Noot 1 (zie blz. 1419)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Justitie voor het jaar 2005

Schriftelijke antwoorden behandeling Justitiebegroting 2005 van minister Donner

Fractie CDA

Vraag

Hoe staat het met de invoering van de uitgeschreven strafrechtelijke transactie door BOA's? Wij zien dit als voorloper van de bestuurlijke transactie. Wanneer kan de Kamer iets verwachten met betrekking tot de OM-afdoening?

Antwoord

Het is nu reeds mogelijk dat gemeentes BOA's aanstellen die onder verantwoordelijkheid van het OM kleine ergernissen in het publieke domein opsporen en beboeten. Dat geldt ook voor de zgn. politietransacties. Feit is wel dat de opbrengsten van deze boeten ten goede komen aan het B&T-artikel bij Justitie. Vooruitlopend op het invoeren van de bestuurlijke boete overweeg ik een regeling met een PV-vergoeding voor de extra door gemeentelijke BOA's aan te leveren PV's. De Tweede Kamer heeft hierover op 3 november een brief ontvangen. Wat betreft het tweede deel van de vraag: het wetsvoorstel inzake de OM-afdoening is 29 oktober ingediend bij de Tweede Kamer. (TK 5314858)

Vraag

Is de Europese aanpak van terrorisme voldoende? Welke sancties kunnen gesteld worden op het niet uitwisselen van informatie of het niet optioneel samenwerken? Kan het opstarten van Joint Investigative Teams (JIT) eenvoudiger?

Antwoord

Het Europees aanhoudingsbevel (voor ons land uitgewerkt in de Overleveringswet) en joint investigation teams (gemeenschappelijke onderzoeksteams) zijnEU-instrumenten die een goede bijdrage kunnen leveren bij de Europese aanpak van terrorisme. Zij zijn nog betrekkelijk nieuw. Er moet dus ervaring mee worden opgedaan. Op zich bestaan er geen sancties op het niet uitwisselen van informatie of het niet optimaal samenwerken, omdat een en ander is gebaseerd op wederzijds vertrouwen, maar de (ministers van de) betrokken landen kunnen elkaar daar in voorkomende gevallen in internationale gremia zoals de JBZ-raad wel op aanspreken. Voor het opstarten van een JIT bestaan in feite weinig formele regels. Het is evenwel een nieuw instrument en met name in gevallen waarin veel landen deelnemen is het goed dat bij de oprichting gebruik wordt gemaakt van een modelovereenkomst die in EU-verband is vastgesteld.

Vraag

In het kader van convenanten met het bedrijfsleven over de aanpak van winkelcriminaliteit, wil de Minister verboden gebieden klein houden. Is het niet beter een verbod voor een groter gebied te geven: binnen stad of winkelgebied? Kan dit via camera's worden gehandhaafd?

Antwoord

Op 29 september 2004 heb ik uw Kamer een brief gestuurd over het weren van winkeldieven met behulp van winkelverboden. Een winkelverbod kan van toepassing zijn op een afzonderlijke winkel, een winkelcentrum, een winkelstraat of een landelijke winkelketen. Een winkelverbod voor een veelpleger kan een oplossing zijn voor een individuele ondernemer. Voor veelplegers is een winkel- of straatverbod alleen in bijzondere gevallen zinnig. Een veelpleger een winkelverbod opleggen zonder verder iets betekent dat hij naar een volgende winkel wordt gejaagd. Hij blijft veelpleger. Wel als een veelpleger zijn activiteiten verplaatst naar een naastgelegen gebied kan ook daar tot winkelverboden worden overgegaan waardoor effectief gezien een winkelverbod ook voor een heel stadscentrum kan gelden. Het winkelverbod geldt in alle gevallen uitsluitend het privé-winkelgebied en niet de openbare ruimte. Uitsluitend de burgemeester kan op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening een verblijfsverbod voor de openbare ruimte afgeven. Dat kan zich uitstrekken tot een stadscentrum. Daarbij moet er sprake zijn van verstoring van de openbare orde en moet er sprake zijn van méér dan alleen het plegen van winkeldiefstallen. Een verblijfsverbod kan slechts voor bepaalde, relatief korte, duur (vaak 2 weken) worden opgelegd. Camera's kunnen de handhaving van winkelverboden en verblijfsverboden ondersteunen.

Vraag

Lidstaten met matig ontwikkelde inlichtingendiensten, krijgen die minder informatie omdat men onvoldoende vertrouwen heeft in het ontvangende land? Dat stemt niet gerust. Indien wij geen gezamenlijk beleid voeren, zoeken terroristen naar de zwakste schakel. Is de minister het op dit punt met mij eens? Wat kan en gaat hij daaraan veranderen?

Antwoord

Ik ben het ermee eens dat voorkomen moet worden dat lidstaten, omdat zij een wellicht wat minder goed functionerende inlichtingendienst zouden hebben aantrekkelijk zouden worden voor terroristen. In de Europese Unie zijn verschillende initiatieven genomen om de uitwisseling van informatie tussen inlichtingendiensten te verbeteren. Zo wordt momenteel gewerkt aan om de inlichtingencapaciteit over alle aspecten van de terroristische dreiging te integreren in het zogenaamde Situation Center dat is ondergebracht bij het Raadssecretariaat. Ook op het terrein van terrorisme bestrijding is het mechanisme van wederzijdse evaluatie (peer evaluations) in gang gezet. Dat instrument heeft op een ander terrein, de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, zijn waarde bewezen. Alle 15 «oude» lidstaten van de Europese Unie zijn inmiddels geëvalueerd. Met name is hierbij ook gekeken naar de samenwerking tussen de politie-, veiligheids- en inlichtingendiensten. De verwachting is dat het interim rapport over deze evaluaties, dat in december aan de Raad zal worden gepresenteerd, aanbevelingen of good practices zal vermelden op dit punt.

Vraag

De Gemeenschappelijke Voorziening Aanpak Kinderporno heeft drie jaar geleden aanbevelingen gedaan. Waarom is hier nog niets concreets mee gedaan?

Antwoord

Een belangrijke stap in de repressieve aanpak van kinderporno is de eventuele oprichting van een meldpunt Kinderporno bij de politie. De Raad van Hoofdcommissarissen zal hierover dit najaar een besluit nemen. Ik ben voornemens de Raad van Hoofdcommissarissen te verzoeken dit onderwerp zo spoedig mogelijk te agenderen. Tot die tijd zal de aanpak van kinderporno blijven gaan zoals dat nu, en niet zonder succes, gaat. Ik doel hier op de goede samenwerking tussen het particuliere meldpunt kinderporno en de unit Moord en Zeden van het Korps Landelijke Politiediensten, het werk van zedenrechercheurs op lokaal en bovenregionaal niveau en (inter)nationale acties zoals in oktober van dit jaar onder leiding van het Landelijk Parket. De aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en een reactie daarop maken een belangrijk onderdeel uit van het Nationaal actieplan mensenhandel. Voor het eind van dit jaar zal het actieplan uw kamer worden aangeboden.

Vraag

Wat gaat de regering doen aan harmonisering van de vuurwapenregelgeving?

Antwoord

Op Europees niveau bestaat de Richtlijn inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (91/477/EEG). Deze richtlijn geeft aan welke vuurwapens verboden of vergunningplichtig (met bijbehorende voorwaarden) zijn. Verder worden er regels gesteld betreffende de verwerving van vuurwapens. Daarnaast dienen de lidstaten op basis van deze Richtlijn een vuurwapenpas in te voeren.

Deze pas, die in Nederland is ingevoerd, is een persoonlijk document waarin het vuurwapen of de vuurwapens die de houder van de pas voorhanden heeft en gebruikt, is of zijn vermeld. Tot op heden hebben inspanningen om te komen tot een vergaande harmonisatie nog niet tot resultaat geleid. Oorzaken hiervan zijn onder meer de verschillen in «wapencultuur» tussen de verschillende Europese landen, waardoor een eenduidig beschermingsniveau, vergelijkbaar met de Nederlandse maatstaven, moeilijk te realiseren is. Dit laat onverlet het streven van de regering om te komen tot verdere harmonisatie.

Vraag

Wilt u de strijd tegen kinderporno agenderen in het overdrachtsdossier? In het kader van het EU-voorzitterschap.

Antwoord

Ook met de wisseling van het voorzitterschap blijft de aanpak van kinderporno van belang. Ik ga er vanuit dat mijn Luxemburgse collega aandacht zal hebben voor dit onderwerp.

Vraag

Wat doet de Minister om te zorgen dat het Justitiepersoneel de grote veranderingen kan bijhouden en er ook de noodzaak en de waarde van in ziet?

Antwoord

De heer Van Haersma Buma ben ik dankbaar voor de woorden van respect die hij wijdde aan de medewerkers bij Justitie, die vaak onder grote druk hun werk moeten verrichten en zich daarbij rekenschap moeten geven dat door nieuwe ontwikkelingen of inzichten de koers zal worden verlegd. Ik wil zijn woorden van harte onderschrijven en ik denk daarbij ook aan de medewerkers die diep in de Justitie-organisatie en soms ook ver van het Haagse politieke bedrijf hun functie vervullen.

Vanwege hun sterke oriëntatie op en betrokkenheid bij deze taken is mij er veel aan gelegen om de noodzaak van veranderingen intern goed te communiceren en medewerkers gemotiveerd te houden, ook in een gewijzigde context hun taken te verrichten. In de voorbeeldsfeer noem ik gerichte interne voorlichtingsprogramma's, workshops en waar nodig bijscholingsprogramma's. Ook de medezeggenschap heeft in deze een voorname rol.

Vraag

Effectievere aanpak zware criminaliteit. De aanpak om vergunningen te weigeren op grond van de vrees dat deze voor criminele doeleinden worden gebruikt, moet worden versterkt. Ook antecedenten buiten de sector waarvoor men een aanvraag doet, moeten een rol spelen. BIBOB moet worden uitgebreid naar de start van een rechtspersoon.

Antwoord

Het BIBOB-instrumentarium is bedoeld om te voorkomen dat de overheid door het verlenen van vergunningen, subsidies en/of aanbestedingen onbedoeld criminele activiteiten faciliteert. Het Bureau BIBOB adviseert bestuursorganen over de mate van gevaar dat met overheidsmiddelen criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Het bureau gebruikt zowel informatie die door de betrokkene zelf wordt aangeleverd op het aanvraagformulier als informatie uit open en gesloten bronnen. Open bronnen zijn voor iedereen vrij toegankelijk (bijvoorbeeld gegevens van de Kamer van Koophandel of het Kadaster).

Gesloten bronnen zijn alleen toegankelijk op grond van een in de wet geregelde bevoegdheid. Het gaat hierbij onder andere om justitiële, politiële en fiscale bronnen. Bij het opstellen van een BIBOB-advies wordt dus nu al informatie meegewogen van binnen en buiten de sector, waarvoor men een aanvraag doet. De Wet BIBOB is primair bedoeld om bestuursorganen de mogelijkheid te geven om onder strikte voorwaarden vergunningen, subsidies of overheidsopdrachten te weigeren, of in te trekken, als er aanwijzingen zijn dat de aanvrager van plan is strafbare feiten te plegen met de vergunning/subsidie/overheidsopdracht. De inzet van het BIBOB-instrumentarium voor het oprichten van een rechtspersoon lijkt mij, mede gelet op de zwaarte van het instrumentarium en de daarmee gemoeide lastenverzwaring voor het bedrijfsleven, vooralsnog geen goed idee. Echter, het kabinet werkt aan een voorstel voor verbetering van het bestaande systeem van preventief toezicht op rechtspersonen. Dat kan dienen als alternatief voor het voorstel van het CDA om het – zware – instrument van een BIBOB-advies bij de oprichting van een rechtspersoon toe te passen.

Vraag

De aanpak van de zware criminaliteit moet effectiever. Criminele carrières moeten definitief worden afgebroken en niet alleen worden onderbroken door een gevangenisstraf. Criminelen moeten op strafrechtelijke gronden onder curatele kunnen worden gesteld, en in meer gevallen zouden rechten als paspoort en rijbewijs voor langere tijd ontnomen moeten worden.

Antwoord

De voorstellen van het CDA ten aanzien van een meer effectieve aanpak van de zware criminaliteit zijn op dit moment niet mogelijk. Wel wordt gezocht naar grensverleggende initiatieven om de bestrijding te intensiveren. In de loop van november zal ik samen met mijn ambtsgenoot van BZK de Tweede Kamer onze reactie op het Nationaal Dreigingsbeeld toezenden. In deze reactie zal ik nader op deze materie ingaan.

Vraag

Hoe wordt bevorderd dat over het verstrekken van signalementen goede afspraken worden gemaakt, ook lokaal, tussen bedrijven, overheid en media, zodat het middel daadwerkelijk wordt ingezet?

Antwoord

Ik verwacht op korte termijn de OM richtlijn over de opsporingsberichtgeving aan de Kamer te kunnen zenden. Daarin zal op deze vraag nader worden ingegaan.

Vraag

Waarom wil de minister de verboden gebieden (i.v.m. winkelcriminaliteit) voor veelplegers klein houden? Is het niet juister om een verbod voor bijvoorbeeld een heel stadscentrum te geven?

Antwoord

Op 29 september jongstleden heb ik uw kamer een brief doen toekomen over het weren van winkeldieven met behulp van winkelverboden. Een winkelverbod kan van toepassing zijn op een afzonderlijke winkel, een winkelcentrum, een winkelstraat of een landelijke winkelketen. Als een veelpleger zijn activiteiten verplaatst naar een naastgelegen gebied kan ook daar tot winkelverboden worden overgegaan, waardoor effectief gezien een winkelverbod ook voor een heel stadscentrum kan gelden. Het winkelverbod geldt in alle gevallen uitsluitend voor het privé-winkelgebied en niet in de openbare ruimte. Uitsluitend de burgemeester kan op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening een verblijfsverbod voor de openbare ruimte afgeven. Dat kan zich uitstrekken tot een stadscentrum. Daarbij moet er sprake zijn van verstoring van de openbare orde en moet er sprake zijn van méér dan alleen het plegen van winkeldiefstallen. Een verblijfsverbod kan slechts voor bepaalde, relatief korte, duur (vaak 2 weken) worden opgelegd.

Vraag

Wat is de rol van Justitie bij een convenant over de criminaliteit in de transportbranche, dat de staatssecretaris van Economische Zaken heeft gesloten?

Antwoord

Het convenant Aanpak criminaliteit wegtransportsector maakt deel uit van het Actieplan Veilig Ondernemen. De algehele projectleiding van het Actieplan Veilig Ondernemen ligt in handen van het ministerie van Justitie. Justitie is om die reden medeondertekenaar van dit convenant en biedt verder financiële ondersteuning voor het realiseren van één van de deelprojecten van het convenant.

Vraag

De wet MOT moet gerichter worden ingezet. Meer onderzoeken, met een gerichter criterium voor de meldingsplichten. Uitbreiding van financiële capaciteit.

Antwoord

Zoals gemeld in de kabinetsreactie op het rapport Faber is het kabinet bezig deze verbeteringen gestalte te geven. Samen met de ministers van BZK en Financiën heb ik een aantal verbetertrajecten ingezet:

– verbetering van het gebruik van MOT-informatie in de opsporing en de beschikbaarheid van opsporingscapaciteit hiervoor; de Raad van hoofdcommissarissen zal mij hierover spoedig rapporteren;

– meer aandacht voor witwassen in de vervolging; het OM bereidt een aanwijzing terzake voor-integratie van het Meldpunt (MOT) met haar tegenvoeter bij de politie (BLOM) met als doel een verbeterslag in de processen van meldingen naar opsporingsonderzoeken, intelligentere en vraaggerichte analyses;

– een omslag naar minder, maar betere meldingen door te snoeien in het aantal indicatoren. Dit is ook van het grootste belang om tot een reductie administratieve lasten te komen. Ook in mijn beleidsreactie op het Nationaal Dreigingsbeeld en de prioriteitsstelling voor de NR zal passende aandacht aan de witwasbestrijding worden gegeven. Over de gehele linie betreft dit vooral het stimuleren van een attitudeverandering bij OM en politie.

Ik zal u hierover zo spoedig mogelijk nader informeren.

Vraag

Gerichtere aanpak administratieve lasten. De MOT-meldingen kunnen gerichter dan nu door betere criteria te hanteren. De administratieve lasten moeten als gevolg van de WBP met 25% worden teruggebracht. Bureaucratie leidt tot het aanstellen van extra mensen. Is bijvoorbeeld het gebouw van de Raad voor de Rechtspraak nog wel groot genoeg? Het CDA wil dat de formatie van de RvdR in de richting gaat van wat 2 jaar geleden nog werd beoogd (94 fte.) Ook de formatie van het College Bescherming persoonsgegevens en van de Commissie Gelijke Behandeling groeit.

Antwoord

Bij de Wet bescherming persoonsgegevens is het streven om de administratieve lasten met 25% terug te dringen. De mogelijkheden van Nederland worden echter sterk ingeperkt door de grenzen die richtlijn 95/46/EG, de richtlijn betreffende de bescherming van persoonsgegevens, stelt. Een aantal mogelijke voorstellen vereist een aanpassing van deze richtlijn alvorens ze gerealiseerd zouden kunnen worden. De Europese Commissie is de enige instantie die een voorstel tot wijziging van de richtlijn kan doen. Vervolgens dienen de lidstaten en het Europees Parlement in te stemmen met een dergelijk voorstel. Het kabinet doet er alles aan om in nauw overleg met andere lidstaten de Europese Commissie te interesseren voor een wijziging van bepaalde communautaire regelgeving met als doel een vermindering van de administratieve lasten. Of een wijziging van richtlijn 95/46/EG tot de mogelijkheden behoort hangt sterk af van de interesse die de andere 24 lidstaten tonen en van de bereidwilligheid van de Europese Commissie om uiteindelijk ook een voorstel tot wijziging te doen. Wat de voorstellen betreft die ik eerder dit jaar heb gedaan (brief van 15 april 2004, bijlage 2, punt 8), daarover voer ik overleg met het College bescherming persoonsgegevens over de mogelijkheden die bestaan om de voorstellen zodanig vorm te geven dat ze ook voor het College praktisch uitvoerbaar zijn. Als randvoorwaarde geldt dat het huidige niveau van bescherming voor de betrokkenen gehandhaafd dient te blijven. Voor wat betreft het gerichter maken van de MOT-meldingen ben ik het met u eens. In het kader van de administratieve lasten reductie is hier zelfs het voornemen om tot een reductie met 50% te komen. In samenhang hiermee is ook een breder verbetertraject van de MOT-keten gaande, om de meldingen beter en gerichter in de opsporing in te zetten en daar ook adequate opsporingscapaciteit voor in te zetten, kortom minder en betere meldingen, en een betere follow-up. Sinds de formele oprichting van de Raad voor de rechtspraak in 2002 is gebleken dat voor een juiste invulling van de taken en verantwoordelijkheden van de Raad voor de rechtspraak de oorspronkelijk beoogde formatieve omvang onvoldoende was. Ik heb daar begrip voor. Daarnaast is de beheersmatige verantwoordelijkheid nu juist overgedragen naar raad en gerechten en heeft de Minister van Justitie daar nu geen zeggenschap meer over. Ingrijpen in de omvang van de Raad voor de rechtspraak is dan ook zeer onwenselijk en past niet in de nieuwe verhoudingen. In de nieuwe verhoudingen maakt de Minister van Justitie nu juist afspraken over het totaal van de rechtspraak zoals over de te behalen doelmatigheid. Zoals ook in de ontwerpbegroting staat vermeld heb ik hierover duidelijke afspraken gemaakt met de Raad voor de rechtspraak, resulterend in structureel 2,5% efficiency en daarnaast nog 1% per jaar voor de komende drie jaar. De wijze waarop de Raad voor de rechtspraak deze efficiency realiseert is aan de Raad.

