Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 28, pagina 1919-1924 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 28, pagina 1919-1924 |
Noot 1 (zie blz. 1875)
Schriftelijke antwoorden van de bewindslieden van Defensie, op vragen gesteld in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van het ministerie van Defensie voor het jaar 2005
Welke taken en verantwoordelijkheden heeft de Koninklijke marechaussee op Schiphol (PvdA)?
Antwoord:
De gezagsstructuur rond de uitvoering van de politietaak op Schiphol is op gelijke wijze geregeld als in de naastliggende politieregio Kennemerland. De lokale driehoek wordt gevormd door de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer, de hoofdofficier van Justitie van het parket te Haarlem en de Districtscommandant van het District Koninklijke marechaussee Schiphol. De Koninklijke marechaussee vervult taken in het kader van de handhaving vreemdelingenwetgeving en de beveiliging van de burgerluchtvaart. Dit geschiedt onder verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. Inzet in het kader van de terreurbestrijding vindt te allen tijde plaats onder gezag van de minister van Justitie. Juist vanwege de gewenste helderheid in de aansturing en de coördinatie van al deze taken en omwille van een integrale informatiepositie te bereiken, is gekozen voor één uitvoeringsorganisatie op Schiphol, de Koninklijke Marechaussee.
Ten koste waarvan gaat het niet verkopen van achttien pantserhouwitzers aan Noorwegen, ten gevolge van het (niet doorgaan van de) Nederlands-Noorse deal (CDA, LPF, VVD)?
Antwoord:
In de Kamerbrief van 18 november jl. is gemeld hoe de aanvullende investeringen die nodig zijn vanwege het niet doorgaan van de Nederlands-Noorse deal zijn verwerkt. Ik geef u hiervan een korte samenvatting.
Het niet doorgaan van de Nederlands-Noorse deal heeft de behoefte aan materieel, waaronder precisiemunitie, brugleggende engeniedoorbraaktanks en het SHORAD-systeem («Norwegian Surface-to-Air Missile Systems II») niet verminderd. Bij het vervullen van die behoefte is voorrang gegeven aan de vervanging van de verouderde middelen zoals de genietank en vooral de brugleggende tank, zonder welke de Leopard tanks geen hindernissen kunnen overwinnen. Ook de verwerving van precisiemunitie voor de artillerie is in de begroting opgenomen. Hiervoor is een extra investering benodigd van 216 euro, waarvan 86 miljoen euro binnen de begrotingsperiode moest worden gevonden. Daartoe zijn de volgende maatregelen genomen:
De vervanging van de Nederlandse F-16's is geherfaseerd omdat de ontwikkelingsfase van de JSF met anderhalf jaar is verlengd. Deze verschuiving levert 189 miljoen euro op.
Het resterende bedrag kan worden afgedekt uit de verkoop van de achttien pantserhouwitsers. De verkoop van dit materieel dekt het verschil het verschil ruim af.
Komt er een evaluatie van de Kustwacht en vooral ook van de aansturing door de ministeries (Korstenhorst, CDA)?
Antwoord:
De Algemene Rekenkamer verricht thans een onderzoek naar het functioneren van de Kustwacht Nederland. De resultaten daarvan worden verwacht in de eerste helft van 2005. De beleidsmatige aansturing van de Kustwacht Nederland valt niet onder het ministerie van Defensie. Beantwoording van vragen over een evaluatie van de Kustwacht Nederland over de aansturing door meerdere ministeries zal derhalve door het ministerie van Verkeer en Waterstaat geschieden.
Werd de medevac-heli ten gevolge van budgettaire restricties teruggetrokken uit Bosnië (Kortenhorst, CDA)?
Antwoord:
De heer Kortenhorst schrijft de terugtrekking van een Nederlandse medevac-helikopter toe aan financiële restricties. In de periodieke evaluatie van lopende crisisbeheersingsoperaties van 19 mei jl. is echter uiteengezet dat ook de beschikbaarheid van medevac-capaciteiten van andere landen en van een lokaal nieuw ziekenhuis ten grondslag lagen aan de beslissing om dit altijd schaarse middel elders in te zetten. Hierbij moet tevens worden bedacht dat de situatie in Bosnië stabiel is en dat de internationale troepenmacht kleiner wordt.
