Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 96, pagina 5776-5804 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 96, pagina 5776-5804 |
Aan de orde is het debat over de Voorjaarsnota 2005 met bijbehorende suppletoire begrotingen (30105).
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Zoals u weet, doen wij vanmiddag de eerste termijn van de kant van de Kamer.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Het is plezierig om weer eens met de minister te spreken over hoe de economische ontwikkeling ervoor staat. Uiteraard nemen wij in de Voorjaarsnota niet alleen het lopende jaar 2005 onder de loep, maar ook een voorschot op de economische ontwikkeling en het beleid voor 2006 dat wij het liefst zouden willen hebben. Ik moet vaststellen dat de woordvoerders vanochtend in de kranten over elkaar heen rolden met beloften aan de burgers over lastenverlichting en andere uitgaven. Ik ben wel benieuwd hoe dit debat afloopt, want er zaten beloften in die de coalitiepartijen soms al twee jaar doen, bijvoorbeeld over het schoolgeld of kinderopvang. Dit is op z'n minst de derde keer, dus ik zou zeggen: belofte maakt schuld.
De kern van het debat in deze periode is het vertrouwen. De economie zal alleen kunnen herstellen als de burgers vertrouwen hebben. Dat veronderstelt dat de overheid zekerheden en een heldere, aansprekende toekomstvisie biedt, maar het ontbreekt bij dit kabinet helaas aan beide. Het achterblijvende herstel van de economie kan niet alleen worden geweten aan de internationale conjunctuur, want Nederland is voor het derde opeenvolgende jaar hekkensluiter in Europa. Wij moeten op z'n minst pogen om in de middenmoot te komen en dat vergt toch echt een actief overheidsbeleid. De economie dreigt nu in langdurige stilstand terecht te komen.
Natuurlijk zijn de mensen onzeker, omdat er veel hervormingen tegelijk op hen afkomen. Dat is niet verwonderlijk. De komende maanden zal er heel veel op de mensen afkomen: de invoering van de Awir, die ziet op herziening van regelingen voor huursubsidie, kinderkortingen, zorgtoeslag en kinderopvang, de WAO, de WW, VUT, prepensioen- en levensloopregelingen. Daarna komen ook nog de WMO en de studieregelingen. Iedereen begrijpt dat zoveel hervormingen tegelijk de onzekerheid aanwakkeren.
Als je hervormingen hebt, is het voor een deel onvermijdelijk dat er een tijdelijke onzekerheid is, maar ik wil de minister voorhouden dat er een fundamentele onzekerheid insluipt en dat mensen bij al deze voorstellen ook fundamenteel onzeker zullen blijven. Door de terugtredende overheid, die door de minister-president altijd eigen verantwoordelijkheid wordt genoemd en door de liberalen meer marktwerking, is het steeds duidelijker dat mensen bij eventualiteiten minder gedekt worden door voorzieningen die vroeger geregeld waren in de verzorgingsstaat. Het is volstrekt logisch dat mensen denken: ik ga maar wat extra sparen, want dan heb ik een buffer, als mij iets overkomt.
Ik houd de minister graag voor dat de mensen niet dom zijn en de boodschap van het kabinet heel goed hebben begrepen. Zij anticiperen op wat het kabinet van ze verwacht. Meer marktwerking betekent meer onzekerheid. Iedere liberale markteconoom zal dat begrijpen. Ik zie minister Zalm al bijna glimmen, want hij zal dit beeld in zijn antwoord moeten bevestigen.
De tucht van de markt betekent dat je soms op de blaren moet zitten. Je kunt goed kiezen en dan heb je een voordeel, maar je kunt ook pech hebben, als je niet het goede verzekeringspakket hebt afgesloten of je niet voldoende hebt ingedekt voor een WW- of levensloopvoorziening. Dan moet je op de blaren zitten. Een liberaal zal zeggen: dat hoort zo, dat is de tucht van de markt. Ik ben benieuwd of het CDA langzamerhand nog wel gelukkig is met deze lijn. Dat is een fundamentele onzekerheid die veel dieper zit en langer zal duren dan de tijdelijke onzekerheid die je altijd hebt bij hervormingen. Dat veroorzaakt dat wij nog vele jaren, zeker de komende twee of drie jaar, met die onzekerheden zullen zitten.
Toch kan het ook anders. Het kabinet, de premier voorop, verwijst vaak naar hoe het onder premier Lubbers ging. Hij slaagde er in de periode 1982-1984 in om fors te snijden in de overheidsuitgaven en zelfs in de portemonnee van de burgers door kortingen op uitkeringen en ambtenarensalarissen, maar toen was er kennelijk wel vertrouwen bij de burgers dat dit zou leiden tot een betere en sterkere economie en sociale zekerheid op langere termijn. Mensen gingen toen wel extra consumeren en minder sparen, terwijl zij ook toen in de portemonnee werden geraakt. Men durfde toen wel een voorschot op een betere toekomst te nemen en bij dit kabinet juist niet. Natuurlijk speelt ook een rol dat dat kabinet succesvol probeerde om een sociaal akkoord te sluiten. Dit kabinet heeft alleen maar ruzies gemaakt met de sociale partners. Vervolgens is een sociaal akkoord gesloten waarvan de werkgeversvoorman gisteren in de krant heeft gezegd dat het sociaal akkoord en alle cao-onderhandelingen eigenlijk alleen maar waren gericht op het repareren van het slechte beleid van het kabinet en van het geschonden vertrouwen in het kabinet. Het was dus een sociaal akkoord dat, in tegenstelling tot het akkoord van Wassenaar, geen vernieuwing heeft opgeleverd, maar het wantrouwen in het kabinet alleen maar heeft bevestigd. Dat werkt allemaal door in negatieve consumptie, extra besparingen en gebrek aan vertrouwen van de burgers in de economische toekomst.
Uiteraard speelt bij de toegenomen besparingen c.q. bij de achterblijvende consumptie ook een belangrijke rol dat de mensen eenvoudigweg ook in hun portemonnee geraakt zijn. De portemonnee was eenvoudig leeg, zeker bij de lage inkomens en de middeninkomens, door de lastenverzwaring door het kabinet, die is opgelopen tot € 8 mld.
Deze minister verdient in ieder geval respect. Hij heeft niet het juichende optimistische verhaal van de heer Wellink gehouden, maar heeft nog kort geleden, nadat de economische groei naar beneden was bijgesteld, gezegd dat 2005 een rotjaar wordt. Hij heeft eerlijk gezegd: "2005 wordt een rotjaar voor de mensen". Waar haalt de minister echter het idee vandaan dat, gegeven die onzekerheid en het gebrek aan vertrouwen in al die hervormingen, het vertrouwen zich zal herstellen?
De loonkosten zijn het laatste punt waarbij ik op dit punt aanhaak. Niet alleen de particuliere consumptie leidt tot een achterblijvend herstel; ook de loonkosten zijn nog steeds een probleem. Weliswaar is er na de grote loonstijgingen van rond de eeuwwisseling nu een stilstand in de loonontwikkeling, althans in de loonkosten, maar wat gaat het kabinet over anderhalve week aanbieden in het overleg met de sociale partners om in ieder geval te proberen om de loonmatiging in stand te houden? De loonkostenpositie ten opzichte van de buurlanden is immers nog altijd aan de hoge kant. Wat gaat het kabinet aanbieden om de loonmatiging vol te houden?
De PvdA-fractie heeft een voorstel om voor het totaalpakket van vertrouwen en voorjaarsoverleg een aantal dingen te doen. Wij roepen het kabinet ertoe op om de stapeling van hervormingen te voorkomen en in ieder geval te vermijden dat per hervorming de onzekerheid toeneemt, nieuwe bureaucratieën worden opgericht – waardoor mensen extra onzeker worden – en onnodig geld wordt rondgepompt. Wij weten allemaal dat uit de puntenwolken blijkt dat heel veel mensen rond januari in de min zullen komen en dus nominale loondalingen zullen merken. Dat is natuurlijk een extra reden voor mensen om te proberen om loonstijgingen te krijgen en om onzeker te blijven in hun consumptiegedrag. Vandaar ons tweede voorstel: verlichting van de belastingdruk om de economische groei rechtstreeks te stimuleren, maar ook om de koopkracht van de lage inkomens en middeninkomens te steunen, zodat onder al die wijzigingen die het kabinet doorvoert, in ieder geval een steviger koopkrachtbeeld ligt.
De heer Blok (VVD):
Ik neem aan dat hiermee een eind is gekomen aan het betoog over het uitstel van hervormingen. Dat betoog intrigeert mij zeer, want de wereld staat natuurlijk niet stil. China en Oost-Europa gaan niet op ons wachten als wij de hervormingen uitstellen. Er zijn landen om ons heen die de hervormingen die wij hier doorvoeren, wel uitstellen. Frankrijk en Duitsland zijn natuurlijk de meest relevante voorbeelden. Daar is het consumentenvertrouwen toch ook niet juichend?
De heer Crone (PvdA):
U hebt niet goed geluisterd, want ik heb niet gezegd dat de hervormingen moeten worden uitgesteld. Ik heb gezegd: kijk of de stapeling van de hervormingen niet te groot is en of binnen de hervormingen zelf de bureaucratie, het rondpompen van geld en de onzekerheden niet kunnen worden teruggedrongen. Ik noem als voorbeeld het zorgstelsel. Iedereen krijgt straks een nominale premie van € 1200; zes miljoen mensen krijgen het geld teruggesluisd via een ander loket, het nieuwe Awir-loket. Dat betekent dat mensen een groot bedrag moeten betalen aan het ene loket, wat zij nog nooit hebben hoeven te doen, en dat zij maar moeten hopen dat zij het geld elders terugkrijgen. Er hoeft maar een beetje mis te gaan en veel mensen krijgen het geld niet op tijd, wat zal leiden tot grote onzekerheden. Hoe zal het dan gaan in de najaarsvergaderingen van de vakbonden en in januari en februari? De mensen zullen hun onzekerheid vertalen in bijvoorbeeld extra looneisen, maar ook in het afzien van extra uitgaven, want het geld is weer weg. Hervormingen moeten dus doorgaan, maar dat moeten goede hervormingen zijn. Dit zijn geen goede hervormingen.
De heer Blok (VVD):
De heer Crone brengt nu een belangrijke nuancering aan. Dit is een ander betoog dan het betoog dat hij zojuist hield, want die hervormingen zijn wel degelijk nodig. Zojuist stelde de heer Crone deze retorische vraag: "Bezie of het stapelen van hervormingen niet vermeden kan worden." Dat wekt de suggestie dat de wereld stilstaat. Daar neem ik afstand van. Nederland moet wel degelijk hervormen. CroneJe kunt een politiek debat hebben over de inhoud van die hervormingen, maar er kan niet de suggestie gewekt worden dat er geen hervormingen nodig zijn.
De heer Crone (PvdA):
Ik ben ook voor hervormingen, maar wij gaan hier niet het hele zorgstelsel bespreken. Dat komt morgen terug. Ik heb er een puntje uitgepakt. Hetzelfde geldt voor de hervormingen van de WAO. Er komt een extra lastenverzwaring om de WAO te kunnen invoeren. Als je de huidige praktijk laat doorlopen en op een aantal onderdelen aanscherpt, kun je zelfs een lastenverlichting tegemoet zien. Het kabinet stapelt hervormingen en lastenverzwaringen. Het wordt voor de mensen onoverzichtelijk en duurder. Ik begrijp niet waarom de VVD-fractie al die lastenverzwaringen slikt. De hervormingen moeten dus wel doorgaan, maar inhoudelijk kunnen zij veel beter. Dan kunnen zij het vertrouwen van de burgers herstellen.
Mijn volgende punt is dat een aantal knelpunten in onderwijs, verpleeghuiszorg, jeugdwerkloosheid en de kinderopvang moet worden aangepakt. De minister legt een pakket op tafel dat in ieder geval het begin van herstel van vertrouwen van de sociale partners tot gevolg kan hebben. Wat mijn fractie betreft, kan dit zonder het financieringstekort te verhogen. In de nieuwste ramingen van het CPB vallen de aardgasbaten aanzienlijk hoger uit dan eerder voorzien. Het financieringstekort is in de laatste ramingen niet meer 2,3%, zoals in de Voorjaarsnota, maar 2,1%. Dat is een verschil van 0,2%, dat zich kan vertalen in een lastenverlichtingspakket van 1,5 mld. tot 2 mld.
Wij steunen graag de fractie van D66 die in deze orde van grootte een lastenverlichtingspakket voorstelt met onder meer een impuls voor de kinderopvang en de afschaffing van het schoolgeld. Wij horen dat straks in de eerste termijn van de heer Bakker. Wij zullen hem op alle punten steunen om het eens te worden over een pakket dat zelfs zonder verhoging van het financieringstekort mogelijk is. Ik heb het nu over het feitelijke financieringstekort. Het onderliggende structurele financieringstekort is al gedaald tot 0,9%. Dat blijkt uit het Centraal-Economisch Plan en uit de stukken van de minister. De structurele ontwikkeling van de economie is dus vele malen beter en laat ook toe om het conjuncturele herstel een steuntje in de rug te geven.
Wanneer is een lastenverlichting eigenlijk bevorderlijk voor het consumentenvertrouwen? Niet iedere lastenverlichting is goed. Sterker nog, ik zou bijna tegen iedere lastenverlichting zijn als de burgers geen vertrouwen hebben in de economie. Dat is paarlen voor de zwijnen. Het is deze maand geanalyseerd in het Kwartaalbericht van De Nederlandsche Bank. Als er lastenverlichting komt terwijl burgers er geen vertrouwen in hebben, zullen zij ook dat geld extra sparen.
De heer Blok (VVD):
Na het succes van de vorige nuancering probeer ik het nog een keer. Nu gaat het over de dekking van de tegen-Voorjaarsnota, om het zo maar eens te noemen. U zegt dat dit niet leidt tot een oplopend tekort. Uw dekking uit de extra aardgasbaten leidt er echter wel toe dat deze baten niet kunnen worden gebruikt voor een afname van het tekort. Nu constateert hetzelfde Centraal Planbureau waarnaar u verwijst in het laatste CEP dat de staatsschuld zich op een niveau beweegt dat niet houdbaar is en dat niet de garantie biedt dat wij de vergrijzing zonder lastenverzwaring tegemoet kunnen zien. Dat is een doel van zowel uw partij als van die van mij. Het Centraal Planbureau zegt dus eigenlijk dat wij deze schuld helemaal niet kunnen handhaven. Er is dus ook geen ruimte om het aardgasgeld niet te gebruiken voor aflossing van de schuld.
De heer Crone (PvdA):
U gebruikt nu cijfers van het Centraal Planbureau om uw betoog te ondersteunen. U kunt nergens vinden dat het CPB zegt dat er geen ruimte meer is om te stimuleren. Dat is ook niet de rol van het Centraal Planbureau. Het CPB zegt ook niet dat de staatsschuld moet worden afgelost. Ik stel zelf vast dat onze economie nu voor het zoveelste jaar de minst groeiende van Europa is. Wij komen bijna tot stilstand. De beste manier om de vergrijzing tegemoet te treden, is door ervoor te zorgen dat er meer mensen aan het werk zijn zodat het economisch draagvlak wordt versterkt. U hebt gelijk: als de gasbaten niet in het financieringstekort worden gestoken maar zoals ik voorstel in lastenverlichting, kan het financieringstekort niet worden verlaagd. Ik stel wel vast dat wij het tekort ook niet hoeven te verhogen. Ik kies er liever voor om de economische ontwikkeling een steun in de rug te geven. Economische groei is de beste manier om de vergrijzing in de toekomst op te vangen. Zonder economische groei en werkgelegenheid nemen de werkloosheidslasten alleen maar toe.
De heer Blok (VVD):
Ik citeer het Centraal Planbureau uit het laatste CEP:
Daarmee is in deze kabinetsperiode geen sprake van netto aflossing van de staatsschuld in een tempo dat vereist is om de collectieve kosten van de vergrijzing te zijner tijd te kunnen opvangen zonder nieuwe lastenverzwaringen of uitgavebeperkingen.
Dat zijn de letterlijke woorden van het Centraal Planbureau. Als u bestaande inkomsten niet gebruikt voor aflossing van de staatsschuld, zegt u eigenlijk: "deze zin accepteer ik, laat het maar zo blijven, wij lossen onvoldoende af om de vergrijzing tegemoet te zien."
De heer Crone (PvdA):
Dat is een leuke boodschap voor D66 en het CDA, maar ook voor mijzelf en voor alle burgers. Wij gaan dus door met het aflossen van het financieringstekort totdat wij in de plus zitten, want de langetermijnberekeningen van het CPB leiden tot een overschot van 1%. Uw eigen plannen van de laatste weken over lastenverlichtingen en verlaging van het schoolgeld zijn dan allemaal gratuit. Ik kies ervoor om de economie te versterken. Dat is de werkelijke basis voor het opvangen van de vergrijzing. Daarbij gaat het financieringstekort bij ons ook omlaag. Ik heb al gewezen op het structurele tekort van 0,9%. Een verstandige econoom kijkt meer naar de structurele ontwikkeling, die er goed uitziet. De lastenverlichting die ik voorstel, bijvoorbeeld het verhogen van de arbeidskorting, versterkt het structurele groeivermogen van de economie.
De heer Blok (VVD):
Ik constateer in ieder geval dat u niet aan die noodzakelijke aflossing kunt werken. Uw stelling dat er geen lastenverlichting mogelijk zou zijn, is natuurlijk onzin. Dat kan altijd door elders bezuinigingen te zoeken. Daarvoor hoef je de schuld niet op te laten lopen.
De heer Crone (PvdA):
U geeft mensen een sigaar uit eigen doos. U weet prachtige verhalen te houden dat mensen € 1200 gemiddeld per persoon aan impuls voor de economie kunnen geven. Daar mogen mensen hun eigen spaarrekening voor plunderen. Dat is een mooie lastenverlichting! Dat is een sigaar uit eigen doos. Mensen hebben dat geld al en reserveren dat voor uitgaven op langere termijn. U zegt dat zij dat geld een jaartje eerder mogen uitgeven. U kunt alleen maar feestvieren op kosten van een ander. Ik zeg dat de economische groei daardoor niet wordt versterkt, want het is een sigaar uit eigen doos. Laten wij ons hier tot de hoofdzaken beperken.
Het heeft namelijk geen zin als er geen vertrouwen in de toekomst is en mensen denken dat het financieringstekort omhoog gaat waardoor er later een lastenverhoging terugkomt voor een lastenverlichting, want de staatsschuld is eigenlijk niets anders dan een uitgestelde belastingverhoging, de Ricardiaanse equivalentietheorie. Daarom ben ik het ook eens met de conclusies van De Nederlandsche Bank. Wil je lastenverlichting gebruiken als instrument voor economische groei, dan moet je dat in een goed kader doen. Je moet het kader hebben van vertrouwen in de economie en de economische politiek van het kabinet. Ik moet daarom toegeven dat onze lastenverlichting met dit kabinet misschien paarlen voor de zwijnen is. Als mensen bij dit kabinet geen vertrouwen in de toekomst hebben, dan heeft dat ook geen zin.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Begrijp ik de heer Crone goed dat lastenverlichting in de ogen van de PvdA-fractie alleen maar wenselijk is als dit kabinet opstapt?
De heer Crone (PvdA):
Zowel lastenverlichting als het opstappen van het kabinet is wenselijk. Ik legde een oorzakelijk verband. Als je nu lastenverlichting geeft, terwijl mensen denken dat dit kabinet niet deugt en verkeerde hervorming doet, dan loop je een grote kans dat mensen zeggen: die lastenverlichting zet ik op een spaarrekening, want dat geld heb ik nodig als appeltje voor de dorst aangezien het kabinet met allerlei verslechteringen komt. Als een kabinet hier met betere hervormingen zou zitten – en dat zou ongetwijfeld zo zijn met de PvdA in het kabinet – dan zou een lastenverlaging inderdaad effectiever zijn. Toch ga ik het proberen. Daarom is mijn lastenverlichtingspakket vooral gericht op structureel en maximaal effect. Het gaat mij niet in eerste instantie om verhoging van de consumptie. Met een werkbonus door verhoging van de arbeidskorting oplopend tot € 500 bij modaal pakken wij de armoedeval aan en verbeteren wij tegelijkertijd de werking van de arbeidsmarkt. Vooruitlopend op een structurele maatregel zou het bijvoorbeeld al per 1 oktober a.s. mogelijk zijn om in één keer € 150 extra uit te betalen als belastingkorting.
Ik noemde al het voorbeeld van het vermijden van het rondpompen van onnodig veel geld naar zes miljoen mensen in het kader van het zorgstelsel. De REA heeft het volgende punt genoemd en ik begrijp dat de CDA-fractie dit straks eveneens zal voorstellen. De pensioendekking is zeer procyclisch. Bij economische tegenslag en een lage rente moeten de fondsen de premies extra verhogen en ook nog risicomijdend gaan beleggen. De pensioenfondsen snijden zich daarmee twee keer in het vlees. Ik zou graag de reactie van de minister horen op de opvatting van de REA dat er een wat langzamere aanpassingstijd van pensioenpremies nodig is om het procyclische beleid te beperken.
Wij stellen voor om de koppeling per 1 juli a.s. te herstellen. Wij willen graag dat de ouderenkortingen worden verzilverd. Dit probleem is hier vaker aan de orde gesteld. Technisch zal dat waarschijnlijk pas per 1 januari kunnen. Wij willen op korte termijn – en dat kan onmiddellijk – de ruimte voor de verpleeghuiszorg vergroten met € 150 mln. structureel en € 50 mln. incidenteel, conform een plan dat collega Verbeet vorige week heeft gelanceerd. Wij willen het schoolgeld dat ouders voor hun schoolgaande kinderen moeten betalen, graag ten dele compenseren. Wij nemen de groep van zestien- en zeventienjarigen, want die is populair met het schoolgeld, maar wij overwegen zeker ook om het schoolgeld af te schaffen. Wij geven er echter de voorkeur aan om een boekenbonus in te voeren. Mensen krijgen dan per 1 oktober een boekenbonus van € 330 voor alle kinderen van zestien en zeventien jaar. Dat kost evenveel als afschaffen van het schoolgeld, maar levert een iets eerlijkere verdeling op van de middelen over alle burgers.
Ik sluit mij aan bij het pleidooi om de kinderopvangtabellen aan te passen. Daarover is onlangs een motie ingediend en in januari hebben wij gedebatteerd met minister Brinkhorst. Toen kregen wij nog geen steun van de fractie van D66, althans voor de motie. Ik hoop dat de D66-fractie nu de motie die wij overwegen in tweede termijn in te dienen wel zal steunen.