Vraag

Wil de minister mijn schriftelijke vragen beantwoorden over een effectieve aanpak van buitenlandse bendes, door hen een deel van de straf hier uit te laten zitten en daarna een deel voorwaardelijk uit te laten zitten, zodra ze weer voet op Nederlandse bodem zetten?

Antwoord

De antwoorden op de schriftelijke vragen van het CDA over een effectieve aanpak van buitenlandse bendes zullen naar verwachting volgende week de Kamer bereiken. In de antwoorden wordt onder andere aangegeven dat de mogelijkheden worden bezien van een regeling waarin op meer structurele wijze vorm wordt gegeven aan eerdere uitzetting dan op de formele expiratiedatum van de straf. Dit geschiedt dan onder dreiging van tenuitvoerlegging van het strafrestant bij terugkeer naar Nederland. Ik hoop daarmee in ieder geval ten dele aan het door het CDA beoogde doel tegemoet te komen.

Vraag

Als er harmonisatie plaats moet vinden – bijvoorbeeld vuurwapenregelgeving – kan Nederland dan meer inzet tonen?

Antwoord

Nederland heeft zich steeds ingezet om bescherming te bieden tegen ongewenst gedrag en potentieel gevaarlijke activiteiten zo goed mogelijk terug te dringen. Nederland meent evenwel dat op het terrein van het strafrecht en het strafprocesrecht harmonisatie van wetgeving niet steeds zinvol is en vaak op grote weerstand stuit. Om die reden wordt ten aanzien van die materie uitgegaan van wederzijdse erkenning.

Vraag

Kan de minister inzichtelijk maken van welke instanties en regelingen (internationaal) nooit of zelden gebruik wordt gemaakt door Nederlandse opsporingsinstanties?

Antwoord

Het zou specifiek onderzoek vergen om inzicht te krijgen in de mate waarin van Europese regelingen en instellingen op nationaal niveau gebruik wordt gemaakt. De Nederlandse inbreng in de onderhandelingen op Europees niveau zijn er steeds nadrukkelijk op gericht om aan te sluiten bij de praktische behoeften van onder meer de Nederlandse opsporingsinstanties. Er is daarover een zodanig geregeld contact met de praktijk dat ik er voorhands op vertrouw dat signalen van situaties als in de vraag bedoeld worden opgevangen.

Vraag

Wanneer kan de Kamer kennisnemen van de peer-evaluations die bekend zijn bij het Raadssecretariaat in Brussel? (delegatie Nielsen) Komen deze bevindingen tegemoet aan onze wensen, te weten: dat instanties zelf kunnen aangeven hoe ze Europese samenwerking vorm kunnen geven?

Antwoord

In het kader van de JBZ samenwerking binnen de Unie vinden er al sinds enkele jaren deze z.g. peer-evaluations m.b.t. georganiseerde criminaliteit plaats. Op dit moment vindt de derde ronde van deze evaluaties plaats. Deze heeft betrekking op informatie-uitwisseling tussen de lidstaten van de EU onderling en tussen de Lidstaten en Europol. Het rapport over Nederland is recentelijk in een conceptversie uitgebracht en de inhoud ervan wordt thans op ambtelijk niveau bestudeerd. De inhoud van de in de peer evaluaties vervaardigde landenrapporten is vertrouwelijk. Wel kan ik u, zodra het rapport over Nederland is vastgesteld, informeren over de conclusies en aanbevelingen die het bevat.

Vraag

Is er echt behoefte aan een Europese meldcentrale onder regie van Europol? Zo ja, wat zijn dan concreet de doelstellingen die met deze centrale gerealiseerd worden?

Antwoord

De Commissie heeft recent een voorstel gepresenteerd voor het opzetten van een alerteringssysteem (Argus), op basis waarvan op Europees niveau snel en adequaat kan worden gereageerd op noodsituaties, waaronder terrorisme. Het systeem zal worden ondersteund door een netwerk van rechtshandhavers, waarbij gebruik zal worden gemaakt van de structuren die binnen Europol al bestaan. De bespreking hiervan in de in de JBZ-Raad moet nog plaatsvinden. Bij de standpuntbepaling door Nederland van dit voorstel zal uiteraard rekening worden gehouden met de praktische meerwaarde ervan.

Vraag

Bent u in voor een harde Europese aanpak van internet providers? Dat wil zeggen; verplichte filters en verplicht kinderporno van internet afhalen.

Antwoord

Vanuit het ministerie van Economische Zaken is een programma ontwikkeld (Veilig Internet plus) waarin tools worden aangeboden om filters voor bepaalde sites te installeren. Deze tools moeten door de individuele consument zelf worden ingezet. Er is derhalve geen wettelijk verplichte filtering voor bijvoorbeeld kinderpornosites.

Dat heeft te maken met het feit dat Internet een mondiaal medium is waardoor alleen met verregaande mondiale samenwerking mogelijk te komen zou zijn tot blokkering van sites.

Vraag

Heeft terrorismecoördinator de heer De Vries al concrete aanbevelingen gedaan en worden deze al uitgevoerd?

Antwoord

De taken van de terrorismecoördinator zijn het coördineren van het werk van de Raad, het zicht houden op de werking van alle instrumenten die de Unie ter beschikking staan en een effectieve follow-up van de Raadsbesluiten. Na zijn benoeming heeft de coördinator een EU Actieplan terrorismebestrijding opgesteld waarin alle afspraken die voortkomen uit de terrorismeverklaring van de Europese Raad van 25 maart zijn verwerkt. Hierin staan ongeveer 175 actiepunten die moeten worden uitgevoerd. Veel van deze actiepunten zijn in de EU inmiddels in gang gezet. Inmiddels is onder meer de Verordening tot oprichting van het Agentschap Buitengrenzen aangenomen en is er politieke overeenstemming bereikt over de verordening over standaarden voor veiligheids- en biometrische kenmerken in paspoorten van Europese burgers door de Raad. Daarnaast zijn besprekingen gaande over het ontwerp-kaderbesluit vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingdiensten van de lidstaten en het voorstel voor een kaderbesluit bewaring van verkeersgegevens. De coördinator zal op de Europese Raad van december een zijn eerste rapportage presenteren over de voortgang van de uitvoering van het EU Actieplan terrorismebestrijding.

Vraag

Krijgen lidstaten met zwak ontwikkelde inlichtingendiensten weinig van Europol omdat ze weinig te bieden hebben? Nodigt dit terroristen uit te zoeken naar de zwakste schakel? Het opzetten van het Europol informatie systeem kan uitkomst bieden. Is Europol hierover tot een besluit gekomen?

Antwoord

Eenmaal aan Europol ter beschikking gestelde informatie staat vervolgens ter beschikking aan de andere bij Europol aangesloten lidstaten. De vraag of Europol goed functioneert, is geheel afhankelijk van de mate waarin lidstaten bereid zijn informatie ter beschikking te stellen. Gelukkig valt hierin een duidelijk stijgende lijn waar te nemen, mede gelet op de toenemende betrokkenheid van Europol bij succesvolle grensoverschrijdende opsporingsresultaten. Er is geen informatie bekend dat terroristische groepen zich bij hun activiteiten laten leiden door de verschillende ontwikkelstadia waarin landen verkeren. De totstandkoming van een informatiesysteem is belangrijk voor het functioneren van Europol. Een initiatief van Nederland, als huidig voorzitter van de Management Board van Europol, om te komen tot afronding van het ingewikkelde besluitvormingsproces en spoedige ingebruikneming van het systeem, is door alle landen gesteund.

Vraag

Welke activiteiten onderneemt de regering om mensenhandel en kinderpornografie tegen te gaan?

Antwoord

In december zal ik het Plan van aanpak mensenhandel naar de Kamer zenden. Daarin zal uitgebreid op de voorgenomen activiteiten worden ingegaan. Een belangrijke stap in de repressieve aanpak van de verspreiding van kinderporno is de eventuele oprichting van een meldpunt Kinderporno bij de politie. De Raad van Hoofdcommissarissen zal hierover dit najaar een besluit nemen. Tot die tijd zal de aanpak van kinderporno blijven gaan zoals dat nu, en niet zonder succes, gaat. Ik doel hier op de goede samenwerking tussen het particuliere meldpunt kinderporno en de unit Moord en Zeden van het Korps Landelijke Politiediensten, het werk van zedenrechercheurs op lokaal en bovenregionaal niveau en (inter)nationale acties zoals in oktober van dit jaar onder leiding van het Landelijk Parket.

Vraag

Hoe staat het met de alertering?

Antwoord

Voor de beantwoording van deze vraag over het alerteringssysteem, verwijs ik naar het voorgezet algemeen overleg terrorisme met uw kamer op 11 november aanstaande. Minister Remkes zal in de eerste termijn uitgebreid ingaan op de stand van zaken rond de ontwikkeling van het alerteringssysteem. Nu er is aangekondigd dat voor het einde van het jaar meer meegedeeld zou worden over alertering.

Vraag

Is de Minister van Justitie bereid om de criteria om een vergunning te weigeren, uit te breiden (BIBOB)?

Antwoord

In artikel 3 van de Wet BIBOB is de bevoegdheid neergelegd om een vergunning te weigeren of in te trekken in verband met de aanwezigheid van «gevaar». Onder meer wordt in dit artikel gesproken over gevaar dat de desbetreffende vergunning zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten en het gevaar dat de vergunning wordt misbruikt om strafbare feiten te plegen. Tevens wordt in dit artikel aangegeven dat een vergunning geweigerd of ingetrokken kan worden indien er het vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd. In de Wet BIBOB is vastgelegd dat er in 2006 een evaluatie zal plaatsvinden naar de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Ik wacht eerst de resultaten van deze evaluatie af, voordat ik mij ga buigen over uitbreiding van de criteria om vergunningen te weigeren of in te trekken.

Fractie ChristenUnie

Vraag

In jeugdsancties nieuwe stijl is een wetsvoorstel genoemd dat de gedragsmaatregel bevat. Waarom wordt dit alleen bij de jeugdigen voorgesteld en niet bij volwassenen?

Antwoord

De gedragsmaatregel is bestemd voor jeugdigen met gedragsproblemen en bevindt zich qua zwaarte tussen de voorwaardelijke veroordeling tot jeugddetentie en de PIJ-maatregel in. De maatregel is vooral gericht op het bieden van structuur en opvoeding. Het volwassenen strafrecht biedt al de nodige sanctiemogelijkheden om een soortgelijk doel, maar dan voor volwassen delinquenten, te realiseren. In dat kader noem ik bijvoorbeeld de bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke vrijheidsstraf, de maatregel van tbs met voorwaarden en sinds kort de voorwaardelijke ISD-maatregel. Er zijn op dit moment geen signalen bekend dat deze bestaande mogelijkheden ontoereikend zouden zijn. Het verdient dan ook de voorkeur om eerst de ervaringen af te wachten bij jeugdigen, alvorens deze maatregel ook te overwegen voor volwassen delinquenten.

Vraag

Ik vraag uw reactie op mijn standpunt dat het belangrijk is de resocialisatie tijdens en na detentie van veelplegers, veelal verslaafd en gestoord, overeind te houden, anders dweil je met de kraan open.

Antwoord

Ik deel het standpunt dat resocialisatie van veelplegers al tijdens detentie wordt ingezet en zijn vervolg krijgt in aansluiting daarop.

Speciaal ten behoeve van de veelplegeraanpak is de strafrechtelijke maatregel ISD (waarin de SOV is opgegaan) onlangs in werking getreden. Deze maatregel is bedoeld om veelplegers langer dan thans het geval is van de straat te houden. Daarmee creëer ik meer mogelijkheden om te investeren in resocialisatie. Veelplegers die gemotiveerd zijn komen in aanmerking voor een behandeltraject binnen de ISD. Nadat de justitiële fase is afgerond is de veelpleger weer vrij burger en gaat de verantwoordelijkheid voor resocialisatie over naar gemeenten en zorginstellingen. Daar wordt het resocialisatietraject overgenomen en voortgezet. Ik zet de reclassering in om deze overdracht feitelijk te realiseren.

Vraag

De haalbaarheid van inkomensafhankelijke boetes is wel eens onderzocht, maar nooit doorgevoerd. Wil de minister het eerdere onderzoek uit 1995 nog eens erbij pakken en een nieuwe afweging maken m.b.t. concrete stappen?

Antwoord

Met inkomensafhankelijke boetes wordt geprobeerd te bereiken dat bij de oplegging van geldboeten binnen de geldende strafmaxima zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de werkelijke draagkracht van de veroordeelde. Deze gedachte heeft grond gevonden in ons rechtssysteem. Zo heeft bij het formuleren van boetemaxima in de (straf)wetgeving in een aantal gevallen de draagkracht van de overtredersgroep een rol gespeeld, met name daar waar veel wordt verdiend aan bedrijfsmatig gepleegde overtreding. Daarnaast is de draagkracht van de verdachte een overweging bij het formuleren van een concrete strafeis, dan wel de aan te bieden (OM- of politie-)transactie. Het OM-beleid is er daarbij op gericht een (globaal) onderscheid te maken naar de hoogte van boetes bij verschillende verdachten (grote of kleine ondernemingen, minderjarigen). Voorts is in ons huidige strafrechtelijke sanctiesysteem gewaarborgd dat rekening wordt gehouden met de draagkracht van de veroordeelde, omdat artikel 24 Wetboek van Strafrecht de rechter verplicht bij de oplegging van een geldboete rekening te houden met de draagkracht van de betrokkene. Bij dit alles moet wel de kanttekening worden geplaatst dat van veel overtreders – zeker van de echte criminelen – heel moeilijk vast te stellen is wat hun inkomen is. Soms hebben zij een uitkering, maar is hun inkomen in werkelijkheid veel hoger. Een strikt inkomensafhankelijk boetesysteem bergt dan het risico in zich dat de echte criminelen er in vergelijking tot de «kleine jongens» veel beter vanaf komen. Dergelijke systemen, zoals dagboetesystemen, wijs ik dan ook af. Voor wat betreft de in het voorbeeld van de heer Rouvoet genoemde boeten voor (lichte) verkeersovertredingen is gekozen voor een systeem van in de wet opgenomen vaste boetetarieven, waarbij het inkomen van de betrokkene geen rol speelt. Een systeem als het Finse, waar mensen met een hoog inkomen voor een snelheidsovertreding boetes kunnen krijgen van tienduizenden euro's, acht ik niet wenselijk. Dit zou in ons systeem van verkeershandhaving ook niet goed zijn te verwezenlijken, omdat door de kentekenaansprakelijkheid de boete in de meeste gevallen niet terechtkomt bij de bestuurder zelf, maar bij degene op wiens naam het

Vraag

Het is kennelijk regel kinderen van gedetineerde moeders af te nemen zodra zij een half jaar zijn. Is onderzocht welke gevolgen dit heeft voor de langere termijn voor de ontwikkeling van het kind?

Antwoord

Het beeld dat kinderen van gedetineerde moeders worden weggehaald zodra zij een half jaar zijn behoeft nuancering. Voor dat de regeling dat kinderen onder voorwaarden bij hun gedetineerde moeders kunnen verblijven in artikel 12 van de Pbw werd opgenomen (in 2000), is advies ingewonnen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Ook in individuele gevallen wordt de Raad zonodig ingeschakeld. Het uitgangspunt van de Raad is «nee, tenzij ...». Er wordt eerst bezien of opvang buiten de gevangenis voor handen is. Wanneer het kind voor aanvang van de detentie van de moeder al verblijft bij de vader of een pleeggezin, dan dient deze situatie niet gewijzigd te worden. Verder geeft de Raad het volgende, door DJI overgenomen, advies:

1. De maximale leeftijd van het kind waarop het nog bij de moeder kan verblijven is negen maanden, indien de moeder binnen die periode in vrijheid wordt gesteld, gaat deelnemen aan een extramuraal programma of wordt overgeplaatst naar het speciale moeder-kind-huis.

2. de maximale leeftijd van het kind waarop het nog bij de moeder kan blijven is zes maanden, indien de moeder langer dan negen maanden in een gesloten inrichting moet verblijven en scheiding tussen moeder en kind op die grond op enig moment is aangewezen. In de beperkt beveiligde inrichting Ter Peel, waar gedetineerde vrouwen de laatste periode van detentie kunnen verblijven, is een moeder-kind-huis. Hier kunnen moeders verblijven met kinderen tot vier jaar. Er is een kinderdagverblijf en opvoedingsondersteuning aanwezig.

Vraag

Wat vindt u van mijn voorstel (in lijn met het rookverbod) – geen drugs op straat of in de publieke ruimtes en geen drugsgebruik door minderjarigen?

Antwoord

Het geldend rookverbod heeft al tot gevolg dat ook het roken van cannabis – doorgaans vermengd met tabak – verboden is in de ruimten waarop het rookverbod van toepassing is. Het ontmoedigen van het drugsgebruik en het bestrijden van de daarmee gepaard gaande overlast is één van de speerpunten van het Nederlandse beleid. Op grond van de artikelen 121 en 149 van de Gemeentewet behoort het voor gemeenten tot de mogelijkheid om op lokaal niveau drugsgebruik in de openbare ruimte te verbieden. Verder hebben minderjarigen (tot 18 jaar) geen toegang tot coffeeshops en mag aan hen geen cannabis worden verkocht. Ook is aangegeven in de Cannabisbrief van 23 april 2004 (TK 2003–2004, 24 077, nr. 125), dat gemeenten bij hun beleid met betrekking tot de locaties van coffeeshops rekening zullen moeten houden met de afstand ten opzichte scholen en daarin bewuste keuzes moeten maken. Ten slotte wordt veel geïnvesteerd in preventieactiviteiten die gericht zijn op jongeren.