Welk actief beleid voert de regering om het onderhoud van alle rijkszoutwaterschepen naar de Rijkswerf in Den Helder te krijgen (Kortenhorst, CDA)?
Antwoord:
Naar aanleiding van de motie van de heer Kortenhorst heeft overleg plaatsgevonden met het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dat heeft onderhoudscontracten voor zijn schepen met werven in Harlingen en Vlissingen. Vooralsnog is het ministerie van Verkeer en Waterstaat niet voornemens om die contracten open te breken en werk over te hevelen naar Den Helder. In het kader van het publiekprivate samenwerkingstraject voor het Marinebedrijf wordt niettemin gezocht naar mogelijkheden om dit werk in de toekomst wel naar Den Helder te halen.
Heeft Den Helder binnenkort geen waterpolitie meer (Kortenhorst, CDA)?
Antwoord:
Onlangs is besloten enkele districten van de waterpolitie samen te voegen. Het district Den Helder is samengevoegd met Harlingen. Daarmee blijft de politie-inzet gehandhaafd. Deze capaciteit ressorteert overigens onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Waarom wordt geen personeel van Den Haag naar Emmen overgebracht (CDA, D66)?
Antwoord:
De werkgelegenheid die is gekoppeld aan de huidige Dienst Personeels- en Salarisadministratie in Emmen valt weg aangezien uit doelmatigheidsoverwegingen is besloten de burgersalarisadministratie onder te brengen in het militaire salarissysteem. Het geïntegreerde salarissysteem zal vervolgens deel gaan uitmaken van het op te richten Dienstencentrum Personeel. De vestigingsplaats daarvoor is nog onderdeel van studie.
Defensie zal, waar dat mogelijk en verantwoord is, bezien of nieuwe werkgelegenheid naar Emmen kan worden gebracht. Een eerste aanzet daartoe is reeds gerealiseerd door in Emmen een regionale vestiging van het Centraal Betaalkantoor Defensie te vestigen.
Waarom wordt de immateriële personeelszorg ondergebracht bij het commando dienstencentrum (Aasted-Madsen-Van Stiphout, CDA)?
Antwoord:
Zowel de materiële als de immateriële personele diensten worden, op basis van organisatorische overwegingen en het streven naar doelmatigheid, in één Dienstencentrum Personeel geconcentreerd. Dit Dienstencentrum zal opereren onder een centrale functionele aansturing vanuit de Bestuursstaf door de Hoofddirecteur Personeel.
Meerwaarde ontstaat niet alleen door doelmatigheid, maar ook door de concentratie van binnen Defensie aanwezige kennis en deskundigheid. Dit zal in de uitvoering leiden tot een verhoogde kwaliteit van de personeelszorg. De concentratie van diensten draagt daarmee bij tot een verdere professionalisering van de dienstverlening.
Concentratie van de zorg binnen het Dienstencentrum Personeel betekent uiteraard niet dat de uitvoering van de taken en werkzaamheden ook centraal dient te geschieden. Ook in de nieuwe situatie zal de kern van de personeelszorg, vooral waar het de immateriële zorg betreft, blijven berusten op persoonlijke contacten en intermenselijke relaties en dus decentraal, lokaal moeten worden uitgevoerd.
Is de staatssecretaris bereid om BBT-ers, die Defensie reeds hebben verlaten omdat hun contract niet is verlengd, alsnog te benaderen om zo het tekort op te lossen (Aasted-Madsen-Van Stiphout, CDA)?
Antwoord:
Om de vulling van de defensieorganisatie te verbeteren worden veel maatregelen genomen die betrekking hebben op de werving en het behoud van personeel. Zo is het BBT-personeel dat in het nabije verleden de defensieorganisatie heeft verlaten, actief benaderd om weer in dienst te treden. Daarnaast stimuleren en ondersteunen commandanten meer dan voorheen de contractverlenging van de BBT-militair.
Kan «het veld» worden betrokken bij de concretisering van de acties uit de Veteranennota (Aasted-Madsen-Van Stiphout, CDA)?
Antwoord:
Uiteraard wordt «het veld» nauw betrokken bij de voorbereiding van de integrale Veteranennota.
Waarom is er zo lang gewacht met de start van het prospectief onderzoek Vermetten (Aasted Madsen-Van Stiphout, CDA)?