Dit pakket levert ook een enorme impuls op aan de werkgelegenheid, in directe en indirecte zin, van ongeveer 19.000 personen. Dit aantal is berekend conform de standaardformules. Wij zullen uiteraard met aanvullende voorstellen komen in de tegenbegroting in september. Ik heb echter een aantal voorstellen genoemd die nu al zouden kunnen worden ingevoerd. Die zouden het vertrouwen van de burgers in de economie enigszins kunnen ondersteunen, zeker wanneer zij worden ingebed in het aanpassen van het kabinetsbeleid bij een aantal hervormingen dat ik heb genoemd.
Voorzitter: Ten Hoopen
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Voorzitter. Wij hebben het vandaag over hoe het gaat met de uitvoering van de begroting voor 2005. Het wil nog niet echt vlotten met de economie, maar toch heeft het kabinet ook dit jaar weer extra geld beschikbaar gesteld voor onderwijs, innovatie, kennis, veiligheid en zorg. Dat zijn toch allemaal gebieden waarover in het strategisch akkoord en het hoofdlijnenakkoord is overeengekomen dat daarop het nodige moet gebeuren. Het geld is extra, dus er is niet extra voor bezuinigd. Dit kabinet heeft moeten bezuinigen om de wensen en middelen met elkaar in overeenstemming te brengen. Laten wij eerlijk zijn, een groot deel van het huidige begrotingstekort is door economische omstandigheden conjunctureel van aard. Dit kabinet heeft het afgelopen jaar nog altijd € 50 mld. meer in de samenleving gepompt dan het binnenkreeg.
De extra bezuinigingen en de lastenverzwaringen zijn voorbij. Met het oog op het structurele tekort, het verschil tussen wat de economie presteert en wat de economie structureel zou kunnen presteren, is dat niet meer nodig. Dit kabinet heeft een omvangrijke hervormingsagenda bijna afgerond. Er zijn maatregelen genomen die niet altijd direct de populariteitsprijs krijgen, maar die wel noodzakelijk waren voor later. De hervormingen in de zorg, de introductie van de levensloopregeling, een doorbraak van eindeloze discussies rond de WAO en de modernisering van de WW zijn allemaal voorbeelden van de durf van het kabinet om aan te pakken en te werken aan de agenda van de toekomst. Daarnaast heeft het kabinet ook de lasten voor het bedrijfsleven van klein tot groot verlaagd met ongeveer € 1,5 mld. Dat was ook nodig, want wij waren te duur geworden. Deze lastenverlaging werkt mee aan het creëren van de nodige werkgelegenheid.
Dit alles leidt tot een Nederland waarin ook onze kinderen en kleinkinderen weten dat voor hun ouders en kinderen goed onderwijs, betaalbare zorg en adequate voorzieningen mogelijk zijn.
De heer Crone (PvdA):
U zegt, volgens mij zelfs tot twee keer toe, dat het kabinet klaar is met de hervormingen. Tel uit uw winst. Opkrassen dan, zou ik zeggen. De economische groei is immers lager dan ooit. Als de hervormingen dan klaar zijn, moet het kabinet wegwezen. Wat gaat u doen om dat herstel eindelijk te realiseren? U hebt nu toch niets te bieden, behalve trage economische groei, een hoge werkloosheid en een koopkracht die plat ligt?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Als u even wacht tot ik wat verder ben, zult u zien wat wij te bieden hebben en wat wij vragen aan het kabinet.
De heer Crone (PvdA):
Dus het kabinet is niet klaar?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
U zou natuurlijk graag hebben dat het kabinet nu gaat, want dan kunt u rustig profiteren van de resultaten van al deze hervormingen. Zo zit het niet in elkaar. Dat zullen wij zelf doen.
De Voorjaarsnota 2005 markeert de start van een volgende fase van de coalitie. Wij kunnen vaststellen dat de keuze om de moeilijke maatregelen meteen te nemen zich nu terugbetaalt. Ondanks de nog tegenvallende economische groei, zijn extra bezuinigingen immers niet nodig en kan zelfs worden gesproken over lastenverlichting. Als de hervormingsagenda niet meteen zo krachtig ter hand was genomen, hadden wij het nu gehad over bezuinigingen en lastenverzwaringen. Dan hadden wij nu aangekeken tegen een EMU-saldotekort van 6%.
De basis voor herstel is gelegd, maar voor een doorzetten van het herstel is nog veel nodig. Ik noem drie zaken, namelijk een vertrouwenwekkende invoering van de door de Kamer aangenomen hervormingen, het bieden van perspectief door duidelijk te laten weten dat er geen verdere bezuinigingen komen en het verzekeren dat er geen verdere lastenverzwaringen komen in verband met de koopkracht.
De heer Vendrik (GroenLinks):
U suggereert op zijn minst dat betere tijden op komst zijn. Nu hebt u ongetwijfeld net als wij allemaal de junicijfers van het Centraal Planbureau gezien die de actuele stand geven van de economie in 2005. Die cijfers zijn nog slechter dan de cijfers die de Voorjaarsnota al bevatte. Dus waar komt het vertrouwen van de heer De Nerée vandaan dat het nu allemaal beter gaat in dit land?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Bekend was wat ook het Centraal Planbureau heeft voorspeld, namelijk dat het in de eerste helft van dit jaar in ieder geval zou teruglopen. Dat is gebeurd, wellicht in sterkere mate dan aanvankelijk gedacht. Dat komt ook door de slechte economische situatie, veroorzaakt door een afname van de uitvoer, door buitenlandse factoren et cetera. Wij zijn niet alleen afhankelijk van wat er in Nederland gebeurt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het kan niet zo zijn, dat het aan het kabinet te danken is als het goed gaat met Nederland en dat het aan het buitenland te wijten is als het slecht gaat met Nederland. Zo doen wij dat niet. Ik constateer dat de allerlaatste gegevens van het Centraal Planbureau laten zien dat het met de economie in Nederland anno 2005 nog slechter is gesteld dan gedacht en nog slechter dan ook de minister bij de behandeling van de Voorjaarsnota dacht. Ik vraag daarop het commentaar van de CDA-fractie. Is er paniek uitgebroken? Is het geloof in de eigen hervormingen gaan wankelen? Wat is de reactie van de grootste regeringspartij op die aanhoudende onheilstijdingen, op het feit dat de economie in Nederland niet loopt?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Het zal de heer Vendrik toch bekend zijn dat de economie in Nederland niet op zichzelf staat, maar dat Nederland voor 80% afhankelijk is van buitenlandse economieën waardoor de Nederlandse economie wordt beïnvloed? In Duitsland was er in het eerste kwartaal gelukkig wat meer groei. De economische groei in Duitsland is nog steeds miniem, maar er gloort in meerdere opzichten hoop, ook in politiek opzicht. Wij kunnen dus wat meer verwachten. Het Centraal Planbureau gaat nog uit van een groei met 0,5% dit jaar en van een groei met 2% volgend jaar. Dat is een iets lagere groei dan aanvankelijk was voorspeld, maar de groei komt er weer aan. Ik herhaal dus dat het niet alleen aan Nederland te wijten is; het is slechts voor een klein gedeelte aan Nederland te wijten.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De groei komt eraan. Dat zeiden ze vorig jaar ook. De groei komt er dus niet aan. 2005 is alweer een verloren jaar. De groei is nog geringer, de werkloosheid loopt op enzovoort. Ik begrijp dat de CDA-fractie op dit moment alleen de politieke conclusie kan trekken dat het aan het buitenland ligt. Moet ik het zo zout eten, mijnheer De Nerée?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Het ligt aan het buitenland en het ligt aan de hoge olieprijs. Als de heer Vendrik een middel weet om die naar beneden te krijgen, dan hoor ik het graag van hem. Dat middel heeft hij alleen ook niet. Het ligt ook aan de terugval van de economische groei in het Verre Oosten. Daar hebben wij vorig jaar van geprofiteerd. Daar ligt een aantal dingen aan. Verder is de groei in Nederland ook niet sterk. Dat herhaal ik. Ook in Nederland neemt de groei niet voldoende toe.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. De heer De Nerée zegt dat het buitenland invloed heeft op de Neder landse economie. Dat is allemaal waar. Nederland heeft namelijk een open economie. Toch doet Nederland het gemiddeld slechter. Er is dus meer aan de hand. De heer De Nerée kan het beleid van het kabinet toch niet uitvlakken? Er wordt alom geconstateerd dat het consumentenvertrouwen aangetast is. Dit houdt verband met het kabinetsbeleid. Daar kan de heer De Nerée zijn ogen toch niet voor sluiten?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik sluit mijn ogen niet voor het feit dat de particuliere consumptie in zowel het eerste als het tweede kwartaal van dit jaar teruggelopen is. Er staat € 200 mld. op spaarrekeningen. De CDA-fractie hoopt inderdaad dat de burger het vertrouwen in de economie terugkrijgt. Ik herhaal dat dit niet alleen aan Nederland ligt, maar ook aan het totale beeld in Europa en de rest van de wereld.
Mevrouw Kant (SP):
Ik vraag of u uitsluit wat mijn veronderstelling is en die van vele andere deskundige economen, namelijk dat mede in verband met het kabinetsbeleid mensen door de enorme opeenstapeling van hervormingen die hun koopkracht aantasten, het vertrouwen verliezen en gaan sparen. Zij zijn bang. Daardoor is het consumentenvertrouwen mede aangetast. Deelt u die analyse?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Als je op een gegeven moment hervormingsmaatregelen moet nemen die een breuk vertonen met wat er is, worden mensen afwachtend, zeker. Dat kan ik mij ook voorstellen. Dat wil alleen niet zeggen dat je die maatregelen niet moet nemen. Het is gemakkelijker om maatregelen te nemen in goede tijden dan in tijden die economisch toch al zo wankel zijn. Ik besef en begrijp dat mensen de hand op de knip houden, omdat zij bang zijn en eerst eens willen zien wat er van alle maatregelen terechtkomt. Dat neemt niet weg dat het noodzakelijk was om al die maatregelen te nemen. Wij hopen dat, nu deze maatregelen zijn genomen en wij een andere fase ingaan, de economie in ieder geval weer een klein beetje bijtrekt. Maar nogmaals: wij zijn daarbij ook afhankelijk van het buitenland.
De voorzitter:
Eén keer nog, mevrouw Kant.
Mevrouw Kant (SP):
Het CDA vindt deze hervormingen noodzakelijk. Wij denken er natuurlijk anders over, en veel mensen in Nederland eveneens. De heer De Nerée tot Babberich erkent in ieder geval dat de opeenstapeling van hervormingen bij mensen tot onzekerheid leidt, wat het consumentenvertrouwen verder aantast. Daarmee bijt dit kabinet zichzelf in de staart ten aanzien van de groeikansen voor de economie.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik zei net al dat als hervormingen moeten plaatsvinden, dat ook een factor is die meetelt bij het consumentenvertrouwen. Het is niet de enige factor. Een samenspel van factoren heeft ervoor gezorgd dat de economische groei helaas nog steeds lager is dan wij hoopten.
Ik wil nog een vraag over de economie aan de minister stellen. Hij heeft de verwachting geuit dat de economie zich weer zal herstellen. De regering baseert zich daarbij op het beeld dat wordt geschetst door het CPB, de Europese Commissie en het IMF. De OESO is iets minder optimistisch, maar voorziet niettemin voor 2006 de sterkste groei sinds 2000. De regering maakt ook melding van de ontwikkeling in een aantal andere indicatoren zoals het aantal vacatures en de verwachte omzetontwikkeling in de zakelijke dienstverlening. De in het Paasakkoord overeengekomen uitgaven hebben in 2006 een positief effect van 0,2% op de economische groei. Er is dus licht aan het einde van de tunnel. Ik verzoek de minister ons een update te geven van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de economie.
Ik ga door met een ander onderwerp: het EMU-saldo en de lagere overheden. Ik ben al vaker op dit onderwerp ingegaan. Er doet zich nu iets anders voor. Het EMU-saldotekort dat wordt veroorzaakt door de lagere overheden is nog steeds erg groot, namelijk € 3 mld. Het kabinet heeft gemeld dat de werkgroep evaluatie normeringssystematiek is ingesteld, die een structureel regiem zal uitwerken voor de beheersing van het EMU-saldo. Waaraan denk het kabinet hierbij?
De reden dat ik dit onderwerp opnieuw opwerp, is dat er een probleem bestaat ten aanzien van de koppeling tussen ruimtelijke ordening en milieu in relatie tot de luchtkwaliteit. Nederland is een van de weinige landen in de Europese Unie die deze koppeling in de regelgeving tot stand heeft gebracht. Wij weten wat de gevolgen ervan zijn. Nederland dreigt op slot te gaan. Dankzij deze koppeling zitten de gemeenten en andere lagere overheden met de gebakken peren. Naar verluidt ligt er voor een bedrag van € 7,5 mld. aan bouwplannen en andere plannen op de plank die door deze koppeling niet of nauwelijks kunnen worden uitgevoerd.
De fractie van het CDA is van oordeel dat hard moet worden ingezet op de problematiek van de luchtkwaliteit. Ten gevolge van de plannen van staatssecretaris Van Geel gebeurt daaraan intussen al het nodige. Het nieuwe besluit over de luchtkwaliteit heeft gelukkig wat meer flexibiliteit ingebouwd dankzij de zogenaamde saldobenadering.
De CDA-fractie vraagt zich af of dit wel voldoende is en of niet moet worden gestreefd naar maatregelen die verder gaan, bijvoorbeeld het vergroten van de regio voor het bepalen van de regionale niveaus. Dan kan het bedrag van € 7,5 mld. eindelijk worden besteed. De extra opbrengsten die daarmee worden gegenereerd, kunnen deels worden ingezet voor het milieu. Er zijn nu geen extra opbrengsten en evenmin is er voldoende geld om een extra inzet voor het milieu te kunnen plegen.
De CDA-fractie zal het niet laten gebeuren dat er door een wurgende koppeling tussen ruimtelijke ordening en milieu in relatie tot de luchtkwaliteit, dadelijk 100.000 werklozen zijn in de bouw. Hierop vernemen wij graag de reactie van de minister.
Wij moeten vooruitkijken. Ik kom nu te spreken over de maatregelen voor 2006. Namens mijn fractie heb ik al een vurig pleidooi gehouden om aan twee dingen wat te doen. Allereerst zijn dat de hoge kosten voor gezinnen met kinderen. Eén van de punten daarbij is de kinderopvang. Met de inwerkingtreding van de Wet kinderopvang is de vraagfinanciering in deze sector ingevoerd. Voor grote groepen ouders betekent dit helaas nog niet het einde van de hoge kosten van de kinderopvang. De aanpassingen in de nieuwe wet gaan uit van koopkracht in plaats van draagkracht. Mijn fractie wil dat ook deze wet meer rekening zal houden met het besteedbaar inkomen van de huishoudens. Vooral voor de middelhoge en de wat hogere inkomens betekent de bestaande wet een negatieve impuls voor de deelname aan het arbeidsproces. Dit raakt de inkomensgroep van de doorgaans hoger opgeleiden. De huidige regeling werkt in de hand dat een van de partners niet gaat werken of stopt met werken. Bij een bepaald gezamenlijk gezinsinkomen kost de kinderopvang zelfs meer dan de verdiensten van de partner die gaat werken. In een recent ESB-artikel wordt dit nog eens helder uiteengezet. Ook het kabinet zelf geeft aan dat de kosten van kinderopvang erg hoog zijn. Ik verwijs in dit verband naar het antwoord op vraag 12 naar aanleiding van de Voorjaarsnota. Aan die kinderopvang moet dus wat gebeuren. Mijn fractie gaat ervan uit dat het kabinet in de Miljoenennota 2006 met een oplossing komt van het probleem waardoor de tegemoetkoming in de kosten een beter en meer geleidelijk verloop krijgt dan in de huidige wet. Mijn fractie roept ook de werkgevers op, hun bijdrage te leveren aan de kinderopvang.
De heer Vendrik (GroenLinks):
U hebt het over 2006. Zou dat niet 1 juli 2005 moeten zijn? Het probleem doet zich immers nu voor en daarom moet het nu worden opgelost. Begrijp ik het goed dat u er geen geld bij wilt doen, maar dat de mensen die nu een tegemoetkoming krijgen dat geld wellicht moeten inleveren ten gunste van hogere inkomens? Dat zou ik erg vreemd vinden. U doet een oproep aan de werkgevers, maar tijdens de behandeling van het wetsontwerp heeft het kabinet de werkgevers talloze malen opgeroepen om een bijdrage te leveren. De linkse fracties hebben toen al te kennen gegeven dat dit echt niet gaat gebeuren. En nu gaat u opnieuw een oproep doen! Ik vind het fijn dat u het probleem serieus neemt. Dat werd tijd, maar zullen wij dan nu maar een bindende premie voor werkgevers als bijdrage aan de kosten van kinderopvang regelen? Als wij het willen, is het morgen geregeld!
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik neem dit probleem al heel lang serieus en ook daarom heb ik al tijden gepleit voor een verandering van de kinderopvangregeling. Er moet een meer geleidelijke schaal komen. Er mogen geen marginale drukverschillen van 110% meer zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat men bij bepaalde inkomensconstellaties meer geld kwijt is aan de kinderopvang dan er aan salaris binnenkomt. Wat de werkgevers betreft, meen ik dat hierover overleg wordt gevoerd in de Stichting van de Arbeid. Ik vind dat de werkgevers ook hun verplichtingen op zich moeten gaan nemen. Wij zullen zien wat er wordt gedaan met deze duidelijke oproep en ik vraag ook wat het kabinet ervan vindt dat zij in onvoldoende mate hun steentje bijdragen.
Ten slotte heeft de heer Vendrik gevraagd het nu al te regelen. Dit is niet mogelijk. Er is op dit moment onvoldoende geld om die zaken te doen en wij bevinden ons niet in de positie van de PvdA-fractie, die overal geld vandaan haalt, aardgasbaten opmaakt, ergens een grote buidel neerzet en zegt: hier hebt u 20.000 werkgelegenheidsplaatsen voor één jaar. Vorig jaar bij de tegenbegroting was dit ook al het geval. Dat zijn banen die voor één jaar worden gecreëerd. Als ik ergens een grote schep geld heb, kan ik ook allerlei mensen inhuren, maar het gaat om de lange termijn en de structurele effecten. Nu is er geen geld. Wij willen dat het kabinet voorstellen doet om met ingang van 1 januari 2006 die regeling aan te passen. Wij zien de voorstellen daarvoor tegemoet in de Miljoenennota 2006.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat betekent dus dat de CDA-fractie wil dat het kabinet er extra geld bij doet. Anders kan het niet. Men kan niet hoge inkomens sneller in de prijzen laten vallen bij een tegemoetkoming zonder er geld bij te doen. Om welk bedrag gaat het dan?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij kijken met vertrouwen uit naar de plannen van het kabinet. Ik heb destijds al eens aangegeven wat de kosten voor die kinderopvang kunnen zijn. Die liggen tussen de 150 mln. en de 200 mln. Daarnaar zal moeten worden gekeken. Het kabinet is beter in het vinden van geld dan de Kamer op korte termijn kan doen. Daarom roep ik het kabinet op om dat in de Miljoenennota 2006 te regelen. Ik ga ervan uit dat het kabinet dit zal doen. Ik heb de bewindsman gehoord, maar ik vraag hem nogmaals om een reactie. Hij heeft gezegd dat dit heel serieus zal worden bezien.
De heer Bakker (D66):
De werkgevers moeten gaan bijdragen aan de kinderopvang. Nogal wat werkgevers deden dat al. Na de invoering van de nieuwe wet is de situatie bekend. Een aantal werkgevers heeft zijn bijdrage teruggedraaid. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verwijst altijd naar het cao-overleg. Ik weet niet of de heer De Nerée dat volgt, maar het gaat altijd over pensioenpremies, ziekengeld en herstel van prepensioen en nooit over kinderopvang. Hoe plausibel is het om te verwachten dat werkgevers het vanwege een oproep van de heer De Nerée, van de Kamer of van het kabinet alsnog gaan doen? Moeten wij daar niet wat meer voor doen?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik stel het punt aan de orde en ben bepaald geen roepende in de woestijn. Op een gegeven moment zal dat tot gevolgen leiden. Laat ik het anders zeggen. Ik vind dat werkgevers hun verantwoordelijkheid moeten nemen en ik hoop dat zij er in overleg met werknemers uitkomen. Zo niet, dan moeten wij bekijken wat er dan moet gebeuren.
De heer Bakker (D66):
Stel dat het niet lukt. Berust u daar dan in of moeten wij dan toch gaan nadenken over een verplichte werkgeversbijdrage? Kinderopvang is cruciaal voor de arbeidsmarkt, voor de personeelsvoorziening en voor de economische groei.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
De heer Bakker heeft volstrekt gelijk. Ik ben niet zo'n berustend type.
Ik kom op de afschaffing van het lesgeld. Het punt is al uitvoerig aan de orde geweest tijdens de financiële beschouwingen in 2004. Daarin zijn de beperkende parameters aangegeven. In het huidige systeem worden gezinnen onder modaal volledig gecompenseerd. Dat is eigenlijk het rondpompen van geld met de nodige administratieve rompslomp. Daarnaast veroorzaakt het systeem dat meer gaan werken door de partner leidt tot een kleinere tegemoetkoming dan wel het geheel wegvallen ervan. De afschaffing van het lesgeld past ook in de wens dat jongeren langer blijven leren. Mijn fractie wil dat er dit jaar wat aan het lesgeld gedaan wordt. Het afschaffen van het totale lesgeld is gezien de financiële consequenties misschien een brug te ver, maar wellicht kan wel gekomen worden tot een halvering van het lesgeld in 2005, vooruitlopend op afschaffing in 2006. Namens mijn fractie overweeg ik daartoe een amendement in te dienen met een dekking voor 2005, maar ik wacht graag de reactie van het kabinet af. Mijn fractie gaat ervan uit dat het kabinet in de Miljoenennota 2006 met voorstellen komt om deze problematiek buiten de onderwijsbegroting te regelen. Daarnaast gaat mijn fractie ervan uit dat in die Miljoenennota ook voorzieningen getroffen worden om het lesgeld in 2006 definitief af te schaffen. Het is dus een tweetrapsraket: gezien het ontbreken van financiële middelen komt er dit jaar een halvering en volgend jaar een afschaffing.
Mevrouw Kant (SP):
Hoe gaat de heer De Nerée dit dekken? Als hij denkt aan afschaffing van de tegemoetkoming, is er wel een probleem. Immers, de tegemoetkoming is niet alleen bedoeld voor het lesgeld, maar ook voor andere onderwijskosten. Een deel van de mensen zou dan een probleem hebben.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Voorzover de tegemoetkoming tegenover het lesgeld staat, heb je haar niet meer nodig bij afschaffing van het lesgeld.