Vraag

Hoe staat het met het Nederlandse stelsel inzake het kansspelbeleid, mede gelet op de dienstenrichtlijn? Hoe verloopt de gerechtelijke procedure?

Antwoord

De rechtbank Arnhem heeft zich inmiddels in een tussenvonnis over een civiele zaak tussen De Lotto en Ladbrokes uitgesproken. De rechtbank heeft gesteld dat het Nederlandse kansspelbeleid, zoals het in concreto wordt uitgevoerd, onvoldoende restrictief is om te rechtvaardigen dat het aanbieders van buitenlandse kansspelen wordt verboden hun diensten via internet aan Nederlandse ingezetenen aan te bieden. Dat voorlopige oordeel baseert de rechtbank voornamelijk op een aantal overwegingen over omzetontwikkelingen en marketingbudgetten op de kansspelmarkt. De rechtbank heeft aangegeven behoefte te hebben aan een reactie van de Minister van Justitie op de vraag of toch niet kan worden gesproken van samenhangende en stelselmatige beperkingen van het vrij verrichten van diensten. Aan dat verzoek van de rechtbank heb ik gehoor gegeven: per brief van 21 oktober jl. heb ik aangegeven dat het Nederlandse kansspelbeleid niet alleen naar de letter maar ook naar de wijze waarop het wordt toegepast, zowel restrictief als samenhangend is. In lijn met dat restrictieve beleid past de Nederlandse opstelling dat kansspelen uitgesloten dienen te worden van de dienstenrichtlijn.

Daarover informeerde mijn ambtsgenoot van Economische Zaken uw Kamer op 20 september 2004 uitgebreid (TK 21 501-30, nr. 59). 21 van de 25 lidstaten willen dat kansspelen van de werking van de richtlijn wordt uitgesloten en koesteren dus eenzelfde wens als Nederland. Ik vertrouw er daarom op, dat kansspelen van de werking van de dienstenrichtlijn zullen worden uitgezonderd. In mijn reactie ten behoeve van de verdere behandeling van de gerechtelijke procedure ben ik ingegaan op de uitgangspunten en doelstelling van het kansspelbeleid, waarover ik uw Kamer met de tweede voortgangsrapportage kansspelen (TK 24 036, nr. 280) informeerde. Ook de huidige stand van zaken bij de voortgang van het kansspelbeleid heb ik geschetst. Ik zal uw Kamer op korte termijn in een voortgangsrapportage daarvan op de hoogte stellen.

Fractie D66

Vraag

Hoe staat het met de bezuiniging op de bureaucratie bij reclassering, in plaats van bezuinigingen op de uitvoering?

Antwoord

De bezuiniging bij de reclassering wordt ingevuld met maatregelen die gericht zijn op het vergroten van doeltreffendheid en doelmatigheid van de uitvoering. De doelmatigheid wordt vergroot door middel van maatregelen gericht op het verlagen van de overheadkosten en het efficiënter uitvoeren van taakstraffen en adviezen. Zo heeft de SRN de ressortbureau's opgeheven en aparte eenheden ingericht voor de uitvoering van taakstraffen. De doeltreffendheid wordt vergroot door het selectiever en gerichter inzetten van begeleiding.

Begeleidingsactiviteiten vinden alleen nog in justitieel kader plaats en op basis van goede diagnose.

Vraag

Is de regering bereid nu te beginnen met een experiment met private gevangenissen, en niet pas in de loop van 2005 gaan onderzoeken of private bedrijven kunnen worden ingezet voor gevangenissen (zie veiligheidsprogrammarapportage d.d. 13 oktober).

Antwoord

Binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) wordt al volop gebruik gemaakt van samenwerkingsvormen die PPS-achtige kenmerken hebben.

Recente vormen van samenwerking met private partijen doen zich voor bij de uitvoering van de Tijdelijke wet noodopvang drugskoeriers in de vorm van het betrekken van particuliere beveiligingsbedrijven voor het verrichten van werkzaamheden in de detentiecentra. Een zelfde samenwerkingsvorm met particuliere bedrijven doet zich voor bij de uitzetcentra Schiphol en Rotterdam inzake het vreemdelingenbeleid.

Op dit moment kan echter nog niet gestart worden met een pps-experiment. De reden hiervoor is dat DJI bezig is met een ingrijpend reorganisatieproces waarbij de penitentiaire inrichtingen een transformatie doormaken naar «De Nieuwe Inrichting». Deze operatie heeft DJI ingezet om effectiever, efficiënter, functioneler en meer vraaggestuurd te kunnen werken. Eén van de uitkomsten van het veranderingsproces zal moeten zijn dat de kosten van detentie omlaag gaan. Hetzelfde doel als met PPS wordt beoogd. In het kort komt het er op neer dat DJI werkt aan een nieuwe outputspecificatie voor haar detentieconcept. Tot dit gereed is, is het niet opportuun om langjarige contracten met private partijen aan te gaan. Wel kan een nader onderzoek naar de eventueel te behalen extra voordelen bij het toepassen van PPS bij twee nog nieuw te bouwen inrichtingen worden uitgevoerd, in de vorm van een zogeheten public-private comparitor (PPC). De eerste zal naar verwachting nog dit jaar van start gaan, onder begeleiding van de RGD.

Vraag

Is de minister bereid tot het opheffen van de bureaucratische belemmeringen in de output financiering van de verslavingsreclassering, zodat de verslavingsreclassering haar succesvolle behandeling van verslaafde veelplegers kan uitbreiden? Is hij bereid de projecten voor veelplegers van de verslavingsreclassering samen met VWS te financieren? Kosten: 15 miljoen, wellicht te vinden bij het geld dat is gereserveerd voor taakstraffen voor verslaafden, die toch niet effectief zijn en meestal niet worden uitgevoerd.

Antwoord

Door de reclasseringsorganisaties werd in 2003 gesignaleerd dat door de strikte toepassing van de regels rond outputfinanciering slecht kon worden ingespeeld op actuele en/of lokale ontwikkelingen in de vraag naar reclasseringsactiviteiten. Vanaf 2004 heb ik met de reclasseringsorganisaties afspraken gemaakt waardoor deze belemmeringen zijn weggenomen. Daar waar de verslavingsreclassering met overtuigende argumenten komt dat met name de regels van outputfinanciering succesvolle behandeling in de weg staat ben ik bereid om ook over die regels met de organisaties in gesprek te treden. De activiteiten van de verslavingsreclassering in de projecten voor veelplegers die plaatsvinden in een justitieel kader financier ik al. Een voorbeeld daarvan zijn de SOV en reclasseringstoezicht bij drangtrajecten. Ik beschik niet over informatie dat taakstraffen voor verslaafden minder effectief zijn dan de taakstraffen voor andere veroordeelden. Wel is het mij bekend dat het mislukkingpercentage van taakstraffen toeneemt. De oorzaken laat ik momenteel naar een onafhankelijk onderzoek uitvoeren. De resultaten van het onderzoek komen in het voorjaar van 2005 beschikbaar. Overigens zijn de bedragen gemoeid met de taakstraffen voor verslaafden bij lange niet toereikend om de gevraagde € 15 mln. te dekken; in 2005 is daar € 4,5 mln. mee gemoeid.

Vraag

Zal de minister van justitie niet dwarsliggen wanneer middelen voor crisisplaatsingen van jongeren verschoven moeten worden van justitie naar VWS? Is het plaatsen van meerdere jongeren op één cel nog wel nodig wanneer aan de circa 800 crisisplaatsingen in JJI's een einde komt?

Antwoord

Van verkokering tussen VWS en Justitie is geenszins sprake.

Integendeel, evenals op terreinen als de jeugdzorg en huiselijk geweld is op het traject van optimalisering van het zorgaanbod voor gedragsgestoorde jeugdigen sprake van een goede samenwerking. In het plan van aanpak dat de staatssecretaris van VWS en ik u begin volgend jaar zullen toezenden, zal nader worden ingegaan op de financiële randvoorwaarden waaronder een alternatief zorgaanbod voor crisisplaatsingen binnen de provinciale jeugdzorg, geestelijke gezondheidszorg en zorg voor verstandelijk gehandicapten kan worden gerealiseerd. Pas dan zal duidelijk zijn om hoeveel plaatsen het gaat, wat de financiële consequenties daarvan zijn en welke budgettaire maatregelen moeten worden getroffen. Tot slot moet bij de experimenten met meerpersoons kamergebruik de kanttekening worden geplaatst, dat het hierbij gaat om een kleinschalige proef met 36 plaatsen.

Vraag

D66 vraagt de minister van justitie om concrete actie om de volgende imbalans te repareren: voor de opvang van verkeersslachtoffers stelt het Rijk maar 364 000 euro ter beschikking, tegenover bijna 7 miljoen voor slachtoffers van misdrijven. Volgens Stichting de Ombudsman hebben slachtoffers van letselschade (grotendeels verkeersslachtoffers) veel meer behoefte aan coaching door bijvoorbeeld slachtofferhulp. Daarnaast hebben wij recentelijk al onze zorg geuit over de jarenlange martelgang die het slachtoffer vaak door moet om zijn schadegeld te krijgen.

Antwoord

Slachtofferhulp Nederland heeft in 2003 ongeveer € 8,6 miljoen ontvangen van het Ministerie van Justitie en € 500 000 van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en Volksgezondheid, Welzijn en Sport gezamenlijk. Dit laatste betreffen (deels) geoormerkte gelden voor de hulp aan verkeersslachtoffers. In 2003 heeft Slachtofferhulp Nederland in 84 212 zaken hulp verleend, waarvan in 20 493 zaken aangaande verkeersslachtoffers. Omgerekend betekent dit dat Slachtofferhulp Nederland, zo blijkt uit haar jaarverslag, circa een kwart van haar subsidie (circa € 2,3 miljoen) benut voor de hulp aan verkeersslachtoffers. Slachtofferhulp Nederland heeft tot taak de eerste opvang en kortdurende begeleiding op zowel praktisch, juridisch als emotioneel gebied van slachtoffers van misdrijven en verkeersongevallen. Voor juridische begeleiding kunnen slachtoffers terecht bij rechtshulpverleners als rechtsbijstandverzekeraars en de advocatuur. De bestaande door de overheid geregelde begeleiding acht ik voldoende. Bij de coaching die de Stichting de Ombudsman voorstelt zie ik geen rol weggelegd voor de overheid. Wat de zorg over de afwikkeling van letselschadezaken betreft verwijs ik u naar het Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie op 28 oktober 2004. Ik herhaal de daar gedane toezegging om voor 1 december 2004 u bij brief nader te informeren over de maatregelen die genomen zullen gaan worden ter bespoediging van de afhandeling van letselschadezaken.

Fractie GroenLinks

Vraag

Minister, ik daag u uit: maak een plan van aanpak voor de vermindering van de administratieve lastendruk in de Jeugdzorg.

Antwoord

Bij de behandeling van de Wet op de Jeugdzorg in de Eerste Kamer hebben de Staatssecretaris van VWS en ik toegezegd de overbodige bureaucratie in de jeugdzorg te willen aanpakken. Daartoe is de jeugdzorgbrigade onder leiding van de heer De Grave ingesteld. Deze brigade zal op 18 november a.s. met het veld een aftrap geven voor dit traject. Afgesproken is dat de jeugdzorgbrigade binnen twee jaar aan Mw. Ross-van Dorp en mij zal rapporteren, zodat wij de uitkomsten kunnen meenemen in de aan de Eerste kamer toegezegde tussenbalans van de uitvoering van de wet.

Vraag

Meerdere kinderen op één cel vragen om een zeer intensieve controle en toezicht, om veel personeel dus. Hoezo bezuinigen, wil de Minister dat eens uitleggen?

Antwoord

In pilots moet worden nagegaan wat de financiële gevolgen zijn van het meerpersoons kamergebruik met name ook wat betreft de personele inzet, ook in de dure, nachtelijke uren. Vooralsnog is de aanname dat de besparingen ruimschoots opwegen tegen de kosten. Uitbreiding of nieuwbouw is immers nog vele malen duurder. Verder is bij de experimenten van meerpersoons celgebruik in het gevangeniswezen gebleken dat zelfs met de inzet van meer personeel de besparingen substantieel zijn.

Vraag

GroenLinks pleit voor een verbod op het bewaren van een wapen thuis en een verplichting tot het opbergen van het wapen op de schietvereniging

Antwoord

Een verplichting om alle vuurwapens op te slaan bij schietverenigingen is onveilig, logistiek en financieel onuitvoerbaar en zal de schietsportbeoefening in wedstrijd verband ernstige schade toebrengen. Een concentratie van honderden vuurwapens en de daarbij behorende munitie, bij één vereniging zal een aantrekkelijke prooi vormen voor criminelen, vooral omdat schietsportaccommodaties in het algemeen aan de periferie van een dorp of een stad zijn gelegen. Dit heeft ook consequenties voor een snelle bereikbaarheid van de locatie in geval van calamiteiten. De aan strenge regels gebonden opslag van enkele vuurwapens in de woning van een schutter spreidt het risico. Het uitgangspunt van de vigerende wetgeving is dat uitsluitend de verlofhouder de beschikking mag hebben over zijn of haar vuurwapens. Dit betekent dat voor het centraal opslaan één enkele kluis of een aantal wapenkasten niet afdoende is. Voor ieder lid zal derhalve een afzonderlijke kluis aangeschaft moeten worden, met als gevolg enkele honderden kluizen per vereniging. Nog afgezien van het feit of de fysieke ruimte daartoe bestaat, zullen de financiële gevolgen daarvan enige tienduizenden euro's bedragen. Bij het verbouwen van de accommodatie, kunnen deze kosten zelfs oplopen tot mogelijk enkele honderdduizenden euro's per vereniging. Een verbod op het thuis bewaren van vuurwapens zal ook voor eenieder moeten gelden. Dit betekent dat ook de naar schatting 35 000 jagers in Nederland hun wapen niet langer thuis zullen mogen bewaren. De meeste jagers in Nederland zijn aangesloten bij één vereniging, met haar zetel in Amersfoort. Het is logistiek onmogelijk om de vuurwapens van alle jachtaktehouders in Nederland, enige tienduizenden, op te slaan bij die ene vereniging. De schietsport, de jacht en verzameldoeleinden gelden als een aanvaard (redelijk) belang voor het legale bezit van (vuur)wapens. Daarom acht ik het opslaan van vuurwapens op de vereniging thans en onder de huidige omstandigheden niet opportuun.

Vraag

GroenLinks pleit voor straf in combinatie met begeleiding en behandeling van veelplegers, inclusief casemanagement.

Antwoord

Alle veelplegers die een sanctie van langer dan 4 maanden opgelegd krijgen, komen in aanmerking voor behandeling, mits zij daarvoor gemotiveerd zijn. Degene die niet gemotiveerd zijn of een straf korter dan 4 maanden opgelegd krijgen, worden begeleid voor een zo goed mogelijke overstap nà het uitdienen van de sanctie. Deze aanpak heb ik uitgebreid verwoord in de brief die ik onlangs naar de Tweede Kamer stuurde (d.d. 29 oktober 2004, kenmerk 5314844/04) naar aanleiding van het Algemeen Overleg «extramurale reïntegratietrajecten» op 13 oktober 2004.

Vraag

Concrete voorstellen Jeugdzorg: Voer per jongere een zorgkaart in.

Deze zorgkaartregistratie dient zorgvuldig beheerd te worden. Stel landelijk kader forensische diagnostiek jeugd open voor alle jeugdigen. Verbeter opleidingen rapporteurs. Verbeter opleiding van jeugdzorgwerkers. Maak genoegdoening richting slachtoffers tot onderdeel straf voor jongeren. Er lopen een paar experimenten met herstelrecht en herstelbemiddeling: dit moet snel uitgebreid worden. Geef jongeren een taak in het oplossen en voorkomen van problemen in hun wijk. Bied jongeren hiertoe een praktische opleiding en maak er betaalde functies van.

Antwoord

1 en 2. Het belang van het bij elkaar brengen van gegevens over zorg- en hulpverlening per jongere wordt door het kabinet onderschreven. Op die wijze hoeft niet iedere organisatie waarmee de jongere in aanraking komt, steeds opnieuw alle relevante informatie te verzamelen. De staatssecretaris van VWS ontwikkelt thans de eerste aanzetten om tot een dergelijk systeem met, als het ware, één zorgdossier te komen. Zij zal uw Kamer informeren zodra de contouren van een dergelijk systeem enigszins helder zijn.

3. Het landelijk kader forensische diagnostiek geldt in al die gevallen waarin de rechter, het OM of de Raad voor de Kinderbescherming behoefte hebben aan een forensisch rapport over een jeugdige. Deze behoefte wordt gevoeld bij zware strafzaken, situaties waarin sprake kan zijn van een PIJ voor de duur van 6 jaar, maar ook situaties waarin het kind ernstig bedreigd is of waarin sprake is van emotioneel gecompliceerde scheidingszaken. Het is overigens in een beperkt aantal gevallen noodzakelijk dat er een dergelijk rapport wordt opgesteld. Doel van de invoering van dit landelijk kader is juist om te bewerkstelligen dat alleen in die gevallen waarin dat echt noodzakelijk is, ook wordt voorzien in een dergelijke rapportage. Zoals in het landelijk beleidskader Jeugdzorg is aangegeven zullen de provincies bevorderen dat ook de bureaus Jeugdzorg zullen gaan werken met dit landelijke kader forensische diagnostiek.

4. Ik acht het wenselijk dat de rapporteurs die door Justitie worden ingeschakeld voor het verrichten van gedragsdeskundig onderzoek in beginsel zelf verantwoordelijk zijn voor het op peil brengen en houden van hun kennis en vaardigheden en voor de financiering daarvan. Wel onderzoek ik momenteel of het noodzakelijk is de uurtarieven te verhogen die de rapporteurs bij de aanvragers van gedragsdeskundig onderzoek in rekening mogen brengen.

5. De opleiding van jeugdzorgwerkers betreft geen verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. De directeuren van de bureaus jeugdzorg en van de voorzieningen voor jeugdzorg behoren toe te zien op de deskundigheidsbevordering van hun medewerkers.