Antwoord:
Een wetenschappelijk onderzoek waarbij mensen onderwerp van onderzoek zijn, moet aan strenge eisen voldoen. Er is dus een zorgvuldig voorbereidingstraject doorlopen, voordat in september jongstleden het huidige onderzoeksvoorstel is overeenkomen. Vervolgens is nog geruime tijd nodig om een onderzoeksplan tot uitvoering te kunnen brengen. Ook hiervoor geldt dat zorgvuldigheid een eerste vereiste is. De opwerkperiode van de laatste SFIR-roulatie was al aangevangen toen de opzet gereed was. Derhalve kon deze eenheid niet meer als doelgroep voor het volledige onderzoek dienen. Wel is deze roulatie benut als doelgroep voor psychologisch vooronderzoek.
Kan in een schriftelijke nota worden uiteengezet waarop de ongelijkheid in volgorde m.b.t. militaire invaliditeit en WAO die leidt tot verschillen in de V4-korting berust (Aasted-Madsen-Van Stiphout, CDA)?
Antwoord:
Over dit onderwerp zal, binnen enkele weken, een uitgebreide schriftelijke reactie aan de Kamer worden aangeboden.
Houdt de verdergaande samenwerkingsvorm tussen de Marechaussee en de landelijke politiediensten ook in dat Defensie mankracht gaat leveren aan genoemde organisaties? Zo ja, is dit op ad hoc basis en om hoeveel militairen gaat het? Kan dit resulteren in een uitbreiding van de Koninklijke marechaussee (LPF)?
Antwoord:
De samenwerking tussen de Koninklijke marechaussee en het Korps Landelijke Politiediensten gebeurt vanuit de eigen taakverantwoordelijkheid en is gericht op een hogere mate van effectiviteit en doelmatigheid in de taakuitvoering van beide diensten. Voor zover sprake is van personeelsuitwisseling geschiedt dit op basis van wederkerigheid. Daarnaast levert de Koninklijke marechaussee vanuit de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) regelmatig steun en bijstand aan de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) van het KLPD voor persoonsbeveiliging.
De effectiviteit van de taakuitvoering door de Koninklijke marechaussee staat of valt met een goede samenwerking met onder andere de politie. In het kader van het programma «Andere Overheid» onderzoekt Defensie momenteel verdergaande samenwerkingsvormen tussen de Marechaussee en de landelijke politiediensten. Het onderzoek richt zich op de gebieden recherche, Europese samenwerking, operationele informatievoorziening en onderwijs, leiderschap en kennismanagement.
De bezuiniging van 160 fte'n maakte deel uit van de Prinsjesdagbrief 2003, waarmee de Kamer vorig jaar heeft ingestemd. Voor een deel hing deze reductie samen met de afstoting van diverse defensielocaties. In het kader van de intensivering van de terrorismebestrijding zal worden bezien of uitbreiding van de Koninklijke marechaussee op het gebied van grensbewaking, handhaving van de vreemdelingenwetgeving en persoonsbeveiliging wenselijk en mogelijk is.
Wat vindt de regering van het idee om in de behoeftestellingsfase (A-fase) extern advies in te winnen over beoogde grote en dure projecten (LPF)?
Antwoord:
Naar aanleiding van het IBO-rapport «Verwerving Defensiematerieel voor de Nederlandse Krijgsmacht» zal in de behoeftestellingsfase de transparantie worden vergroot. Defensie maakt bij de voorbereiding van keuzes voor groot nieuw materieel gebruik van kennis en deskundigheid van buiten, zoals vanuit de Navo, de EU en vanuit externe kennisinstituten (TNO, Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium etc.) De vaststelling van de operationele behoefte aan een nieuw systeem en de prioriteitstelling bij die behoefte ten opzichte van andere operationele wensen, kan worden beschouwd als een kerntaak van de minister van Defensie.
Hoe verklaart de minister het enorme verschil in prijs tussen de 8 aan Duitsland verkochte Orions (EURO 295 miljoen) en eveneens 8 – inferieure – Orions die de Amerikanen aanbieden aan India voor bijna $ 900 miljoen (LPF)?