Mevrouw Kant (SP):
Een deel van de tegemoetkoming betreft andere schoolkosten.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij zullen kijken hoe het gaat lopen. De WTOS-regeling zullen wij zeer nauwkeurig bekijken, maar eerst hoor ik graag hoe het kabinet denkt over deze wens, die ook buiten dit huis een aantal keren naar voren is gekomen.
Mevrouw Kant (SP):
Ik wil uw wens wat duidelijker geformuleerd hebben. U wilt het lesgeld afschaffen, maar mag dat ten koste gaan van mensen met lagere inkomens?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij willen van het lesgeld af. Dat heb ik duidelijk gezegd. Dit jaar nog niet, want er is geen geld voor. Daarom stel ik voor het bedrag te halveren. Wij zullen dan zeker kijken naar de problemen die aan de onderkant kunnen ontstaan.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De heer De Nerée tot Babberich zegt het zelf al. De afschaffing van het lesgeld is leuk en goed voor de bovenmodale gezinnen met kinderen van 16 en 17 jaar. Ik weet niet of het een nieuwe gezinspolitiek van de CDA-fractie is om vooral te kijken naar de bovenmodale gezinnen. Vooral zij trekken er profijt van.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij hebben altijd al gezegd dat wij iets willen doen voor de middeninkomens.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dit was slechts de constatering van een feit. Formuleert de CDA-fractie een conditie waarin met voorrang iets moet gebeuren voor de gezinnen die het echt moeilijk hebben, zoals de minima, de minima-plus en de alleenverdiener met twee kinderen? Daar hoor ik de heer De Nerée tot Babberich niet over. Ik dacht dat de CDA-fractie voorstander is van een evenwichtige inkomenspolitiek. Waar blijft de opdracht aan het kabinet om in combinatie met het lesgeld een ander voorstel te doen, dat vooral iets betekent voor de gezinnen met een minimuminkomen, waar de klappen het hardst vallen?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb een pleidooi gehouden voor de afschaffing van het lesgeld. Dat pleidooi houd ik staande en ik hoop dat het kabinet ook tot voorstellen komt om het lesgeld af te schaffen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Hoe reageert de heer De Nerée tot Babberich dan op mijn conditie? Ik ga ervan uit dat de CDA-fractie voorstander is van een evenwichtige inkomenspolitiek. In 2006 komt het nieuwe zorgverzekeringssysteem van minister Hoogervorst. Ook dat is weer een bonus voor de gezinnen met een inkomen van twee maal modaal. Zij lopen fors binnen. Er is sprake van een koopkrachtvoordeel van 6%. Het voorstel van de CDA-fractie over lesgeld levert ook weer een voordeel op voor deze gezinnen. Waar blijft de evenwichtige inkomenspolitiek? Ik vind het logisch dat ik een tweede voorstel mag verwachten om iets te doen voor de gezinnen die het echt moeilijk hebben, mede dankzij dit kabinet.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik ben al blij als er aan dit voorstel kan worden tegemoetgekomen, voordat wij gaan kijken naar verdere voorstellen en naar de consequenties voor het jaar 2006 van de andere maatregelen die worden genomen. Wij willen graag dat het lesgeld wordt afgeschaft en de reden daarvoor heb ik genoemd.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dan is de conclusie dat het nieuwe CDA kennelijk eerst kijkt naar de bovenmodale gezinnen. Ik vind dat merkwaardig. Ik had de discussies van de laatste tijd binnen deze partij anders begrepen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Deze aantijging laat ik niet tot mij komen. Wij hebben geprobeerd de minima en de ouderen te sparen. De middeninkomens zijn het kind van de rekening geworden. Om die reden proberen wij daar iets aan te doen.
De heer Crone (PvdA):
Als ik het goed begrijp, wil de CDA-fractie iets doen aan het schoolgeld, maar zij vindt het moeilijk dat in een keer te financieren. Het geheel zal in 2006 plaatsvinden. Misschien dat het bedrag nu kan worden gehalveerd, omdat de ruimte minder is. Als ik die redering volg, dan is juist de dekking uit de gasbaten zeer solide. De gasbatenmeervaller ligt in het lopende jaar naar verluidt tussen de € 1,5 en € 2 mid. Die cijfers heb ik niet verzonnen, maar zij komen van het CPB. Zij zijn af te lezen in het verschil van de CPB-ramingen rond de Voorjaarsnota en die van anderhalve week geleden. Dat is een solide dekking. Als de structurele dekking volgend jaar komt, hebben wij twee maal gedekt. Ik stel voor de CDA-fractie over de brug te helpen met haar beloften over het schoolgeld. Ik las vanmorgen nog in de krant dat het zo snel mogelijk moet gebeuren. Dat trekt de CDA-fractie in haar eerste termijn al in. Waarom kiest zij zelf niet? Politiek is kiezen en niet vragen aan het kabinet.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij kiezen voortdurend. De heer Crone doet een graai in de gasbaten, maar het is duidelijk wat er met de gasbaten gebeurt. 41% van de gasbaten gaan naar het FES voor zaken als innovatie en dergelijke. De rest is voor de aflossing van de staatsschuld. Wij komen nog steeds een bedrag van € 10 mld. per jaar tekort. Daarvan willen wij graag af. Wij moeten daarom zorgen dat de staatsschuld naar beneden wordt gebracht.
De heer Crone (PvdA):
Moet ik dan vaststellen dat niet alleen de VVD-fractie, maar ook de CDA-fractie zegt dat de meegevallen gasbaten grotendeels in het FES terechtkomen en dat het overige deel altijd en geheel ten bate komt van het financieringstekort? Ik kan dat in principe wel begrijpen, maar de heer De Nerée tot Babberich heeft zich nu klem gezet voor dit debat en ook voor de augustusbesluitvorming van het kabinet over lastenverlichting. De gasbaten gaan dan nergens naartoe, behalve naar het financieringstekort. De burgers hebben hogere gasbaten opgebracht via een hogere gasprijs, maar zij krijgen het niet terug. Het financieringstekort gaat natuurlijk versneld omlaag. Er wordt echter niet gekozen voor het waarmaken van de beloftes die de CDA-fractie hier al maanden maakt.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Als de staatsschuld terugloopt, betalen we minder rente, wat wij dan weer kunnen gebruiken om andere dingen mee te doen. Wij hebben als coalitiepartijen afgesproken hoe wij omgaan met bepaalde zaken. Wij zijn in die coalitie betrouwbare partners. Als u als oppositie denkt dat u het geld overal vandaan kunt halen, is dat uw zaak, wij hebben daarover strikte afspraken gemaakt, en wij staan voor onze handtekening. Dat wil niet zeggen dat er niets kan gebeuren. Nogmaals, er gaat 42% naar het FES, en wij moeten eens zien of daar wat uit kan worden gehaald. Maar niet op de manier waarop u dat doet: de Dutch disease, maak het geld maar op, dan zien wij wel waar wij uitkomen. Zo zitten wij niet in elkaar!
De heer Crone (PvdA):
In al onze tegenbegrotingen is het financieringstekort lager dan bij minister Zalm. U moet ons dus niet verwijten dat wij dat tekort laten oplopen. Het gebruiken van gasmeevallers is een lastenverzwaring die de burgers hebben betaald. Dat terugsluizen naar de burgers betekent geen verhoging van het financieringstekort. Maar ik stel vast dat u zich houdt aan de regel dat meevallers in de gasbaten helemaal naar het financieringstekort gaan, waarmee u zichzelf volkomen schaakmat hebt gezegd voor het augustusdebat over de lastenverlichting. Al uw beloften over lastenverlichting hebben dus geen enkele waarde. Ik ben erg benieuwd wat D66 straks zal zeggen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dat is uw constatering. Het is jammer dat u toe moet zien dat de regeringspartners staan voor dat wat zij hebben afgesproken. Als u dat betreurt, is dat jammer. Ik ga ervan uit dat de dingen gebeuren die ik net naar voren heb gebracht, en ik roep het kabinet daartoe op.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
De argumentatie rondom de afschaffing van het lesgeld deel ik volledig. Het is een enorme last voor gezinnen met schoolgaande kinderen, dus wij willen hetzelfde bereiken. Dat pleidooi pleit voor wat u vanmorgen in de krant zei, namelijk zo snel mogelijk afschaffen. Wij zijn het volgens mij eens over wat wij willen. Maar u gebruikte één zinnetje waarvan ik mij afvroeg: waarom? U zei dat het nu voor het komend jaar wellicht net een brug te ver is. Als wij hetzelfde willen bereiken, moeten wij kijken of wij die brug samen over kunnen. Ik nodig u daarom uit gezamenlijk dekking te vinden.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb gezegd dat dat financieel erg moeilijk is. Ik heb uw amendement gezien. Ik was verbaasd dat daarin dezelfde fout staat als het amendement waarmee wijzelf bezig zijn, maar ik wil graag kijken hoe wij eruit kunnen komen. Helemaal afschaffen gaat mij te ver, omdat wij daarvoor de financiering niet rond kunnen krijgen. Vandaar dat ik ben gekomen met het voorstel om het voor de helft af te schaffen. Ik vraag het kabinet om een reactie op een volledige afschaffing, en op afschaffing voor de helft. Wij overwegen daarover een amendement in te dienen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dit antwoord geeft mij hoop. Ik begrijp dat u bezig bent geweest met een amendement tot afschaffing van het lesgeld. Ik heb er één. U zegt dat daar een foutje in zit dat u ook hebt gemaakt, dus wij zitten op hetzelfde spoor, en ik blijf daar graag op zitten. Ik begrijp nu dat u eerst van de minister een reactie wilt hebben op het geheel afschaffen in 2005, en anders halverwege. U bent bereid om in de rest van het debat met mijn fractie na te denken over afschaffing van het lesgeld op een verantwoorde manier, al in dit jaar. Mag ik u daaraan in tweede termijn houden?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
De heer Rouvoet begrijpt mijn opmerking over het amendement verkeerd. Wij proberen dingen altijd pro-actief te doen, en dan kijk je wat je zou kunnen doen als je ruimte vindt voor volledige of gedeeltelijke afschaffing. Ik wilde slechts zeggen dat men bezig was met het opstellen van een amendement. Daarin waren verkeerde bedragen opgenomen en ik was verbaasd dat ik één van die foute bedragen in het amendement van de fractie van de ChristenUnie aantrof. Wij willen graag zo snel mogelijk van dat lesgeld af, maar wij moeten nagaan of daarvoor financiële ruimte is.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Is de heer De Nerée tot Babberich bereid om in dit debat met mij na te gaan of die financiële ruimte er is en of het mogelijk is om gezamenlijk een amendement op te stellen met als doel tot afschaffing van het lesgeld voor zestien- en zeventienjarigen te komen? Kennelijk is daarvoor ook steun te vinden bij andere fracties. Wij spreken over de gezinnen met schoolgaande kinderen waarvan wij de lasten willen verlichten. Is de heer De Nerée tot Babberich bereid om in dit debat met mij na te gaan op welke wijze dat mogelijk is?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb antwoord gegeven op de vragen van de heer Rouvoet en wacht de reactie van de regering af op de punten die ik naar voren heb gebracht.
Het UWV heeft recent zijn juninota uitgebracht. Daarin wordt geconstateerd dat de reserves en de belangrijke WAO- en WW-fondsen eind 2005 van een dermate omvang zullen zijn dat de premies in 2006 omlaag kunnen. Door de maatregelen die het kabinet heeft genomen, neemt de instroom in de WAO sterk af. Ook het aantal WW-uitkeringen neemt minder snel toe dan werd verwacht. Voor het volgend jaar wordt misschien zelfs een daling verwacht. De CDA-fractie is van mening dat, wanneer de instroom in de werknemersverzekeringen als gevolg van maatregelen van het kabinet structureel afneemt, dit ook in de premies tot uitdrukking dient te komen. Dat houdt in ieder geval in dat deze premies zeker niet hoger dienen te worden vastgesteld dan kostendekkend. Uit de diverse stukken maakt mijn fractie zoals gezegd op dat er in 2006 en 2007 een forse toename van het vermogen van de fondsen wordt voorzien. Kostendekkende premies gaan ook niet ten laste van het EMU-saldo. Bovendien komt een verlaging van de WAO-premie het mkb ten goede dat wel een steuntje in de rug kan gebruiken. Ik verzoek de minister om een reactie op dit punt.
De heer Crone (PvdA):
Ik meen dat de heer De Nerée tot Babberich dit niet goed weergeeft. Het aanpassen van de premies is namelijk wel degelijk EMU-relevant. Ik begrijp dat de CDA-fractie de premies wil verlagen. Welke belastingen zullen daardoor stijgen?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb zojuist opgemerkt dat de premies kostendekkend moeten zijn. Dat wil zeggen dat er niet meer in hoeft dan eruit gaat. Dat is niet EMU-relevant. Als de vermogens van de fondsen toenemen, wordt daarmee inderdaad een buffer voor het EMU-saldo gecreëerd. Het UWV zegt dat het niet goed is om de vermogens nu al af te romen. Daar ben ik het niet mee eens, maar wij zijn van mening dat er ook geen aanleiding is om die te laten toenemen. Als de instroom inderdaad afneemt als gevolg van de maatregelen van het kabinet, dient dat naar onze mening ook tot uitdrukking te komen in de premies.
De heer Vendrik (Groenlinks):
Ik zag de minister enige tijd geleden ook al knikken. Ik meen dat de heer De Nerée tot Babberich het niet helemaal goed weergeeft. De premies zijn wel degelijk EMU-relevant. Als de premies worden verlaagd, zal het EMU-tekort stijgen. Dan moet de belastingbijdrage dus elders omhoog. Als ik gelijk heb en de minister dat bevestigt, mag ik dan aannemen dat het voorstel van tafel is?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij zullen naar de minister luisteren en dan horen wij waar dat allemaal toe leidt.
Op 1 februari is eindelijk uitvoering gegeven aan de eind 2003 met ruime meerderheid aangenomen motie-De Nerée c.s. tot het instellen van een raad van economische adviseurs. De raad heeft inmiddels twee adviezen uitgebracht; een spontaan advies en een advies naar aanleiding van de Voorjaarsnota. Mijn fractie heeft daar met grote interesse kennis van genomen. In het advies over de Voorjaarsnota gaat de raad ook in op de pensioenfondsen, het financieel toetsingskader en de hoge premies die daaruit voortvloeien. De raad constateert dat de methodiek die schuilgaat achter het toetsingskader, de pensioenfondsen in feite dwingt om zich als excessief voorzichtige spaarders te gedragen. Een vooruitziende, prudente spaarder zal niet iedere verandering van inkomen direct vertalen in zijn spaargedrag. De raad vervolgt dat een conjuncturele daling van het beschikbare inkomen bijvoorbeeld niet pro rato wordt vertaald in een lagere consumptie. Een deel van de daling wordt opgevangen door lagere besparingen die in goede tijden weer worden gecompenseerd. Op die manier wordt het effect van de conjunctuur op de consumptie in de tijd uitgesmeerd. Met het financieel toetsingskader wordt echter het omgekeerde bewerkstelligd. In plaats van dat de negatieve gevolgen van de daling van het inkomen in de tijd worden uitgesmeerd, worden de fondsen niet alleen gedwongen om de daling van het inkomen direct te vertalen in een lagere consumptie, maar ook om alle verwachte toekomstige inkomens te verdisconteren.
Het is inderdaad moeilijk uit te leggen dat de buffers voor slechte tijden, die in goede tijden zijn opgebouwd, onmiddellijk aangevuld moeten worden als zij moeten worden aangesproken. Mijn fractie maakt zich dan ook zorgen over de hoge pensioenpremies. Bij sommige bedrijven bedragen die al bijna 19% van het brutoloon. De hoge premies zijn deels het gevolg van de te lage premies vroeger. Dat wordt nu erkend en die fout moeten wij niet opnieuw maken. Voor de nieuwe opbouw moet worden gewerkt met kostendekkende premies. De ruimte zit met name in de snelheid waarmee de buffers van de oude rechten hersteld moeten worden. Mijn fractie denkt daarbij aan een verruiming van de hersteltermijn van één jaar naar vijf jaar bij een dekking onder de 105%. Het is goed om meer tijd te nemen voor het herstel van de buffers. De marktrente wordt geacht het gemiddelde te zijn van de voorspellingen van alle marktpartijen. Dit wordt echter verstoord door vraag en aanbod. Mede door de invoering van het financieel toetsingskader worden de pensioenfondsen gedwongen om de duur te verlengen. Dat stimuleert de vraag, doet de koersen van de obligaties oplopen en dus daalt de effectieve rente, terwijl er geen visie op toekomstige ontwikkelingen aan ten grondslag ligt. Als de rente in de toekomst stijgt, gaat dit ten koste van de waarde van de onderliggende schuldpapieren, waardoor het vermogen weer daalt. Het financieel toetsingskader tast in feite de beleggingsvrijheid van de pensioenfondsen aan en dat wil mijn fractie niet. Een recent artikel in het kwartaalbericht van De Nederlandsche Bank, tevens toezichthouder, maakt melding van dit probleem. Graag een reactie van de minister.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dit is een goed punt, maar ik denk dat u hier 2,5 jaar te laat mee komt. Toen werd het nieuwe toetsingskader van de PVK bekend met de strenge eisen aan pensioenfondsen met onderdekking als gevolg van de sluipende beurskrach. Ik herinner mij erg goed dat de toenmalige minister Hoogervorst nergens van wilde weten. Waarom hebt u op dat moment niet ingegrepen? Nu is het meeste leed al geschied.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ook toen vond ik al dat een fonds niet verplicht kon worden om de buffers voor slechte tijden onmiddellijk weer aan te vullen als er een beroep op moest worden gedaan. Ik kom er nu op terug omdat de pensioenfondsen bij hun beleggingen buitengewoon ontwijkend te werk gaan en dat is uiteindelijk slecht voor de vermogensvorming. Fondsen met een dekking tussen de 105% en 130% zijn zo bang onder de grens van 105% te komen, dat zij alleen maar zekere lange waarden in portefeuille nemen. Dat is buitengewoon slecht en kan op den duur de zekerheid van het hele pensioenstelsel aantasten. Om die reden breng ik dit nu op.
Ik ben het met de heer Vendrik eens dat het destijds te snel is gegaan. Ik kom er nu op terug, omdat wij worden geconfronteerd met een andere situatie. Door het financiële toetsingskader van de toezichthouder zijn de pensioenfondsen hun beleggingsvrijheid gedeeltelijk kwijtgeraakt, zodat zij zijn gedwongen tot bepaalde vastrentende waarden. Ik weet niet of er een oplossing is. In Frankrijk worden indexleningen uitgegeven. Ik weet dat de minister daar geen groot voorstander van is, maar ik vraag toch of dat niet een mogelijkheid is om een gedeelte van het probleem op te lossen. Zoals wij nu bezig zijn, is het een moeilijke zaak.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Als gevolg van dat financiële toetsingskader dat in september 2002 is geland en wel iets is versoepeld, maar niet heel erg, zijn de pensioenpremies in Nederland in een paar jaar tijd met grofweg € 10 mld. toegenomen. Dat is een zeer fors bedrag. Zegt de heer De Nerée dat het uit conjunctureel oogpunt heel onverstandig was om in een periode van recessie nog eens € 10 mld. extra uit de economie te trekken als gevolg van dat financiële toetsingskader?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Er zijn destijds ook niet altijd kostendekkende premies in rekening gebracht. Dat is vooral bij de overheid gebeurd, als ik mij goed herinner. Wat daar ook van zij, ik constateer dit nu. Ik ben blij dat de Raad van Economisch Adviseurs dit punt heeft opgebracht. Om die reden breng ik het nog eens duidelijk naar voren.
Ik heb nog twee punten. De REA heeft eveneens advies uitgebracht over deregulering en vermindering van administratieve lasten. Hoewel de cijfers van deze minister over de administratieve lasten verbeteren, ziet mijn fractie dat de burger er nog weinig van merkt. In gesprekken met ondernemers en particulieren hoor je nog steeds dezelfde klacht over het gevoel van regeldruk. De CDA-fractie is enthousiast over het advies van de REA over deregulering en vermindering van de bureaucratie. De departementen zijn in het kader van De andere overheid bezig met een taakanalyse, soms met behulp van externen. Is deze exercitie voor de Miljoenennota 2006 gereed? Wat kunnen wij verwachten?
De CDA-fractie volgt dit scherp en zal niet schromen om in lijn met het REA-advies mee te denken, als er uit de taakanalyse weinig komt. Deregulering en minder bureaucratie geven economische groei en dynamiek. Ik denk dat de hele Kamer daar voorstander van is.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De REA heeft een heel interessante conclusie getrokken, namelijk dat minder bureaucratie twee departementen minder is, namelijk het departement van LNV, waar uw partijgenoot Veerman zit, en het departement van EZ, waar uw partijgenote mevrouw Van Gennip zit. Neemt u dat deel van het REA-advies ook serieus?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb gezegd dat ik wacht op de taakanalyse die wordt uitgevoerd op de departementen. Ik vraag de minister of wij daarover iets kunnen horen voor de Miljoenennota 2006. Wij kijken naar die taakanalyse. Als daar niets uitkomt, moeten wij bekijken hoe wij omgaan met die deregulering en administratievelastenverlichting. Dat kan op de wijze die de Raad van Economisch Adviseurs naar voren heeft gebracht. Of dat leidt tot het opheffen van departementen, zullen wij zien.
De heer Vendrik (GroenLinks):
U staat er op zichzelf wel voor open om daarover wat grondiger na te denken?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Het CDA staat open voor een effectievere overheid, waar de burgers zelf wat van merken, en liefst zo snel mogelijk. Als dat niet linksom kan, gaat het rechtsom, of door het midden, maar daar geef ik geen politieke duiding aan.
Mijn collega Nicolien van Vroonhoven heeft namens mijn fractie bij de begroting voor Cultuur afgelopen najaar twee moties ingediend over de monumentenzorg, waaronder een motie over de kanjermonumenten. De Kamer heeft deze moties aangenomen. Ik vraag de minister hoe het kabinet de moties over de monumenten in volledigheid gaat uitvoeren, want mijn fractie gaat er zoals altijd vanuit dat aangenomen moties worden uitgevoerd.
Namens mijn fractie heb ik bij de financiële beschouwingen gesproken over een 10%-tarief tot een maximum van € 10.000 voor 65-plussers die op vrijwillige basis nog iets willen doen. De staatssecretaris heeft destijds een notitie toegezegd, ook over het blijven ondernemen na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Wanneer komt die notitie? Mijn fractie wil geen opsomming van wat er voor 65-jarigen en ouderen allemaal al op dit punt gebeurt. Dat werkt immers niet; dat hebben wij toen aangegeven. Staatssecretaris Van Hoof heeft advies gevraagd aan de SER om werken boven de 65 jaar van een positieve stimulans te voorzien. Misschien kan de SER dit plan meenemen, los van de binnenkort nog te ontvangen notitie waarom ik heb gevraagd.