6. Onlangs is een experiment van start gegaan waarbij herstelelementen tijdens de voorlopige hechtenis worden toegepast bij jongeren in justitiële jeugdinrichtingen. Jongeren kunnen kiezen om een op hun toegespitste cursus Slachtoffer in Beeld te volgen.

Daarna kunnen ze, als het slachtoffer instemt, in contact treden met het slachtoffer. Confrontatie met het eigen gedrag kan ook bij Halt-afdoeningen en taakstraffen plaatsvinden.

7. Er wordt inderdaad veel gewerkt met herstelrecht(achtige) activiteiten. Het justitiële herstelrecht heeft een opvoedkundig karakter voor de dader en een herstellende functie voor het slachtoffer. Deze ontwikkelingen zijn mij niet ontgaan. Inzichtelijk moet worden of herstelbemiddeling daadwerkelijk gebruikt kan worden als methode om jeugdigen verantwoordelijkheid te laten nemen voor hun daden. Ik heb onlangs, in het kader van Jeugd terecht, een onderzoek gestart met als doel te bezien of, en zo ja, op welke manier de organisatie van herstelbemiddeling als aanvulling op het jeugdstrafrecht ingezet kan worden bij de confrontatie van jeugdigen en hun gedrag en het verminderen van recidive. Ik heb ten behoeve van dit onderzoek zes projecten mede gefinancierd. De uitkomsten van dit onderzoek (eindrapportage eind 2005) zullen leidend zijn om in 2006 een besluit te nemen over de mate en de vorm van landelijke invoering van herstelbemiddeling in jeugdstrafzaken. Daarmee geef ik gehoor aan de oproep in het EU-kaderbesluit Slachtofferzorg om vanaf 2006 de ontwikkeling van bemiddeling verder te stimuleren.

8. Mij is bekend dat de politie in Amsterdam zulke initiatieven neemt. Zeker in grotere gemeenten lijkt de investering in zulke initiatieven zeker de moeite waard. De zorg voor veiligheid en openbare orde in de wijken is een aangelegenheid van het lokaal bestuur.

Fractie Groep Wilders

Vraag

Jongeren moeten standaard berecht worden volgens het volwassenen-strafrecht. Graag een reactie hierop.

Antwoord

Ik vind het ongewenst om op jeugdigen in de leeftijdscategorie 12- tot en met 15-jarigen het volwassenenrecht van toepassing te verklaren.

In de brief jeugdsancties nieuwe stijl van 28 september 2004 is aangegeven dat een dergelijke vraag eerst aan de orde mag komen, indien het beschikbare instrumentarium maximaal benut is om resultaten te bereiken. Een dergelijke benadering is ook niet in overeenstemming met het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Eventueel kan de toepassing van het kinderbeschermingsrecht soelaas bieden voor langdurige begeleiding. Voor de groep 16- en 17-jarigen staat onder bepaalde voorwaarden wel het volwassenenrecht open.

Vraag

Vervroegde in vrijheidsstelling dient te worden afgeschaft. Indien daardoor cellentekort ontstaat, moeten er maar 5 gedetineerden op 1 cel: liever 5 criminelen op 1 cel dan 4 criminelen op straat.

Antwoord

De groep Wilders bepleit het afschaffen van de VI. Onder de huidige regeling is door de rechter het recht op VI vanzelfsprekend in de strafmaat verdisconteerd. Het simpelweg afschaffen van de VI zou evenzeer in de opgelegde straffen worden doorberekend waardoor deze afschaffing in de praktijk geen effect op de detentietijd zou hebben. Veel zinvoller dan het afschaffen van de vervroegde invrijheidstelling zoals door de Groep Wilders wordt bepleit, is het weer voorwaardelijk maken van die invrijheidstelling, conform het wetsvoorstel dat begin volgend jaar aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Dit betekent dat de invrijheidstelling wordt gekoppeld aan een of meer voorwaarden gedurende een bepaalde proeftijd. Dit kunnen bijvoorbeeld locatieverboden zijn maar ook verplichte reclasseringstoezicht of -begeleiding. Niet-naleving van de voorwaarden kan leiden tot herroeping van de v.i. Onder de nieuwe v.i.-regeling wordt het laatste deel van de straf dus niet meer cadeau gegeven, maar ingezet om het recidive risico te verminderen en zo de veiligheid van de samenleving te vergroten. Het afschaffen van de v.i. betekent dat deze mogelijkheden verloren gaan en dat de overgang van detentie naar vrijheid zeer abrupt wordt. Dit zal uiteindelijk juist ten koste gaan van de veiligheid van de samenleving. Alle West-Europese landen kennen enige vorm van voorwaardelijke invrijheidstelling. Met afschaffing zou Nederland zich in internationaal perspectief isoleren, terwijl binnen de Europese Unie nu juist wordt nagestreefd te komen tot meer afstemming en vergelijkbaarheid van de verschillende sanctiestelsels.

Fractie LPF

Vraag

Cijfers KMAR Schiphol: risico-vluchten aantal koeriers van 2000 naar 3000. Betreft een groeiprobleem. Waar blijven de maatregelen? Wanneer is de maat vol? Tot wanneer kunnen verdachten weggestuurd worden?

Schipholteam: het aantal medewerkers teruggebracht naar 20 man. Kan de minister verzekeren dat het verleggen van Drugsroutes niet plaatsvindt? Kun je dit met 20 man tegenhouden? Of het ontzeggen van veelplegende Antilliaanse Drugskoeriers van toegang tot Nederland?

Antwoord

Binnenkort ontvangt de Kamer het 6e voortgangsbericht over de aanpak drugssmokkel Schiphol. Hieruit zal onder meer blijken dat de zogenaamde stofgerichte aanpak heeft geleid tot een aanmerkelijke vermindering van de smokkel van drugs via vracht en bagage, en tot een aanzienlijke reductie van het aantal bolletjesslikkers. Het Schipholteam heeft aanzienlijke vangsten gedaan op andere routes dan die waarop de 100%-controles plaats vinden. Mede aan de hand hiervan kan worden bepaald of er sprake is van structurele verlegging van routes. Voor zover er aanwijzingen zijn dat verlegging plaats heeft via andere Europese luchthavens, wordt internationaal samengewerkt.

Voorts zijn in de afgelopen periode successen geboekt bij het oprollen van criminele organisaties, vaak als gevolg van informatie die bij de controles op Schiphol is verkregen. Recidiverende koeriers wordt de toegang tot het vliegtuig ontzegd door toepassing van de zogenaamde zwarte lijst. Op het beleid voor de naaste toekomst zal nader worden ingegaan in het voortgangsbericht.

Vraag

Corruptie: we zijn in de lijst van Transparancy International gezakt van de 7e naar de 10e plaats. Blijven we wel in de top 10 of zakken we weg? Wanneer worden er maatregelen tegen corruptie genomen? Wat vindt de minister ervan om ambtenaren bij elke carrièrewisseling te screenen op integriteit?

Antwoord

Op 20 oktober heeft Transparency International de Corruption Perception Index 2004 uitgegeven. Deze index geeft de perceptie van mate waarin een land is beïnvloed door corruptie weer; hoe hoger het cijfer, hoe minder corruptie. Nederland heeft ten opzichte van het vorige jaar een iets lagere score (van een 8.9 naar een 8.7). Dit betekent dat de perceptie is dat Nederland iets meer corruptie kent dan vorige jaar. Waarom de perceptie van de aanwezigheid van corruptie in Nederland de laatste twee jaar gestegen, blijft gissen.

Affaires als de Bouwfraude kunnen hier van invloed zijn geweest, maar ook de gestegen aandacht voor (het bestrijden van) corruptie in Nederland (de zogenaamde integriteitparadox), de methodologie van deze index is namelijk niet erg doorzichtig. Kijkend naar de ranglijst van de afgelopen jaren dan staan over het algemeen dezelfde landen op de eerste 10–15 plaatsen, maar wisselen de posities.

Nederland scoorde de afgelopen jaren als volgt:

JaarScoreRang
20048.710e plaats
20038.97e plaats
20029.07e plaats
20018.88e plaats

In absolute termen is het verschil door de jaren dus gering en van wegzakken is geen sprake.

Dit doet niet af aan het belang van een stevige aanpak, preventief en repressief. Zoals ook bij eerdere gelegenheden toegezegd zal de Kamer in de eerste helft van volgend jaar een Corruptienota ontvangen, waarin lopende en nieuwe maatregelen zullen worden gepresenteerd.

Een standaardscreening van ambtenaren bij carrièrewisselingen komt mij nogal rigide over; ik voel meer voor een risicogerichte aanpak op die plekken waar de integriteitrisico's het grootst zijn.

Vraag

Voorstel: een nieuwe wapeninleveractie organiseren in 2005 en daarna meer preventief fouilleren. Kunt u daarnaast het OM een richtlijn geven om – na deze actie – hogere straffen te vorderen op illegaal wapenbezit?

Antwoord

De meest recente landelijke wapeninleveractie in 2000 is gehouden vooruitlopend op inwerkingtreden van de wetswijziging op 15 november 2000 waarbij de maximale strafmaat voor illegaal wapenbezit werd verhoogd van 9 maanden naar 4 jaar. Personen in het bezit van een illegaal (vuur)wapen of munitie kregen de kans om een wapen of munitie vrijwillig in te leveren. Deze inleveractie was nadrukkelijk als eenmalig bedoeld en ontleende daaraan zijn kracht. Het opnieuw organiseren van een wapeninlevercampagne ligt daarom niet voor de hand. Preventief fouilleren kan niet zonder meer in ieder gebied en vormt daarmee geen landelijke «stok achter de deur» zoals het verhogen van de maximale strafmaat in 2000. Preventief fouilleren is mogelijk in een veiligheidsrisicogebied dat vooraf voor een beperkte tijd is aangewezen door de burgemeester en waar de officier van justitie het preventief fouilleren gelast. Daarbij dient wel een reden te zijn voor een burgemeester om een veiligheidsrisico gebied aan te wijzen, zoals veel vuurwapenincidenten in een bepaalde wijk gedurende een bepaalde periode. Het OM kent een richtlijn voor strafvordering Wet Wapens en Munitie. Deze richtlijn is in 2003 verlengd tot 2007. Ik beschik niet over aanwijzingen dat deze richtlijn niet meer toereikend zou zijn en ik zie daarom geen aanleiding bij het OM aan te dringen op een wijziging.

Fractie PvdA

Vraag

Hoe gaat het verder met reorganisatie binnen OM? Formeel verandert er niets maar feitelijk verandert alles. Meer centraliseren. Hoe wordt gegarandeerd dat het niet ten koste gaat van het vervolgen en opsporen en de lokale veiligheid? Hoe vindt afstemming plaats met partners waarmee OM moet samenwerken (burgemeesters en politiecommissarissen)?

Antwoord

De aard van het werk is bepalend voor de inrichting van de nieuwe OM-organisatie. Zoals ik in mijn brief van 27 oktober jl. heb uiteengezet blijft het OM territoriaal georganiseerd. De huidige 19 arrondissementsparketten blijven bestaan. De hoofdofficieren van alle 19 parketten blijven ook het aanspreekpunt voor de externe partners binnen het arrondissement zoals de leiding van de rechtbank, de korpsbeheerder, de korpschef en de burgemeesters. Ook in de kerntaken van het OM, waaronder zijn rol in de opsporing en vervolging, vindt geen verandering plaats. Wel is het zo dat de kwaliteit van de taakuitvoering wordt verhoogd, op specialistische terreinen maar ook door sterkere binding met lokale partners. Niet alle werkzaamheden hoeven per se op alle parketten te zijn georganiseerd. Door de 19 arrondissementsparketten in 11 regio's te laten samenwerken kunnen specialistische taken zoals bijvoorbeeld voetbalvandalisme, discriminatie, medische zaken en ondersteuning van crisisbeheersing adequater worden afgehandeld. Nu is het zo dat ook een relatief klein parket fors moet investeren in dit specialisme, terwijl het aanbod van zaken relatief laag is. Door op regionaal niveau deze expertise te bundelen zal het OM slagvaardiger worden. Ook kan efficiencywinst worden geboekt door zaken die zich lenen voor een routinematige behandeling centraal te verwerken. Vooralsnog is gekozen voor het centraal behandelen van Mulderberoepen, strafzaken betreffende artikel 8 van de Wegenverkeerswet (rijden onder invloed) en zaken betreffende artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorvoertuigen. Er is bewust voor gekozen om niet teveel ineens te veranderen. Dat zou de draagkracht van het OM te boven gaan en leiden tot risico's voor het functioneren van het OM, zeker ook gegeven het feit dat momenteel ook al eisen worden gesteld aan de prestaties van het OM in het verband van het Veiligheidsprogramma. Het OM heeft zijn partners in een vroegtijdig stadium op de hoogte gesteld van zijn voornemens. Bij de verdere uitwerking van de plannen zijn de partners geconsulteerd in een externe klankbordgroep. Hierin waren de Raad voor de Rechtspraak, de Raad van Hoofdcommissarissen, het Korpsbeheerdersberaad, de reclassering, het gevangeniswezen en de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd.

Vraag

Kamerplaatsing in Nieuwe LLoyd: situatie is een schande en in strijd met de wet. Hoe kan Minister nu tegen die kinderen zeggen: jullie moeten je aan de wet houden. Graag reactie.

Antwoord

Ik deel de zorg van de geachte afgevaardigde. In de brief van 1 november jl. heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek dat door Berenschot is uitgevoerd met betrekking tot situatie van RIJ 't Nieuwe Lloyd. Met name het grote aantal malen per jaar dat niet kon worden voldaan aan de wettelijke normen uit de Beginselenwet JJI (in het bijzonder artikel 22 betreffende kamerplaatsingen van jeugdigen) was aanleiding voor mij dit onderzoek te gelasten. Berenschot adviseert te besluiten tot opheffing van deze inrichting. Ik beraad mij thans op de resultaten van dit onderzoek.

Vraag

Wat doet de MvJ aan het feit dat in totaal ongeveer 20% van de volwassen gw-populatie wordt bezet door mensen die daar feitelijk niet thuis horen?

Antwoord

Zoals ik aangaf in de visiebrief Modernisering sanctietoepassing van 7 juni jl. moet worden nagegaan of bepaalde groepen niet ten onrechte in de strafrechtelijke afdoening zijn beland. Ik denk dan aan psychiatrische patiënten en verstandelijk gehandicapten en aan verslaafden (niet zijnde veelplegers). Ongeveer 3% van de gedetineerdenpopulatie is dusdanig gestoord dat zij feitelijk detentieongeschikt zijn. Daarnaast kan ruwweg worden gesteld dat circa 10–15% van het de detentiepopulatie in ernstige mate zorgbehoeftig is. Deze percentages zijn over de afgelopen jaren redelijk stabiel geweest. Ik heb inmiddels stappen genomen om te bewerkstelligen dat voor deze doelgroep adequate voorzieningen beschikbaar komen en dat de doelgroep indien nodig kan doorstromen naar opvang en/of zorg. Zo hebben de minister van VWS en ik een interdepartementale werkgroep ingesteld die advies uitbrengt over verbetering van organisatie en financiering van zorg in justitieel kader. Uw Kamer wordt in de eerste helft van 2005 geïnformeerd over de resultaten van deze werkgroep. Over de initiatieven gericht op verbetering van de aansluiting op nazorg heb ik uw Kamer bij brief van 29 oktober jl. geïnformeerd. Voorts vindt op 23 november a.s. een strategisch beraad plaats tussen de ministeries van Justitie, BZK en VWS met de G4, de G26 en de VNG over de aansluiting van detentie op nazorgvoorzieningen.

Vraag

We horen dat zeer regelmatig straffen van jeugdigen helemaal niet ten uitvoer worden gelegd. Klopt dit, en wat is de omvang van dit probleem?

Antwoord

Straffen van jeugdigen dienen consequent ten uitvoer te worden gelegd en dat gebeurd ook. Al voor de zomer hebben we geconstateerd dat sprake was van een achterstand van ongeveer 1200 vonnissen. Inmiddels is een plan van aanpak in uitvoering om deze achterstanden zo snel mogelijk weg te werken. In een bestaande penitentiaire inrichting in Zeeland worden hiertoe veertig plaatsen herbestemd.

Vraag

Waarom belooft Minister van Justitie al 2 jaar een wet met betrekking tot een huisverbod voor plegers van huiselijk geweld en komt hij niet verder dan een eerste uitwerking.

Antwoord

Het wettelijk huisverbod zoals het kabinet dat voor ogen heeft, is tamelijk revolutionair. Er zijn twee landen waar men ervaring heeft met een huisverbod voor plegers van huiselijk geweld : Oostenrijk en Duitsland. In beide landen is het sterk gekoppeld aan een strafrechtelijke aanpak. In het kabinetsstandpunt dat u heeft ontvangen, is uiteengezet dat in ons rechtssysteem een huisverbod al mogelijk is: de rechter kan het bijvoorbeeld opleggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling. Het kabinetsstandpunt geeft aan dat het kabinet er voor kiest daarnaast een preventief huisverbod mogelijk te maken in die situaties waarin nog geen strafbare feiten hebben plaats gevonden – in elk geval niet aantoonbaar – maar waarin wel escalatie dreigt. Voor een dergelijk huisverbod moeten bevoegdheden van verschillende partijen – politie, de burgemeester, het OM en de toetsende rechter – gekoppeld worden.

Dat vergt veel overleg met betrokken partijen. Dat is de reden waarom het wat langer duurt. Ik verwacht u mijn wetsvoorstel in 2005 te kunnen doen toekomen.

Vraag

De inkomsten uit boetes volgend jaar weer omhoog (met zo'n € 65 miljoen) door meer te gaan schrijven. Zijn daar grenzen aan? Wordt er al gewerkt aan slimmer/efficiënter handhaven?

Antwoord

Verondersteld wordt dat met de verhoging van de inkomsten uit boetes gedoeld wordt op de verhoging van de raming vanaf 2004 met € 85 miljoen. Dit betreft een ramingbijstelling op basis van de realisatie 2003 en een indexering van de boetetarieven per 1 januari 2004. Het gaat dus niet om een intensivering van de (verkeers)handhaving, hetgeen ook in overeenstemming is met de toezegging aan uw kamer om deze op het niveau van 2002 te houden.

Fractie SGP

Vraag

Kunnen de 2 Nederlandse kinderpornohandelaren (Brazilië) vervolgd worden?