Antwoord:
Er circuleren inderdaad berichten over een verkoop van Orions aan Pakistan en India voor zeer hoge bedragen. Deze transacties, waarvan overigens alleen die van Pakistan enigszins concreet is (al is er nog geen sprake van een contract), zijn echter niet zonder meer te vergelijken met de verkoop van Nederlandse Orions aan Duitsland en Portugal. De transactie met Pakistan behelst namelijk een zeer uitgebreid ondersteuningspakket. Voorts betreft het vliegtuigen waarvan het airframe een totale revisie moet ondergaan in verband met het hoge aantal vlieguren. Het is een kostbare aangelegenheid om de toestellen weer bijna in een nieuw staat te brengen. Voor de toestellen van de Koninklijke marine geldt dat deze de helft van de technische levensduur hebben bereikt.
Defensie is dan ook niet van mening dat de vliegtuigen voor een lage prijs zouden zijn verkocht. In de verkoopprijs zijn de kosten van het CUP-programma volledig doorberekend en bij de waardebepaling van hetairframe is rekening gehouden met de resterende technische levensduur. Ook is er rekening mee gehouden dat voor de tien vliegtuigen die het CUP-programma ondergaan, geen kosten voor conservering behoefden te worden gemaakt, aangezien deze rechtstreeks overgaan naar de nieuwe eigenaars.
Waarom twee Fokker-60 vliegtuigen inruilen voor een derde, oude Hercules (LPF)?
Antwoord:
Over de derde C-130 bent u onlangs uitgebreid geïnformeerd. De krijgsmacht voert steeds meer operaties uit, op grote afstand van de thuisbasis. Hiervoor is luchttransport nodig dat vanaf eenvoudig ingerichte vliegvelden in en tussen operatiegebieden kan opereren. Dit soort luchttransport wordt ook meer en meer ingezet voor humanitaire noodhulp, waarbij laden en lossen geschiedt zonder hulp van speciale beladingfaciliteiten of waarbij ladingen worden gedropt.
Verder weg gelegen regio's als het Midden-Oosten, Azië en Afrika zijn belangrijke inzetgebieden geworden. Uit de ervaringen die daar zijn opgedaan blijkt dat tactische luchttransportvliegtuigen wat betreft hun bereik, laadvermogen en vliegveldcondities geschikt moeten zijn om te kunnen starten en landen op onverharde startbanen, op hooggelegen vliegvelden en onder zeer warme omstandigheden. De Hercules C-130 is hiertoe zonder beperkingen in staat; de F-60 uitsluitend met grote beperkingen.
De Britse C-130 die wordt aangeschaft heeft een vergelijkbaar aantal vlieguren als de twee C-130's waarover Defensie beschikt en is daarmee net zo geschikt voor inzet en dus zeker niet verouderd.
Waarom worden additionele Chinooks aangeschaft, terwijl meer inzet van personeel en meer onderhoud van transporthelikopters nodig is (LPF)?
Antwoord:
In de helikopterstudie is uiteengezet dat Defensie behoefte heeft aan zeven extra Chinooks. Omdat hiervoor de nodige financiële middelen ontbreken wordt volstaan met de aanschaf van drie of vier extra Chinooks. Daarnaast wordt hard gewerkt aan de verbetering van de inzetbaarheid gedurende langere tijd van de huidige Chinooks. In de helikopterstudie zijn de maatregelen beschreven waardoor de inzetbaarheid gedurende langere tijd zal worden verhoogd. Op de langere termijn wordt een inzetbaarheid van 60 procent mogelijk geacht. Deze maatregelen doen echter niet af aan de in de helikopterstudie weergegeven behoefte aan extra Chinooks.
Wil de minister aan het Kapittel der Militaire Willemsorde advies vragen of procedurele belemmeringen een postume onderscheiding van generaal Stanislav Sosabowski in de weg staan of dat de correctie van een onjuiste politieke beslissing na Market Garden tot de uitzondering op de regel van 1952 mag worden gerekend (VVD)?
Antwoord:
In antwoord op de vragen van de leden Van Baalen en Timmermans van 16 november jl. is aan de Tweede Kamer gemeld dat in 1952 per ministerieel besluit is bepaald dat er geen koninklijke dapperheidsonderscheidingen in verband met de Tweede Wereldoorlog meer worden toegekend. Ik ben niet voornemens op dit ministerieel besluit terug te komen. De Nederlandse regering heeft de Poolse president tijdens zijn officieel bezoek aan Nederland op 30 en 31 oktober jl. laten weten dat zij haar waardering voor de inzet van generaal-majoor Sosabowski en zijn manschappen wil laten blijken door een geschikt geschenk als eerbetoon te overhandigen aan de Poolse Air Assault brigade, de brigade die de traditie van Sosabowski en zijn manschappen voortzet. De Poolse president heeft tijdens een persconferentie samen met minister-president Balkenende gezegd zeer getroffen te zijn door het Nederlandse eerbetoon aan de Poolse veteranen.
