Aan de orde is:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de Waterkering en intrekking van de Deltawet grote rivieren, de Deltawet, de Deltaschadewet, de Wet schade oesterkwekers, de Vergunningwet Westerschelde, de Zuiderzeewet en de Zuiderzeesteunwet (29747).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Lith (CDA):

Voorzitter. Onlangs kwam een onderzoek van Maurice de Hond naar buiten. Uit dat onderzoek bleek dat een op de vier Nederlanders zich onvoldoende beschermd voelt door duinen en dijken. De politiek moet die signalen natuurlijk serieus nemen, niet alleen door het vaststellen van de op dit moment aan de orde zijnde wijziging van de Wet op de Waterkering. De Tweede Kamer moet niet alleen deze wijziging vaststellen, maar er ook op toezien dat zij goed wordt uitgevoerd en dat optimale maatregelen tegen overstromingen en wateroverlast worden gevonden. Bij deze wetswijziging hoort een aantal aandachtspunten. Ten eerste de afstemming met de regio over inpassing van voorgenomen maatregelen. Ten tweede de samenhang van kustmaatregelen. Het zal duidelijk zijn dat wij de wetswijziging op zich steunen. Het gaat bij deze bijdrage vooral over de vraag hoe wij met de wet in de praktijk omgaan.

De Wet op de waterkering heeft als uitgangspunt: die het water keert, die het water deert. Het Rijk neemt maatregelen om overstromingen te voorkomen, het Rijk financiert deze maatregelen en de waterschappen zorgen voor het beheer. De provincies hebben daarbij de terechte zorg uitgesproken dat Den Haag niet van bovenaf maatregelen moet nemen zonder afstemming over de optimale oplossing. In de toelichting op de wetswijziging staat dat de discussie in waterstaatkundig opzicht moeten worden beslecht. Het gaat in de regio en in de gebieden juist om een integrale belangenafweging. Zo veel als mogelijk zal rekening moeten worden gehouden met de lokale situatie en met andere ruimtegebruikers, zoals landbouwers en mensen die langs de rivier wonen.

Het kabinet hakt bij de veiligheidsmaatregelen de knopen door, maar voor ons is een harde eis dat de provincies vooraf worden geconsulteerd, met name als het gaat om de integrale belangenafweging.

Begin maart zei hoogleraar Stieve inzake de kustbeveiliging dat de politiek overstromingsgevaren onderschat. Mijnheer Stieve had beter kunnen weten als hij het debat in de Tweede Kamer beter had gevolgd. Het is van belang om te herhalen dat de Tweede Kamer er bij het kabinet op heeft aangedrongen om afspraken te maken met provincies en waterschappen over de aanpak van de zwakste schakels langs de kust. Dat is van belang omdat wij moeten inspelen op de zeespiegelstijging en de sterkere golven die vanaf de Noordzee de Nederlandse kust bedreigen. Die aanpak moet ervoor zorgen dat wij in de toekomst droge voeten houden.

In de media vernemen wij dat in de afzonderlijke provincies diverse varianten in beeld komen. Ik vind het prima om dat te lezen. Er wordt dus ook concreet nagedacht over welke maatregelen genomen moeten worden. Uiteindelijk moet er echter een samenhangend pakket liggen voor de totale Nederlandse kust. De staatssecretaris moet daarop toezien. Het CDA wil daarom voortgang houden in de voorbereiding van een samenhangend pakket van maatregelen. De Tweede Kamer moet zich hier begin volgend jaar over kunnen uitspreken. Ik wil hierover graag een toezegging van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

Voorzitter. Ik ben als staatssecretaris blij dat dit wetsvoorstel vandaag kan worden behandeld. Als het wordt aangenomen, kunnen wij namelijk voortvarend aan de slag met de noodzakelijke versterking van de waterkeringen. Tenslotte is dat wat er moet gebeuren.

De heer Van Lith vraagt naar de afstemming met de provincies en meer in het bijzonder of ik de provincies vooraf zal consulteren. In de wet staat dat de besluitvorming na afstemming met de andere overheden zal plaatsvinden. De plannen zullen dus zeker met de provincies worden afgestemd. Uiteindelijk is de regering natuurlijk wel verantwoordelijk. Afstemming met de regio vindt dus zeker plaats, waarbij ik opmerk dat het geen bindende maar consulterende afstemming is.

In mijn verlofperiode heb ik de opmerkingen van de heer Stieve ook in de krant gelezen. Nu ik de kans heb, wil ik opmerken dat wij al een tijd geleden actie hebben ondernomen. Wij hebben dat gedaan toen het team waarin de heer Stieve zat aangaf dat er andere randvoorwaarden moesten worden gehanteerd dan in 2001 werd verondersteld. Wij hebben voor alle kustprovincies en waterschappen het bestuurlijk overleg Kust georganiseerd. Alle betrokkenen zijn op dat overleg gevraagd om plannen in te dienen voor de aanpak van de zwakke schakels.

In 2004 heeft het bestuurlijk overleg Kust verschillende voorstellen opgeleverd. Deze voorstellen en planstudies worden op dit moment uitgewerkt en worden verwerkt in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Er zijn met de provincies afspraken gemaakt over de termijnen waarbinnen de plannen gereed moeten zijn. Ik kan nu geen precieze data noemen, maar volgens mijn beste weten wordt het begin volgend jaar afgerond. Ik zal u daarover voor alle zekerheid schriftelijk informeren.

Ik denk dat ik de ongerustheid van de heer Van Lith kan wegnemen, want het wordt allemaal goed afgestemd met de andere versterkingsprogramma's. Op sommige plaatsen wordt men immers niet alleen met de kustproblematiek maar ook met de gevolgen van hogere rivierafvoer geconfronteerd. Toen wij het programma Ruimte voor de rivier bespraken met de betrokken partijen is het Hoogwaterbeschermingsprogramma overigens ook aan de orde geweest.

Voorzitter. Ik overhandig u bij dezen een tweede nota van wijziging. Ik dien deze tweede nota in, omdat er nog enige onduidelijkheid bestaat over de vraag of de in voorbereiding zijnde aanleg en versterking van kaden binnen het kader van de Maaswerken valt. De wet mag niet leiden tot het weer moeten doorlopen van een nieuwe versterkingsprocedure, maar dat neemt niet weg dat de aanleg en versterking van deze kaden wel onder de Wet op de waterkeringen zal vallen. Om daaraan recht te doen dien ik deze korte tweede nota van wijziging in.

De kaden die worden aangelegd in het kader van de Maaswerken, vallen onder het reeds vastgestelde POL van de provincie. De wet was enigszins onduidelijk op dit punt en die onduidelijkheid probeer ik nu alsnog weg te nemen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De nota van wijzing zal zo spoedig mogelijk worden rondgedeeld.

Ik stel voor, dat wij aanstaande dinsdag over het wetsvoorstel stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 15.30 uur

Naar boven