Antwoord

Het Openbaar Ministerie zal deze zaak nader onderzoeken en ik zal u de uitkomst daarvan meedelen.

Vraag

Het is een voortdurende schoffering van het rechtsgevoel dat massaal criminelen, zelfs bij geweldsmisdrijven, op vrije voeten komen wegens cellentekort. Wanneer is dat eens afgelopen?

Antwoord

De uitvoering van het Veiligheidsprogramma leidt tot toename van de behoefte aan sanctiecapaciteit. Ondanks de capaciteitsuitbreidingen blijft sprake van een tekort aan celcapaciteit. Incidenteel versneld ontslag (IVO) is een noodmaatregel die uitsluitend wordt ingezet voorzover en voor zolang nodig. Dit is nodig gegeven het kabinetsbeleid om heenzendingen aan de voordeur te voorkómen en om ambtshalve strafonderbrekingen (SOB) zoveel mogelijk te beperken.(Door de bestemming van 1 200 plaatsen specifiek voor arrestanten zijn er vanaf 1 juli maar 5 SOB's geweest; in het eerste halfjaar waren dat er 1 376.)Als gevolg van de landelijke invoering van meerpersoonscelgebruik is het aantal IVO's onlangs sterk gedaald.

Tot 1 oktober 2004 waren het er 3 879; in oktober slechts 20.

Verwacht wordt dat het aantal IVO's voor heel 2004 onder het niveau van de afgelopen twee jaar uitkomt. Tot op heden is in vijf gevallen IVO verleend aan lichtere geweldsdelinquenten die geen substantieel veiligheidsrisico vormden, bijvoorbeeld omdat zij al in een minder beveiligd regime verbleven; dit altijd met instemming van het OM.

Vraag

Zijn de berichten juist dat Oost-Europeanen hier op rooftocht komen en ramkraken plegen, omdat zij in plaats van vervolgd het land uitgezet worden? De aanpak van onze Oosterburen is veel slimmer. Die zouden hen wel een straf opleggen, en met de aanzegging dat als ze ooit terugkomen in de Bondsrepubliek zij de rest van hun straf mogen uitzitten, plus een nieuwe straf er bovenop. Waarom kan dat hier ook niet zo?

Antwoord

De bedoelde berichten zijn onjuist. Er is geen beleid dat van strafbare feiten verdachte vreemdelingen zonder meer worden teruggestuurd zonder dat er sprake is van vervolging. Een bewijsbare verdenking van een ernstig strafbaar feit zal leiden tot een dagvaarding om voor de strafrechter te verschijnen. Een van de beginselen van een consequente en geloofwaardige strafrechtstoepassing in Nederland is dat door de rechter opgelegde onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen ook zoveel mogelijk integraal ten uitvoer worden gelegd. Aan strafbaar gedrag worden voorts vreemdelingrechtelijke consequenties verbonden. Ten aanzien van criminele vreemdelingen die zijn of worden uitgezet, dient voorkomen te worden dat zij wederom toegang tot Nederland verkrijgen. Dit kan onder meer worden bewerkstelligd door de vreemdeling ongewenst te verklaren. Artikel 67, eerste lid, Vw 2000 noemt een vijftal gronden voor ongewenstverklaring. De ongewenstverklaring is een administratieve maatregel die ten doel heeft bepaalde vreemdelingen, aan wie het niet of niet langer is toegestaan in Nederland te verblijven, uit ons land te weren. Door de ongewenstverklaring wordt het verblijf in en illegale terugkeer naar Nederland van de illegale vreemdeling strafbaar.

Vraag

De discussie rond de zaak Erik O. heeft ook de vraag actueel gemaakt naar de «spelregels» rond het becommentariëren van vervolgingsbeslissingen en rechterlijke uitspraken. Ik nodig de minister uit daar nader op in te gaan.

Antwoord

De rechterlijke macht is in het leven geroepen om recht te doen in individuele zaken. Het recht doen in een individuele zaak hoeft niet per definitie plaats te vinden op een wijze die de meerderheid van het volk het meest welgevallig is. De verantwoordelijkheid van de rechter is een volstrekt andere dan die van een politicus. De onafhankelijke rechter is gehouden om de aan hem voorgelegde geschillen te beslechten binnen de grenzen die de wet daaraan stelt.

Dat brengt mee dat politici voorzichtig dienen te zijn met inhoudelijk commentaar op rechterlijke beslissingen, vooral waar het gaat om afwegingen van soms tegengestelde en uiteenlopende belangen en een individuele beoordeling die in een concrete strafzaak moeten worden gemaakt. Dan kom ik op de positie van het openbaar ministerie. Enerzijds dient het OM de strafrechter in staat te stellen om recht te doen in individuele zaken. Het Openbaar Ministerie heeft het vervolgingsmonopolie. De uitoefening van de vervolgingsbevoegdheid dient plaats te vinden met het oog op en binnen de grenzen van het recht. Dat vergt van het OM het maken van rechtsstatelijke afwegingen. Het OM valt binnen het bereik van de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie. Als regel zal de minister van Justitie bewust distantie houden ten aanzien van de individuele zaaksbehandeling door het OM. De grote terughoudendheid die daarbij wordt betracht vindt haar grondslag in de Wet op de rechterlijke organisatie, waarin de aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van Justitie is geregeld. Daarmee wordt een reeds geruime tijd bestaande verhouding bestendigd. Dit alles betekent dat de beide andere Staatsmachten de uiterste terughouding past bij het uitspreken van een oordeel over individuele zaken. Anders is dat wanneer het gaat om structurele problemen in de rechtspleging of gebleken lacunes in wet- en regelgeving. Die behoren uitvoerende en wetgevende macht zich aan te trekken en waar mogelijk op te lossen.

Vraag

Waarom wordt de vrouwvijandige porno-industrie zo weinig in de weg gelegd, terwijl het een klimaat schept waarin seksueel geweld gedijt?

Porno kan seksueel geweld bij mannen stimuleren c.q. legitimeren. Is dat alleen al geen reden die rommel aan te pakken?

Antwoord

De relatie tussen seksueel geweld en de porno-industrie is, voorzover mij bekend, niet zo eenduidig als in de vraag wordt aangenomen. Er zijn ook theorieën dat de porno-industrie een uitlaatklep is voor mannen die anders hun lusten niet kwijt kunnen. Justitie richt zich op de excessen in de porno-industrie, zoals kinderporno. Daarom ondersteunt Justitie De Stichting Meldpunt ter Bestrijding van Kinderporno op Internet.

Fractie SP

Vraag

Aansluiting nazorg is nog een groot probleem! Brief heeft niet tot veel duidelijkheid geleid. Wil de minister instellingen als «exodus» blijven subsidiëren na 2005? of stoppen we dan?

Antwoord

In het beleidskader «extramurale reïntegratietrajecten» d.d. 26 mei 2004 heb ik aangegeven dat ik vanaf 2006 de plaatsingen bij de stichting Exodus c.s. in een justitieel kader zal financieren. Aan deze plaatsingen hecht ik veel waarde met het oog op de differentiatie in de extramurale sanctiemodaltiteiten. Om de huidige capaciteit bij de organisaties volledig te kunnen benutten breid ik de mogelijkheden voor plaatsing onder justitiële titel uit. De continuïteit van deze organisaties is daarmee naar mijn mening voldoende gewaarborgd.

Vraag

In een rapport van de Algemene Rekenkamer is de conclusie dat de overheid over de band genomen onvoldoende heeft gedaan aan fraudebestrijding. Volgens de Algemene Rekenkamer zijn ook de voorgenomen maatregelen van het kabinet om fraude te bestrijden onvoldoende. Deelt de minister deze mening en wat gaat hij hier aan doen?

Antwoord

De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat de regie en coördinatie van de fraudebestrijding op alle onderzochte terreinen is verbeterd door het hanteren van handhavingsafspraken en door de komst van het Functioneel Parket maar dat het inzicht in de geleverde prestaties, vooral die bij de (opsporings-) onderzoeken naar en afdoening van fraude onvoldoende is. Volgens de AR kunnen de ministers met de beschikbare informatie geen goed antwoord geven op de vraag wat de resultaten van de fraudebestrijding zijn en of die resultaten verbeteren. Ik ben het met de Algemene Rekenkamer eens dat de beschikbare informatie nog onvoldoende is voor een helder inzicht in de resultaten van de fraudebestrijding en de ontwikkeling in de loop van de tijd daarin. Ik heb de Interdepartementale Stuurgroep Fraude verzocht om een plan te maken voor een fraudemonitor. Inzet zal moeten zijn de effectiviteit van de inspanningen op dit gebied te registreren.

Fractie VVD

Vraag

Hoe wil de minister complexe financiële economische criminaliteit aanpakken?

Antwoord

In het nationale dreigingsbeeld worden diverse verschijningsvormen van financieel-economische criminaliteit besproken. In de in november aan de Kamer te zenden beleidsreactie zal nader worden ingegaan op de doorwerking daarvan in de prioriteitstelling binnen de opsporing.

Naar de Kamer voorts weet is het Kabinet thans doende, door uitvoering van het Kabinetsstandpunt inzake het onderzoek naar het functioneren van de witwasketen, om de aanpak van witwassen in alle schakels van de keten te versterken. Daarbij wordt in toenemende mate samengewerkt met bijzondere opsporingsdiensten, met name de FIOD/ECD. In de afgelopen periode is behoorlijk geïnvesteerd in de versterking van deskundigheid binnen de verschillende diensten, onder meer door uitvoering van het project financieel rechercheren. De vorming van de Nationale en Bovenregionale recherche, de oprichting van het Functioneel Parket binnen het Openbaar Ministerie, en de versterking van het Bureau Ontnemingwetgeving hebben geleid tot bundeling en uitbreiding van de beschikbare capaciteit binnen de opsporing om financieel-economische criminaliteit aan te pakken. In 2005 zal ik de Kamer een visienota aanbieden, waarmee ik beoog een nieuwe impuls te geven aan de aanpak van de financieel-economische criminaliteit, met nadruk op nieuwe verschijningsvormen en het gebruik van nieuwe werkwijzen.

Vraag

Voor allochtone ouders is de drempel tot hulpverlening aan psychisch gestoorde minderjarigen hoog. Schaamte en onwetendheid spelen een rol. Onderkent de minister dit probleem? Wat doet hij er aan?

Antwoord

De Bureaus Jeugdzorg zijn er ook voor allochtone ouders en hun kinderen. Wel is inmiddels gebleken dat zij minder gemakkelijk om hulp vragen. Dit blijkt uit het feit dat deze gezinnen een relatief beperkt beroep doen op de vrijwillige jeugdhulpverlening en oververtegenwoordigd zijn in de gedwongen hulpverlening en in het GGZ-circuit. In die zin onderken ik het geschetste probleem. Om dit probleem het hoofd te bieden, is het van belang dat de bureaus jeugdzorg richting allochtone ouders outreachend optreden, als sprake is van gesignaleerde problemen bij allochtone jongeren. Deze vorm van werken vormt nadrukkelijk de opdracht aan de bureaus jeugdzorg in het kader van de Wet op de Jeugdzorg.

Vraag

Krijgen drugshandel, wapenhandel, mensenhandel en paspoortvervalsingen voldoende aandacht gezien het feit dat deze activiteiten terrorisme kunnen financieren?

Antwoord

Terroristen dienen hun activiteiten op enigerlei wijze te financieren. Zij zullen dit mede doen door het plegen van strafbare feiten. Na de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 zijn veel activiteiten voor de opsporing en vervolging van aan terrorisme gerelateerde commune delicten geïntensiveerd. Voorbeelden hiervan zijn: witwassen, mensensmokkel, drugshandel en identiteitsfraude. Via het Actieplan Terrorisme en Veiligheid d.d. 5 oktober 2001, TK 27 925, nr. 10 is de Tweede Kamer daarover geïnformeerd.

Vraag

Welke prioriteiten en concrete doelstellingen zijn er bij de aanpak van ongebruikelijke transacties (aanpak van illegale bankiers)?

Antwoord

Het kabinet heeft een vijfledige verbeterslag ingezet:

Verbetering van het gebruik van MOT-informatie in de opsporing en de beschikbaarheid van opsporingscapaciteit hiervoor; de Raad van hoofdcommissarissen zal mij hierover spoedig rapporteren. Meer aandacht voor witwassen in de vervolging; het OM bereidt een aanwijzing terzake voor Integratie van het Meldpunt (MOT) met haar tegenvoeter bij de politie (BLOM) met als doel een verbeterslag in de processen van meldingen naar opsporingsonderzoeken, intelligentere en vraaggerichte analyses. Een omslag naar minder, maar betere meldingen door te snoeien in het aantal indicatoren; dit is ook van het grootste belang om tot een reductie administratieve lasten te komen. Ook in mijn beleidsreactie op het Nationaal Dreigingsbeeld en de prioriteitsstelling voor de NR zal passende aandacht aan de witwasbestrijding worden gegeven. Voor het eind van het jaar zal ik u hierover nader informeren. Daarnaast vraagt u naar de aanpak van illegale bankiers. Dit is iets wat hechte samenwerking vraagt tussen toezicht (De Nederlandse Bank), opsporing (FIOD-ECD) en vervolging (OM, in het bijzonder Functioneel Parket) en wat in het licht van bestrijding terrorismefinanciering ook aandacht verdient. Het wettelijk kader is in Nederland goed in orde, de Wet toezicht kredietwezen en de Wet Geldtransactiekantoren geven een duidelijk kader. Daarbovenop heb ik enige tijd geleden samen met de minister van Financiën het Financieel expertisecentrum (FEC), waarin genoemde toezichthouders en opsporingsdiensten samenwerken, verzocht mij te rapporteren over deze«markt», en de bijdragen die iedereen levert aan de bestrijding van illegaal bankieren. Ik zal hierover ook de Kamer bij gelegenheid informeren.

Vraag

Voorstel 4 van 4 inzake slachtoffers. Het percentage afgedane schadevergoedingsmaatregelen na 3 jaar (nu 66%) niet verlagen naar 60% maar verhogen naar 70%

Antwoord

Het aantal te innen schadevergoedingen is de laatste jaren sterk gestegen, en zal de komende jaren naar verwachting verder stijgen.

Tegen die achtergrond is voorzichtigheidshalve gekozen voor een afdoeningspercentage (binnen drie jaar) van 60%. Ik beloof u dat Justitie zich zal inspannen om het afdoeningspercentage hoger te laten uitkomen, maar kan dat gezien de weerbarstigheid van dit onderwerp (bepaald niet altijd solvabele debiteuren) niet garanderen.

Vraag

Kan de Minister aangeven wat zijn concrete doelstellingen zijn om ernstig verslaafden en/of psychisch gestoorden van de straat te halen? Wat gaat hij doen? Wat zijn de kosten?

Antwoord

Mijn doelstelling is om oneigenlijke instroom van psychiatrische patiënten, verstandelijk gehandicapten en verslaafden (niet zijnde veelplegers) in het strafrecht zoveel mogelijk tegen te gaan. Om dat te bereiken heb ik een aantal stappen genomen. Deze initiatieven moeten ertoe leiden dat voor deze doelgroep adequate voorzieningen beschikbaar komen op de juiste plaats opdat de doelgroep kan doorstromen naar opvang en/of zorg. Zo bevat het plan van aanpak verloedering en overlast dat eind dit jaar naar uw Kamer wordt gezonden maatregelen die o.m. zien op uitbreiding van de mogelijkheden van de BOPZ en versterking van de regierol van de gemeente. Voorts hebben de minister van VWS en ik een interdepartementale werkgroep ingesteld die advies uitbrengt over verbetering van de organisatie en financiering van zorg in justitieel kader. Uw Kamer wordt in de eerste helft van 2005 geïnformeerd over de resultaten van deze werkgroep. Over de initiatieven gericht op verbetering van de aansluiting op nazorg heb ik uw Kamer bij brief van 29 oktober jl. geïnformeerd. Voorts vindt op 23 november a.s. een strategisch beraad plaats tussen de ministeries van Justitie, BZK en VWS met de G4, de G26 en de VNG over de aansluiting van detentie op nazorgvoorzieningen. Ter bevordering van de doorstroom van detentie naar maatschappelijke opvang is een bedrag uitgetrokken oplopend tot 3 miljoen in 2007.

Vraag

Hoe zit het nu met het alerteringssysteem? Hoe gaan de verschillende gemeenten ermee mee om? Hoe verhouden deze lokale ontwikkelingen zich tot het landelijke alerteringssysteem?

Antwoord

Voor de beantwoording van deze vraag over het alerteringssysteem, verwijs ik naar het algemeen overleg terrorisme met uw Kamer op 11 november aanstaande. Minister Remkes zal in de eerste termijn uitgebreid ingaan op de stand van zaken rond de ontwikkeling van het alerteringssysteem. Voor het eind van dit jaar ontvangt uw Kamer hierover bericht.

Vraag

Gelet op de uitdagingen in het jeugdstrafrecht waar de overheid op dit moment voor staat, wil de VVD graag zicht op aantal en soort delicten, begaan door jeugdigen van 12–16 jaar en de sanctie die hier op is gevolgd. Is de minister bereid om toepassing van het meerderjarigen strafrecht ook mogelijk maken voor de jeugdigen van 14–16 jaar.

Antwoord

Analyses van delicten van jeugdigen alsmede de daarop gevolgde sanctie naar leeftijdscategorie zijn niet voorhanden. Wel zijn er gegevens beschikbaar over delicten gepleegd door minderjarigen. Van de zaken van minderjarigen die in 2003 door de rechter in eerste aanleg zijn afgedaan betroffen de grootste groepen geweldsmisdrijven (3132, 29%), vermogensmisdrijven (3971, 36,8%) en vernieling en openbare orde (2686, 24,9%). Slechts in incidentele gevallen gaat het om delicten die de rechtsorde ernstig schokken. Het lijkt mij weinig zinvol om op de groep 14- en 15 jarigen het volwassenenrecht van toepassing te verklaren. In de brief jeugdsancties nieuwe stijl van 28 september 2004 is aangegeven dat een dergelijke vraag eerst aan de orde mag komen, indien het beschikbare instrumentarium maximaal benut is om resultaten te bereiken. Een dergelijke benadering zou ook niet in overeenstemming zijn met het Verdrag inzake de rechten van het kind. Zo nodig kan de toepassing van het kinderbeschermingsrecht soelaas bieden door langdurige begeleiding.

Vraag

Komen er concrete voorstellen tot betere controle van de geldstromen die terrorisme financieren?

