. Ik begin met te zeggen dat er geen millimeter licht zit tussen de opvatting van collega De Geus en die van mij over de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Het lijkt mij dat er sprake is van een storm in een glas water, zoals wel vaker gebeurt.

Het NRC-artikel is een ingekorte versie van mijn speech in Leiden. Daarin uit ik mijn sympathie voor een aantal initiatieven om scholing en werkervaring te combineren. In dat kader noem ik ook de mogelijkheid dat de overheid tijdelijk garant staat voor het risico op ziekteverzuim van een werkzoekende die een bedrijf in het kader van een leerwerktraject aanneemt. Mevrouw Bussemaker heeft dat terecht gezegd.

De kabinetsreactie op het RWI-advies over de onderkant van de arbeidsmarkt geeft aan dat het kabinet daarvoor een pilot wil starten. Ik heb daar tijdens mijn oratie in Leiden expliciet naar verwezen. In de ingekorte NRC-versie van mijn speech staat dat niet, maar gelukkig is er in Nederland geen staatsmonopolie en hebben wij verschillende kranten. Als mevrouw Bussemaker vanmorgen het Financieele Dagblad had gelezen, dan had zij kunnen lezen wat ik net met zoveel woorden heb gezegd. Er staat dat het kabinet recentelijk heeft besloten langs deze lijn een proef te beginnen. De collega zal daar straks op ingaan, want dat is verder zijn beleidsterrein.

De vraag die mij expliciet werd gesteld, is of er enig licht zit tussen het standpunt van collega De Geus en het mijne en daarvan is geen sprake. Het is van groot belang dat die pilot start, omdat er op regionaal niveau veel initiatieven zijn. Daarmee werken wij aan een actieve verspreiding van de best practices bij de gemeenten en de werkgevers. Tegelijkertijd wil het kabinet de deels onterechte perceptie rondom ziekteverzuim van jongeren bij werkgevers wegnemen. Die pilot is van grote betekenis en op basis daarvan zal het kabinet de vraag beantwoorden of landelijke invoering wenselijk is.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ook ik zie geen verschil van mening. De Kamer heeft het kabinetsstandpunt toegezonden gekregen op 12 juli. Daar staat in hoe het kabinet reageert op het advies van de Raad voor Werk en Inkomen. De geschiedenis is bekend. Op 9 februari is tijdens het AO over jeugdwerkloosheid voorgesteld om in het kader van het ziekteverzuim een initiatief te nemen. Wij hebben toen gezegd dat wij het advies van de RWI zouden vragen. Dat advies is binnen. De RWI stelt dat het voor- en nadelen kan hebben, maar ziet toch liever dat het gebeurt. De raad heeft er overigens op gewezen dat het hogere verzuim niet zozeer samenhangt met een slechte gezondheid, maar eerder met het arbeidsethos. Het is dus de vraag of wij dingen in de sfeer van het ziekteverzuim moeten doen of andere dingen. Het kabinet heeft na ampel beraad besloten om een pilot te starten. Afhankelijk van de resultaten van die pilot kan gesproken worden over het verdere beleid. Ik denk dat daarmee het misverstand uit de wereld is.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. De beantwoording van de ministers vind ik buitengewoon teleurstellend. De minister van Economische Zaken en de minister van Sociale Zaken hebben beiden de noodklok geluid over het toekomstperspectief van jongeren, met name van allochtone jongeren. De minister van Economische Zaken deed dat gisteren in Leiden; de minister van Sociale Zaken deed dat eerder toen hij het had over 2 miljoen kanslozen die aan de kant dreigen te staan. Ik constateer dat de jeugdwerkloosheid nu meer dan twee keer de gemiddelde werkloosheid bedraagt. Het kabinet heeft echter altijd gezegd dat de jeugdwerkloosheid niet meer dan twee keer de gemiddelde werkloosheid mag bedragen. Wat gaat het kabinet daaraan doen?

Ik constateer dat er een breed maatschappelijk draagvlak is voor een voorstel. Dat voorstel wordt gesteund door werkgevers, werknemers, gemeenten, het MKB en de taskforce. Deze ministers komen echter maar met één pilot. Willen zij wel echt serieus werk maken van het bestrijden van jeugdwerkloosheid? Een kabinet dat de mond vol heeft van vertrouwen en participatie kan nu met één simpel gebaar een voorstel overnemen dat herstel van vertrouwen biedt en perspectief op participatie van jongeren geeft. Als u dit niet doet, wat gaat u concreet dan wel doen om een echt vliegwieleffect te bereiken waardoor de jeugdwerkloosheid in Nederland vanaf nu echt wordt aangepakt?