Kunt u inzicht bieden in de investeringen/het investeringspercentage voor elk van de krijgsmachtdelen (VVD)?
Antwoord:
De bedragen die Defensie per krijgsmachtdeel wil investeren in de jaren 2005 tot en met 2009, kunnen worden ontleend aan de in de begroting weergegeven budgetallocatie voor investeringen voor elk van de beleidsartikelen. Als antwoord op één van de schriftelijke vragen– te weten vraag 16 – bij de begroting is reeds een splitsing per krijgsmachtdeel gemaakt, zowel in een tabel als in een grafiek. Overigens zijn de bedragen per krijgsmachtdeel afgeleid van de concrete investeringsprojecten waarvan de begroting een overzicht geeft. Het investeringspercentage per krijgsmachtdeel is daarbij geen planmatige norm, maar de uitkomst van een defensiebrede afweging van de diverse behoeften. De CDS maakt als corporate planner die defensiebrede afweging, waarbij een evenredige toedeling van budgetten per krijgsmachtdeel geen rol speelt.
Kan de regering een stand van zaken geven over de inzet van het fregat in het kader van OEF (GL)?
Antwoord:
De Kamer is eind september uitgebreid per brief geïnformeerd over de inzet van het fregat in het kader van OEF. Het fregat wordt sinds begin oktober tot midden januari 2005 ingezet in het oostelijk deel van de wateren rond het Arabisch schiereiland.
Overeenkomstig wat de Kamer hierover is gemeld, voert het fregat daar thans de volgende taken uit:
– uitvoeren van waarnemingen en inlichtingenverzameling om eventuele verplaatsingen van terroristische groeperingen en wapentransporten te signaleren en smokkelactiviteiten tegen te gaan;
– verrichten van escorte- en beveiligingstaken. Daarbij is hoofdzakelijk sprake van het escorteren en beveiligen van koopvaardijschepen en van militaire schepen die beveiliging behoeven, zoals bevoorradingsschepen. Verder zal de commandant van het fregat in het kader van «Maritime Interdiction Operations» boardings kunnen uitvoeren indien de gezagvoerder van het te onderzoeken schip zich daar niet tegen verzet.
Over de uitvoering van deze taken zijn tot op heden geen bijzonderheden te melden.
Zijn sinds de briefing van medio juni nog geheime operaties uitgevoerd en hoe is de Kamer hierover geïnformeerd (GL)?
Antwoord:
Geheime operaties worden over het algemeen als «speciale operaties» aangeduid. Speciale operaties zijn bijzondere militaire operaties die worden gekenmerkt door grote politiek-militaire risico's en de noodzaak tot strikte geheimhouding. Dit heeft gevolgen voor de parlementaire informatievoorziening.
De regering hanteert echter als stelregel dat het parlement zo spoedig en volledig mogelijk over afzonderlijke speciale operaties wordt geïnformeerd, als daartoe aanleiding is vertrouwelijk via de Commissie voor Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIV).
Daarnaast is de Kamer tijdens de vertrouwelijke briefing in juni 2004 geïnformeerd over de deelneming van speciale eenheden aan reguliere operaties en over de deelneming van speciale eenheden aan speciale operaties.
Wat de deelneming van speciale eenheden aan operaties betreft, kan sinds de briefing van deze zomer het volgende worden gesteld:
In november heeft een beveiligingsdetachement van het Korps Commandotroepen deelgenomen aan de evacuatie van Nederlanders uit Ivoorkust. Hierover is de Kamer vooraf per brief geïnformeerd.
Het Nederlandse fregat dat sinds oktober jl. in operatie «Enduring Freedom» actief is in het oostelijk deel van de wateren rond het Arabisch schiereiland, heeft onder meer als taak om in het kader van «Maritime Interdiction Operations» boardings uit te voeren indien de gezagvoerder van het te onderzoeken schip zich daar niet tegen verzet. Hierover is de Kamer schriftelijk geïnformeerd. Voor deze boardings worden speciale eenheden ingezet.