Antwoord

Deze voorstellen zijn eigenlijk meteen na 11 september 2001 in gang gezet, nationaal en internationaal. In Nederland heb ik samen met de minister van Financiën de nota Integriteit Financiële sector en terrorismebestrijding in november 2001 aan de Kamer gezonden, met daarin een samenhangend pakket maatregelen om toezicht, handhaving, opsporing en informatie- uitwisseling op dit terrein te versterken, zowel met wetgeving als met extra personele capaciteit. Via de verschillende voortgangsrapportages bent u hiervan op de hoogte gehouden. Internationaal heeft de aanpak van terrorismefinanciering in het kader van de FATF (Financial Action Task Force) gestalte gekregen, en zijn 8 speciale aanbevelingen geformuleerd waaraan landen dienen te voldoen (Nederland is bezig hieraan te voldoen, maar net als de meeste andere landen zijn inhaalslagen nodig). U moet daarbij bijv. denken aan wetgeving op het terrein van money transfers, maar ook een verbetering van transparantie en toezicht bij goede doelen/stichtingen. Hierover heb ik kort geleden ook nog met de Kamer van gedachten gewisseld. Een negende speciale aanbeveling is overigens in de maak, nl. over aangifte van contant geld bij de grens. Ook in het NL-voorzitterschap geven collega Zalm en ik dit hoge prioriteit. Zo zullen we, op basis van een afspraak met de VS in de JBZ-raad van eind september, eind van deze maand als voorzitterschap samen met de VS deskundigen (officieren, opsporingsdiensten, Europol) uit VS en EU bij elkaar brengen om zo goed mogelijk van elkaars practische ervaringen te leren bij de aanpak van terrorismefinanciering.

Vraag

Vindt de minister niet dat er te weinig plaatsen zijn voor verslaafde veelplegers (dus eigenlijk te weinig geld)?

Antwoord

In het kader van de veelplegeraanpak richt ik mij in eerste instantie op de circa 6 000 zeer actieve veelplegers. Volgens schattingen is 60–80% van deze groep verslaafd aan alcohol en/of drugs. In de meerjarenaanpak stel ik middelen beschikbaar oplopend tot € 70 miljoen euro in 2007. Dat is een forse investering gelet op de beperkte middelen die het kabinet ter beschikking staan. Met deze middelen kan ik de komende jaren 1000 ISD plaatsen creëren. Een belangrijk deel daarvan zal aangewend worden voor verslaafde veelplegers. Tevens heb ik de afgelopen jaren bijna 300 SOV plaatsen gecreëerd, speciaal bedoeld voor de verslaafde veelplegers. Daarnaast staat natuurlijk ook nog de reguliere capaciteit van DJI ter beschikking voor de aanpak van veelplegers. De suggestie dat ik te weinig kan of doe voor de aanpak van verslaafde veelplegers wijs ik af.

Schriftelijke antwoorden behandeling Justitiebegroting 2005 van minister Verdonk

Fractie ChristenUnie

Vraag

Vooral Afrikaanse prostituees zijn slachtoffer van mensensmokkel. Hoe kan het dat politie, Justitie en marechaussee Schiphol hun beleid slechts mondjesmaat afstemmen en dat bijna alle prostituees illegaal zijn?

Antwoord

Als voorwaarde voor de verlening van een visum wordt beoordeeld of aan alle voorwaarden is voldaan. Bij een toeristenvisum wordt bijvoorbeeld gekeken naar de reisbestemming, bezit van voldoende middelen van bestaan, het hebben van accommodatie in Nederland en dergelijke.

Bij de aanvraag van een machtiging tot voorlopig verblijf beoordeelt de IND of aan de voorwaarden voor een vergunning tot verblijf wordt voldaan. Visa voor werkzaamheden in de prostitutie worden niet afgegeven. Ook worden visa alleen aan de betrokken aanvrager zelf verstrekt in persoon, het is dus niet mogelijk dat een derde (bijvoorbeeld een handelaar of smokkelaar) het visum namens een slachtoffer in ontvangst neemt. Vluchten uit Afrika worden in zijn algemeenheid bestempeld als risicovluchten. Dit betekent dat bij aankomst op Schiphol extra controles plaatsvinden. Indien na controle een redelijk vermoeden bestaat van mensenhandel en mensensmokkel, zal de toegang tot Nederland worden geweigerd. Het kabinet werkt momenteel aan een Nationaal Actieplan Mensenhandel. Voorzien is dat dit actieplan begin december 2004 naar de Kamer wordt gestuurd. In dit Nationaal Actieplan Mensenhandel staan ook die acties opgenomen die Buitenlandse Zaken in het kader van de strijd tegen mensenhandel op zich neemt.

Vraag

Waarom is er voor erkend onveilige landen (bijv. Liberia) geen categoriaal beleid? Is het argument: de rest van de EU doet het ook?

Antwoord

Over het landgebonden asielbeleid, waaronder Liberia, heb ik de afgelopen periode reeds verschillende malen met de Kamer overlegd. Nog op 27 oktober heb ik aangegeven dat ik op grond van het ambtsbericht van Buitenlandse zaken, en die inhoud getoetst hebbende aan de indicatoren van het Vreemdelingenbesluit, van oordeel ben dat het voeren van een beleid van categoriale bescherming in het geval van Liberia niet aan de orde is. Het beleid van andere landen is één van de indicatoren op grond waarvan het oordeel wel of geen categoriaal beschermingsbeleid gebaseerd wordt. Eerder heb ik ook aangegeven dat gelet op de voorgestane harmonisatie van beleid in de EU aan deze indicator thans meer gewicht toekomt. De andere indicatoren zien op het geweld en schendingen en de activiteiten van internationale organisaties ten aanzien van het land van herkomst.

Vraag

Wil de minister kijken naar arbeidsmarktkwalificaties van afgewezen asielzoekers, waaraan we uit anderen hoofden toch behoefte kunnen hebben?

Antwoord

Bij een aanvraag voor toelating als kennismigrant, zal ook een uitgeprocedeerde asielzoeker moeten voldoen aan de voorwaarden die het betreffende beleid stelt, en dat betekent dat de vreemdeling in ieder geval ook moet voldoen aan het wettelijk mvv-vereiste. Indien de vreemdeling eerst een asielaanvraag indient, of een asielprocedure inmiddels heeft doorlopen, en vervolgens een reguliere aanvraagprocedure start, zal deze reguliere aanvraag veelal worden afgewezen wegens het ontbreken van een mvv. In dit opzicht wil ik ook geen algemene uitzondering maken voor mensen die in de asielprocedure zitten, of deze doorlopen hebben en afgewezen zijn, en vervolgens in aanmerking willen komen voor een vergunning voor verblijf als kennismigrant of het verrichten van arbeid in loondienst.

Vraag

Kan het aantal uitgenodigde vluchtelingen (nu 1500) omhoog nu het aantal asielzoekers daalt?

Antwoord

Op dit moment is er beleidsmatig ruimte voor 1500 uitgenodigde vluchtelingen verspreid over een periode van drie jaar. Gebleken is dat we deze ruimte van 1500 uitgenodigde vluchtelingen niet volledig kunnen benutten. Het is mijn streven om dit aantal van 1500 wel te halen. Mocht in de toekomst, bijvoorbeeld in het kader van de deze week door de EU aanvaarde conclusies over een te ontwerpen EU-hervestigingsprogramma als onderdeel van een EU-beleid inzake bescherming in de regio, een beroep op Nederland worden gedaan om incidenteel of structureel meer vluchtelingen uit te nodigden dan zal ik dat op dat moment beoordelen.

Vraag

Wilt u, in het geval van een medische indicatie, de hardheidsclausule voor wat betreft beschikbaarheid medische zorg in het land van herkomst, soepeler toepassen. (Thans te formeel)

Antwoord

Een aantal malen heb ik met de Kamer van gedachten gewisseld over medische aspecten in de asielprocedure. Ik heb steeds aangegeven dat de feitelijke toegankelijkheid van medische voorzieningen niet gegarandeerd kan worden. Een motie met die strekking is op 2 november verworpen. De regelgeving voorziet niet in een hardheidsclausule op dit gebied, maar nogmaals wil ik u er op wijzen dat er een uitzondering gemaakt wordt voor vreemdelingen die hebben te vrezen voor discriminatoire uitsluiting van medische zorg. Ik heb toegezegd dat er voor het einde van dit jaar een beleidsregel «discriminatoire uitsluiting» is.

Vraag

De interim-circulaire inzake het verblijf op religieuze of levensbeschouwelijke gronden ziet alleen op oude gevallen. (Aanhangers van) nieuwe organisaties kunnen er geen beroep op doen.

Antwoord

Op basis van de tijdelijke regeling kan verblijf bij religieuze of levensbeschouwelijke organisaties worden toegestaan indien bij die organisaties de afgelopen 5 jaar verblijf is toegestaan voor religieuze doeleinden, niet zijnde arbeid als geestelijk voorganger of godsdienstleraar, of studie. Er is hierbij bewust gekozen voor organisaties waarbij al eerder verblijf was toegestaan, bijvoorbeeld voortkomend uit afspraken in het verleden, die in veel gevallen vaak langdurig zijn verlengd, in veel gevallen zelfs tot op heden. Voor het verblijf bij deze organisaties is – voor deze tijdelijke overgangsregeling – aangenomen dat hiermee een wezenlijk Nederlands belang is gediend, gelet op de reeds lange tijd bestaande afspraken.

De regeling is dan ook nadrukkelijk een tijdelijke regeling ter formalisering van de gegroeide praktijk. Ik heb overigens aan de ACVZ gevraagd advies over dit vraagstuk uit te brengen.

Fractie D66

Vraag

Hoe zit het met de kennismigrantenregeling? Is die nu echt in werking getreden?

Antwoord

Het beleid inzake kennismigranten is op 1 oktober in werking getreden. Met ingang van deze datum is een begin gemaakt met de gefaseerde invoering van het kennismigrantenbeleid. De fasering houdt in dat werkgevers die een convenant verkorte mvv-procedure hebben met de Immigratie- en Naturalisatiedienst, als eersten de mogelijkheid krijgen een overeenkomst met de overheid af te sluiten. Werkgevers die een dergelijk convenant niet hebben zullen daarna in de gelegenheid worden gesteld om een overeenkomst af te sluiten.

Fasering is nodig omdat niet met alle werkgevers tegelijkertijd een overeenkomst kan worden gesloten, temeer omdat screening in een aantal gevallen wenselijk zal blijken.

Vraag

Wil de minister de actuele stand van het aantal schrijnende gevallen geven?

Antwoord

Er is, in de periode van 1 januari 2004 tot 1 november 2004, aan 326 personen een vergunning verleend op grond van schrijnende omstandigheden. Het betreft hier 175 personen die deel uitmaken van de doelgroep van het project Terugkeer. In alle gevallen heb ik de dossiers zelf gezien en beoordeeld.

Vraag

Standpunt inzake kinderen in laatste fase voortgezet onderwijs die hun opleiding niet kunnen afmaken. Kan Minister haar standpunt herzien?

Antwoord

Reeds tijdens het AO in juni over kinderen in het vreemdelingenbeleid heb ik aangegeven dat voor het herzien van het standpunt dat kinderen die in de laatste fase van voortgezet onderwijs verkeren, hun opleiding niet mogen afmaken indien terugkeer aan de orde is, geen aanleiding bestaat. Het volgen van een schoolopleiding geeft geen rechtmatig verblijf.

Fractie GroenLinks

Vraag

Deze minister voelt zich denk ik hinderlijk achtervolgd door recht en wet. Deskundigen die stellen dat inburgeringsplannen mogelijk schending opleveren van de grondwet worden terzijde geschoven. Het EHRM dat stelt dat Somaliërs niet uitgezet mogen worden, wordt eveneens in Verdonk's verdomhoekje geplaatst. En ondertussen worden uitgeprocedeerden zonder meer op straat gezet.

Antwoord

De stelling als zou ik me hinderlijk achtervolgd voelen door recht en wet, kan ik onmogelijk volgen. Het tegendeel is natuurlijk het geval.

Deskundigen met betrekking tot de inburgeringsplannen worden in het geheel niet terzijde geschoven. Ik consulteer ze juist. Ik heb de ACVZ niet voor niets om advies gevraagd. Ook het EHRM wordt door mij niet in het verdomhoekje geplaatst. Ik heb Uw Kamer al laten weten dat ik me zorgvuldig zal beraden over de mogelijke consequenties van de uitspraak van het EHRM voor het door het kabinet gevoerde beleid ten aanzien van Somalische asielzoekers. Daarbij wens ik het ambtsbericht inzake Somalië te betrekken dat de minister van Buitenlandse Zaken eind november zal uitbrengen. Tot slot, uitgeprocedeerden worden niet zonder meer op straat gezet. Mijn beleid is er juist op gericht om dat zoveel mogelijk te voorkomen. De intensieve facilitering van de terugkeer voor uitgeprocedeerde asielzoekers die zijn ingestroomd onder de oude vreemdelingenwet in het project Terugkeer, is daarvan een uitdrukking.

Vraag

GroenLinks wenst een volledig onderzoek naar de IND, naar doel en rechtmatigheid, en onderzoek wat ook de uitvoering van asielprocedures betreft, in aanloop naar parlementair onderzoek.

Antwoord

Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer (ARK) zal zich, gezien de aard en oorzaken van de problemen bij de IND, vooral richten op het primaire proces en de onderliggende bedrijfsvoering en werkprocessen van de IND, toegespitst op het terrein van reguliere toelating alsmede de daarbij behorende informatievoorziening. Daarbij zal de ARK rekening houden met de overige taken van de IND, waaronder ook de uitvoering van de asieltaken. Doel van het onderzoek van de ARK is om te komen tot aanbevelingen voor de inrichting van de toelatingsprocedures gericht op een goede dienstverlening aan de direct belanghebbenden en een doelmatige uitvoering van het vastgestelde beleid. Daarnaast worden de aanbevelingen uit de audit van Het Expertise Centrum naar de ICT-systemen volledig overgenomen.

Ik zie dan ook geen aanleiding om vooruitlopend op de resultaten van het onderzoek van de AR een verdere verbreding van het onderzoek na te streven.

Vraag

Klachten van tolken over intimidatie moeten tot op de bodem worden uitgezocht.

Antwoord

In de recente beantwoording van Kamervragen over deze kwestie heb ik aangegeven dat de klachten in alle gevallen serieus zijn onderzocht en tot passende maatregelen hebben geleid. Er is geen aanleiding om nader onderzoek te doen naar de behandeling van asielzoekers door hoorambtenaren. De werkwijze van hoormedewerkers is correct. Gehoren verlopen in het algemeen zorgvuldig en goed.

Bovendien biedt het klachtrecht op grond van de Algemene wet Bestuursrecht voldoende waarborgen om een onheuse bejegening aan te pakken.

Fractie PvdA

Vraag

Kan de minister toelichten waarom ze nog in lengte van dagen de termijnen voor IND-beslissingen niet zal halen?

Antwoord

Afhandeling van alle asiel- en reguliere aanvragen binnen de wettelijke termijn van zes maanden en van aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf binnen de redelijke termijn van drie maanden is, hoe wenselijk ook, niet haalbaar. In de praktijk blijkt dat soms nader onderzoek nodig is en dat de aanvraag niet binnen de genoemde wettelijke termijn kan worden afgehandeld. Daarvoor heeft de wetgever de mogelijkheid gecreëerd de wettelijke beslistermijn met maximaal zes maanden te verlengen, bijvoorbeeld wanneer onderzoek door derden noodzakelijk is. Bij de percentages die in de begroting worden genoemd, is met deze wettelijke mogelijkheid tot verlenging als gevolg van onderzoek door derden geen rekening gehouden. Zou dat wel worden gedaan, dan zouden de geprognosticeerde en gerealiseerde percentages aanzienlijk hoger uitvallen.

De conclusie van de heer De Vries dat de IND nog jaren met achterstanden zal kampen, is derhalve niet terecht. Inmiddels wordt ervan uitgegaan dat in de tweede helft van 2005 alle achterstanden zijn weggewerkt. Dit in afwijking van de cijfers die destijds aan de begroting 2005 ten grondslag hebben gelegen. De aanvragen die aan het einde van 2005 en volgende jaren nog in behandeling zijn, behoren dan tot de normale werkvoorraad van de IND. Overigens wijs ik erop dat de gemiddelde doorlooptijd voor VVR- en MVV-aanvragen in het eerste trimester van 2003 nog 53 respectievelijk 25 weken bedroeg, waar dit in de eerste viermaandsperiode van 2004 44 respectievelijk 14 weken was.

Vraag

Is het waar dat de MVI goed is in regelen, maar geen invloed op uitvoering heeft?

Antwoord

Met alle onderdelen van de uitvoering kunnen afspraken worden gemaakt over de concrete resultaten die in vreemdelingenzaken worden verwacht. En dat gebeurt ook. Of het nu Justitieorganisaties betreft of organisaties die onder het beheer van andere departementen vallen.

Dat maakt de uitvoering echter nog niet eenvoudig. Kijkend naar de individuele uitvoeringsorganisaties geldt dat het werk moet worden gedaan in een situatie waarin de omvang en de inhoud van de werkzaamheden vooraf maar tot op zekere hoogte te voorspellen is en eenvoudig door gebeurtenissen van buiten kan worden verstoord. Zie wat de behandeling van de zogeheten 14–1 brieven voor de IND heeft betekent. Daarnaast geldt dat de werkzaamheden in ketenverband moeten worden verricht. De ene organisatie is voor de uitvoering van zijn eigen taak vaak afhankelijk van een andere organisatie in de vreemdelingenketen. Dat vergt afstemming. Die afstemming wordt steeds opnieuw, hoe gecompliceerd de praktijk ook is, gezocht en gevonden. «Invloed op de uitvoering» zal helaas nooit kunnen betekenen dat je niet voor onverwachte of onwenselijke situaties kunt komen te staan.

Vraag

Kan de minister een uitspraak doen over indexering RVA? Waarom nog niet gerealiseerd?

Antwoord

De toezegging aan uw Kamer dat aan de hand van de jaarlijkse loon– en prijsbijstelling in de Rijksbegroting zal worden bezien of de toelage voor asielzoekers kan worden bijgesteld aan de prijsontwikkelingen en zal in 2005 gestand worden gedaan. Eerst bij VJN 2005 wordt bekend of de jaarlijkse prijsbijstelling in 2005 wordt toegekend. Als toekenning in 2005 wordt gerealiseerd, komen er middelen beschikbaar om daarmee de toelage van de asielzoekers aan de prijsontwikkelingen aan te passen.

