Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Depla aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het mogelijk bevoordelen van eigen personeel bij de verkoop van woningen door projectontwikkelaars. (Het Parool, 25 juni jl.).

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Na alle bespiegelingen van Kamerleden die terugkijken op hun roemruchte periode in de Kamer, ga ik met het vragenuur over tot de orde van de dag.

Afgelopen zaterdag konden wij in Het Parool lezen dat projectontwikkelaars, bouwers, makelaars en architecten de aantrekkelijkste nieuwbouwwoningen voor zichzelf of voor hun relaties reserveren. Helaas is dit geen nieuws. In oktober 2001 verscheen er ook een rapport van de Vereniging Eigen Huis: "Wie het dichts het bij vuur zit, verwarmt zich het best." Uit dit onderzoek bleek dat dit fenomeen zich niet alleen in Amsterdam voordoet, maar dat het breed is Nederland is verspreid.

De PvdA-fractie vindt dit fenomeen ongewenst, omdat het een vorm van vriendjespolitiek is en veel weg heeft van het "smeer- en verteer" in de bouwwereld, waarvan wij nu juist afwillen. Bovendien belemmert het de consument in zijn keuzevrijheid, omdat in de nieuwbouwprojecten de mooiste woningen al onderhands zijn verkocht Tegen die achtergrond stel ik de volgende vragen.

  • 1. Vindt de minister het bevoordelen van relaties bij het aanbieden van de aantrekkelijkste koopwoningen een goed voorbeeld van de cultuuromslag die iedereen in de bouw zo nodig vindt?

  • 2. Deelt de minister de mening van de directeur van de Amsterdamse Woningbouwvereniging dat het oneerlijk is medewerkers en relaties een voorkeursbehandeling te geven? Of deelt de minister de mening van een directeur van een andere woningbouwvereniging in Amsterdam, de voorzitter van de Federatie van Woningbouwcorporaties, die zegt dat het juist het goede recht is van woningcorporaties dit te doen? Het zou volgens hem onderdeel moeten uitmaken van de secundaire arbeidsvoorwaarden.

  • 3. Welke maatregelen heeft de regering naar aanleiding van het rapport van de Vereniging Eigen Huis genomen om vriendjespolitiek bij de toekenning van een nieuwe woning door ambtenaren, projectontwikkelaars, corporaties en andere betrokkenen te voorkomen?

  • 4. Is de minister bereid afspraken te maken met corporaties, projectontwikkelaars, bouwers en makelaars om aan dit soort praktijken een einde te maken en zo nee, waarom vindt zij dit niet nodig?

  • 5. Kent de minister de voorstellen van de Vereniging Eigen Huis om aan deze praktijken een einde te maken? Wat is haar oordeel over deze voorstellen?

Minister Dekker:

Voorzitter. De eerste vraag is of ik het bevoordelen van relaties bij het aanbieden van de aantrekkelijkste koopwoningen een goed voorbeeld vind van de cultuuromslag. Nee, dat vind ik niet.

Er zijn twee meningen van Amsterdamse woningcorporaties. De één is dat men het oneerlijk vindt, en de ander dat het een goed recht is. Uitgangspunt daarbij is het volgende. Als in een gemeente een huisvestingsverordening is afgegeven, op basis waarvan een woningverdelingsystematiek is opgesteld, is dat het eerste dat aan de orde behoort te zijn. Die verantwoordelijkheid ligt heel nadrukkelijk bij de gemeenten. Het is belangrijk dat dat gebeurt, zeker in een schaarse woningmarkt. Als dat aan de orde is, maar niet wordt nageleefd, is het natuurlijk oneerlijk. Als een corporatie zou willen dat dit normaal is, behoort dat natuurlijk te worden afgesproken. Stel dat een corporatie een aantal woningen wil toekennen aan medewerkers, dan moet dat van tevoren worden afgesproken, en worden verduidelijkt. Dat kan natuurlijk nooit gebeuren met het passeren van de huisvestingsverordening.