Wat is de rol van de MIVD geweest tijdens de Irak crisis? Kan de regering hier nu eindelijk eens openheid over betrachten (GL)?
Antwoord:
De regering is bij verschillende gelegenheden uitvoerig ingegaan op de (mogelijke) aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak, de rol van de inlichtingendiensten en haar beweegredenen om politieke steun te geven aan de inval in Irak. De regering heeft dit onder meer gedaan in de antwoorden op vragen van de leden Van Bommel (15 juli 2004), Koenders (14 en 16 juli 2004 en 12 oktober 2004), in de Kamerbrief «massavernietigingswapens Irak» van 22 augustus 2003 en tijdens het plenaire debat over Irak op 30 juni 2004.
De MIVD en AIVD beschikten in de aanloop naar de oorlog in Irak over informatie van zusterdiensten, informatie verkregen uit reguliere inlichtingenkanalen (waaronder de Navo) en (slechts beperkt) uit eigen bronnen. Het inlichtingenmateriaal dat is verkregen van zusterdiensten is steeds voorzien van een eigen analyse en conclusie. De inlichtingendiensten zijn hierbij naar het oordeel van de regering zorgvuldig te werk gegaan. Zoals de Kamer bij verschillende gelegenheden reeds is medegedeeld, was de beoordeling in de regel nuancerend van aard. Dit laat onverlet dat Irak onvoldoende bleef meewerken aan VN-resoluties. Dit heeft voor de regering de doorslag gegeven om politieke steun te betuigen aan de inval van Irak.
Waren de MIVD en de Navo op de hoogte van de acties van Albanezen tijdens de Kosovo crisis (GL)?
Antwoord:
De onlusten in Kosovo van maart jl. werden ingeleid door de verdrinking van een drietal etnisch-Albanese kinderen in Noord-Kosovo. Volgens een gerucht zouden zij door etnische Serviërs zijn gedwongen in de rivier Ibar bij Kosovska Mitrovica te springen. De eenzijdige berichtgeving door de etnisch-Albanese media over dit incident resulteerde in grootschalige en georganiseerde demonstraties op 17 en 18 maart, die vervolgens uitmondden in gewelddaden. Volgens schattingen vonden tijdens deze onlusten ten minste twintig burgers de dood en raakten ongeveer duizend burgers gewond. Daarnaast werden ruim vijfhonderd huizen en ongeveer veertig Servisch-orthodoxe kerken en kloosters verwoest.
De MIVD beschikt niet over informatie die erop wijst dat de Kosovo Force (KFOR) of Navo-inlichtingendiensten de onlusten in Kosovo van maart jl. moedwillig hebben laten gebeuren. Bovendien acht de dienst het door Argos geschetste scenario, als zou KFOR met het niet ingrijpen weer de aandacht op Kosovo hebben willen vestigen, onwaarschijnlijk.
Er is sprake van een onacceptabel gat in de luchtverkenningscapaciteit op onder andere de Antillen tussen de buitendienststelling van de Orions per 1 januari 2005 en de komst van de opvolgers (NH-90 en UAV) (SGP).
Antwoord:
Van het begin af aan is gesteld dat luchtverkenning en -waarneming op termijn met andere middelen kunnen worden uitgevoerd. Als gevolg van deze keuze is er op nationaal niveau sprake van een geringere vliegende capaciteit voor surveillance, onderzeebootbestrijding en oppervlaktebestrijding. Daarbij heb ik gesteld dat NH90's en mogelijk Unmanned Aerial Vehicles (UAV's) de benodigde patrouillecapaciteit zullen gaan leveren voor operaties boven zee en in kustwateren.
Dit geldt echter niet voor de luchtverkenningstaken voor de kustwacht op de Antillen en Aruba (KWNA&A). Daarvan is de continuïteit gegarandeerd en daar houdt Defensie zich aan.
Defensie draagt zorg voor een interim-capaciteit tot het moment dat het civiele alternatief beschikbaar zal zijn. Tot 1 januari 2005 wordt de luchtverkenning nog door de Orions uitgevoerd. Daarna worden gedurende drie maanden Britse Nimrods ingezet. Dit is een volwaardig en voor deze luchtverkenningstaak geschikt maritiem patrouillevliegtuig. Vanaf eind maart 2005 tot in de loop van 2006 worden vervolgens twee voor deze taak aangepaste Fokker 60's ingezet.