Vraag

Hoe zit het met kinderrechten voor illegale kinderen; toegespitst op onderwijs?

Antwoord

Alle kinderen, dus ook illegale kinderen hebben recht op onderwijs, gedurende de tijd dat het kind leerplichtig is. Een vóór de achttienjarige leeftijd aangevangen opleiding kan worden afgerond. Dit betekent echter niet dat een opleiding of het naderende einde ervan, een terugkeer in de weg kan staan. Naast recht op onderwijs hebben illegale kinderen recht op verlening van medisch noodzakelijke zorg.

Fractie SGP

Vraag

MVI houdt in de brief aan de Kamer vol dat de overdracht van taken van uit de naam IND zorgvuldig is verlopen. In hoeverre is MVI bereid en in staat de chaos bij IND op te lossen?

Antwoord

Bij mijn aantreden als minister heb ik direct geconstateerd dat het programma RTIT complex was en onder grote tijdsdruk stond. Complex door de overdracht van een groot aantal werkprocessen, het omscholen van medewerkers bij de IND en VP, het inrichten van frontoffices bij de gemeenten, het aanpassen van de automatiseringssystemen en het converteren van bijzonder grote databestanden. Ik heb mij dan ook periodiek laten informeren over de stand van zaken, waarbij ik op belangrijke momenten heb ingestemd met de voortgang van de taakoverdracht. Bij de gemaakte beslissingen zijn alle relevante verantwoordelijken betrokken geweest en zijn de beslissingen genomen op basis van brede afweging van de op dat moment beschikbare informatie. Ik heb moeten constateren dat er desalniettemin er problemen zijn ontstaan. Het is zeer zeker niet zo dat de IND in staat van chaos verkeert. Zoals door mij al verschillende keren is aangegeven zag de IND zich na de overname van de taken van de vreemdelingendiensten en de invoering van een nieuw computersysteem geconfronteerd met verschillende uitvoeringsproblemen. Zo was de telefonische bereikbaarheid enige tijd onvoldoende, waren er fouten in het afdoen en aanleveren van documenten, was er geen sprake van een optimale titellevering tussen de IND en de gemeentelijke basisadministratie en liepen de voorraden op. Voor veel vraagstukken is inmiddels een oplossing gevonden en zijn veel veranderingen in gang gezet. Geconfronteerd met deze problematiek heeft de IND een audit laten uitvoeren door Het Expertise Centrum en heb ik de voorzitter van de Algemene Rekenkamer verzocht een onderzoek te verrichten naar de IND. Echter van een chaos wil ik in het geheel niet spreken. De IND werkt hard aan verbeteringen en ik sta volledig achter de ingeslagen weg. Niet alle diensten van de IND hebben onder de problematiek te lijden gehad. De behandeling van aanvragen om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf hebben onbelemmerd doorgang kunnen vinden. Op dit moment is al zichtbaar dat bedrijfsprocessen die aanvankelijk problemen opleverden inmiddels weer behoorlijk op gang zijn gekomen. Ik kan dat illustreren aan de hand van de ontwikkelingen op het gebied van de documentlevering. In het begin van 2004 lag het aantal documenten dat vanuit de IND werd geleverd rond de 15 000. Als gevolg van de problematiek rondom de overdracht van taken is dat aantal over de periode april–juni inderdaad gedaald tot gemiddeld 5000. Vanaf juli is de documentlevering echter weer beduidend op gang gekomen en zijn er in de maand oktober 29 000 documenten geleverd.

Vraag

Gedwongen uitzetting van uitgeprocedeerden onder de oude Vreemdelingenwet. Het is tijd voor een generaal pardon voor deze groep.

Antwoord

Hoewel ik begrip heb voor het pleidooi om in meer gevallen verblijfsvergunningen te verstrekken, is er geen ruimte voor een ruimere toepassing van de eenmalige regeling of voor een generaal pardon. Dat vind ik ook niet wenselijk. Dit zou namelijk kunnen leiden tot een sterke aanzuigende werking. Daarnaast acht ik een toepassing van de eenmalige regeling ook zeer onrechtvaardig ten opzichte van al die duizenden personen die na een afwijzende beslissing wel gehoor hebben gegeven aan hun verplichting om uit Nederland te vertrekken.

Fractie SP

Vraag

Hoe staat het met de uitzettingen? Is het beleid wel uitvoerbaar gezien de populatie in Ter Apel?

Antwoord

Er zijn op dit moment al bijna 5000 vreemdelingen uitgestroomd in het project. Van deze 5000 zijn ongeveer 1000 vreemdelingen zelfstandig vertrokken via de IOM. Ongeveer 300 personen zijn uitgezet of vertrokken onder toezicht. Daarnaast is aan ongeveer 1700 personen een vergunning verleend en zijn onge- veer 1900 personen administratief verwijderd. De totale uitstroom ligt boven de geprognosticeerde uit- stroom. Het project ligt dus voor op schema. Het blijkt dat veel vreemdelingen in de beginfases van het project (fase 0 en fase 1) uitstromen. Vreemdelingen laten het dus niet aankomen op plaatsing in een vertrekcentrum. De doelstelling van het project is het faciliteren van terugkeer en niet het vol krijgen van het vertrekcentrum.

Fractie Groep Wilders

Vraag

Om integratie te bevorderen en om criminaliteit tegen te gaan moet de immigratie van niet-westerse immigranten verder worden beperkt.

Antwoord

Het is onjuist om in zijn algemeenheid te veronderstellen dat criminaliteit wordt tegengegaan op het moment dat de immigratie wordt beperkt. Wel is het zo dat het achterwege blijven van een goede integratie van migranten die hier al jaren verblijven en van nieuwe migranten tot ernstige problemen heeft geleid in onze samenleving. Om deze reden heb ik meer restrictieve voorwaarden bij gezinsvorming geïntroduceerd. Sinds 1 november geldt bij gezinsvorming de leeftijdseis van 21 jaar en een inkomenseis van 120% van het minimum loon. Voorts wijs ik u nog op het scala van maatregelen dat ik heb aangekondigd in het kader van integratie. Deze maatregelen samen zullen de nodige invloed hebben op de instroom van immigranten en geven mij, als minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, de mogelijkheid aandacht te besteden aan integratiebevorderende maatregelen.

Noot 2 (zie blz. 1475)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van LNV 2005

Vragen PvdA

Vraag 1

Kom met een offensief wetsvoorstel om de Pachtwet aan te passen?

Antwoord

Een voorontwerp voor een dergelijk wetsvoorstel, langs de eerder met de Kamer besproken lijnen, hebben Minister Donner en ik aan organisaties van pachters en verpachters, alsmede organisaties uit de rechtspraktijk toegezonden. De reacties op het voorontwerp lopen sterk uiteen. Waar vanuit pachtersorganisaties met name op striktere prijsbescherming wordt aangedrongen, zijn verpachters voorstander van een vergaand geliberaliseerd systeem, waarbij alleen voor al bestaande pachtverhoudingen nog een beschermingsniveau, vergelijkbaar met dat van de huidige Pachtwet, zou gelden. Mijn collega van Justitie en ik beraden ons nu over de wijze waarop met deze reacties in het wetsvoorstel moet worden omgegaan en zullen daarna het wetsvoorstel naar de Raad van State zenden.

Vraag 2

De PvdA-fractie is voor een hectaresteun voor de biologische landbouw, gefinancierd uit de nationale enveloppe. Wat is de reactie van de Minister daarop?

Antwoord

In mijn brief van 23 april jl. over de implementatie van het hervormde GLB heb ik aangegeven waarom ik niet overga tot het benutten van de nationale enveloppe (te veel beperking aan het instrument en de aanzienlijke inkomenseffecten van het afromen). In de nieuwe beleidsnota 2005–2007 heb ik aangekondigd dat we een hectaresteun voor de biologische landbouw zullen geven, in de vorm van een voortzettingssubsidie. De bedoeling is dat de nieuwe regeling onderdeel zalworden van het POP waarvoor wij de Europese Commissie goedkeuring zullen vragen. Op deze wijze wil ik nationaal en Europees geld aan elkaar koppelen.

Vraag 3

Wanneer komt het kabinet met voorstellen om VWA inspectierapporten openbaar te maken?

Antwoord

Bij het onderzoeken van de mogelijkheden voor het openbaar maken van controlegegevens wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende typen controlegegevens.

De informatie over recalls zijn al raadpleegbaar op de site van de VWA. Momenteel wordt in kaart gebracht op welke wijze algemene controlegegevens, dus de bevindingen per sector of onderwerp, openbaar kunnen worden gemaakt. Tenslotte wordt bezien in hoeverre controlegegevens openbaar gemaakt kunnen worden die herleidbaar zijn naar individuele bedrijven. Met name bij deze laatste stap dient zorgvuldig gekeken te worden naar de juridische mogelijkheden.

U wordt hierover in het voorjaar van 2005 nader geïnformeerd.

Vraag 4

Gaat de minister nog steeds uit van zijn eerder geformuleerde uitgangspunten om het Diergezondheidsfonds te continueren, nu de verschillende sectoren het hier niet mee eens zijn?

Antwoord

Over de maximumbijdrage van het bedrijfsleven aan de financiering van het Diergezondheidsfonds heb ik nog op 27 oktober jl. met het bedrijfsleven overlegd. Daarin zijn werkafspraken gemaakt om te komen tot het vaststellen van nieuwe plafonds per sector. Dit overleg hoop ik voor 1 januari af te ronden.

Vraag 5

Wat gaat de minister doen met de aanbevelingen van het Innovatie Netwerk Groene Ruimte op het terrein van het ontwikkelen van agroproductieparken?

Antwoord

In de Visie Agrologistiek geven LNV en V&W aan positief te staan ten opzichte van clustering van agrarische bedrijvigheid. Het clusteren kan economische, maar ook maatschappelijke voordelen opleveren. Bij dat laatste denk ik aan transportbesparing, dierenwelzijn en voedselveiligheid. Die voordelen moeten uiteraard wel evident zijn.

Ik zou dan ook willen experimenteren met een status aparte voor duurzame pilots in de Greenports, juist ook voor agroparken. Ik denk hierbij aan de mogelijkheden van de Interim-wet Stad en Milieu Benadering. Met deze interimwet krijgen gemeenten de mogelijkheid om onder voorwaarden af te wijken van milieuwet- en regelgeving. Als de experimenten slagen, kunnen we er allemaal van leren en kan de Nederlandse landbouw, met name ook de duurzame intensieve veehouderij, sterker worden.

Vraag 6

De PvdA ziet graag meer geld voor groen in en om de stad (GIOS-gelden), wat is daarop de reactie van de Minister?

Antwoord

De rijksbijdragen voor Recreatie om de stad en de projecten (recreatie) groen in de stad zijn vastgesteld.

Andere partijen zullen hun bijdrage vanuit hun eigen verantwoordelijkheid leveren. Het gaat daarbij om de provincies, gemeenten en waterschappen. Ook kan EU-cofinanciering aan de orde zijn. In het kader van het ILG zal de realisering van de recreatiedoelen om de stad de taak van de provincies zijn.

Tezamen met de rood-groenbalans die het Kabinet in de Nota Ruimte heeft vastgelegd, zullen naar mijn mening de gezamenlijke ambities kunnen worden gerealiseerd. Meer geld vanuit het Rijk is derhalve niet nodig.

Vraag 7

Is de landelijke Natuurdoelenkaart ook daadwerkelijk sturend voor de realisatie van de EHS op lokaal niveau?

Antwoord

De landelijke Natuurdoelenkaart die eind 2005 wordt vastgesteld bevat de ruimtelijke uitwerking van de landelijke taakstellingen voor natuurdoelen in de EHS. Voor 27 natuurdoelen zal de oppervlakte worden aangegeven die wordt gerealiseerd en waar die wordt gerealiseerd.

De landelijke Natuurdoelenkaart wordt in overleg met de provincies samengesteld en de provincies gebruiken de natuurdoelenkaart om hun natuurgebiedsplannen op te stellen. Deze natuurgebiedsplannen zijn sturend voor het Programma Beheer. Daarmee is de landelijke Natuurdoelenkaart sturend voor de realisatie van de EHS op lokaal niveau.

Met de rijksbeheerders Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat en Defensie maak ik rechtstreeks afspraken over het realiseren van de natuurdoelen in de EHS.

Vraag 8

Waar blijft de lijst van versnipperde bestaande natuur, die nu niet aangekocht kan worden?

Antwoord

Een eerste globale inventarisatie van knelpunten is onlangs afgerond door de terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties. Het betreft met name bestaande natuurterreinen die inrichtings-, herstel- en beheermaatregelen in grotere beheereenheden tegenhouden of sterk bemoeilijken omdat ze niet in eigendom zijn van de terreinbeheerders. In totaal gaat het hierbij om een bedrag van € 135 miljoen voor de periode 2005–2018.

Door begrotingstaakstellingen naar aanleiding van de regeerakkoorden Balkenende I en II heb ik thans geen middelen op mijn begroting gereserveerd voor aankoop van bestaande natuurterreinen. Ik overleg momenteel met de provincies of de grootste knelpunten kunnen worden opgelost. Over de resultaten zal ik de Kamer te zijner tijd nader informeren.

Vraag 9

Welke herstelmaatregelen gaat de minister op het gebied van de rodelijstsoorten nemen?

Antwoord

Helaas blijkt uit de nieuwe Rode lijsten die ik vorige week publiceerde dat het met een aantal vogelsoorten in Nederland niet goed gaat. Gelukkig staat de mus als soort nog lang niet op uitsterven, maar de snelle achteruitgang is een duidelijk signaal. De oorzaken zijn divers en er zijn helaas geen eenvoudige oplossingen. Ik heb de Task Force Soortenbeleid ingesteld om mij te adviseren over een nieuwe strategie voor de soortbescherming. Ik verwacht dit advies het komende voorjaar. Op basis van dit advies zal ik maatregelen nemen tegen de achteruitgang van soorten.

Vraag 10

Hoe staat het met de uitvoering van het herstelplan gentiaanblauwtje? Waar zijn eventuele aanvullende maatregelen en acties nodig?

Antwoord

Het is bekend dat het heidegentiaanblauwtje hoge eisen stelt aan zijn leefomgeving. Al in het eerste beschermingsplan dagvlinders dat in 1989 uitkwam werd gesignaleerd dat het belangrijk is dat de heide open blijft. In het soortbeschermingsplan dat in 2001 gereed kwam zijn de maatregelen verder uitgewerkt. Inmiddels hebben terreinbeherende organisaties veelvuldig maatregelen getroffen om de heide – en daarmee de leefomgeving van het gentiaanblauwtje – te herstellen, o.a. door te plaggen. De provincies en de Vlinderstichting hebben eveneens maatregelen getroffen op basis van het soortbeschermingsplan.

Momenteel laat ik door het Expertise Centrum LNV, vooruit lopend op het nieuwe meerjarenplan soortbescherming, een quick scan uitvoeren. Daaruit zal blijken hoe het met de uitvoering van de vigerende plannen is gesteld en welke maatregelen nog moeten worden getroffen. Deze zullen in het nieuwe meerjarenplan worden opgenomen. Ik verwacht het resultaat van de quick scan in maart 2005

Vragen CDA

Vraag 11

De CDA-fractie wil duidelijkheid omtrent beleid gericht op kostenreductie n.a.v. de motie Koopmans c.s. (28 973, nr. 3).

Antwoord

In mijn brief van 11 november jl. ben ik naar aanleiding van de motie Koopmans gedetailleerd ingegaan op mijn acties in de afgelopen jaren welke mede gericht waren op kostenreductie. Deze acties hebben reeds winst opgeleverd voor de ondernemers in de sector intensieve veehouderij, en zullen in de toekomst nog meer vrucht gaan dragen.

In mijn brief van 10 november wordt uitvoerig ingegaan op de vermindering van onder meer administratieve lasten. De aanzienlijke vermindering van administratieve lasten is voor een belangrijk deel te danken aan aanpassingen van het mestbeleid.

Vraag 12

De CDA-fractie wil uiterlijk op 1 januari 2006 de nieuwe stankwet ingevoerd zien. Wanneer komt het wetsvoorstel naar de Kamer of moet de Kamer zelf het initiatief nemen?

Antwoord

Zoals de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer u in zijn brief van 16 september jongstleden (27 835, nr. 26) heeft laten weten, streeft hij ernaar om rond 1 juni één landsdekkende stankwet voor advies aan de Raad van State voor te leggen. Afhankelijk van de inhoud van het advies en de duur van de daarop volgende parlementaire behandeling, kan dit wetsvoorstel dan mogelijk nog op 1 januari 2006 worden ingevoerd.

Vraag 13

Kan de Minister de uitvoeringskosten in de EU en Nederland preciseren en is hij met ons van mening dat de ambitie zou moeten zijn om in beide gevallen de kosten met minimaal een kwart terug te brengen, zonder dat de rekening eenzijdig bij de sector wordt neergelegd?

Antwoord

De EU-gerelateerde kosten voor Nederland bedroegen in 2003 71 miljoen Euro. Deze gelden zijn ingezet voor het markt en prijsbeleid, plattelandsbeleid en directe inkomenssteun. De uitvoeringskosten bedragen 5,2% van de programma-uitgaven in Nederland in dat kader.

Het terugbrengen van uitvoeringskosten kan geen doel op zich zijn, maar moet worden afgewogen tegen de eisen van een EU-conforme uitvoering.

Tevens is in de LNV-begroting aangegeven dat de komende jaren voor gevolgen EU-beleid extra middelen nodig blijven mede als gevolg van herziening van het GLB. Deze middelen zullen o.a. worden aangewend voor ontwikkeling en afschrijving van het bedrijfstoeslagsysteem, de ontkoppeling van de tot 2009 gekoppelde slachtpremieregeling runderen en de randvoorwaardencontrole van cross compliance door de AID.

Uiteraard dienen betaalorganen en controle-instantie zo efficiënt mogelijk te werken. Voor een door u voorgestelde reductie van 25% is een substantiële wijziging van het GLB en de bijbehorende controlesystemen noodzakelijk. Tijdens de betaalorganenconferentie heb ik het thema uitvoeringskosten en administratieve lasten geagendeerd. Onder meer is geconcludeerd dat bij EU-besluitvorming meer inzicht moet bestaan in deze zogeheten transactiekosten van beleid. Alleen zo kan een afgewogen beslissing worden genomen. Tijdens de Landbouwraad van december zal ik de conclusies van de betaalorganenconferentie agenderen.

De uitvoeringskosten EU kan ik niet specificeren.