Minister De Geus:

De tweede vraag geeft mij de mogelijkheid om mijn engagement voor de jeugdwerkloosheid nog eens goed neer te zetten. Ik ben blij dat wij daar vanmiddag nog even tijd voor hebben.

De voorzitter:

Inderdaad, "even".

Minister De Geus:

U maant mij tot kortheid?

De voorzitter:

U zegt "even" en dat bevestig ik.

Minister De Geus:

In alle ernst: de problematiek van de jeugdwerkloosheid is groot, groter dan wij allen zouden willen. Daarom zet het kabinet daar keihard op in. De Taskforce Jeugdwerkloosheid is met man en macht bezig, evenals andere partijen. Natuurlijk moet je soms overwegen om ook onconventionele voorstellen over te nemen. Dit is daar een van.

Tegelijk vinden wij het noodzakelijk dat werkgevers en werknemers op het werkvloerniveau elkaar in de ogen kijken om het ziekteverzuim in Nederland, een heel ander probleem, in te dammen; samen dragen zij verantwoordelijkheid voor het minimaliseren van ziekteverzuim in dit land. Als je het een doet, moet je goed kijken naar mogelijke repercussies op andere terreinen. Wij willen dat eerst in beeld krijgen. Wij wijzen het voorstel daarom niet op voorhand af, maar willen eerst de resultaten van de pilot zien. Daarbij komt nog iets. Het ziekteverzuim onder jongeren is lager dan onder ouderen. Het lijkt erop dat het in de perceptie van werkgevers niet zozeer gaat over gezondheid en ziekte en ziekteverzuim, maar veeleer over arbeidsethos. Ik hoop dat de pilot goede aanknopingspunten zal opleveren voor de aanpak van het kennelijke motivatieprobleem bij jongeren.

Dank dus voor de gelegenheid om hierop in te gaan en de urgentie te onderstrepen. De brief van het kabinet is recentelijk, op 12 juli, naar de Kamer gestuurd, dus na de aanvang van het afgelopen reces. Ik hoop dat wij het debat zullen voortzetten.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Daar komen wij zeker op terug.

De voorzitter:

Ik geef de gelegenheid voor enkele aanvullende vragen, maar om kwart over drie valt de hamer; het is immers het Vragenúúr.

Mevrouw Örgü (VVD):

Voorzitter, een vraag voor de minister van Sociale Zaken. Ik las vandaag in de krant over een voorstel van ABVAKABO FNV om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, namelijk door het minimumloon voor jongeren af te schaffen. Een dergelijk voorstel komt, gezien zijn inhoud, uit onverwachte hoek. Wat denkt de minister hierover?

Minister De Geus:

Ik was wat verbaasd. Afschaffing van het minimumloon voor jongeren betekent voor het loongebouw voor jongeren een vrije val. Ik moet nog zien wat de steller dezes precies beoogt. Ik heb hier alleen via de krant van kennisgenomen. Ik deel uw verbazing, maar heb er nog geen oordeel over. Het zou wel een heel rare vrije val betekenen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Een andere passage in de rede van de heer Brinkhorst fascineerde mij. Nu hij hier toch is, vraag ik het hem maar even. Ik citeer uit de versie van de NRC. Ik neem aan dat die klopt en dat Het Financieele Dagblad niet iets anders heeft afgedrukt. De minister schrijft over de verdere aanpassingen in verband met werkloosheid en jeugdwerkloosheid: "In de toekomst zullen wij niet ontkomen aan verdere aanpassingen om de arbeidsmarkt beter te laten functioneren. Aan de vraagkant gaat het om minimumloonkosten, aan de aanbodkant om de sociale zekerheid nog activerender te maken."

Dit doet mij denken aan een debatje van vorig jaar, toen de minister van Economische Zaken zei dat wij pas net waren begonnen en de minister van Sociale Zaken zei dat wij klaar waren. Ik dacht dat de minister van Sociale Zaken toen gelijk had. Moet ik deze passage van de minister van Economische Zaken zo lezen, dat het kabinet allerlei plannen in petto heeft om er de komende twee jaar nog eens lekker de beuk erin te gooien, om de sociale zekerheid nog verder te versoberen, de minimumloonkosten naar beneden te krijgen? Het debat hierover met de minister hebben wij in het voorjaar gevoerd. Wat is de politieke portee van deze zin? Is het kabinet klaar en deze minister nog niet klaar?