De totale kosten voor de overbruggingsperiode bedragen 28 tot 30 miljoen euro. Dit valt binnen het kader van 15 miljoen euro die de regering jaarlijks voor het alternatief voor de Orions heeft gereserveerd. Daarmee draagt de regering op verantwoorde wijze zorg voor een geloofwaardig interim-capaciteit waarmee de continuïteit van de luchtverkenning voor KWNA&A is gegarandeerd.
Hoe oordeelt de regering over de suggestie om de vervanging van de Zuiderkruis en (later) de Amsterdam aan te grijpen voor de aanschaf van schepen die helikopteroperaties vanaf zee kunnen ondersteunen en logistieke steun kunnen verlenen aan landoperaties (SGP)?
Antwoord:
De regering onderkent het toenemende belang om landoperaties vanuit zee te kunnen ondersteunen. Om die reden is aan dit onderwerp in de studie «Grote Oppervlakteschepen» een aparte deelstudie gewijd. Hieruit blijkt dat aanpassingen aan het nieuwe bevoorradingsschip voor logistieke ondersteuning en helikopteroperaties leiden tot aanzienlijke meerkosten.
Verder blijkt uit de studie dat extra logistieke ondersteuning effectief en efficiënt op de civiele markt is in te huren.
Met de verwerving van het tweede Landing Platform Dock (LDP) vergroot Nederland zijn capaciteit om kleinschalige helikopteroperaties uit te voeren. Daarnaast is de capaciteit voor helikopteroperaties met helikopterschepen binnen de Navo en de Europese Unie reeds in voldoende mate aanwezig. Aangezien Nederland altijd zal optreden in bondgenootschappelijk verband, ontbreekt de noodzaak deze capaciteit zelf nog verder uit te breiden. Ten slotte zou uitbreiding van capaciteit voor helikopteroperaties vanuit zee een extra beslag leggen op de schaarse helikopters in de Nederlandse krijgsmacht, die daarvoor ook nog eens zouden moeten worden aangepast.
Daarom is ervoor gekozen om de Hr. Ms. Zuiderkruis te vervangen door een nieuw maritiem bevoorradingsschip. De vervanging van de Hr. Ms. Amsterdam is de komende jaren nog niet aan de orde.
Wat gaat de regering concreet aan preventie doen om Post Traumatische Stress Stoornissen te voorkomen (SP)?
Antwoord:
Zoals in het notaoverleg van 22 november jl. is gemeld, zijn ten aanzien van de preventie van Post Traumatische Stress Stoornissen (PTSS) alle thans in de rede liggende maatregelen genomen:
– voorlichting over de mogelijke stressreacties en preventie;
– voorlichting om in een vroeg stadium signalen van PTSS bij collega's op te merken;
– voorlichting aan commandanten over hun aandeel in de preventie en de vroegtijdige signalering van PTSS;
– instructie aan de militaire zorgverleners, zoals artsen, psychologen en maatschappelijk werkers;
– beschikbaarheid van direct inzetbare Geestelijke Gezondheidszorgmedewerkers (GGZ) voor hulpverlening;
– nazorg systematiek om op verschillende wijze vroegtijdig signalen van PTSS te ontdekken (de briefing, vragenlijst).
De wetenschappelijke kennis over werkzame preventie van PTSS is thans nog gering. Defensie gaat de kennis zelf verder verdiepen met behulp van wetenschappelijk onderzoek en via contacten met ter zake deskundigen. Overigens zal ook de reeds aangekondigde reorganisatie van de militaire GGZ een gunstig effect hebben op de preventieactiviteiten, omdat gebleken goed werkzame methodieken sneller krijgsmachtbreed toegepast kunnen worden. Hieraan zal de toegezegde studie «zorgvisie veteranen» van professor Gerzons een belangrijke bijdrage kunnen leveren.
Overweegt de regering een ander gezondheidsbeleid voor personeel dat in aanraking komt met verarmd uranium (SP)?