Welke maatregelen heeft de regering genomen naar aanleiding van het rapport van de VEH? Ik moet daar het antwoord op schuldig blijven, ik zal dat laten nagaan.

Ben ik bereid om afspraken te maken met corporaties? Ik wil dan eerst nagaan, wat we wel hebben gedaan op basis van het rapport van de VEH uit 2001. Ik spreek de gemeenten vooral aan op het maken van een huisvestingsverordening, waarmee de woonruimteverdeling wordt geregeld.

Vraag 5 slaat terug op vraag 3. Ik zal de heer Depla daar schriftelijk op antwoorden.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. U maakt het probleem een stuk kleiner, door het te beperken tot corporaties en strijdigheid met de huisvestingsverordening. Maar het gaat ook om projectontwikkelaars, makelaars en architecten, en om vrijesectorwoningen. Ook in zo'n situatie is het misschien juridisch wel geoorloofd, maar ten opzichte van de gewone consument die een woning op een schaars stukje grond wil kopen en daardoor niet in de gelegenheid is, is dat ongewenst. Ik vraag de minister daarin helder stelling te nemen. Verder kan ik constateren dat er met het rapport van vier jaar geleden niets is gebeurd. Immers, anders had het departement van de minister geweten dat er wat gedaan was. Natuurlijk moeten de gemeenten het deels doen, maar de minister kan op landelijk niveau wel degelijk met de betrokkenen rond de tafel gaan zitten, om aan te geven dat zij deze praktijken niet fair vindt voor consumenten. Als dit niet werkt, kan in de grondexploitatievergunning een kapstokje worden opgenomen, waardoor gemeenten die dat niet willen kunnen worden aangepakt.

Minister Dekker:

Het is terecht dat de heer Depla mij wijst op de verbreding. Hij heeft inderdaad niet alleen gesproken over de corporaties. Ook als het gaat over de projectontwikkelaars en in het geval dat er andere afspraken zijn gemaakt, heb ik de mening die ik zojuist heb verwoord. In de eerste plaats voldoet het niet aan het thema van de cultuuromslag. In de tweede plaats past dit natuurlijk niet, zeker niet in het geval dat consumenten er belang bij hebben dat de keuzemogelijkheid zo groot mogelijk moet zijn. Dat is ook de doelstelling van mijn beleid.

De heer Depla spreekt mij aan op hetgeen mij bekend had moeten zijn. Ik kan op dit moment echter niet reageren op het rapport van de Vereniging Eigen Huis. Daarover zal ik de Kamer schriftelijk informeren, al heb ik daarvan nu nog geen duidelijk beeld.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister zegt dat het te maken heeft met het toewijzen van huizen. Het genoemde voorbeeld heeft betrekking op koopwoningen. Dat is vaak lastiger, want dat valt daar niet onder. Het is naar mijn idee echter niet de bedoeling dat er wordt toegewezen op basis van vriendjespolitiek. Daarover dienen naar mijn oordeel duidelijke afspraken te worden gemaakt, vooral in de grote steden waar de druk op de woningmarkt uitermate groot is. Is de minister bereid om dat nader te onderzoeken en na te gaan of het mogelijk is daarover goede afspraken te maken met de corporaties in de grote steden?

Een ander punt is dat wordt nagegaan of het mogelijk is op het punt van de woningtoewijzing voorrang te geven aan bijvoorbeeld verpleegkundigen, brandweermannen en -vrouwen, onderwijzers enzovoort die naar de Randstad gaan om vacatures in te vullen. Dat lijkt mij een goede zaak.

Minister Dekker:

Mevrouw Van Gent heeft gelijk als zij zegt dat het niet goed is om zich met vriendjespolitiek bezig te houden.