Minister Brinkhorst:

Het zal de heer Vendrik verbazen, maar het kabinet is natuurlijk nooit klaar met regeren, zolang het zitting heeft. Dat zou ook geen juiste opvatting zijn. De heer Vendrik heeft ongetwijfeld eerder academische redes gehoord en gelezen. Het kenmerk daarvan is dat men een perspectief schetst van een samenleving. In mijn hoedanigheid van zowel staatsburger, oud-Leidenaar, oud-hoogleraar als lid van dit kabinet heb ik bespiegelingen gegeven. Het curieuze is, dat zelfs ministers wel eens een keer mogen denken. De gedachte dat wij klaar zouden zijn op het gebied van de arbeidsmarkt, de sociale zekerheid, de economische groei of de betalingsbalans, komt voort uit een zeer statisch soort denken. Ik ken de heer Vendrik als een dynamisch persoon en denk dat hij eigenlijk hetzelfde zou hebben gezegd als ik.

De voorzitter:

Ik zie aan de heer Vendrik dat het zijn dag echt zou verknoeien als hij niet nog heel kort een vraag mocht stellen. Ik sta de heer Vendrik nog een vraag toe.

De heer Vendrik (GroenLinks):

NRC Handelsblad zou deze lezing waarschijnlijk niet hebben afgedrukt als die afkomstig was geweest van "de Leidenaar" Brinkhorst. Het ging om de politicus Brinkhorst. Sterker nog, het ging om de minister van Economische Zaken, die nadenkt. Wij weten allemaal dat wij dan even moeten opletten; vandaar mijn vraag. Het ging niet over de betalingsbalans, maar over minimumloonkosten en over de sociale zekerheid. Reageert u dan even op de vraag of het kabinet op die onderdelen klaar is of niet

Minister Brinkhorst:

Wij zijn nooit klaar met denken.

De heer De Wit (SP):

Ik heb mij verwonderd over de passage in de toespraak van de minister, maar meer nog over de reactie van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hem zou ik de volgende vraag willen stellen. In 1996 is de Ziektewet geprivatiseerd. Gedurende een aantal maanden wordt garant gestaan voor de ziektekosten van jeugdigen. Betekent dit dat het kabinet vindt dat de privatisering ongedaan moet worden gemaakt? Wat voor pilot staat de minister voor? De brief hierover is van wat latere datum, dus ik neem aan dat de Kamer hierover nog kan praten. Betreft het één pilot, hoe groot is deze en hoe lang duurt de pilot? De allerbelangrijkste vraag is deze: komt de minister niet tot de opvatting dat de privatisering van de Ziektewet in feite is mislukt? Of maakt hij alleen voor de jeugdigen een uitzondering, en zoekt hij voor hen naar een oplossing om het voor de werkgevers aantrekkelijk te maken om jeugdigen in dienst te nemen?

Minister De Geus:

De privatisering van de Ziektewet is niet mislukt en is zelfs door dit kabinet doorgetrokken ten opzichte van 1996. Wij hebben namelijk de periode van de loondoorbetaling bij ziekte van één naar twee jaar verlengd. Dat is een hoofdlijn in het volumebeleid rond ziekte en arbeidsongeschiktheid.

Daarnaast is het zo dat de jeugdwerkloosheid een pilot rechtvaardigt, waarbij het in de kern gaat om het wegnemen bij werkgevers van de perceptie van een hoog ziekteverzuim onder jongeren en om het wegnemen van de gedragsreacties op die perceptie, te weten het niet in dienst nemen van jongeren wegens die vrees voor een vermeend hoog ziekteverzuim. Het kabinetsbesluit daarover heeft betrekking op een pilot in een beperkte vorm en dus niet op de gehele beleidslijn. In de brief van 12 juli 2005 hebben wij dit besluit kenbaar gemaakt. Wij komen nog met de Kamer te spreken over deze brief, waarin alle voornemens staan. Te zijner tijd zullen de details daarover kunnen worden gegeven.

Naar boven