Mevrouw Kant (SP):
Ik heb een vraag over een onderwerp waarover u het niet hebt gehad en dat mij – en ooit ook het CDA – zeer aan het hart gaat, namelijk de koopkracht van de mensen met de laagste inkomens. Zij zijn er door dit kabinet nu drie keer op rij op achteruitgegaan. Acht het CDA het denkbaar dat dit volgend jaar weer gebeurt?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Daar ben ik naar aanleiding van een vraag van de heer Crone wel op ingegaan. Ik heb al een paar keer gezegd dat wij nu inzetten op een groep die tot nu toe zeer zwaar getroffen is, namelijk de groep van de middeninkomens. Daarom heb ik die twee dingen, namelijk het lesgeld en de kinderopvang, aangegeven. Wij zullen bekijken wat er volgend jaar gebeurt. Ik kan dat nog niet overzien. Misschien kan de minister dat overzien. Dat hangt ook af van datgene wat in de Miljoenennota 2006 wordt opgenomen.
Mevrouw Kant (SP):
Ook ik vind de middeninkomens belangrijk; daar gaat het niet om.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dat doet mij deugd.
Mevrouw Kant (SP):
Dat zal u misschien verbazen, maar dat is echt zo.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Dat hoor ik graag.
Mevrouw Kant (SP):
Begrijp ik het nou goed dat het CDA vandaag wel een garantie geeft voor de middeninkomens, maar niet voor de mensen in Nederland die niets meer kunnen missen en die in armoede moeten leven?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb dat in antwoord op vragen van de heer Crone al naar voren gebracht. Wij hebben geprobeerd om de minimuminkomens en de ouderen zo veel mogelijk uit de wind te houden. Ik heb daarbij gezegd dat de middeninkomens zwaar geleden hebben. Daar proberen wij iets voor te doen. Voor de rest zullen wij bekijken hoe de zaak volgend jaar uitpakt.
Mevrouw Kant (SP):
Tjonge, de ouderen hebben er van u € 3 in de maand bij gekregen. Dat durft u hier nog te noemen. U kunt dus geen garantie geven dat de armen in dit land niet nog armer worden. Het CDA is diep gezonken.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Mevrouw Kant zegt dat de armen armer worden. Dat is haar conclusie, niet de mijne. Laat zij die conclusie maar trekken. Wij zullen kijken wat er volgend jaar gaat gebeuren in het koopkrachtgebouw. Wij zullen kijken wat wij daaraan zullen moeten doen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De FNV heeft een concreet voorstel gedaan om de koppeling per 1 juli a.s. te herstellen. Dat gaat dus over dit jaar, over 2005. Herstel van de koppeling zou € 115 mln. kosten. Nu heeft de vice-fractievoorzitter van het CDA, mevrouw Gerda Verburg, afgelopen zaterdag iets gezegd in Trouw. Een vice-fractievoorzitter is volgens mij ook bij het CDA iets hoger dan een financieel woordvoerder. Ik ga ervan uit dat Trouw juist citeert. Mevrouw Verburg zegt: "Het is een heel bedrag, maar herstel van vertrouwen mag best iets kosten. En de positie van de minima ligt zwaar bij het CDA." Ik ga er vanuit dat mevrouw Verburg meent wat zij zegt. De vraag is dus of de heer De Nerée de woorden van mevrouw Verburg hier letterlijk overneemt. Zo ja, waar blijft dan het voorstel voor de begroting van 2005? Je kunt niet zeggen dat de positie van de minima zwaar ligt en er vervolgens niets mee doen voor 2005 of, voorsorterend, voor 2006. Dat ging alleen maar over de goed verdienende gezinnen met kinderen. Hoe zit het nu, mijnheer De Nerée?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Het is ongelooflijk dat de heer Vendrik spreekt van de goed verdienende gezinnen met kinderen. Ik heb net geprobeerd om aan te tonen wat voor enorme rem dit vormt op de deelname aan het arbeidsproces. De "goed verdienende gezinnen met kinderen" worden door het systeem verhinderd om te gaan werken of om langer te gaan werken. De heer Vendrik citeerde zojuist mevrouw Verburg. Mevrouw Verburg heeft mij daarop aangeschoten, zo werkt dat binnen onze fractie.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Aangeschoten of aangesproken?
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Aangeschoten. Het ging gelukkig net naast!
Mevrouw Verburg heeft mij gezegd dat dit zaterdag aan de orde was gekomen en noemde daarbij het bedrag. Toen heb ik ook gezegd dat het een heel bedrag was. Dat is het verschil tussen een financieel woordvoerder en een vice-fractievoorzitter die sociale zaken doet. Een financieel woordvoerder moet kijken wat er allemaal aan mogelijkheden ligt. De boodschap is aan mij doorgegeven. Ik denk niet dat wij dit jaar voldoende geld hebben om hieraan iets te kunnen doen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat vind ik vreemd, maar daar zal ik zo direct in mijn termijn iets over zeggen. Ik begrijp dat het voor de CDA-fractie ook volgend jaar niet aan de orde is. De heer De Nerée heeft een paar voorstellen gedaan voor volgend jaar waarover de minister in de zomer mag piekeren. Een voorstel voor de minima zit er echter niet bij. Ik hoor de heer De Nerée niet zeggen dat de koppeling moet worden overwogen. Of herstelt hij dat bij deze gelegenheid? Ik vind het anders zo jammer dat mevrouw Verburg dat in de krant laat weten terwijl het CDA het eigenlijk niet meent. Dat vind ik toch wel heel zonde.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik dacht dat de ontkoppeling er dit jaar nog is en aan het einde van het jaar afloopt. Dat zou ik moeten nakijken. De heer Vendrik vraagt mij of wij op dit moment de koppeling moeten herstellen. Hij heeft geciteerd uit een artikel uit Trouw. Mevrouw Verburg heeft tegen mij gezegd dat het onderwerp aan de orde is geweest. Zij had ook toegezegd dat zij dat aan mij zou doorgeven. Zij heeft daarbij gezegd dat het erg veel geld is. That's it!
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Opnieuw voeren wij een debat over de overheidsfinanciën onder een minder gunstig economisch gesternte, al ontwaart het kabinet reeds het ochtendgloren van in economisch opzicht zonniger tijden. Waar het kabinet zijn optimisme precies vandaan haalt, is mij niet geheel duidelijk. Het lijkt op zijn minst een tikkeltje voorbarig. Ik ken natuurlijk ook de diverse ramingen, zoals de onlangs verschenen kortetermijnraming van het CPB, die trouwens een neerwaartse bijstelling van de verwachte economische groei voor 2006 aangaf. Feit is dat wij reeds zeventien kwartalen een laagconjunctuur meemaken. Dat is de langste periode van laagconjunctuur sinds de Tweede Wereldoorlog. Er zijn ook zeker al zeventien tussentijdse neerwaartse bijstellingen geweest die de steeds weer te optimistische ramingen hebben gelogenstraft.
Naast de olieprijs als verklarende factor is een dalend consumentenvertrouwen en dalend vertrouwen in het kabinet daar debet aan. Aan het herstel van vertrouwen kan het kabinet een bijdrage leveren. Bij het verantwoordingsdebat heb ik er al op gewezen dat het kabinet zich niet alleen druk moet maken om de dingen goed te doen, maar vooral ook om de goede dingen goed te doen. Een voorbeeld van zo'n goed ding dat gedaan moet worden en dat ook een bijdrage aan het herstel van vertrouwen zal kunnen leveren, is het afschaffen van het lesgeld. In hetzelfde verband is wat mij betreft tevens de vraag opportuun wat zich er principieel tegen verzet om de koppeling per 1 juli a.s. te herstellen. Graag een reactie.
Bij velen is de indruk ontstaan dat het kabinet te veel een boekhouders mentaliteit tentoon spreid. Het kabinet veegt zijn eigen straatje schoon. De overheidsfinanciën zijn ondanks de moeilijke tijden redelijk op orde. Maar veegt het kabinet dat vuil niet te gemakkelijk zijn eigen straatje uit en de samenleving in? Ik heb daar al vaker op gewezen bij het ter sprake komen van de verschillende maatregelen waartegen wij ons hebben verzet. Ik hoop dat de minister mij enigszins gerust kan stellen op dit punt, dat overigens ook door de REA in zijn advies is gemaakt.
De REA heeft in zijn advies bij de voorjaarsnota flinke uitspraken gedaan over de procyclische uitwerking van het kabinetsbeleid. En passant wordt het invoeringstijdstip, 1 januari 2006, van de diverse stelselherzieningen door de REA gekraakt. Het kabinet onderkent het procyclische effect van een stelselherziening, maar is het overigens niet eens met de algemene kritiek van de REA op de procyclische effecten van het kabinetsbeleid. Wij hebben natuurlijk een open economie waarin wij de invloed van het overheidsbeleid niet moeten overschatten. Zo zijn de invloeden van de volatiele olieprijs en de groei van de wereldeconomie groot, maar overduidelijk is wel dat er in ieder geval sprake is van een verschil in economische visie tussen REA en kabinet. Zonder daar gelijk positie in te kiezen, leg ik de vraag aan het kabinet voor hoe het komt dat wij ons eind jaren negentig wél positief konden onderscheiden – bijvoorbeeld vergeleken met de situatie in Duitsland – maar dat wij ons de laatste jaren ergens in de onderste regionen van de Eurozone bevinden qua economische groei en ons dus in negatieve zin onderscheiden. Graag een verklaring en een visie daarop van het kabinet.
Ik pik er in mijn beperkte spreektijd een enkel onderwerp uit dat mij zwaar op de maag ligt. Om te beginnen de manier waarop wij als politiek omgaan met reële knelpunten in de samenleving. Ik heb het dan onder andere over de verpleeghuiszorg en de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten en veel ouderen. Over dat laatste onderwerp hebben wij al vaak gesproken en mijn ervaring is dat wij voortdurend nieuwe cijfers krijgen, steeds zeggen dat wij nog niet het volledige beeld hebben en dat wij het zetten van concrete stappen om tot verbetering te komen, steeds voor ons uit schuiven. Wij schuiven steeds maar door totdat wij nieuwe rapporten hebben.
Verpleeghuiszorg is daar het meest recente voorbeeld van. Wij hebben een rapport gevraagd van de staatssecretaris en zij heeft daartoe iemand opdracht gegeven. Vorige week hebben wij hierover een pittig debat gevoerd. En opnieuw moeten wij zeggen dat de vraag die wij stelden nog niet is beantwoord, zodat wij ook nog niet kunnen bezien of er echt geld naartoe moet. Wat ons betreft was die conclusie al duidelijk. Wij zijn er niet de partij naar om te zeggen: stop er maar meer geld in, dan komt het wel goed. Het is namelijk ook een kwestie van organisatie, goed management en bedrijfsvoering. Sprekend over de verpleeghuiszorg hebben wij sterk de indruk dat wij met elkaar een concrete investering in die sector moeten doen. Mijn fractie is dan ook geneigd om met de PvdA-fractie te zoeken naar mogelijkheden om al in het voorjaarsdebat maatregelen te treffen en niet te gemakkelijk te verwijzen naar de begroting 2006 als zou dat de eerste gelegenheid zijn waarbij wij als Kamer wat kunnen doen. Nee, de eerste gelegenheid is nu, want bij de voorjaarsnota kunnen wij ook al iets doen. Wat ons betreft gaat dat dan ook gebeuren.
Vorig jaar was het gezinsbeleid een majeur punt bij onze inbreng bij het debat over de toenmalige voorjaarsnota. Uit onderzoek van de University of York bleek dat Nederland toen onderaan bungelde op de lijst van 22 welvarende landen met betrekking tot gezinsvriendelijkheid. Alleen Griekenland stond nog lager. Ik weet niet hoe wij er inmiddels bijstaan, maar ik ben bang dat het er niet veel beter op is geworden. Of heeft het kabinet misschien positief nieuws op dat front te melden? Ik roep ook graag ons pleidooi voor een kindgebonden budget in herinnering. Toen wij dat bij de behandeling van het Belastingplan 2005 voor de zoveelste keer inbrachten, werd er dit keer positief gereageerd door de bewindslieden. Wat is er intussen van geworden? Is er serieus naar gekeken en kunnen wij wellicht zelfs voorstellen tegemoet zien? Graag een heldere reactie.
Hetzelfde geldt voor de kinderkorting per kind in plaats van per gezin. Ook dat heb ik vorig jaar aan de orde gesteld. De staatssecretaris van Financiën heeft toen gezegd dat hij zou kijken hoe dat vormgegeven zou kunnen worden. Ik vraag naar de concretisering van die toezegging en wanneer wij voorstellen tegemoet kunnen zien.
Nauw verwant hiermee is het afschaffen van het lesgeld voor zestien- en zeventienjarigen. Wij pleiten hier al jaar en dag voor. Wij hebben de daad bij het woord gevoegd en een amendement rond laten gaan dat ertoe strekt om met ingang van het komende cursusjaar het lesgeld af te schaffen. Inmiddels hebben ook de coalitiepartijen dit voornemen kenbaar gemaakt. Ik ben er op zich verheugd over dat daarmee een ruime Kamermeerderheid lijkt te zijn ontstaan om hier daadwerkelijk een stap in te zetten. Dat moet wat ons betreft per direct gebeuren. De heer De Nerée zei dat een verkeerd bedrag wordt genoemd in het amendement en wil het voor de helft ervan doen. Hij noemde in de kranten een bedrag van € 150 mln. In ons amendement gaat het om € 93 mln. Dat bedrag komt in de buurt van de helft van het bedrag dat de heer De Nerée uit zou willen geven voor afschaffing dit jaar. Dat betekent dat ik in elk geval reken op de steun van de CDA-fractie voor dit amendement.
Ik heb al gezegd dat ik bereid ben om over de verdere invulling na te denken met anderen. Volgens mij ben ik echter tegemoet gekomen aan de opmerkingen van de CDA-fractie. Dat zou kunnen betekenen dat wij nu een concrete stap kunnen zetten om de lasten voor gezinnen met schoolgaande kinderen te verlichten. Dat is dringend noodzakelijk. Het amendement zal verder worden behandeld bij de suppletoire begroting voor OCW. Het leek mij toch goed om het ook hier aan de orde te stellen. Ik neem aan dat het kabinet bereid is om zijn woorden over de bestudering van de mogelijkheid om het lesgeld voor zestien- en zeventienjarigen af te schaffen per direct om te zetten in daden. Daarmee zou ook het kabinet laten zien dat aan het veel gebezigde "investeren in kennis, innovatie en onderwijs" ook daadwerkelijk handen en voeten wordt gegeven.
Afschaffing van het lesgeld staat voor mijn fractie in een tweeledig kader. Ten eerste dient funderend onderwijs uit principe te gratis te zijn. Dat is geen nieuw standpunt van mijn fractie. Het was bekend dat wij er zo over denken. Het is ook vastgelegd in het internationale ECOSOC-verdrag dat door Nederland is ondertekend. Ten tweede staat afschaffing in het kader van een goed gezinsbeleid. Voor dit cursusjaar moeten de ouders van zestien- en zeventienjarigen maar liefst € 936 ophoesten. Er is dus een zware financiële belasting voor gezinnen. Het afschaffen van het lesgeld is een goede stap om de financiële positie van gezinnen met kinderen te verbeteren. Wij beëindigen hiermee ook in belangrijke mate het rondpompen van geld.
Mevrouw Kant (SP):
Ik wil toch graag een toelichting op het amendement omdat ik goed wil begrijpen wat u precies wilt. Als de tegemoetkoming gelijk wordt afgeschaft en het rondpompen van geld dus ook, worden ook gezinnen getroffen die al een tegemoetkoming krijgen in andere schoolkosten dan het lesgeld. Lost uw amendement dat probleem op?
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb het amendement samen met onze onderwijswoordvoerder de heer Slob opgesteld. Wij stemmen eerst af voordat wij publieke uitspraken doen over wat wij willen, in tegenstelling tot bij de CDA-fractie. Voorzover onze informatie reikt, is dit een adequate oplossing die dus niet raakt aan de overige vergoedingen. Uiteraard zijn wij bereid om bij de behandeling van de suppletoire begroting OCW details uit te werken met de andere onderwijswoordvoerders. Volgens mijn informatie komt deze dekking, die maar voor een deel uit de WTOS komt, tegemoet aan de bezwaren die u al eerder bij interruptie hebt geuit.
Mevrouw Kant (SP):
Dat is mooi. Dat maakt het goed om het amendement te steunen. U bent daarmee echter niet van de hele bureaucratische rompslomp af. U zou, zo begreep ik net, liever nog verder willen gaan en ook de kosten voor het onderwijs tot nul reduceren voor ouders. Dan zijn wij er helemaal vanaf.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Het verminderen van het rondpompen van geld en bureaucratie is een belangrijke doelstelling. Het dragende motief voor dit amendement is echter het verlagen van de lasten voor gezinnen met schoolgaande kinderen. Daar is het lesgeld een ongelooflijk belangrijk element in. Het verminderen van bureaucratie en het rondpompen van geld is daarbij een mooie bijkomstigheid.
Mevrouw Kant (SP):
De eerste doelstelling betreft alleen de mensen met hogere inkomens. Mensen met lagere inkomens krijgen het lesgeld immers nu al terug.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Het gaat om gezinnen met schoolgaande kinderen van zestien en zeventien jaar. Daar richt het amendement zich op.
Mevrouw Kant (SP):
Boven een bepaald inkomen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb over het amendement gezegd wat ik erover kan en wil zeggen in dit debat. Verdere detailvragen over de uitwerking met betrekking tot de precieze vormgeving van de WTOS moeten bij de behandeling van suppletoire begroting OCW worden gesteld. Mijn collega Slob zal u dan graag te woord staan. Ik heb de informatie gegeven die ik heb en volgens mij is daarmee tegemoet gekomen aan uw bezwaren. Als het anders is, kunt u dat donderdag bespreken.
De heer Crone (PvdA):
Het gaat om ouders met een inkomen boven € 28.000. Mensen met een lager inkomen krijgen al een compensatie. Voor de laagste inkomens is het vestzak-broekzak en door uw amendement wordt het broekzak-vestzak, dus dat maakt niets uit.
U dekt het amendement uit verwachte onderuitputting. Daarmee loopt u nogal ver voor de troepen uit, want de hoogte daarvan kan pas in december worden vastgesteld. Een principiëler punt is dat dit een structurele maatregel is. Ik vind dat je dan toch eerlijk moet zeggen dat je het dekt uit de gasbaten, het financieringstekort, bezuinigingen of lastenverzwaring. Onderuitputting is voor zoiets als dit niet zo erg solide. Dat had ik zeker niet van iemand met uw achtergrond verwacht.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Wij hebben hiervoor gekozen bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2005. Voorzien was inderdaad al dat wij dat met ingang van schooljaar 2006-2007 konden doen. Daar had het kabinet eerder toezeggingen over gedaan. Aangezien wij al heel lang vinden dat dit moet gebeuren, hebben wij de koe bij de horens gevat en de wens geuit om het voor het komende cursusjaar al af te schaffen. Wij hebben in het kader van de Voorjaarsnota voor een bepaalde dekking gekozen. Ik mag wel zeggen dat u in het kader van allerlei voorstellen vrij automatisch kiest voor een dekking uit de aardgasbaten. Wij hebben daar niet voor gekozen. Wij hebben ons uiteraard laten adviseren door de betreffende diensten. Wij denken dat dit voor 2005 en goede dekking kan zijn. Wij willen best nagaan of die tegemoetkomt aan de wens van een brede meerderheid van de Kamer. Zo kent u ons ook. Wij zijn ook best te porren voor eventuele adequatere dekkingen die op de steun van de meerderheid van de Kamer kunnen rekenen en welwillend door de minister worden bejegend, of desnoods tegen de wil van de minister in door een Kamermeerderheid worden gesteund; dat kan natuurlijk ook. Daar willen wij altijd wel over spreken. Ons leek deze combinatie van een deel uit de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en studiekosten, waarvan dan een verlaging voor de hand ligt, gelet op de afschaffing van het lesgeld, en een deel uit de eindejaarsmarge, nominaal onvoorzien, een acceptabele dekking.
De heer Crone (PvdA):
U gebruikt erg veel woorden om geheel langs mijn vraag heen te gaan.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik ga niet langs uw vraag heen.
De heer Crone (PvdA):
Je kunt toch niet nu al maatregelen dekken uit een onderuitputting? Die kan nooit structureel zijn. U zegt dat het al structureel is gedekt voor 2006, omdat er een toezegging van het kabinet is. Die toezegging wil ik wel eens zien. In de tweede plaats heeft de heer De Nerée eigenlijk duidelijk gemaakt dat zelfs die toezegging voor 2006 niet binnen is. Hij zit dus met een dubbel probleem. Hij vraagt zich af hoe hij het voor dit jaar en voor volgend jaar kan dekken. Dan heb ik toch liever eerlijkheid. Zoals ik zei, heeft de CDA-fractie wel een zeer razendsnelle draai gemaakt. Vanochtend stond in de krant dat het dit jaar moest gebeuren. Nu hoeft het al niet meer. U hebt geen enkele dekking, dus ik ben zeer verrast en een beetje teleurgesteld. Ik haal het overigens niet automatisch uit de gasbaten. Ik stel vast dat het Centraal Planbureau constateert dat de gasbaten meevallen. Ga daar nu dus geen rare woorden over bezigen, want dat is gewoon een feit.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik was even bang dat wij weer een toelichting op het gehele PvdA-plan kregen. Zo kent u ons ook. Binnen de beperkte mogelijkheden van een kleine fractie doen wij wat mogelijk is om voor ons belangrijke doelstellingen te realiseren. Afschaffing van het lesgeld is voor ons een zeer belangrijke politieke doelstelling. Als wij daarvoor een politieke meerderheid kunnen vinden, zijn wij daar zeer voor te porren. Kunnen wij met elkaar een adequatere dekking vinden waar een meerderheid van de Kamer zich in kan vinden, dan zijn wij daartoe bereid en willen wij daarover praten. U mag ons alleen niet kwalijk nemen dat wij dat op een op zichzelf voor ons acceptabele manier proberen te dekken in het amendement. Dit is geen nieuwe wens van ons, mijnheer Crone. U kunt dus niet zeggen dat wij te snel hebben gereageerd. Wij hebben eerder amendementen ingediend. Volgens ons is het adequaat. Als er een betere dekking denkbaar is, staan wij open voor overleg. Laten wij ons alstublieft focussen op de vraag wat wij aan doelstellingen voor het jaar 2005 willen bereiken met deze voorjaarsnota. Het gaat mij in de eerste plaats om wat wij willen bereiken in politieke zin. Wat mij betreft is de dekking daaraan ondergeschikt.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik heb twee korte vraagjes. De heer Rouvoet zei dat hij eerst wilde overleggen, geloof ik. Ik heb niet gehoord wat hij precies zei. Dat doet er verder ook niet toe.