Antwoord:
Het beleid ten aanzien van (vermeende) blootstelling van defensiepersoneel aan verarmd uranium stoelt op de actuele stand van zaken van radiologisch en toxicologisch onderzoek. Er is thans geen reden om het beleid, dat onder meer is vastgelegd in de «Handleiding Stralingshygiëne» en in de procedure «Onderzoek Blootstelling aan Verarmd Uranium bij Incidenten», aan te passen. Uw Kamer is over deze problematiek verschillende keren geïnformeerd, de laatste keer op 14 oktober 2004.
Kan het gebruik van wapens met verarmd uranium tijdens militaire operaties niet worden verboden (SP)?
Antwoord:
Munitie met verarmd uranium heeft een groot penetrerend vermogen. In gevechtsomstandigheden waarin gepantserde doelen, zoals tanks, bestreden moeten worden, is deze eigenschap van bijzonder operationeel belang. Het gebruik van uraniumhoudende munitie is niet verboden. De instelling van een verbod op het gebruik ervan is naar het oordeel van de regering niet haalbaar. Er is niet voldoende steun, juist vanwege de bewezen effectiviteit van deze munitie in gevechtshandelingen en het feit dat wetenschappelijk onderzoek tot nu toe niet heeft aangetoond dat gebruik van munitie met verarmd uranium een negatiever effect heeft op de volksgezondheid dan munitie die dat niet bevat. Overigens gebruikt Nederland deze munitiesoorten niet.
Moet Defensie vanwege allerlei geconstateerde ziekten niet overgaan op een systematiek van omgekeerde bewijslast (SP)?
Antwoord:
Defensie hanteert sinds het begin van de jaren negentig het uitgangspunt dat een aandoening die is opgelopen tijdens een uitzending in beginsel altijd verband houdt met de militaire dienst. Dit betekent onder meer dat bij blijvende invaliditeit een invaliditeitspensioen wordt toegekend. Maar ook indien zich pas jaren na het verlaten van de militaire dienst medische problemen voordoen en het in redelijkheid aannemelijk is dat de klachten samenhangen met de uitzending, zal een verband met de dienst worden verondersteld. Dat de harde bewijslast aan de zijde van de (ex-) militair zou liggen is niet aan de orde. Deze benadering van de voorkomende gevallen is zeer redelijk en een aanpassing van dit beleid is niet nodig.
Wat is het standpunt van de regering ten aanzien van de inzet van clusterwapens (SP)?
Antwoord:
De regering heeft bij eerdere gelegenheden uiteengezet waarom zij niet in overweging wil nemen de inzet van clusterwapens te staken of de clusterwapens uit de voorraden van de krijgsmacht te halen. Daarvoor zijn enkele redenen. Zo is de inzet van clusterwapens zeer effectief om gepantserde en ongepantserde doelen, die verspreid zijn over een bepaald gebied, uit te schakelen. Daarnaast is de inzet van clusterbommen relatief veilig voor de vliegers, omdat minder aanvalsvluchten hoeven te worden uitgevoerd om het gewenste effect te bereiken. Ten slotte is het gebruik van clusterwapens volgens het humanitair oorlogsrecht legitiem. Uiteraard worden bij de inzet de algemeen geldende uitgangspunten in acht genomen ten aanzien van het verbod van de burgerbevolking en civiele objecten onnodig in gevaar te brengen, het verbod onnodig leed te veroorzaken, alsmede het proportionaliteitsbeginsel bij de uitoefening van geweld.
Wél is de regering van mening dat het ontstaan van ontplofbare oorlogsresten zoveel als mogelijk moet worden tegengegaan. Het oogmerk van resolutie die het Europees Parlement op 28 oktober jl. aannam, is de regering sympathiek. De regering komt dan ook aan de meeste elementen van deze resolutie tegemoet. Het ratificatieproces van het vijfde protocol bij het Conventionele Wapens Verdrag (CWV) inzake explosieve overblijfselen van de oorlog is bijna gereed. Nederland heeft het verdrag van Ottawa inzake een verbod op antipersoneelmijnen geratificeerd en moedigt andere landen aan dat ook te doen. Voorts zal Nederland, als het clusterwapens inzet, na een conflict zoveel mogelijk de explosieve oorlogsresten ruimen om de risico's voor de bevolking te verkleinen en de wederopbouw te bevorderen. Ons land zal waar mogelijk hulp bieden aan de bevolking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-1919-1924.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.