Het andere punt dat mevrouw Van Gent heeft genoemd, is de noodzaak van personele invulling. Men zou in dat geval willen dat er een mogelijkheid is om voorrangsregelingen te maken op grond van het personeelstekort in een bepaalde sector. Naar mijn idee wordt daarvoor geen algemene regeling opgesteld. Dat zou ik overigens ook niet willen. Dat heeft namelijk ook te maken met de situatie in dat specifieke segment van de arbeidsmarkt. Het is belangrijk om daarover met de desbetreffende gemeenten afspraken te maken, maar daarvoor is het wel noodzakelijk dat goed kan worden aangegeven wat de reden is. Als men dat niet kan, heeft men de schijn tegen.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Ik spreek ook uit dat het niet goed is om zich met vriendjespolitiek bezig te houden. In dit geval verkopen particulieren echter eveneens woningen. Er zijn ook woningen die al een aantal jaren oud zijn en naar makelaars gaan. Het komt voor dat de een tegen de ander zegt dat hij weet dat iemand een woning zoekt. Is dat dan ook vriendjespolitiek? Ik vind dat een lastige kwestie.

In het krantenartikel waarnaar de heer Depla heeft verwezen, is ook een reactie gevraagd van Duco Stadig, de wethouder van de gemeente Amsterdam. Hij is van mening dat hierin geen verandering moet komen. Hoe kan de heer Depla dat verklaren?

Minister Dekker:

Het komt inderdaad voor dat iemand heeft gehoord dat een bepaalde persoon een woning wil kopen of dat particulieren onderling woningen verkopen. Dat valt naar mijn idee niet onder vriendjespolitiek. Onder vriendjespolitiek versta ik dat diegenen die in jouw circuit zitten worden bevoordeeld zonder dat daarvoor een verklaring kan worden gegeven.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. De vraag van mevrouw Veenendaal is niet zo ingewikkeld. Ik had mij zeker niet aangemeld voor het stellen van deze vragen als ik stond te juichen over deze praktijken. Het mag duidelijk zijn dat ik een andere opvatting huldig dan onze wethouder in Amsterdam. Ik veronderstel dat men het ook in de partij van mevrouw Veenendaal niet altijd per definitie met elkaar eens is.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. De woningbouwcorporaties hebben maatschappelijk kapitaal vergaard. Met dat geld worden huizen gebouwd en nu blijkt dat die woningen in het ons-kent-onscircuit worden verdeeld. De minister zegt terecht dat dit niet past, maar waarom zegt zij niet toe dat zij zodanige afspraken met de corporaties zal maken dat dit niet meer zal voorkomen?

Minister Dekker:

Dit is een punt dat in het normale bestuurlijk overleg met Aedes aan de orde komt. Deze vragen gaan over een artikel dat zich richt op de praktijken in een stad. Ik wil het niet uitsluitend over voorbeelden hebben. Ik zal dit aankaarten bij Aedes en deze koepel moet ervoor zorgen dat haar leden dit oppakken. De uitspraken die ik nu doe, zijn al sturend voor de corporaties.

De heer Hermans (LPF):

Voorzitter. Wil de minister in haar schriftelijke reactie op het rapport ook aangeven welke instrumenten zij heeft om de vriendjespolitiek te bestrijden? Die informatie hebben wij nodig om hier te zijner tijd een structurele discussie over te kunnen voeren.

Minister Dekker:

Het lijkt mij goed om aan te geven wat een overheid – en in dit geval een gemeente – voor mogelijkheden heeft ten aanzien van de woonruimteverdeling, zowel bij dure als goedkopere koopwoningen. Dit wordt betrokken bij de reactie op het rapport van de Vereniging Eigen Huis.

Mevrouw Koser-Kaya (D66):

Kan de Kamer dit rapport op korte termijn ontvangen? Het kan natuurlijk niet dat corporaties, die in hun statuten hebben staan dat zij sociaal verantwoord dienen te ondernemen, hiermee wegkomen.

Minister Dekker:

Ik stel mij voor dat ik het rapport, inclusief mijn commentaar erop, na het reces aan de Kamer stuur.

Naar boven