In zijn amendement staat dat het bedrag dat ontbreekt, taakstellend wordt opgelegd aan de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat gaat dus ten koste van de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat wil de CDA-fractie absoluut niet. Het volledig afschaffen van het lesgeld is voor haar een brug te ver. Uitgesloten moet zijn dat juist het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat toch al een krap budget heeft, een taakstelling krijgt om bepaalde dingen te doen. Dat was ook de reden van mijn verzoek aan het kabinet.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Het amendement ligt ter inhoudelijke bespreking ook voor bij de suppletoiren. De heer De Nerée maakte al duidelijk dat zijn fractie er op dit moment nog niet in is geslaagd om een amendement in te dienen. Ik ben geïnteresseerd in het samen zoeken naar een manier waarop wij onze gemeenschappelijke doelstelling om het lesgeld af te schaffen, liefst helemaal en liefst al in 2005, te verwezenlijken. Ik ben geïnteresseerd in de reactie van het kabinet en natuurlijk in het debat met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van aanstaande donderdag. Daarin zal dit aspect absoluut aan de orde komen. Dat kunt u zowel de minister als de onderwijswoordvoerders onder wie de heer, Slob absoluut toevertrouwen. Ik ben natuurlijk ook geïnteresseerd in welke steun dan ook van de CDA-fractie voor het vrijmaken van dit bedrag voor de verlichting van lasten voor gezinnen met schoolgaande kinderen. De CDA-fractie heeft duidelijk gemaakt, dit belangrijk te vinden, net als ik. Dit debat is er volgens mij voor bedoeld om de politieke doelstellingen uiteen te zetten. De suppletoiren zijn voor de "fine tuning", zoals dat in goed Nederlands heet, van de verwerking in de onderscheiden begrotingen. Zo kennen wij die procedure beiden.
De voorzitter:
Zou u tot een afronding kunnen komen?
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dat zal ik doen, voorzitter. Ik heb nog twee heel kleine puntjes ter afronding. De gemeentelijke financiën dienen natuurlijk op orde te zijn. Door een decentralisatie van taken stijgen de kosten voor de gemeenten voortdurend. Dat is de achterliggende periode het geval geweest en er komt ook nog wat aan. Onze vraag is, of de rijksbijdrage aan het gemeentefonds nog wel in lijn is met de taken en verantwoordelijkheden die de gemeenten erbij hebben gekregen. Wat ons betreft is de vraag stellen, haar beantwoorden. Ik krijg echter graag een reactie van de minister van Financiën op mijn vraag hoe die twee zich tot elkaar verhouden.
Mijn laatste punt betreft duurzaamheid en vergroening. Wat is op dit moment bekend over de vrijstelling van accijnzen op biobrandstoffen? Kan er eindelijk zekerheid over de hoogte en duur ervan worden gegeven aan de bedrijven die hierin willen investeren? Wij weten dat wij al op een achterstand liggen ten opzichte van de ons omringende landen. Hoe en wanneer gaan wij die inlopen? Ik wijs erop dat de EU-richtlijn biobrandstoffen ons daartoe noopt. De vraag is dus niet of, maar wanneer wij de nodige stappen gaan zetten. Ik hoor dat graag in de reactie van de minister.
De heer Blok (VVD):
Voorzitter. Er zijn deze zomer nog maar weinig zwaluwen te zien als het gaat om de economie. Voor mij hebben anderen daarover ook al gesproken. Er is sprake van een tegenvallende groei. Het consumentenvertrouwen keert onvoldoende terug. Wij hebben te maken met stijgende olieprijzen.
In de verte zien wij wel zwaluwen vliegen. Zowel het CPB als De Nederlandsche Bank wijst erop dat 2006 en 2007 betere jaren moeten worden. Dit jaar levert ons onvoldoende economische groei op. Daarbij komt dat het Centraal Planbureau in het laatste sociaal-economisch plan een harde conclusie trekt over de ontwikkeling van de staatsschuld. Ik ben daarop tijdens het interruptiedebatje met de heer Crone ook al ingegaan.
Het CPB zegt met zoveel woorden dat in deze kabinetsperiode onvoldoende op de staatsschuld wordt afgelost om ervoor te zorgen dat de collectieve kosten van de vergrijzing te zijner tijd kunnen worden gedragen zonder nieuwe lastenverzwaringen. De staatsschuld neemt zelfs toe. Dat is een heldere, maar tegelijkertijd ook heel sombere uitspraak. De hele Kamer zou hem zich aan moeten trekken.
Wanneer wij deze uitspraak zetten naast de economische ontwikkeling in dit jaar, waarover ik net heb gesproken, is het de vraag of de overheid zwaluwen kan kweken zonder het tekort te laten oplopen. Met korenwolfjes lukt dat redelijk, al worden die vervolgens wel allemaal opgevreten. De economische zwaluwen vormen de kern van dit debat.
De VVD-fractie voelt er in ieder geval niet voor om het tekort te verhogen en evenmin om aardgasbaten die volgens de geldende afspraken gebruikt kunnen worden voor de broodnodige aflossing van de staatsschuld, hiervoor te gebruiken.
Ik voel mij in dit standpunt gesteund door de recente kwartaalrapportage van De Nederlandsche Bank. Deze heeft in zeventien landen en over een lange periode een zeer uitgebreid onderzoek gedaan naar het effect van een groter tekort op de consumptie. De Nederlandsche Bank komt tot de conclusie dat geen duurzaam effect op de consumptie is te verwachten bij het verhogen van het tekort in landen met een hoge staatsschuld. Dat is een zeer boeiend rapport.
Het is zeker een boeiend rapport, wanneer wij het plaatsen naast het rapport van de REA. Deze Voorjaarsnota is eigenlijk het eerste feestje van de REA. Het is de eerste keer dat wij een advies krijgen van onze nieuwe adviseurs. De REA pleit voor een structureel begrotingsbeleid. Ik moet zeggen dat de REA dat op een veel minder onderbouwde manier doet dan het kwartaalrapport van De Nederlandsche Bank. Natuurlijk kun je op zich niet tegen een structureel begrotingsbeleid zijn, maar het is geen uitgebreid onderbouwde conclusie van de REA.
Ik moet dan toch vaststellen dat ik een gratis kwartaalrapportage van De Nederlandsche Bank, die wij overigens al jarenlang gratis hebben gekregen, en een advies van de REA dat € 100.000 kost, naast elkaar kan leggen. Ik had tevoren al gezegd, dat de REA ons rapporten zou gaan leveren, die wij ook al gratis kregen. Mijn ergernis op dit punt gaat nog verder.
De heer Crone (PvdA):
Voorzitter. Ik wil hierover graag een vraag stellen aan de heer Blok.
De voorzitter:
Misschien is het beter dat de heer Blok zijn opmerking over dit onderwerp eerst afmaakt, dan kan uw vraag mogelijk alleen nog maar gerichter zijn.
De heer Blok (VVD):
Ik zal de REA even helemaal masseren.
De REA stelt ook voor om een aantal structurele hervormingen voor ons uit te schuiven. Ik ging daarover al even met de heer Crone in debat. Bij die gelegenheid heb ik gezegd dit nu niet bepaald een geniaal idee te vinden, omdat China en de nieuwe Europese landen echt niet gaan wachten tot Nederland het ook eens nodig vindt om te gaan hervormen.
Ook op dit gebied hebben wij van een ander adviescollege een rapport gekregen. Het Internationaal Monetair Fonds stuurt ons, overigens ieder jaar, een artikel-4-consultatie. Het gaat daarin ook uitgebreid in op het belang van economische hervormingen en roept het kabinet op dat juist sneller te doen. Het aardige van dit IMF-advies is dat het ook al gratis is. Dit is nog een onderstreping van het punt dat wij gratis goed onderbouwde adviezen krijgen waarmee wij uitstekend uit de voeten kunnen.
Ook de verwachting dat consumenten gerustgesteld worden door uitstel van hervormingen is uitgebreid onderzocht. Ondermeer de Harvardeconoom Alesina heeft onderzocht hoe consumenten aankijken tegen hervormende maatregelen waarvan zij eigenlijk wel weten dat die noodzakelijk zijn, maar die een overheid niet durft te nemen. De voorbeelden die ik net heb genoemd van Duitsland en Frankrijk zijn reuze boeiend. Ook deze Harvardeconoom komt tot de conclusie dat het boven de markt laten hangen van hervormingen, waarvan de inwoners van een land wel kunnen inschatten dat ze noodzakelijk zijn, echt niet leidt tot een hogere consumptie. Het advies stond, opnieuw gratis, deze keer in Het Financieele Dagblad. Kortom, ik had mij helemaal gratis goed kunnen laten bijpraten. Tot zover de REA.
De heer Bakker (D66):
Op de inhoud van het REA-advies zal ik nu niet ingaan, maar wel op het aspect "gratis". Het is natuurlijk niet gratis en dat weet de heer Blok net zo goed als ik. De contributies aan die organisaties zijn fors.
De heer Blok (VVD):
Bij het woord "gratis" slaat de Nederlander aan. Dat is terecht.
De heer Bakker (D66):
De heer Blok ook kennelijk. Ik geloof dat er per jaar vijf of zes REA's gaan in één directeur van De Nederlandsche Bank. Wat dat betreft moet de heer Blok wel oppassen. Het eerste rapport van de REA moet hem wel aanspreken, want dat gaat over minder ministeries, minder regels enzovoort. Als dat één ambtenaar minder oplevert, hebben wij het al terugverdiend. Het valt mij op dat de heer Blok hier wel erg als een kruidenier naar deze toch behartigenswaardige woorden kijkt.
De heer Blok (VVD):
Ik constateer dat de heer Bakker de REA weer armer rekent, want die € 100.000 zijn niet de enige inkomsten van de REA; dat is voor het werk dat de raad voor ons doet. Ik ben het met de heer Bakker eens dat al die andere instellingen wel geld kosten, maar dat zijn kosten die wij al hebben betaald. Ik hoef niets te betalen voor dat rapportje dat ik iedere keer krijg en dat wist ik ook tevoren. Dat was ook de reden waarom de VVD-fractie heeft gezegd dat wij al rapporten krijgen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Wij krijgen al zoveel. Weet de heer Blok hoe duur een rapport is van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid? Weet de heer Blok hoe duur het is voor het IMF om een rapport te produceren? Weet de heer Blok hoe duur het is als De Nederlandsche Bank dit soort rapporten maakt? Hij noemt ze allemaal gratis. Ik heb het laatst eens uitgerekend. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid kost per rapport € 300.000. Dat leest de heer Blok gratis, dat ben ik met hem eens, maar het moet wel worden opgebracht. Er is al gezegd dat in het salaris van de directeur van De Nederlandsche Bank viermaal een REA gaat. Ik ben absoluut gelukkig met de adviezen van de REA, ook al komen ze mij af en toe niet goed uit. Ze jagen echter de discussie aan en discussie hebben wij nodig. Ik vind het erg makkelijk van de heer Blok om te zeggen dat wij gratis rapporten kunnen krijgen. Wij hebben inmiddels twee rapporten van de REA ontvangen, waardoor het niet meer € 100.000, maar € 50.000 per rapport is, en er komen er nog meer. Op deze wijze probeert de heer Blok een karikatuur te maken van vijf topeconomen plus een secretaris. Dat vind ik hem niet waardig.
De heer Blok (VVD):
Uit dat lange betoog neem ik het punt "karika tuur". Dat maak ik er juist niet van. Ik noem bewust een aantal uitgebreide analyses. Dat kwartaalrapport van De Nederlandsche Bank heeft de heer De Nerée tot Babberich ongetwijfeld gelezen. Het is een zeer doorwrocht onderzoek over een lange tijdreeks in meerdere landen. Zo kan men een conclusie trekken! Daar heb ik wat aan. Dat is wat anders dan het REA-advies. Omdat de VVD-fractie tevoren om die reden heeft gewaarschuwd voor de REA en heeft gezegd dat wij al goede adviezen krijgen waarvoor wij niet extra hoeven te betalen – natuurlijk, die instellingen kosten geld – vind ik dat de VVD-fractie bij uitstek het recht heeft nu te vragen of deze adviezen wat toevoegen en of ze, gelegd naast andere adviezen, het geld waard zijn. De behandeling van de Voorjaarsnota is het moment om dat aan de orde te stellen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik begrijp de heer Blok wel. Net als de VVD-fractie was de GroenLinksfractie tegen de instelling van de REA. Er was een Kamermeerderheid voor, het was een dingetje van de heer De Nerée tot Babberich en de raad is er gekomen. Het is toch ook een beetje zuur. Nu schrijft de REA eens een advies en dan krijgt de heer Blok geen gelijk en wordt niet de boodschap maar de boodschapper de kop afgehakt. Kan het niet iets sportiever?
De voorzitter:
Ik maak de Kamerleden erop attent dat het rapport van de REA nog wordt geëvalueerd en in die zin terugkomt.
De heer Blok (VVD):
Het is een goede zaak als wij stof voor die evaluatie hebben. Die wordt hier ter plekke gevormd.
De heer Vendrik zou een punt hebben als ik geen onderbouwing voor mijn kritiek kon geven en als ik niet kon verwijzen naar andere uitgebreide onderzoeken die op hetzelfde vlak liggen. Ik kan dat echter wel. Ik kan ook terugverwijzen naar de waarschuwing die de VVD-fractie heeft gegeven, namelijk dat wij al uitgebreid onderzoek krijgen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het punt is natuurlijk dat je kunt zeggen: zoveel economen, zoveel meningen. Dat is altijd lastig bij de Raad van Economisch Adviseurs. Het toeval wil dat dit clubje economen een breed gezelschap is dat zich op een aantal hoofdpunten kan vinden, zoals het begrotingsbeleid en het verkeerd financieel toetsingskader voor de pensioenen. Dan is het wel iets te gemakkelijk te zeggen dat je nog een onderzoekje in de kast hebt liggen of een krantenberichtje uit Het Financieel Dagblad hebt waarmee de conclusie is weerlegd. De heer Blok moet met meer argumentatie komen waarom hij het zo grondig oneens is met deze economen. Dan hebben wij tenminste een debat.
De heer Blok (VVD):
Ik verwijs niet naar een rapportje of een artikeltje, maar naar stukken die iedereen krijgt. Ze verschijnen ieder jaar en zijn uitgebreid onderbouwd. Zowel De Nederlandsche Bank als het IMF zijn niet zomaar instellingen. Harvard trouwens ook niet. Met uitzondering van het laatste artikel wisten wij van de eerste twee echt dat wij die ieder jaar krijgen.
De heer Crone (PvdA):
Ik vind het jammer dat de heer Blok het rapport van de REA volkomen verkeerd citeert. In het rapport staat niet dat je geen structurele hervormingen moet doorvoeren. Er staat letterlijk: "Structurele hervormingen met grote en moeilijk voorzienbare inkomensrisico's voor de burger moeten beter worden ingevoerd." Dat wil zeggen dat de spreiding van de inkomens in de tijd meer aandacht verdient. Hervormingen moeten juist wel worden ingevoerd, maar beter. Ik heb daarop gewezen. Het veroorzaakt natuurlijk veel onzekerheid bij mensen als je de puntenwolken per hervorming ziet. Als je alles bij elkaar optelt, gaan veel mensen een nominale koopkrachtdaling tegemoet. Je hoeft toch geen econoom te zijn om te weten dat dit leidt tot onzekerheid. Dat moet serieus worden genomen. De heer Blok moet hier geen verhaal houden over wat het kost. Dit is een normale discussie, die de mensen in het land voeren. Hoe reageert de heer Blok op de onzekerheid van de burgers? Zegt hij misschien dat ze dom zijn?
De heer Blok (VVD):
Het is ideaal om het dak te repareren als de zon schijnt en economische maatregelen te nemen op het moment dat het goed gaat met de economie. Dan kan ik de heer Crone als PvdA'er ook rechtstreeks aanspreken. Zowel Blokbij de WAO als bij het ziektekostenstelsel, heeft mijn fractie concrete voorstellen gedaan tijdens de laatste hoogconjunctuur in het jaar 2000. Ik vond zijn partij toen niet thuis. Ik ben het met de REA eens dat dat het juiste moment voor verandering was. Ik constateer echter dat er geen politieke meerderheid was, mede dankzij de fractie van de heer Crone, om op het moment dat er maatregelen moesten worden genomen, ze ook te nemen.
De heer Crone (PvdA):
Ik vind het flauw om terug te komen op een periode van vijf jaar geleden. De WAO is aangepast onder leiding van de VVD'ers, onder andere minister Hoogervorst. Het CPB heeft aangetoond dat dit zeer effectief is geweest. Als wij dat nog iets aanscherpen, is dat meer dan € 1mld. goedkoper dan dat wat het kabinet nu doet. Het kabinet maakt nu iets duurder, het past lastenverzwaring toe en organiseert nieuwe bureaucratie rond de WIA. Nu zegt de PvdA-fractie dat dit onze schuld is. Ik vroeg de heer Blok niet te reageren op wat de PvdA-fractie vijf jaar geleden wel of niet heeft gedaan, maar op dat wat de REA nu zegt. Wat zegt de heer Blok nu tegen de burgers die worden geconfronteerd met een stapeling van inkomensrisico's per 1 januari? Gaat hij zeggen dat iedereen gek is en dat dit allemaal nodig is? Of volgt hij een globale spreiding van inkomens en misschien zelfs koopkrachtondersteuningen? Zo kan hij zijn hervormingen in ieder geval binnenhalen.
De heer Blok (VVD):
De REA heeft geconstateerd dat de maatregelen die bij de laatste hoogconjunctuur hadden moeten worden genomen, niet zijn genomen. Men had ook kunnen constateren dat de VVD-fractie dat concreet had voorgesteld, maar dat de PvdA-fractie daar niets voor voelde.
Dat is geen flauw terugkijken, maar een vergelijking van de laatste hoogconjunctuur met de huidige laagconjunctuur. Als je dat niet doet, houd je een puur theoretische economische exercitie op, waarmee iedereen het eens is. Het is altijd prettiger in een hoogconjunctuur maatregelen te nemen. Maar het gaat niet alleen om de economische theorie, maar om de mensen in het land. Daarvan weten wij iets meer dan uit dit rapport blijkt.
De heer Crone (PvdA):
U heeft dus niets te bieden aan de mensen die per 1 januari door een stapeling met nominale inkomensdalingen te maken kunnen krijgen en die in verwarring raken, u zet gewoon de blik op oneindig. U neemt daarmee het advies van de REA niet serieus, dat zegt dat de inkomensgevolgen moeten worden gespreid.
De heer Blok (VVD):
Wat er per 1 januari moet gebeuren, wordt verderop in mijn betoog weergegeven. Het is feitelijk onjuist dat er per 1 januari geen lastenverlichting plaatsvindt. Dat is wat kunstig aan de REA toegevlochten!
De VVD is en blijft overtuigd van de noodzaak van lastenverlichting, en van de maatregelen van volgend jaar, zoals de afschaffing van het gebruikersdeel in de ozb. Deze komen rechtstreeks uit het VVD-verkiezingsprogramma. Tijdens de financiële beschouwingen van vorig jaar heb ik het inmiddels veelbesproken onderwerp schoolgeld aan de orde gesteld. Ik heb gezegd dat dat relatief eenvoudig is af te schaffen, met dekking. Er ligt een uitstekend IBO-rapport van de Werkgroep harmonisatie inkomensafhankelijke regelingen, die aangeeft dat het mogelijk is dat schoolgeld gedekt af te schaffen, gedekt uit de WTOS, en zo nodig uit een klein stukje kinderbijslag. Ik was blij dat het kabinet op dat moment reageerde met de mededeling dat het dit een sympathiek idee vond, maar eigenlijk pas in 2007 de mogelijkheid zag om dat echt door te voeren. Ik blijf bij dat financieringsvoorstel, want ik vind dat dit soort voorstellen moet zijn gedekt, maar vraag het kabinet wel met klem om meer haast te maken dan 2007. Ik ben zeer benieuwd naar de reactie van de minister.
Mevrouw Kant (SP):
Het idee van afschaffing is bijzonder sympathiek, maar de dekking is bijzonder onsympathiek. Mensen met de lagere inkomens gaan dat namelijk betalen.
De heer Blok (VVD):
Wanneer je het schoolgeld afschaft en voor hetzelfde bedrag de compensatie daarvoor uit de WTOS haalt, gaat er natuurlijk niemand op achteruit.
Mevrouw Kant (SP):
Zeker wel, omdat in die tegemoetkoming ook andere onderwijskosten zitten. Voor mensen met lagere inkomens is dat een heel vervelende kostenpost, waarvoor ze dan niet meer worden gecompenseerd.
De heer Blok (VVD):
Dat is een kwestie van goed luisteren. Ik zei namelijk: als je de schoolgeldcomponent eruit haalt, gaat niemand erop achteruit. Het is overigens een rapport dat iedereen heeft gekregen, of het nu gratis was of niet. In dat rapport is een aantal scenario's uitgewerkt, en dit was er één van.
Mevrouw Kant (SP):
Dan blijft de andere fiscale maatregel bestaan, die wel degelijk mensen met lagere inkomens treft, als u daar de dekking vandaan wilt halen.
De heer Blok (VVD):
U gebruikt te grote woorden. Er is een keurig overzicht voorhanden, waarin staat dat het met zeer gematigde koopkrachteffecten mogelijk is.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Begrijp ik u nu goed dat u pleit voor afschaffing van het schoolgeld, plus de dekking zoals genoemd? Dat zou moeten per 1 januari 2006. Of is de VVD gevoelig voor het voorstel van de heer Rouvoet om dat eventueel dit jaar al te doen? Verder noem ik de ongelijksoortige dekking: je haalt geld bij anderen weg, en geeft het aan een heel specifieke groep gezinnen, en dat was toen ook al een struikelblok. Heeft dit de VVD niet op nieuwe gedachten gebracht? Gaat het nu om het verschuiven van koopkracht, of om het ongedaan maken van het rondpompen van geld?
De heer Blok (VVD):
Ik heb destijds een gedekt voorstel gedaan voor de afschaffing van het schoolgeld. Tot nu toe is dat het enige gedekte voorstel. Gezien de ontwikkeling van de staatsschuld vind ik dat een wezenlijk punt. Zou ik dat liever willen? Ja, dat wil ik, maar de discussie gaat niet over wat wij willen, maar hoe wij het dekken. Aangezien het kabinet heeft aangegeven dat de technische dekking in 2007 mogelijk is, is het logisch om te vragen of dat niet naar voren kan worden gehaald. Maar als ik het amendement van de heer Rouvoet lees – laat ik het nu eens gewoon eens zijn met de heer Crone – moet ik constateren dat de dekking daarvan niet mooi is.
De heer Bakker (D66):
De heer Rouvoet kan misschien wel zwaluwen uit de lucht toveren.
De heer Blok is consistent, want hij presenteert het voorstel zoals hij dat vorig jaar ook heeft gedaan. Hij geeft aan op welke wijze een en ander kan worden gedekt. Per saldo stopt hij dan met het rondpompen van geld. Dat is winst, want het is ook de bedoeling dat dit stopt. Vroeger spraken wij in dat geval van balansverkorting. De heer Blok kwam echter met dat punt nadat hij had gezegd dat hij zou ingaan op de lastenverlichting. Zijn voorstel behelst dus per saldo niet een vorm van lastenverlichting. Beoogt de heer Blok ook niet om daartoe te komen, of is hij van mening dat dit in ieder geval niet op korte termijn moet gebeuren?
De heer Blok (VVD):
Ik heb al eerder aangegeven dat ik uiteindelijk graag tot lastenverlichting wil komen en dat dit mogelijk is door elders besparingen te vinden. Of dat lukt, is altijd een kwestie van politieke wil. Ik kan mij nog herinneren dat wij vorig jaar op een goede manier hebben samengewerkt om € 1,3 mld. te vinden. Als het mogelijk is om een bedrag van € 1,3 mld. te vinden binnen een begroting van meer dan € 100 mld., behoort het ook tot de mogelijkheden om € 150 mln. te vinden voor het dekken van het schoolgeld. Dat is een kwestie van politieke wil en daarin zouden wij verder kunnen gaan dan de dekking die ik nu voorstel. De door mij voorgestelde dekking is in ieder geval technisch mogelijk.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Als ik het goed heb begrepen, sluit het in ieder geval aan bij het voorstel van de heer Blok om een en ander vanaf 1 januari 2006 structureel te dekken. In het kader van de eindejaarsmarge is het goed om erop te wijzen dat wij niet alleen spreken over het vooruitlopen op de eindejaarsmarge 2005, maar dat wij het ook hebben over de doorgeschoven eindejaarsmarge 2004.
De heer Blok (VVD):
Een ander speerpunt van de VVD-fractie op het terrein van de lastenverlichting is de kinderopvang. Volgens de huidige tabel worden ouders met lage inkomens fiscaal vrijwel volledig ondersteund. Slechts 3,5% komt voor eigen rekening. Vanaf anderhalf keer modaal betalen ouders vrijwel het volledige bedrag. Deze progressie is geen stimulans voor arbeidsdeelname door vrouwen. Mijns inziens is op dit terrein al veel te bereiken met een bedrag van ongeveer € 100 mln. De heer Weekers heeft in navolging van volprezen kwartaalrapporten van De Nederlandsche Bank voorgesteld om een klein deel van de kinderbijslag te gebruiken voor het afvlakken van de toename in deze tabel. Ook hiervoor geldt dat een andere dekking in de vorm van bezuinigingen voor mij bespreekbaar is. Ik roep het kabinet op om bij de begroting voor 2006 met voorstellen hieromtrent te komen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Een deel van het probleem dat de heer Blok zojuist heeft geschetst, is het gevolg van het feit dat werkgevers voor een grote groep werkende ouders niet meer bijdragen in de kosten voor de kinderopvang. Is het dan niet logisch om die oude situatie tenminste ten dele te herstellen? Ik stel dus voor om de dekking van de extra bijdrage voor de kinderopvang niet uit de kinderbijslag te halen, maar die te zoeken bij degenen die daarvan nu profijt hebben. Ik doel daarmee op de werkgevers in Nederland die steeds minder bijdragen aan de kinderopvang. Zij veroorzaken toch het probleem? Moeten zij dan niet betalen?
De heer Blok (VVD):
Ik vind het terecht dat de heer Vendrik ingaat op het feit dat er te veel bedrijven zijn die geen bijdrage betalen. Naar mijn idee spelen daarbij overigens meer partijen een rol. Het zijn namelijk cao-onderhandelingen. Werkgevers willen kennelijk niet bewegen, maar de werknemers slaan kennelijk ook niet met hun vuist op tafel. Er staan namelijk veel vragen centraal in de cao-onderhandelingen, zoals de compensatie van het vroegpensioen, de compensatie van de tweede ziektewet gedurende een jaar enzovoort. Het is ook mogelijk te vragen om een bijdrage in de kinderopvang. Sociale partners spelen hun rol inderdaad niet goed, maar dat probleem doet zich niet voor aan één kant van de onderhandelingstafel.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat neemt niet weg dat de werkgevers hiermee weg komen. Een groot deel betaalt dus niet mee aan de kinderopvang. Het is toch logisch dat het Rijk dan zegt dat het daar een deel van het geld haalt dat nodig is voor een goede kinderopvang. Het is immers van belang dat ouders kunnen blijven werken. Dat is goed voor de arbeidsparticipatie. Dan is dat toch de eerste financieringsbron?
De heer Blok (VVD):
Het is de bedoeling van een debat dat je op elkaars argumenten ingaat. Ik heb duidelijk aangegeven dat ik het inderdaad niet fraai vind van de werkgevers, maar dat ik ook zeer teleurgesteld ben in de werknemers die eveneens deelnemen aan de cao-onderhandelingen. Als ik nu zeg dat dit wettelijk afgedwongen moet worden, komen de vakbonden erg gemakkelijk weg met het feit dat zij niet met de vuist op tafel hebben geslagen. Dit mag niet eindeloos zo voortduren, maar wij moeten goed bedenken dat er twee partijen aan tafel zitten.
Een zeer praktische bestedingsimpuls kan op korte termijn gegeven worden door dit jaar nog deblokkering van het spaarloon toe te staan. De tegoeden op spaarloonrekeningen bedroegen ultimo vorig jaar ongeveer € 4,5 mld. Wij moeten afwachten welk deel hiervan daadwerkelijk wordt besteed, want bij deblokkering bied je mensen de keuze of zij dit geld uitgeven of niet. Zo hoort het ook. Het bedrag is echter zo hoog dat er sprake zal zijn van een bestedingsimpuls. Een dergelijke maatregel kan op korte termijn genomen worden, waardoor er 2005 nog een bestedingsimpuls mogelijk is zonder de staatsschuld te belasten. Dit is een opmaat naar de lastenverlichting voor 2006 door de afschaffing van de ozb. Op die manier kan de overheid dan wel geen zwaluwen kweken, maar kan zij ze wel loslaten.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Uit het begin van uw betoog leidde ik af dat u het rapport van de Nederlandse Bank had gelezen over de betekenis van bestedingseffecten op het welzijn van de economie. Dit was een gratis, maar toch zeer degelijk rapport. Daarmee fakkelde u het advies van de REA af. Nu hoor ik echter dat u er ook niet vies van bent om tegen het advies van De Nederlandsche Bank in een bestedingsimpuls in 2005 uit te delen, die natuurlijk ten koste gaat van mogelijke bestedingen in latere jaren. U stelt in feite een soort omgekeerde staatsschuld voor. Is dat nu niet een beetje goedkoop, mijnheer Blok?
De heer Blok (VVD):
Ik ken u als een deskundig collega en, in sommige gevallen, tegenstander. Het onderzoek van De Nederlandsche Bank betreft de vraag of het oplopen van de staatsschuld tot meer consumptie leidt. Het antwoord is: nee, omdat dit niet leidt tot meer vertrouwen bij de consument. Met deze maatregel neemt de staatsschuld niet toe. Er wordt alleen maar geblokkeerd geld vrijgegeven. Het blijft natuurlijk de eigen keuze van mensen of zij dit willen besteden of niet.
De heer Crone (PvdA):
U citeert het onderzoek helaas verkeerd. Het gaat niet altijd op dat burgers geen vertrouwen in de toekomst hebben als de staatsschuld omhoog gaat. De Nederlandsche Bank toont aan dat president Clinton in de VS de staatsschuld zo ver omlaag had gebracht dat burgers de lastenverlichting van Bush accepteerden. Daarmee bleef de staatsschuld binnen veilige marges. Lastenverlichting heeft zin als de burgers denken dat zij die later niet hoeven terug te betalen via lastenverhoging. Mijn punt is dat onze overheidsfinanciën dusdanig op orde zijn – het structurele financieringstekort bedraagt 0,9% – dat het verantwoord is om de aardgasbaten terug te geven. Burgers zullen niet denken dat de regering dit straks zal terughalen.
De heer Blok (VVD):
Uit het onderzoek blijkt inderdaad dat er een verband is tussen de staatsschuld en het consumentengedrag. In Nederland is de staatsschuld de laatste jaren echter niet afgelost. Ik heb gezegd dat deze schuld zich op een onhoudbaar hoog niveau bevindt. Dus is het logisch om het DNB-rapport, waarin expliciet wordt verwezen naar landen met een hoge staatsschuld, ook in dit debat te gebruiken. Er wordt duidelijk in aangegeven dat de Nederlandse situatie verschilt van die in de VS. Daar was sprake van een staatsschuld die een stuk lager was dan die in Nederland.
De heer Crone (PvdA):
Het structurele tekort in Nederland bedraagt 0,9%. Dat biedt ruimte voor het voeren van een structureel begrotingsbeleid. Dat tekort blijft laag als wij nu de economie een steuntje in de rug geven.
De heer Blok (VVD):
U noemt wel het tekort, maar niet de staatsschuld. Onze staatsschuld bedraagt geen 0,9%.
De heer Crone (PvdA):
Maar die is wel ver beneden de schuld van landen zoals Italië en België.
De heer Blok (VVD):
Dat zijn de laatste landen waar ik op dit gebied een voorbeeld aan zou willen nemen.
De heer Crone (PvdA):
Dat vind ik een beetje flauw, want dat zeg ik nu juist.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Ik ben het met de heer Blok eens dat het een stimulans is die niet leidt tot verhoging van de staatsschuld, als je dat spaarloon vrijgeeft. Op voorstel van het CDA hebben wij dat in 2003 twee jaar laten vrijvallen, toen de spaarloonregeling omlaag ging. Toen wij dat bij het belastingplan deden, liep iedereen te hoop en zei dat dit niet uitgevoerd kon worden. Wat zijn de plannen van de heer Blok? Wanneer denkt hij dat te kunnen uitvoeren, in die zin dat banken en dergelijke instituten dat vrij kunnen laten vallen, zoals de bedoeling is?
De heer Blok (VVD):
Ik ben een eenvoudige volksvertegenwoordiger en geen uitvoerder. Het lijkt mij een vrij technische operatie die op korte termijn kan gebeuren door een beslissing van de belastingdienst dat er geen blokkade meer op rust. Vervolgens is het signaal aan de banken en vooral aan de inwoners van Nederland dat het bedrag vanaf pakweg 1 september zonder problemen opgenomen kan worden. Voor de uitvoeringskant kijk ik natuurlijk verwachtingsvol naar de minister, maar ik kan mij niet voorstellen dat zo'n beslissing erg veel tijd hoeft te kosten.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Mijnheer de voorzitter. Het algemene beeld in de Voorjaarsnota die de minister van Financiën ons heeft toegezonden, is eigenlijk vrij simpel. De boekhouding van de minister van Financiën ligt op koers, nu de rest van Nederland nog. De Voorjaarsnota laat zien dat het begrotingstekort 0,3% lager uitkomt dan bij de Miljoenennota door kabinet en coalitiefracties acceptabel werd gevonden. Er is dus 1,5 mld. ruimte en de begroting knapt wat op. Uit de laatste gegevens van het Centraal Planbureau in de junibrief blijkt dat het feitelijke EMU-saldo nog verder daalt; naar 2,1%. Er is in het afgelopen jaar dus 2,5 mld. ruimte ontstaan. De begroting is op orde, maar de mensen in het land kijken meer hoe het zit met de inkomens, de banen, de economie en het vertrouwen. Daar gaat het niet goed mee. Nederland is nog net geen krimpeconomie, maar wij hebben wel een krampeconomie. Het zoet blijft uit.
Toen de junibrief van het Centraal Planbureau beschikbaar was, waarin de economische voorspellingen voor dit jaar nog een slag somberder waren, was het fascinerend om de minister-president op de televisie te zien verklaren dat zij niets doen en niet gaan bezuinigen, want dat is niet nodig. Is er voor een keer door het kabinet geluisterd naar de linkse oppositie? Om de economische crisis niet te verergeren zou je het kabinetsbeleid radicaal moeten omgooien. Mag ik deze reactie van de minister-president als een koerswijziging verstaan?
Er is al veel over gesproken in verschillende debatten, maar het is evident dat Nederlandse burgers geen vertrouwen hebben in de economie van vandaag. Dat is een van de belangrijkste factoren die zich wreken. Dat leidt tot uitstel van bestedingen, overmatig spaargedrag en een afwachtende houding bij investeringsbeslissingen. In de economie hangt alles met alles samen, zoals wij weten. Die cruciale factor, vertrouwen, is weggeslagen.
De vraag aan de minister van Financiën is opnieuw waardoor dat uitblijvende vertrouwen nu eigenlijk komt. Zou dat iets te maken kunnen hebben met het feit dat het kabinet-Balkenende I, maar het kabinet-Balkenende II bracht daar ondanks de coalitiewisseling geen verandering in, keer op keer op keer in alle soorten en maten de boodschap de wereld in heeft geslingerd dat dit land aan de rand van de afgrond staat? Dat was de boodschap. Zonder structurele hervormingen van dit kabinet, waarvoor geen alternatief was, zouden wij over die afgrond heen gaan. Naarmate zo'n boodschap er meer in geramd wordt, moet je niet gek staan te kijken dat burgers die perceptie op een gegeven moment serieus nemen, en denken dat er iets heel ernstigs aan de hand is in Nederland.
Wij verwijten dit kabinet dat het van een in hoofdzaak conjuncturele crisis, zoals in ons systeem altijd kan optreden, een structurele crisis heeft gemaakt. Ik vraag de minister van Financiën ook hoe hij zijn eigen beleid beoordeelt. Bij de presentatie van het regeerakkoord van het kabinet-Balkenende II zei hij: eerst het zuur en dan het zoet. Maar er komt geen zoet. Hoe zit dat? Is dat een mistaxatie?
Het rapport van de Raad van Economisch Adviseurs is interessant. Ik zeg het de heer De Nerée ronduit: wij waren tegen die club, maar nu er een rapport ligt, moet je er ook wat mee doen. Ik heb er helemaal geen bezwaar tegen – ik geef het de heer Blok toe dat het een paar centen kost – dat alle opvattingen die ik de afgelopen jaren vanaf deze kansel namens mijn fractie heb gedebiteerd, nog eens compact en netjes in het advies van de REA staan. Wij lopen het even langs. Toevallig liet de heer De Nerée het begrotingsbeleid liggen in zijn bijdrage. Het was chique geweest als hij daarover ook nog iets had gezegd. Wat zegt de REA? Politiek hou op je te fixeren op die feitelijke tekorten en ga een werkelijk structureel begrotingsbeleid voeren. Ik draag deze boodschap al jaren uit. Verlaat de hitsigheid van het jaarlijkse tekort en kijk werkelijk structureel naar je begroting. Het advies van de REA luidt idem dito.
Ik kom nu op het punt van de structurele hervormingen. Dit staat nog los van wat die structurele hervormingen feitelijk zullen betekenen voor de Nederlandse economie. Ik dacht dat het Centraal Planbureau bijvoorbeeld heel duidelijk was over de nieuwe WAO: het doet bijna niets. Wij hebben keer op keer gewaarschuwd voor de stapeling van die structurele hervormingen die allemaal landen op 1 januari 2006: WAO, zorgstelsel, Awir, Walvis. Wat ben ik nog vergeten? Misschien de omroep ook nog. Ook dat staat in het rapport en ook dat is ondermijnend voor het vertrouwen van burgers. Er verandert zoveel tegelijkertijd en geconcentreerd op één moment. Dit kabinet is een slecht gevoel voor timing verweten en de REA schrijft het op.
In een interruptiedebat met de heer De Nerée sprak ik al over de pensioenfondsen. Mijn fractie was een van de eersten die bij het uitkomen van het nieuwe financiële toetsingskader zeer sterk heeft geageerd tegen de voorstellen van de heer Witteveen, de toenmalige chef van de PVK die inmiddels is opgegaan in de DNB. Wij zagen toen dat dit een enorm procyclisch effect heeft en hebben dit ook de toenmalige minister van Financiën Hoogervorst voorgehouden. In de goede jaren van Paars is er een grote fout gemaakt door pensioenfondsen de ruimte te geven om met premieholidays te werken of lagere pensioenpremies te financieren uit tijdelijke overschotten die mede waren ontstaan door de gekte op de aandelenbeurs. Die fout moet je niet in een periode van laagconjunctuur spiegelbeeldig corrigeren door een sterke lastenverzwaring af te dwingen. Dat is helaas wel gebeurd. Het kabinet Balkenende I wilde daarin niet interveniëren. Later is dat onder druk van sociale partners enigszins versoepeld. Ik ben echter blij dat de heer De Nerée dat punt nu weer oprakelt, want dat punt is nog steeds niet voorbij. Ik vraag dus met de heer De Nerée aan de minister van Financiën: geef meer ruimte aan pensioenfondsen om, indien zij in de buurt komen van de gevarengrens van 105% van de dekking, daarin wat ruimhartiger te kunnen opereren. Het is niet zo dat het pensioenstelsel in elkaar stort als wij dat niet zouden doen.
De REA stelt bovendien voor om het ministerie van EZ op te heffen. Dat voorstel hebben wij al eens eerder gedaan. Ik kan het alleen maar verwelkomen, maar ik had het rapport van de REA natuurlijk ook niet nodig. In die zin heeft de heer Blok gelijk en is het overbodig besteed geld. Misschien wil de CDA-fractie het. Laat dat dan de les zijn van dit rapport: ik heb het niet nodig, maar misschien heeft de CDA-fractie het nodig. Wij moeten veel meer naar een trendmatig begrotingsbeleid en een trendmatig pensioenbeleid. Wij moeten bovendien een eind maken aan alle procyclische effecten van het begrotingsbeleid en het pensioenbeleid van dit kabinet door lastenverzwaring en bezuinigingen in de slechtst mogelijk denkbare tijd. Laten wij het omdraaien. Als het zoet de komende jaren uitblijft – al weet je niet wat er in 2007 gebeurt – dan gaan wij in goede jaren ook geen lastenverlichting doorvoeren, want dat hoort er ook bij. Structureel begrotingsbeleid betekent ook dat je in goede jaren tijdelijke inkomensmeevallers in het kader van de verkiezingen niet nog eens weggooit.
Dit leidt tot een volgende vraag aan de minister van Financiën. Er staat namelijk een pikante zin op pagina 4 van het advies van de REA. De minister heeft het ongetwijfeld gelezen. De REA schrijft: de verleiding om het conjunctuurbeleid te manipuleren voor electorale doeleinden is zowel begrijpelijk als verwerpelijk. Dat lijkt mij een klein affront aan de minister van Financiën. Ik vraag dan ook om zijn reactie.
Dan de begroting 2005 zelf. Er is volgens mij ruimte. Wie in september 2004 genoegen neemt met een EMU-saldo van 2,6% van het bruto binnenlands product, vervolgens een voorjaarsnota voorgeschoteld krijgt met een EMU-saldo van 2,3% en de laatste stand van het CPB – ik neem aan dat de minister daar ook van uitgaat – op 2,1% staat, dan is er toch ruimte. Voor volgend jaar zie ik die ruimte echter nog niet. Zijn opmerking die hij vanaf deze plaats maakte dat hij vooral voorstellen doet voor volgend jaar begrijp ik daarom niet. Er is dan immers minder ruimte dan vandaag. Die ruimte is er. Dat is ook een politieke keuze. Ik maak die keuze graag namens mijn fractie. In die keuze past een aantal voorstellen.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
U zegt dat er ruimte is. In uw optiek is dat het geval. Laat het financieringstekort maar weer vollopen. Daar komt het immers in feite op neer. U zegt dat het tekort keurig naar beneden gaat en dat het volgens het CPB op 2,1% zit en volgens de Voorjaarsnota 2005 op 2,3%. Er is dus nog steeds een tekort. U zegt dat het naar beneden gaat en dat wij het dus gewoon weer kunnen laten vollopen. Dan zit u bijna op de lijn van de heer Crone die een greep doet in de aardgasbaten.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik begrijp er helemaal niets van. Ik denk vrij simpel. De CDA-fractie heeft in september 2004 bij monde van de heer Verhagen ingestemd met een saldo van 2,6%. Dat moest het zijn, dat mocht het zijn. Als zich dan vervolgens een halfjaar later een aantal meevallers aandient – er was ook een aantal tegenvallers, maar het gaat om het saldo – is er dus ruimte. Of zegt de CDA-fractie ineens met terugwerkende kracht dat zij ook niet tevreden was met de begroting en met de Miljoenennota 2005?
Er is ook nog een andere manier om naar ruimte te kijken, meer in technische zin. Wij pakken het hoofdlijnenakkoord erbij en wij kijken wat de uitgavenkaders doen. Daar zit nog heel veel ruimte onder, want er is sprake van een structurele onderschrijding doordat het structurele begrotingsbeleid in de prullenbak ligt als gevolg van de keuzes van dit kabinet. Hoe men het ook bekijkt, feitelijk, technisch of politiek, er is ruimte. De politieke vraag in dit debat is of wij die gaan gebruiken of niet. Ik zou zeggen dat wij dat wel moeten doen. Laten wij eens beginnen met het herstel van de koppeling.
De heer Bakker (D66):
U hield net een vurig pleidooi voor een structureel begrotingsbeleid en om op te houden met de hitserigheid van elke keer weer het feitelijke tekort. Vervolgens zegt u dat er ruimte is doordat het feitelijke tekort wat lager wordt. Dat is met elkaar in tegenspraak.
De heer Vendrik (GroenLinks):
U brengt mij op een punt dat ik net in mijn bijdrage had moeten noemen met betrekking tot mijn eigen positie. Ik had het er nu over dat de CDA-fractie zegt dat er geen ruimte is. Ik zit alleen maar op het speelveld van het kabinet. Als ik de afspraken van dit kabinet volg, moet er ruimte zijn. De junibrief en de Voorjaarsnota 2005 laten een sterke verbetering van het structurele saldo zien, namelijk van -1,4 naar -0,9. Dat is een half procentpunt en dat is heel fors. Het is een structurele verbetering. Ook vanuit mijn positie kan ik dan zeggen dat er ruimte is. Ik zou dus niet weten waar ik inconsistent ben. Vanuit mijn eigen positie kan ik zeggen dat er ruimte is en ook als meekijk op het speelveld van het kabinet is dat het geval. Ook als ik kijk naar wat er over is van het politieke akkoord, dat de Miljoenennota toch is, constateer ik dat er ruimte is.
Ik kan het kort houden. Ik ben het met mevrouw Verburg eens dat ook bij de fractie van GroenLinks de minima zwaar op de maag liggen. Er moet echt iets gebeuren. De minima vormen de groep die keer op keer inkomensnadeel heeft ondervonden als gevolg van de kabinetsplannen. Dat nadeel is behoorlijk opgelopen, wij spreken over procenten. Het wordt tijd om eens een klein slagje te maken. Wij hebben het over een koppeling van 0,3%. Die kost ongeveer € 115 mln. Wij kunnen dat per 1 juli doen. Dan doen wij eindelijk een keer iets voor de groep die het het moeilijkst heeft. Ik zeg ook tegen de heer De Nerée dat er op dit moment 300.000 kinderen in Nederland opgroeien in armoede. Dat zijn namelijk de kinderen van de gezinnen die dat inkomen hebben. Daar ligt onze politieke prioriteit. De eerste euro die ik kan besteden uit de vrije ruimte gaat daarheen. Vandaar dat ik dit voorstel doe.
Ik heb bij interruptie al gezegd dat het ons mateloos irriteert dat wat er nu rond kinderopvang gebeurt, namelijk oplopende kosten en afhakende werkgevers, precies is wat er in het debat erover is besproken. Om die reden was de fractie van D66 volgens mij ook tegen de Wet kinderopvang. Dat hebt u goed gezien, mijnheer Bakker. Laten wij het dan ook vandaag oplossen, want het wordt van kwaad tot erger.
In april heeft de minister van "milieu", Brinkhorst, een stop afgekondigd op winning van windenergie op zee. Hij nam nieuwe projectaanvragen niet meer in behandeling. Hoe hebben wij het nu? Het moratorium dat minister Brinkhorst ineens heeft afgeroepen op dit type projecten moet er wat ons betreft af. Er moet ruimte voor komen. Duurzame energie is belangrijk. Wij spraken net al over de hoge olieprijzen. De vraag is hoe wij ons land daar minder gevoelig voor kunnen maken. Wij hebben niets te zeggen over die olieprijzen. Daarom moeten wij zorgen voor een snelle omschakeling naar een duurzame energievoorziening.
Ik steun het voorstel van de heer Crone voor de verpleeghuizen zeer. Ik heb ook nog een heel bescheiden amendement. Het gaat om € 1 mln. Daar is denk ik ook in de gedachtevorming bij de CDA-fractie ruimte voor. Dat denk ik, vermoed ik, hoop ik. Ja, heb ik u vast, mijnheer De Nerée? Wij gaan het proberen. Wij zijn voor een amendement bij de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter introductie van een kinderclubcard, die kinderen uit arme gezinnen in staat stelt om te gaan sporten. Het idee wordt gesteund vanuit de sportwereld. Het voorstel zou de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dit jaar met 1 mln. belasten. Het idee wordt gesteund door mevrouw Ank Bijleveld, oud-CDA-Kamerlid, en anderen, zoals oud-VVD-Kamerlid Terpstra. En mevrouw Terpstra, zo heb ik altijd begrepen, weet pas echt wat sporten is.
De heer Crone (PvdA):
Ook alle oud-PvdA-Kamerleden staan erachter.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Vorige week raakte ik zomaar verwikkeld in een heel spannend debat met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de WIA. Er was van alles aan de hand. In het debat bleek dat het hybride model van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid één jaar is uitgesteld tot 2007. Er moet nog één keuze worden gemaakt, namelijk over de periode waarover de werkgever het eigen risico voor de WGA kan dragen. Dat houdt verband met de kapitaalopslag, die in het kader van het level playing field geïntroduceerd moet worden. Het is nog een hele kwestie tussen de VVD en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister zegt dat de keuze valt in een periode van vijf tot tien jaar. Van de VVD heb ik dat niet gehoord en in de brieven van het kabinet staat het niet. Ik had het idee dat de minister van Financiën ook een soort betrokkenheid had bij het hele hybride gedoe. Misschien kan hij ons vertellen hoe het zit.
Wat ik niet begrijp, is dat deze minister van Financiën een blanco cheque in dit dossier heeft gestoken. Om de VVD binnenboord te halen in het hybride model is afgesproken dat de kapitaalopslag, die tot lastenverzwaring leidt – dat is bij de VVD erg populair – automatisch gecompenseerd wordt door een lastenverlichting die vanuit de begroting wordt gefinancierd. Hoe heb ik het nou? Met deze minister is in budgettaire zin nooit over de toekomst te spreken. Dat zien wij dan wel weer, zegt hij meestal. En nu is er ineens een cheque afgegeven om een dossiertje te redden voor een model, waarvoor deze minister te slim is om erachter te staan. Voor het afrondend debat over de WIA morgen is het handig als hier helderheid over ontstaat. Het is jammer dat wij pas donderdag verdergaan met de behandeling van de Voorjaarsnota, maar goed, de agenda laat niet anders toe. Deze vragen dienen door de minister van Financiën beantwoord te worden, want bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kom ik op de een of ander manier niet verder.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. Dit kabinet is op een aantal punten zeer consistent. Ik noem bijvoorbeeld het lage vertrouwen in het kabinet. De lijn is stabiel laag. De laatste NOVA-peiling gaf aan dat 72% van de Nederlanders weinig of geen vertrouwen in het kabinet heeft. De Nederlanders hebben ook geen vertrouwen in de toekomst. In de afgelopen maanden is zowel het producenten- als het consumentenvertrouwen schrikbarend gedaald. Dit komt volgens mijn fractie voor een groot deel door de angst en de onrust onder de burgers voor alle veranderingen die er al zijn en die nog op hen afkomen. Ik noem de veranderingen in de WAO en de zorg, ik noem de Wet Walvis, de Awir, de levensloopregeling en de koopkrachtontwikkeling in het algemeen. Hoe gaat het uitpakken? Mensen maken zich daar zorgen over, en terecht.
De Raad van Economisch Adviseurs geeft aan dat dit kabinet de hervormingen slecht getimed heeft. De grote hervormingen die ingaan per 2006 zorgen ervoor dat burgers gaan sparen om de onzekerheid op te vangen. Dat is dus een gevolg van het kabinetsbeleid zelf. De raad zegt ook dat een procyclisch begrotingsbeleid tot problemen leidt. Tijdens de economische neergang wordt bezuinigd en dat is niet verstandig. Wat is het commentaar van de minister op deze stellingen? Vindt hij ook dat het kabinet een belangrijke bijdrage levert aan het schaden van het consumentenvertrouwen?
Natuurlijk, Nederland is een open economie. Dat zei ik net al tijdens een interruptie. De internationale economie oefent daar een sterke invloed op uit. Toch kun je niet zeggen dat het feit dat de economie in ons land tegenvalt, alleen toe te schrijven is aan het buitenland. Het komt ook door het kabinetsbeleid. Een voorbeeld geeft het kabinet er zelf van. Particuliere consumptie neemt af als gevolg van het neerwaartse effect van de Wet kinderopvang. Er zijn veel meer van dit soort voorbeelden en effecten die invloed hebben op de portemonnee van de burger.
Nu kom ik op de koopkracht. Mensen hebben gewoonweg minder te besteden door de koopkrachtdaling. De contractloonstijging in de marktsector ligt sinds halverwege 2004 op het laagste niveau sinds 15 jaar. Die ligt momenteel substantieel onder de inflatie. Daarnaast wordt alles duurder. Denk maar aan de energierekening, de genoemde kinderopvang, eigen betalingen voor zorg, schoolkosten en schoolgeld. Daardoor is de nullijn van het kabinet voor de meeste mensen in Nederland een "minlijn" geworden. Gek hè, dat mensen dan minder kunnen uitgeven? Dat ook de koopkracht van mensen wordt aangetast die echt niets meer kunnen missen, is natuurlijk het meest storend. Dat gebeurt al jaren achtereen. Al drie keer op rij moeten ook de mensen met de laagste inkomens bij dit kabinet inleveren. En het is niet eens uit te sluiten dat dit nog eens gebeurt! Bij interruptie wil zelfs de CDA-fractie niet zeggen dat zij kan garanderen dat dit niet nog eens gebeurt. Dat kan toch niet mogelijk zijn? Zelfs het Centraal Planbureau verwacht dat deze mensen er nogmaals op achteruitgaan, al trekt de economie aan. Dat kan toch niet waar zijn? Kunt u niet duidelijk maken dat dit niet meer kan en dat de grens bereikt is voor deze mensen? Garandeert u dat de mensen die niets meer kunnen missen, dus de mensen met de laagste inkomens, er volgend jaar niet meer op achteruitgaan? De armoede neemt toe en verdiept zich. Het gaat dus echt niet meer voor deze groep. U kent allen de verhalen over de voedselbanken waar steeds meer mensen een beroep op moeten doen. Je kunt je dat ook wel voorstellen van mensen met bijvoorbeeld alleen een AOW-uitkering van € 834 per maand. Als je bepaalde woonlasten hebt, is dat niet meer te doen. Ik vind het ook schrikbarend dat naast alleenstaande gezinnen die het moeten doen van een bijstandsuitkering, wat al veel voorkwam, steeds meer AOW'ers een beroep moeten doen op de voedselbank. Hoe diep is dit land gezonken, denk ik dan? Steeds meer mensen die voor een laag loon moeten werken, doen ook een beroep op de voedselbank. Ik doe daarom een dringend appèl op dit kabinet om de mensen met de allerlaagste inkomens of een uitkering niet nog verder door de bodem te laten zakken dan zij al gezakt zijn. Sterker nog: mijn fractie wenst dat hier wat aan wordt gedaan, dat dit wordt hersteld. Waarom niet bijplussen, zoals net al gezegd? Waarom niet koppelen, zo snel mogelijk? Dat zou een klein beetje helpen. Waarom niet gewoon het wettelijk minimumloon en de uitkeringen bijplussen? Deze mensen hebben het kei- en keihard nodig. De ruimte is er.
Denk bijvoorbeeld ook eens aan de kinderen die moeten opgroeien in armoede. Dit kabinet heeft de mond vol van eigen verantwoordelijkheid, ook met betrekking tot het inkomensbeleid. Hoezo moet die man of vrouw met alleen AOW en dus € 830 in de maand zijn of haar eigen verantwoordelijkheid nemen? Die heeft zijn leven lang al de verantwoordelijkheid genomen voor de opbouw van dit land, van de welvaart waar wij nu van genieten. Hoezo eigen verantwoordelijkheid? En hoezo eigen verantwoordelijkheid van die kinderen die opgroeien in armoede? Kunnen zij daar iets aan doen? Nee, maar door opgroeien in armoede lopen zij wel een achterstand in hun ontwikkeling op die zij hun hele leven niet meer kunnen inlopen.
Om deze reden hebben wij al verschillende keren bepleit dat de kinderbijslag inkomensafhankelijk wordt. Dat doen wij vandaag ook. U zegt: wij hebben geen geld om de armoede op te lossen of om daar iets aan te doen. Dat begrijp ik niet. Verdeel dan op zijn minst het geld dat u voor de kinderbijslag hebt, beter. Dan kunnen de gezinnen die de kinderbijslag echt het hardst nodig hebben, er meer van profiteren. Er zijn mensen in Nederland die een dusdanig hoog inkomen hebben dat zij niet eens merken dat de kinderbijslag binnenkomt. Daarnaast zijn er gezinnen die met smart wachten op de kinderbijslag om een nieuwe jas te kopen of om weer eens warm eten op tafel te kunnen zetten. Ik hoor graag een reactie op dit voorstel.
Nu ga ik het hebben over het voorstel om het lesgeld af te schaffen, dat inderdaad ook op mensen hun budget drukt. Ik vind het prima om het lesgeld af te schaffen. Dan stop je immers inderdaad met het rondpompen van geld. Er is echter een maar. Dat is de vraag, hoe je het gaat betalen. Ik vind niet dat het ten koste mag gaan van de mensen met de laagste inkomens, die nu een deel van het geld via de regeling terugkrijgen. Afschaffen is prima, maar dan niet op een zodanige manier dat mensen met de laagste inkomens er de dupe van worden. Zoals ik al zei, worden met de WTOS-bijdrage immers ook andere schoolkosten gedekt.
Laten wij eerlijk zijn: het is natuurlijk ook maar een klein deel voor een kleine groep. De andere schoolkosten, zoals de ouderbijdrage en de boekenkosten, drukken heel zwaar op veel meer gezinnen.
Als je echt iets wilt doen, voer dan gratis onderwijs in. Zorg dat de boeken via de school worden geleverd. Dan worden ouders er niet door op hoge kosten gejaagd. Doe iets aan de ouderbijdrage door hem af te schaffen, of op zijn minst door hem aan een maximum te binden. Dan doe je echt iets voor deze gezinnen.
Er is nog een andere nood in deze samenleving, waarvan ik vind dat wij niet kunnen wachten om hem te lenigen. Ik doel op de verpleeghuiszorg. Wanneer kan de verpleeghuiszorg eindelijk op iets extra's rekenen van dit kabinet? Er zijn maar weinig terreinen waarop de nood zo hoog is en waar men zo lang moet wachten op een beslissing om deze noden eindelijk te leningen als de verpleeghuiszorg.
Er moeten gewoon extra mensen komen om de werkdruk in de verpleeghuiszorg te verlagen. Daarvoor is nu eenmaal extra geld nodig. Wat kunnen wij op dit terrein op zo kort mogelijke termijn van het kabinet verwachten?
Ik kom nu te spreken over de lage Nederlandse productiviteit. Ik zou daarover wel eens een analyse van het kabinet willen ontvangen. In mijn ogen hebben bijvoorbeeld de bezuinigingen aan het onderwijs en de loonmatiging hieraan bijgedragen. Ik hoor hierop graag een reactie van de minister van Financiën.
Daarmee kom ik op het onderwijs. Het kabinet stelt dat als gevolg van het Paasakkoord gemiddeld € 248 mln. extra op de begroting komt voor onderwijs. Dat is natuurlijk maar een deel. Dit deel dekt niet eens de stijgende kosten in het onderwijs die het gevolg zijn van het feit dat er meer leerlingen en studenten komen. Op de langere termijn is dit bedrag hiervoor niet eens toereikend. Hoezo dus extra geld? Het geld dat in de Voorjaarsnota komt, is gewoon geld dat vrijkomt in de begroting zelf. Ook dat is dus geen extra geld.
Als je echt de innovatie wilt stimuleren en als je echt wil investeren in de toekomst, zul je toch echt ook iets moeten doen aan het onderwijs. Het kabinet laat dit steevast na.
De heer Van As (LPF):
Voorzitter. Als je als zevende spreker hier staat, moet je natuurlijk oppassen dat je niet steeds hetzelfde gaat staan vertellen als je voorgangers al hebben gedaan. Ik zal proberen de hoofdlijnen een beetje vast te houden.
Het centrale thema van dit kabinet en van deze Voorjaarsnota zou moeten zijn "vertrouwen", in de zin van het herstel van vertrouwen. Herstel van vertrouwen in de overheid zowel als herstel van vertrouwen in de economie: het consumentenvertrouwen.
De economie in ons land wil zich maar niet verbeteren. Daaraan liggen voor een deel natuurlijk externe factoren mede ten grondslag. Voor een ander deel is het ook van belang wat de overheid uitstraalt. Dat bepaalt voor een groot deel hoe het staat met het vertrouwen van de burger in de overheid.
De laatste tijd kun je constateren dat het vertrouwen van de burger in de overheid en in het kabinet niet al te hoog is. Wij hebben dat bijvoorbeeld ook kunnen zien bij het referendum over de Europese Grondwet. Ik ben van mening dat gewerkt moet worden aan herstel van dit vertrouwen.
De burger vraagt zich af, of de AOW nog wel betaalbaar blijft en of de ziektekosten wel betaalbaar blijven. Hij wil weten of wij niet nog meer banen kwijtraken, vooral aan mensen uit de nieuwe EU-lidstaten. Er komen heel veel mensen deze kant op. Wij zien dat zij allerlei arbeidsplaatsen in beslag gaan nemen.
De burger wil weten of er nog geld in zijn portemonnee overblijft na betaling van alle gemeentelijke lasten en de hoge energielasten. Hij wil weten of de hypotheekrenteaftrek niet verder zal worden aangetast. Het vertrouwen van de consument is ernstig geschaad door luchtballonnetjes van het kabinet en door het gemorrel aan de hypotheekrenteaftrek, met name door de linkse partijen in deze Kamer.
In het kader van de nieuwe wet over de luchtkwaliteit constateren wij nu al dat zelfs de woningbouw ernstig in de problemen dreigt te komen. Als de nieuwbouw van woningen in de problemen komt, dan heeft dat enorm negatief effect op de bouwnijverheid op zich, maar ook voor alle toeleveringsbedrijven. Dat heeft ook weer te maken met inkomsten uit de onroerendzaakbelasting, gronduitgifte, grondprijzen enzovoort. Wij vinden dus dat het kabinet eens aan de knoppen moet draaien en structureel wat lijnen moet uitzetten. Ik begrijp ook wel dat waar niet is, de keizer zijn recht verliest. Op zijn minst kan het kabinet echter een lijn inzetten. Ik noem een aantal voorbeelden. De aardgasbaten zijn door de koppeling aan de olieprijzen behoorlijk toegenomen. Wij hebben daarbij allen baat. Het is in onze samenleving volledig merkbaar dat de mensen die laag aan de inkomenskant of de uitkeringskant zitten, de grootste klappen krijgen. Daaraan kan men tegemoetkomen door bijvoorbeeld met een deel van de aardgasbaten iets te doen. Aan de hand van de beantwoording door minister Zalm zal mijn fractie de balans opmaken. Een aantal zaken spreekt ons aan. Men kan overwegen via de energieprijzen iets tegemoet te komen aan de energielasten. Men kan overwegen iets aan het schoolgeld te doen.
Men kan zelfs aan een aantal andere zaken denken. Wat is er gebeurd met het kwartje van Kok? In 2002 hebben wij daarover gesproken. Het is op de lange baan geschoven. De Kamer heeft het helaas afgestemd, maar ook dat kwartje van Kok is nooit gecompenseerd. Het zou het kabinet sieren als de minister daarover een duidelijke uitspraak zou doen. Is hij ooit van plan dat terug te geven of vindt hij dat dit op een andere manier dient te worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door het al of niet verlagen van de motorrijtuigenbelasting? Dat zou een reëel voorstel zijn.
Is het kabinet met ons van mening dat herstel van vertrouwen van de consument prioriteit verdient? De koopkracht van vooral de middeninkomens moet toenemen. Hoe is het kabinet van plan daaraan iets te doen? De Raad van Economisch Adviseurs heeft een mooi advies geschreven. De raad stelt dat de overheid meer procyclisch moet gaan werken. Wij kunnen ons daarin vinden. Wat is de mening van de minister? Is hij van plan maatregelen in die richting te nemen, ook bij de behandeling van de nieuwe begroting op Prinsjesdag? Zal hij dit meenemen of handelt hij meer vanuit een verkiezingscampagnestrategie: eerst het zuur en dan het zoet, in de hoop dat de kiezers in het stemhokje de eerste twee jaar wel zullen vergeten? Dat lijkt mij niet in het belang van de burger en ik meen dat de burger haarfijn aanvoelt wat er aan de hand is. Wij willen dat het kabinet een structurele lijn inzet.
De pensioenen moeten in moeilijke economische tijden zeer snel worden aangevuld. Waarom wordt dit niet geleidelijker gedaan en wordt het zwaartepunt van het aanvullen niet gelegd in economisch betere tijden? Dit zou de economie uit het dal kunnen helpen. Wat is de mening van de minister?
Zo zijn er ook enorme UWV-fondsen van maar liefst 10,5 mld. Het geld is van de burgers die het hebben betaald. Bouw deze fondsen in economisch moeilijke tijden af door middel van lagere premies. In goede tijden kan men die weer iets laten toenemen. Dat betekent ook een enorme lastenverlichting voor werknemers en werkgevers. Dit is zeer welkom in economisch moeilijke tijden. Het helpt de koopkracht van burgers te vergroten en de economie weer aan te zwengelen. Of gebeurt het niet omdat er dan weer een EMU-probleem ontstaat? Ik vraag hierop de reactie van minister Zalm.
Waarom wordt eigenlijk gesproken over het verhogen van de AOW-leeftijd naar 67 jaar als de 55-plussers nog nauwelijks aan het werk zijn of aan het werk kunnen komen? Stop nu eens de discussie over het gemorrel aan de AOW-leeftijd en zorg eerst dat mensen langer blijven werken. Het helpt ook niet als de overheid in de persoon van minister Remkes zelf het slechte voorbeeld geeft door de oudere ambtenaren als eersten uit te faseren met een goudgerande regeling.
De overheid moet betrouwbaar zijn en heeft zorgplicht voor de burgers en de koopkracht. Het symbool van onbetrouwbaarheid van de overheid is het tijdelijke kwartje van Kok, waarover ik al eerder iets heb gezegd. Ik wil van de minister weten of het kabinet van plan is nog met maatregelen te komen of alles zal doorschuiven naar Prinsjesdag.
De VVD-fractie heeft iets gezegd over de deblokkering van het spaarloon. Dat zou een behoorlijke impuls kunnen geven. Wij kunnen ons in een dergelijk voorstel vinden. Wat is de mening van de minister? Ik heb al eerder gesproken over de gasbaten. Hoe denkt de minister over compensatie via verlaging van de energielasten? Wij wachten de beantwoording af. Afhankelijk daarvan zullen wij eventueel met een tweetal moties komen.
De heer Bakker (D66):
Voorzitter. De boel staat een beetje stil in Nederland en dit keer komen de vakbonden er niet eens aan te pas. Heel het raderwerk staat stil als uw machtige arm het wil, en inderdaad stonden de treinen stil, maar dat is thans niet de kern van het probleem. De problemen hebben veel te maken met internationale factoren, met name de hoge olieprijs, maar er zijn ook nationale factoren. Die factoren komen tot uitdrukking in het consumentenvertrouwen dat van maand op maand daalt. Het rare is dat het consumentenvertrouwen, net als de economie in het algemeen, veel meer psychologie is dan een exacte wetenschap. Hoewel het voor de economie niet veel doet, leidde zelfs de uitslag van het referendum nog weer tot een negatieve impuls voor het consumentenvertrouwen. Minister Brinkhorst zei dat het licht zou uitgaan, maar ik kan mij niet voorstellen dat dat zich één op één heeft vertaald in het consumentenvertrouwen. Het geeft wel aan dat het een moeilijk grijpbaar geheel is.
Er zijn in de wereld veel onzekere factoren, politiek en militair, maar er zijn ook onzekerheden in Nederland rond de hervormingen. Alles draagt bij aan de daling van het consumentenvertrouwen, ook de pas op de plaats die de inkomens dezer jaren maken. Er zijn op zichzelf goede gronden voor de loonmatiging, bijvoorbeeld de versterking van de concurrentiepositie, maar het inkomenseffect is helder. Als internationaal de economie wat zou aantrekken, zou de loop erin blijven, maar ook dat gebeurt niet. Ook nationaal ligt de zaak redelijk stil.
Er wordt wel gezegd dat wij die hervormingen niet moeten stapelen. Daar ben ik het niet mee eens. De analyse van de REA begrijp ik: je moet de hervormingen doen op een moment dat het conjunctureel kan. De praktijk leert dat het dan niet gebeurt. De heer Vendrik pleit voor een structureel begrotingsbeleid als het slecht gaat, maar als het goed gaat pleit hij voor extra uitgaven.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dit is echt grote kul. Ik ben Kamerlid voor GroenLinks sinds 1998, dus ik heb economisch gesproken goede jaren meegemaakt. In die jaren heb ik keer op keer gepleit voor een begrotingsbeleid gebaseerd op het structurele saldo.
De heer Bakker (D66):
Ik heb u keer op keer pleidooien voor extra uitgaven horen doen, ook in die jaren.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik heb keer op keer pleidooien gehouden om lastenverlichtingsoperaties in goede jaren tegen te houden. Daar heb ik D66 heel erg in gemist, want D66 ging wél akkoord met de lastenverlichting in 2001: ƒ 8 mld. terwijl de hoogconjunctuur bijna op zijn top was. Wij waren op dat punt echt consistenter dan de heer Bakker nu suggereert.
De heer Bakker (D66):
Het gaat mij om het volgende. Wij zijn allemaal voor een structureel begrotingsbeleid. Het is volgens mij ook de kern van het begrotingsbeleid van het kabinet. Tegelijkertijd is er vooral een ondergrens aan gesteld. Op het moment dat het tekort dreigt op te lopen tot boven een bepaalde norm, is het verstandig daaraan iets te doen. Dat is dan inderdaad een correctie op een structureel begrotingsbeleid, maar dat is noodzakelijk. Het politiek bedrijf luistert nu eenmaal niet naar wat het papier van het structurele begrotingsbeleid vraagt, namelijk het verder laten oplopen van het tekort. Ik spreek nu niet over Europese regels.
In goede tijden moet je het overschot flink laten oplopen. Dat gebeurt in de praktijk echter niet. Door de jaren heen zit een vertekening. Wij cirkelen niet keurig rondom de structurele nul, maar doen daaraan steeds iets af. Het saldo heet staatsschuld.
Voor hervormingen bestaat in goede tijden geen draagvlak. Ik denk daarbij aan het ziektekostenstelsel, dat vier jaar geleden met veel minder pijn had moeten worden ingevoerd. Daarvoor bestond toen echter geen politiek draagvlak. Wij constateren dat dit nu wel het geval is.
Conjunctuur en structuur zijn in deze tijdspanne begrippen van een paar jaar. Er zijn grote binnenlandse uitdagingen zoals de vergrijzing en buitenlandse uitdagingen vanuit bijvoorbeeld China en India. Weten wij de zaak op orde te krijgen? Daar moeten wij ons op richten. Zelfs als je probeert de conjunctuur te sturen, zit je niet goed. Je kunt dat immers niet vooraf voorspellen? Je kunt het hooguit achteraf vaststellen.
Hervormingen en ingrepen zijn nodig en deze moeten niet worden uitgesteld. Daarmee wordt de structuur geschapen om in de toekomst het groeivermogen van de Nederlandse economie te versterken. Wij zien momenteel echter veel zaken in Nederland stagneren, behalve het financieringstekort. Dat gaat de goede kant op. Als je de zaken structureel aanpakt, mag je je conjunctureel enige ontspanning veroorloven. Er wordt gezegd dat mensen bovenop hun knip zitten. Dat is voor een deel waar. Zij sparen als zij wat te sparen hebben. Er zijn natuurlijk ook mensen die niets meer te sparen hebben. Hun knip is leeg. Dat zijn niet alleen de minima, maar ook de mensen met een middeninkomen, die door het kabinet veel minder worden ontzien. Zij gaan overigens wel dag in dag uit naar hun werk. Er wordt loonmatiging van hen gevraagd en zij moeten ook de economie er bovenop helpen. Ondertussen stijgen de lasten, terwijl zij nergens voor in aanmerking komen. Zij betalen wel overal aan mee. Die boodschap zit de mensen tot hier. De secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken gaf eerder dit jaar het signaal dat het tijd wordt boter bij de vis te leveren. Wij moeten laten zien dat hervormingen ook ergens goed voor zijn en ergens toe leiden. Dat signaal moeten wij zeer serieus nemen.
Mijn fractie heeft dan ook nagedacht over een signaal van vertrouwen. Wij hebben voor een belangrijk deel invloed op het vergroten van het vertrouwen van de burgers in de economie. In de eerste plaats spreken wij dan over het lesgeld.
De heer Crone (PvdA):
De heer Bakker zegt dat het structurele financieringstekort de goede kant opgaat en dat de hervormingen nodig zijn. Daarmee is hij impliciet onduidelijk over het feitelijk financieringstekort. Voelt hij met mijn redenering mee dat een verdere verlaging van het tekort niet zo urgent is? Je zou dan kunnen zeggen dat de gasbaten niet alleen maar aangewend hoeven te worden voor verlaging van het financieringstekort.
De heer Bakker (D66):
De gasbaten worden aangewend voor het FES en voor het financieringstekort. Ik voel met de heer Crone mee. Ik markeer echter ook dat wij hierover al jarenlang debatteren. De heer Crone wilde altijd het hoge financieringstekort. Ik was daar nogal allergisch voor, omdat wij het uiteindelijk niet moeten hebben van een al maar hoger opbouwen van het financieringstekort. Dat levert een probleem op. Als wij op dit moment kijken naar het financieringstekort en de staatsschuld die daarvan het resultaat is, moeten wij constateren dat er niet alleen een teller aan zit, maar ook een noemer, die stagneert. Dat heeft voor een deel te maken met het vertrouwen, een binnenlandse factor. Wij kunnen een debat voeren over de exacte timing, maar ik vind het in deze tijd verantwoord om, voordat wij naar de laatste tiende procenten van het financieringstekort te kijken, ook te kijken naar een signaal van vertrouwen in de economische ontwikkeling van Nederland. Dat is op dit moment het allerbelangrijkste.
De heer Crone (PvdA):
U zegt dat ik altijd maar kom met hogere financieringstekorten, maar u weet dat dat niet zo is. Ik wil dat volhouden. Daarom was ik verrast dat u hier twee weken geleden mee kwam, gevolgd door Boris Dittrich, vrijdagavond in Nova Politiek, die zei dat de economie moet worden gesteund, en daarbij actief steun zocht bij Wouter Bos. Ik breng u namens Wouter Bos over dat hij die steun graag geeft, niet om het financieringstekort te verhogen, maar om de economie een impuls te geven. Als wij dat uit de gasbaten doen, hoeft het tekort juist niet omhoog. Ik ben meer uw kompaan dan dat wij samen het financieringstekort gaan opjagen.
De heer Bakker (D66):
Waar het vandaan komt, daar kun je over twisten, maar een euro is een euro. Als je de aardgasbaten aanwendt voor uitgaven of voor lastenverlichtingen, kun je ze niet meer aanwenden voor het financieringstekort. Mensen gaan gebukt onder de hoge olieprijzen, waarvoor zij veel geld kwijt zijn. Dat maakt de knip nog leger, en dat is een probleem. In die zin is er een inhoudelijke relatie met de binnenstromende gasbaten. Zoals gezegd is dat het enige wat stroomt in dit land, en misschien moet er maar eens wat terugstromen! Ik ben zeer voor een snellere aflossing van het financieringstekort. Maar op dit moment maak ik mij vooral zorgen over de stroperige economie van ons, waarin heel veel zand zorgt voor stilstand.
De heer Crone (PvdA):
Maar u kunt niet drie dingen tegelijk beloven. En het financieringstekort sneller aflossen, en...
De heer Bakker (D66):
Ik heb al gezegd dat ik het versterken van het vertrouwen, via een lastenverlaging, op dit moment het belangrijkste vind.
De heer Crone (PvdA):
Dat vind ik een belangrijk politiek feit.
De heer Blok (VVD):
Het versterken van het vertrouwen is vandaag eerder aan de orde geweest, waarbij ik heb verwezen naar het uitgebreide onderzoek van DNB, waarin staat dat dat vertrouwen niet terugkomt als de consument ziet dat de schuld hoog is en hoog blijft. Hij gaat dan sparen. Graag uw reactie hierop.
De heer Bakker (D66):
Ik heb die analyse niet zo snel kunnen lezen. Maar op zichzelf is er een relatie tussen de hoogte van de staatsschuld, en de neiging bij de consumenten om te sparen. Tegelijkertijd moet je naar de werkelijkheid om je heen kijken. Ik geloof er helemaal niets van dat die vertrouwensbreuk in de Nederlandse economie op dit moment te maken zou hebben met grote zorgen over de staatsschuld. Men maakt zich grote zorgen over de positie op de heel korte termijn, en over de eigen portemonnee. Die ervaart men namelijk als leeg. Die wordt van alle kanten leeggehaald door ons en door gemeenten, en tegelijkertijd komt er niets meer in. Daar gaat het wringen, en daar hebben wij nu mee te maken. Ik zou zeggen: laten wij dan gezamenlijk het signaal geven dat het niet nodig is om zo somber te zijn. Het zijn moeilijke jaren, maar die hervormingen zijn er niet voor niets, mensen mogen daar ook iets voor terugverwachten. Daar moet je niet lang mee wachten, want het loopt nú vast.
De heer Blok (VVD):
Die zorg over het besteedbaar inkomen deelt de VVD-fractie met de heer Bakker, maar dat inkomen kan men ook verhogen door lastenverlaging niet te baseren op het oprekken van de schuld, maar op het verminderen van de uitgaven van de overheid.
De heer Bakker (D66):
Op zichzelf zou dat kunnen. Naar mijn idee hebben wij daar overigens al flink aan getrokken, maar er is ongetwijfeld nog ruimte. Ik doel bijvoorbeeld op het eerste REA-advies met de suggestie om na te gaan of het aantal regels niet fors omlaag moet. De voorstellen die de heer Blok zojuist over de kinderopvang en het lesgeld heeft gedaan, vallen vooral onder de lastenverschuivingen. Per saldo komt het op nul uit. Er is naar mijn idee dan ook geen sprake van een lastenverlichting.
Wij hebben al vele malen over het lesgeld gesproken. Ik heb een voorkeur voor afschaffing daarvan nog dit jaar en het liefst in één klap. Wat dat betreft, moeten wij het hoofd niet te snel in de schoot leggen. Anders kunnen wij het voordeel van vermindering van bureaucratie niet inboeken. Daarbij komt dat ik van mening ben dat wij daarvoor op de begroting van 2005 nog dekking kunnen vinden, als wij daarvoor wat moeite doen. In het amendement-Rouvoet wordt gewezen op de kasschuiven bij de onderwijsuitgaven. Het gaat dus niet ten koste van de onderwijsuitgaven, maar het is gewoon doorgeschoven naar volgend jaar. Ook op andere begrotingsonderdelen zijn nog wel posten te vinden. Ik doel bijvoorbeeld op de invoering van de WMO, waarvoor € 52 mln. op de rol staat. Naar mijn idee wordt die wet niet op 1 januari 2006 ingevoerd. Zo kan ik er nog een paar noemen. Er kan ook worden gekeken naar de extra frictiekosten die elk jaar voor het UWV op de aanvullende posten worden ingeboekt.
Ik vraag het kabinet daarom om op dit punt creatief te zijn, zowel in de overweging als in de beantwoording. Naar mijn idee is dat het enige punt dat wij nu echt zouden moeten regelen. Wij moeten nu een keuze maken. De eerste mogelijkheid is om het lesgeld nu af te schaffen. Dan ontvangen betrokkenen volgende week een brief waarin staat dat het ondanks de brief van vorige week niet meer hoeft. Dan behoudt men natuurlijk wel de vergoeding van een aantal aanvullende studiekosten. Daarop wijst mevrouw Kant steeds terecht. De tweede mogelijkheid is dat het een jaar later wordt.
Wij hebben al vele malen over de kinderopvang gesproken, maar de vraag is of een en ander dit jaar geregeld kan worden. Op dit moment is het primair een technische vraag.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA):
Is de heer Bakker met ons van mening dat het geen begaanbare weg is als andere programma's op de onderwijsbegroting moeten worden ingekrompen? Heb ik het goed begrepen dat de heer Bakker de andere mogelijkheden onderzoekt? Wij zitten naar mijn idee op dezelfde lijn, maar de vraag is alleen waar wij het geld vandaan halen.
De heer Bakker (D66):
Het nieuws kan morgen zijn dat de helft eraf gaat. Dat zou goed zijn, maar ik ben er voorstander van om met nog beter nieuws te komen. Het glas is bij de heer De Nerée half vol, waarvoor hulde. Dat glas is helaas echter ook nog half leeg. Mij lijkt dat wij daarover deze week nader van gedachten zullen wisselen.
De tabellen met betrekking tot de kinderopvang moeten veranderen en hetzelfde geldt voor de werkgeversbijdrage. Daarover hebben wij al gesproken. Het plan van de heer Blok betrekking voor het deblokkeren van het spaarloon is goed. Daarbij merk ik echter wel op dat het spaarloon voor het doel van de kinderopvang al mag worden gedeblokkeerd en dat uitgerekend minister Remkes die mogelijkheid al maandenlang openhoudt voor de rijksambtenaren. Ik vraag de minister om ons daarover aanstaande donderdag duidelijkheid te verschaffen. Ik heb daarover trouwens al schriftelijke vragen gesteld.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De heer Bakker heeft een technische vraag gesteld over de kinderopvang. Ik stel hem vervolgens de politieke vraag wat wij op zo kort mogelijke termijn kunnen doen om ervoor te zorgen dat werkgevers wel bijdragen aan kinderopvang.
De heer Bakker (D66):
Alle werkgevers zouden naar mijn mening moeten bijdragen aan de kinderopvang. Op dit moment wordt dit gedaan door driekwart van de werkgevers, maar dit aantal loopt terug. De andere werkgevers vertonen free-ridersgedrag of willen er helemaal niet over nadenken. Ik ben bang dat wij tot sint-juttemis moeten wachten tot alle werkgevers hieraan mee zullen doen. Daarom zijn wij voor een verplichte werkgeversbijdrage. Ik merk dat werkgevers zelf, zeker die in het mkb, langzamerhand ook die mening zijn toegedaan. Ik vind ook dat dit zo snel mogelijk moet gebeuren, maar de weerzin bij het kabinet en sommige Kamerleden om dit nu alweer te veranderen, is bekend. Wij waren tegen die wet en Groenlinks ook, maar een meerderheid van de Kamer was ervoor.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Misschien is er vandaag een meerderheid te bereiken. Ik nodig u uit om aanstaande donderdag een gezamenlijk voorstel te doen. Het kabinet heeft inmiddels ook ervaren dat de nieuwe wet niet werkt, met alle consequenties voor de arbeidsparticipatie van dien.
De heer Bakker (D66):
Voorzitter. De afgelopen jaren zijn de lokale lasten sterk opgelopen. Dat zal ook gebeuren in het jaar waarin het gebruikersdeel van de ozb wordt afgeschaft. Ik stel voor om de lokale lasten voor de komende twee jaar te bevriezen. Gemeentelijke belastingen gaan in goede tijden en in slechte tijden altijd 7% à 8% per jaar omhoog. Dit jaar is het weliswaar 2% lager, maar gemiddeld is dit de praktijk van de afgelopen twaalf jaar.
Daar komt wat mij betreft de vraag aan het kabinet bij om in 2006 naar verdergaande vormen van lastenverlichting te zoeken. Ik denk daarbij vooral aan de premies, waarbij uiteraard telt dat de premies EMU-relevant zijn. Dit is echter dé manier om de middengroepen te laten blijken dat de hervormingen ergens goed voor zijn geweest.
Het moratorium op de MEP zit ons niet lekker, maar ik wijs erop dat de consument er nu twee keer voor moet betalen. De consument betaalt via de ecotaks voor vuile energie en via de MEP voor schone energie. Ik vraag mij af of er geen andere financieringssystematiek gezocht moet worden. Dan kan ook het moratorium weer worden opgeheven. Uiteindelijk is het steven om zo snel mogelijk over te gaan op duurzame energie.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Is voor u denkbaar dat een oplossing wordt gezocht in de almaar groeiende aardgasbaten in het FES?
De heer Bakker (D66):
Ik wacht het antwoord van de minister af, maar er is in ieder geval een intrinsieke relatie tussen aardgas en duurzame energie.
Het komt heel vaak voor dat ministeries, en soms ook de Kamer, bovenop alles wat er al is om aanvullende rapporten vragen. De heer Blok sprak over de adviezen en de rapporten van De Nederlandsche Bank, maar daar heb ik het niet over. Dat soort instituten en adviesraden wordt gefinancierd. Berenschot, McKinsey, de Boer & Croon Groep, Deloitte &Touche, enzovoort: ze worden allemaal ingeschakeld. De ene na de andere. Dat kost heel veel geld. Het is moeilijk om daar een vinger op te leggen, maar ik meen dat werd geraamd dat het vorig jaar meer dan € 0,5 mld. was. De toegevoegde waarde van al die rapporten is inderdaad heel vaak discutabel. Vaak wordt een rondje langs de wethouders gemaakt, een rapportje geschreven en hup, je hebt weer € 50.000 binnen. Ik zou willen dat de minister mij toezegde dat telkens als zo'n rapport naar de Kamer wordt gestuurd, de rekening erbij zit. Ik overweeg om dat in tweede termijn in een motie vast te leggen. Op die manier wordt niet alleen inzichtelijk gemaakt waar het geld naartoe gaat, maar gaat er ook een preventieve werking van uit. Dan moet je met de billen bloot als je een paar miljoen, een paar honderdduizend of een paar ton naar dat soort bureaus stuurt zonder dat je daar een goede reden voor hebt.
De heer Crone (PvdA):
Uit het debatje van zojuist bleek dat het goed is om het vertrouwen in de economische omstandigheden te versterken en daarvoor al dan niet de gasbaten aan te wenden. Twee of drie weken geleden heeft de heer Bakker in de publiciteit ook al voorstellen gedaan. Nu heeft hij alleen maar het schoolgeld, de kinderopvang en het gezinsdeel – en dus niet het werkgeversdeel – genoemd. Hij sprak toen ook over het verlagen van de sociale premies om in de sfeer van de werknemers/werkgevers nog iets te doen. Hij noemde toen bedragen van € 1,5 tot € 2 mld. Die kunnen toevallig ook net uit die gasbaten; het financieringstekort hoeft daar dus niet voor omhoog.
Die dingen noemt hij nu niet meer. Ik ben hem nog wel dankbaar, want hij noemt ten minste nog wat, terwijl het CDA en de VVD alles hebben laten vallen wat zij vanmorgen nog in de krant hebben geëist.
De heer Bakker (D66):
Ik ben de heer Crone ook dankbaar, want mij blijkt nu dat ik er wat te snel doorheen ben gegaan.
Ik heb gesproken over het lesgeld en over de kinderopvang naar aanleiding van de vraag van de heer Vendrik over het werkgeversdeel. Maar ik heb het wel degelijk ook over de tabellen. In de bijdragen voor de mensen met de middeninkomens, rondom modaal, zit een veel te hoge stijging. Daardoor treden mensen uit de arbeidsmarkt. Dat is slecht voor de arbeidsmarkt, slecht voor de economische groei, slecht voor de werkgever en slecht voor iedereen. Toch gebeurt het. Dus moeten wij er wat aan doen. Mijn technische vraag is wanneer je dat kan doen. Dat soort dingen zou naar mijn mening op jaarbasis moeten gebeuren, al was het maar omdat daar een kinderopvangtoeslag op jaarbasis tegenoverstaat. Ik hoor graag hoe het kabinet daartegenover staat. Deze twee punten zou ik graag gerealiseerd willen zien.
Ik meen dat mensen zich heel veel ergeren aan de lokale lasten. Zonder dat men het gevoel heeft dat het ergens goed voor is omdat het naar een zichtbaar doel gaat, zien zij dat die lasten steeds maar omhooggaan. Op die manier wordt het in de knip ook steeds minder.
Ik denk verder dat het kabinet voor 2006 een verdergaande lastenverlichting in het vooruitzicht moet stellen, maar dat moet het kabinet in de komende weken tot aan Prinsjesdag bespreken.
Volgens mij heb ik in dit opzicht toch geleverd. Dat kan dus in die orde van grootte zitten.
De heer Crone (PvdA):
Het opleggen van een plafond aan de lokale lasten is, met alle respect, een sigaar uit de doos van anderen. Dat kost u niets en het financieringstekort ook niet. Maar goed, dat debat voeren wij morgen. Bij de overige lastenverlichting hebt u het nu over 2006, terwijl ik uit eerdere publiciteit had begrepen dat Boris Dittrich zei dat het nu al moet kunnen, bijvoorbeeld in de sfeer van de sociale premies. Ik begrijp dat het nu naar 2006 wordt verschoven.
De heer Bakker (D66):
Er wordt niets verschoven, maar wij moeten er nu een begin mee maken. Wij moeten een signaal geven, dus moeten wij nu wat mij betreft beginnen met het lesgeld. Wij moeten iets in het vooruitzicht stellen bij de kinderopvang en verdere lastenverlichting. Als die kinderopvang eerder kan, moeten wij bekijken of wij dat kunnen doen, maar daarvoor wacht ik het technische antwoord af. Dat is allemaal niet om de man met de lange baard van 5 december te spelen, maar dat is allemaal gericht op dat vertrouwen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Met de heer Crone ben ik heel blij dat de heer Bakker anders dan zijn rechtse vrienden toch even voet bij stuk houdt. Dat vind ik mooi.
De heer Bakker (D66):
Hervormingsgezinde vrienden.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik houd het op rechtse vrienden, maar ieder zijn tekst, daar gaat het nu niet om. De heer Bakker heeft een aantal voorstellen op tafel gelegd en daarover vragen gesteld. Wij zullen dat donderdag verder zien. Mag ik het zo opvatten dat de heer Bakker een signaal wil geven aan de Nederlandse samenleving over de kramp, het gebrek aan vertrouwen, de portemonnee die in de klem komt? Houdt hij de optie open dat het EMU-saldo van 2,3% dat de minister presenteert, terwijl het tekort volgens het CPB op 2,1% uitkomt, eventueel moet wijken voor het signaal dat hij vandaag wil geven?
De heer Bakker (D66):
Of wij het eens zijn over de mate waarin dat zou kunnen gebeuren, weet ik niet, maar voor het overige is het antwoord "ja".
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Aanstaande donderdag zal de minister antwoorden op de vragen die gesteld zijn.
De vergadering wordt van 19.15 uur tot 20.25 uur geschorst.
Voorzitter: Weisglas
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-5776-5804.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.