Vraag 14

Eén van de nieuwe toezichthouders is de Voedsel en Warenautoriteit, de snelst groeiende dienst onder de vlag van LNV. De VWA doet goed werk, maar of de prioriteiten altijd goed zijn? Wij willen een kleine en slagvaardige VWA?

Antwoord

De VWA groeit niet, doch krimpt. In 2003 was de bezetting (vaste dienst) 2310 fte. Op dit moment zijn 2163 fte in vaste dienst. De VWA zal nog verder krimpen door de overdracht van de bandkeuring voor roodvlees aan het bedrijfsleven in 2006. Voorts bevindt de VWA zich in een reorganisatieproces, waarbij drie onderdelen in elkaar worden geschoven: de Keuringsdienst van Waren, de RVV en de Centrale Eenheid.

Vraag 15

Hoe denkt de minister over het effect van het initiatief, waarbij boeren meer «marktmacht» krijgen? En leidt dit niet tot problemen met de NMA?

Antwoord

Uit het initiatief van de NMV en uit andere signalen begrijp ik dat melkveehouders van mening zijn dat hun marktpositie niet sterk genoeg is. Naar mijn overtuiging wordt dit ingegeven door de afbouw van de Europese steun en de prijzenoorlog in de supermarkten waardoor bij melkveehouders het streven naar opbrengstverhoging een impuls heeft gekregen.

Of dit initiatief van de NMV zal bijdragen aan de beoogde opbrengstverhoging kan ik niet beoordelen. Ik sta buiten het initiatief van de NMV en wil me daar ook niet in mengen. Of dit tot problemen met de NMA zal leiden is ter beoordeling aan de NMA en zal afhangen van de precieze invulling van de Dutch Dairy Board.

Vraag 16

De CDA-fractie zou de middelen voor agrarisch en particulier natuurbeheer structureel willen verhogen binnen budget (daar is voldoende ruimte voor binnen de 700 miljoen).

Antwoord

Bij de start van het kabinet Balkenende is de lijn uitgezet dat 40% van de hoeveelheid grond die eigenlijk verworven zou moeten worden gerealiseerd moet worden door beheer: 10% door agrarisch natuurbeheer en 30% door particulier natuurbeheer (SN functiewijziging). Dit betekent in praktijk dat circa 40 000 ha gerealiseerd moet worden door middel van particulier natuurbeheer. Daar is nog wat bijgekomen doordat in het kader van de motie Verhagen verwervingsgeld ingezet wordt voor algemene doelen. Van deze taakstelling van 40 000 ha is nu circa 2000 ha gerealiseerd. Hier ligt dus nog een grote opgave. De animo groeit wel ieder jaar fors.

Het Nationaal Groenfonds heeft onderzoek gedaan en stelt dat de komende 5 jaar totaal voor circa 13 500 ha animo is voor particulier beheer. Ik heb aangegeven dat ik in 2007 evalueer hoe de omslag van verwerving naar beheer loopt. Een verschuiving op dit moment naar nog meer particulier natuurbeheer is gegeven de grote opgave niet realistisch.

Agrarisch natuurbeheer wordt met de huidige taakstellingen (bijna 100 000 ha in de EHS) maximaal benut om de natuurdoelen te realiseren.

Voor een nieuwe structurele schuif van verwerving naar beheer zoals u voorstelt ben ik geen voorstander. Ik houd scherp in de gaten of er meer belangstelling voor beheer is dan waar wij op rekenen. Het afgelopen jaar was dat het geval en heb ik alle aanvragen gehonoreerd. De nieuwe aanvraagperiode voor SAN en SN is onlangs weer opengesteld. Als er meer aanvragen er komen dan waarvoor ik geld beschikbaar heb, kom ik opnieuw voor de keuze of ik alle aanvragen honoreer. Dit ook in het licht van het kunnen realiseren van de EHS op het afgesproken moment.

Vraag 17

De CDA-fractie wél graag dat de minister nagaat of er voor een deel van de akkerbouw andere mogelijkheden te vinden zijn. Ik doel op de alternatieve brandstoffen. de CDA-fractie doet hier wél een concreet verzoek. Namelijk om de biobrandstoffen op waarde te schatten, bijvoorbeeld via fiscale faciliteiten bij proefprojecten. Graag de toezegging van de minister dat hij hiermee aan de gang gaat.

Antwoord

In de beleidsnota verkeersemissies van het ministerie van VROM is de vermindering van CO2-uitstoot door het wegverkeer als speerpunt opgenomen. Een van de acties is gericht op de introductie van een stimuleringsregeling biobrandstoffen met ingang van 2006 hoe deze regeling vorm krijgt is nog niet bekend. Ook de dekking moet nog worden vastgesteld.

Vraag 18

De regelgeving op het gebied van gewasbescherming (CTB) en ARBO zit ondernemers in de weg bij het voorzien in de arbeidsvraag. Wilt u daar de minister van Sociale Zaken op aanspreken?

Antwoord

Het CTB stelt bij de toelating regels die tot doel hebben diegene te beschermen die de middelen toepast. In het kader van ARBO-wetgeving worden aanvullende regels gesteld ter bescherming van andere personen die in aanraking kunnen komen met het toegepaste middel, bijvoorbeeld bij het oogsten. Over verschillende punten inzake arbeidsbescherming hebben wij reeds besproken in het Algemeen Overleg Gewasbescherming. Ik heb daar toegezegd dat uw Kamer een brief krijgt waarin op een aantal behandelde onderwerpen nader wordt ingegaan. Ik heb inmiddels de verantwoordelijk staatssecretaris van SZW op die toezegging aangesproken.

Vraag 19

Wat betekent zorgen dat voor de kleine teelten?

Antwoord

Dat betekent voor mij dat ik ook kleine teelten wil faciliteren bij vernieuwing en het oplossen van problemen op basis van door hen zelf aangedragen ideeën, plannen, concepten. Ik vind het daarbij van belang dat ze ook nadrukkelijk aangeven daar zelf verantwoordelijk voor te zijn, ook in financiële zin.

Bij gewasbescherming kunt u onder andere denken aan het Fonds Kleine Toepassingen

Vragen LPF

Vraag 20

Wat is er nu echt veranderd t.o.v. de MKZ-uitbraak in 2001 t.a.v. vaccinatie? Is geregeld dat gevaccineerd vlees op de EU- en wereldmarkt afgezet kan worden? Zo niet, wat gebeurt er dan met dit vlees en wie draait er voor op voor de kosten?

Antwoord

Tijdens de uitbraak van MKZ in 2001 is er voor Nederland een beschikking gemaakt om vaccineren mogelijk te maken. In de nadien gewijzigde MKZ-richtlijn is de EU regelgeving aangepast, onder andere op basis van deze beschikking en de ervaring die in Nederland 2001 is opgedaan.

Omdat we nu op voorhand weten wat de «Europese spelregels» zijn als een lidstaat van vaccinatie gebruik maakt is het voor een lidstaat die van vaccinatie tijdens een uitbraak gebruik wil maken eenvoudiger om vooraf de gevolgen van vaccinatie te minimaliseren.

In de verordening staan ook de voorwaarden gemeld, waaronder producten van gevaccineerde dieren kunnen worden afgezet. Private partijen kunnen echter terughoudend zijn om deze producten te verhandelen. De afzet van producten van gevaccineerde dieren kan de overheid echter niet garanderen.

Wel heb ik de sector gevraagd om gezamenlijk oplossingsrichtingen voor het afzetprobleem te ontwikkelen. Het Ministerie van LNV treedt daarbij faciliterend op en zal deze problematiek in relevante internationale en bilaterale overleggen ter sprake brengen en promoten. In dat kader zal ik bij voorbeeld ook de inzet van het EU marktordeningsinstrument bepleiten.

Vraag 21

Op welke termijn zal dit kabinet biobrandstoffen vrijstellen van accijns?

Antwoord

In de beleidsnota verkeersemissies van het ministerie van VROM is de vermindering van CO2-uitstoot door het wegverkeer als speerpunt opgenomen. Een van de acties is gericht op de introductie van een stimuleringsregeling biobrandstoffen met ingang van 2006. Hoe deze regeling vorm krijgt is nog niet bekend. Ook de dekking moet nog worden vastgesteld.

Vraag 22

LPF is van mening dat groeperingen die zich bezighouden met bedreigingen aan het adres van veehouders en slachterijen, slachterijen in brand steken, kinderen door hun gedrag op het platteland bang maken geen overheidssubsidies behoren te krijgen. Ontvangen deze groeperingen nog subsidie? Zo ja, wanneer wordt die subsidieverlening stopgezet en welke inspanningen heeft de minister tot nu toe gepleegd om die subsidie stopgezet te krijgen?

Antwoord

Mij zijn geen gevallen bekend van subsidies die door LNV worden verleend aan organisaties die zich bezighouden met dergelijke praktijken.

Vraag 23

Het lijkt erop dat de minister de beschikbare gelden voor natuur en dergelijke vooral wil steken in grootschalige projecten als de EHS en reconstructie, maar dat de individuele initiatieven, die niet binnen dergelijke projecten vallen, zichzelf maar moeten bedruipen. Jarenlang heeft ook dit ministerie boeren en andere grondbezitters aangeraden om aan bosaanplant te doen. Velen hebben daaraan gevolg geven, plannen gemaakt en verplichtingen aangegaan. En om dan ineens te zeggen, dat de stimulering daarvan alleen beperkt wordt tot de EHS gebieden, gaat de LPF fractie te ver. De LPF vindt dat daarin geen onderscheid behoort te worden gemaakt.

Antwoord

In de Agenda Vitaal Platteland heb ik aangegeven dat de rijksmiddelen voor bosaanleg geconcentreerd worden ingezet binnen de EHS, Nationale Landschappen en ten behoeve van Recreatie om de Stad. Alle overige bosuitbreidingstaakstellingen van het Rijk vervallen. Dat betekent dat voor die vervallen categorieën geen nieuwe verplichtingen worden aangegaan. Aanvragen die eind vorig jaar zijn ingediend heb ik gehonoreerd. Daarmee heb ik in een adequate overgangsregeling voorzien.

Vragen VVD

Vraag 24

Wat is de welzijnsmonitor, voor wie zijn de administratieve lasten?

Antwoord

Er wordt binnen Nederland en de Europese Unie gewerkt aan de ontwikkeling van een welzijnsmonitor, ook wel dierenwelzijnsindex genoemd. De monitor heeft als doel het dierenwelzijn objectief meetbaar te maken. De daaruit verkregen informatie kan bijvoorbeeld door de ondernemer op het bedrijf gebruikt worden om de bedrijfsvoering aan te passen of kan worden gebruikt voor een betere productinformatie richting de consument.

Het is niet gezegd dat die welzijnsmonitor, al dan niet via Brusselse lijnen, via regelgeving verplicht wordt voorgeschreven. Het is in eerste instantie aan de individuele ondernemer en de ketenpartijen hoe zij het te ontwikkelen instrument willen gebruiken.

Vraag 25

Voor Fibroned (centrale voor pluimveemestverbranding te Apeldoorn) is na 10 jaar de vergunning nog niet rond. We laten zulke innovatieve bedrijven toch niet aan hun lot over?

Antwoord

Een en ander maal heb ik beklemtoond dat ik innovaties rond mestverwerking en mestbewerking toejuich. Ik wil die innovaties ook steunen. Ook zal ik de ontwikkeling van mestverwerking steunen door bedrijven die al hun mest verwerken bij uitbreiding voor 50% vrij te stellen van het aankopen van rechten. Eerst in een pilot, en bij succes op grotere schaal. Voor het eind van het jaar zal ik de Kamer een brief sturen waarin ik mijn plannen met betrekking tot mestverwerking en -bewerking verder uiteenzet, in antwoord op de motie Van der Vlies.

Ook het initiatief van Fibroned zie ik graag slagen.

Maar Fibroned stuit hier op problemen met de vergunningverlening die ik niet kan oplossen. Zoals u eveneens bekend is, heeft de provincie een vergunning afgegeven, maar dat die is aangevochten bij de Raad van State. Ik hoop met u op een spoedige goede afloop.

Vraag 26

Reactie van Minister op NVV plan om in 2005 te stoppen met Aujeszkybestrijding.

Antwoord

De bestrijding van de Ziekte van Aujeszky bij varkens is een verplichting op basis van een verordening van het Productschap voor Vee en Vlees. De beslissing tot bestrijding is genomen op basis van de wensen van het georganiseerde bedrijfsleven, waartoe de NVV ook behoort. De bestrijding vindt plaats door middel van een verplichte vaccinatie. Van het stoppen van de bestrijding kan geen sprake zijn.

Vanuit delen van het bedrijfsleven is onlangs de wens gekomen om de vaccinatie te stoppen. Het stoppen van vaccineren is niet hetzelfde als het stoppen van de bestrijding. Vaccineren is een instrument van de bestrijding. Door te stoppen met vaccineren zou Nederland de EU-status vrij van Aujeszky« kunnen verkrijgen (de Artikel 10 status). Deze status bevordert de exportmogelijkheden binnen de EU.

Deze wens zal evenwel eerst op haalbaarheid moeten worden getoetst en moeten passen binnen de voorwaarden die ik daaraan stel, o.a. ten aanzien van de wijze van bestrijden, waarbij voor bestrijding middels preventief ruimen bij deze ziekte geen plaats is.

Vraag 27

Wat is Uw visie t.a.v. de totstandkoming van een Europees Dierziektecentrum?

Antwoord

Ik vind het idee van een Europees dierziektecentrum met ruimingsfaciliteiten op een centrale plek in de Europese Unie sympathiek. Of en op welke termijn een dergelijk dierziektecentrum er zal zijn is echter zeer onzeker, o.a. gezien de vele meningen binnen Europa over dierziektenbestrijding en de eventuele financiering van een dergelijk centrum.

Vooralsnog zie ik meer mogelijkheden in afspraken op kleinere schaal, bijvoorbeeld met buurlanden. Op dit moment worden op nationaal niveau waakvlamovereenkomsten afgesloten met leveranciers waarmee goede ervaringen zijn opgedaan. Voor de langere termijn zullen op basis van Europese aanbesteding meerjarige raamcontracten met leveranciers worden afgesloten. Daarover zal contact opgenomen worden met Duitsland en België om te zien of een gecombineerde actie zinvol is. Ik streef er naar om ook op het gebied van destructiecapaciteit met onze buurlanden afspraken te maken.

Vraag 28

Er moet meer mogelijk zijn met betrekking tot het bevroren opsparen van destructiemateriaal dat wordt verzameld en bewaard in tonnen, zoals onder andere kadavers van pluimvee.

Antwoord

De problematiek is mij bekend. Ik wil in het kader van de herziening van het destructiebestel bezien of een verruiming van de bewaarperiode voor kleine kadavers mogelijk is. Voorwaarden voor een dergelijke verruiming zijn dat het geen veterinaire risico's mag opleveren en dat het moet passen binnen de grenzen van de Europese regelgeving.

De risicoafweging kan er toe leiden dat een verruiming niet aan de orde is.

Vraag 29

Zit evaluatie van Natuur voor mensen, mensen voor natuur nog in de planning?

De VVD verzoekt het door de Algemene Rekenkamer geplande doelmatigheidsonderzoek daadwerkelijk plaats te laten vinden in 2005.

Antwoord

Vanwege de beleidswijziging van minder verwerven naar meer beheer is een onverkorte evaluatie van Natuur voor mensen/Mensen voor Natuur niet zonder meer voor de hand liggend. Ik zal bezien welke onderdelen zich nog wel lenen voor evaluatie, zoals bijvoorbeeld de effectiviteit van het Programma Beheer in het veld. Deze evaluatie zal in 2007 worden uitgevoerd. Daarnaast is de Algemene Rekenkamer reeds gestart met het doelmatigheidsonderzoek naar de realisatie en het beheer van de EHS.

Vraag 30

BBL heeft veel gronden in voorraad. Zijn er mogelijkheden om middelen te genereren of door ruiling sneller tot realisering van de EHS te komen?

Antwoord

BBL heeft een grondvoorraad die gekoppeld is aan het realiseren van de verschillende rijksdoelen in het landelijk gebied. Het gaat hierbij om zogenaamde ruilgronden die niet op de juiste plek liggen. Deze gronden vormen een strategische grondvoorraad en zijn van belang voor de uitvoering van landinrichtingsprojecten. In landinrichtingsprojecten worden deze gronden namelijk geruild met gronden die wel op de goede plek liggen.

Ik zie geen mogelijkheden om door het aanspreken van deze grondvoorraad de realisatie van de EHS te versnellen zonder dat dat ten koste gaat van de realisatie van andere rijksdoelen in het landelijk gebied.

Vraag 31

De VVD wil aandacht voor de gebieden met natuurlijke handicaps. Brusselse regelgeving zegt dat een maximum van 350 000 ha kan worden aangewezen. De minister heeft slechts beperkt aangewezen. Laat Nederland speciaal voor dit doel gedefinieerde middelen in Brussel liggen?

Antwoord

Per 1 januari 2005 zijn 220 000 ha aangewezen.

Dit areaal kan uitgebreid worden door de drie ontwikkelingen:

De provincie Noord-Brabant zal in het gebied Sint-Oedenrode 16 000 ha aanwijzen als probleemgebied. Dit betreft kleinschalige zandlandschap.

Ik zal voor 40 000 ha veenweidegebied onderzoeken of het mogelijk is te komen tot een loskoppeling van de uitkering van de probleemgebiedenvergoeding los van de SAN.

Boeren met ganzenopvang in ganzenfoerageergebieden die zijn gelegen in een probleemgebied kunnen vanaf juni 2005 aanspraak maken op een probleemgebieden vergoeding, geschat wordt dat het hierbij om zon 30 000 ha gaat.

Dit leidt er toe dat nog zon 40 000 ha probleemgebied overblijft. Ik zal in 2005 kijken of er mogelijkheden zijn om dit ook in te vullenen denk hierbij ook aan medefinanciering van andere overheden, vooral provincies. Want om cofinanciering te krijgen moet Nederland ook zelf geld ter beschikking stellen en dat heb ik niet zomaar.

De probleemgebieden zullen via het Plattelands Ontwikkelingsplan (POP) worden ingebracht voor Europese cofinanciering.

De Europese cofinanciering moet passen binnen het totale budget dat voor het POP beschikbaar is. Aanwijzing van meer probleemgebieden leidt dus niet tot verhoging van het POP-budget en aanwijzing van minder hectaren niet tot een lager budget.

Vraag 32

Wie financiert de ecologische verbindingszones en de robuuste verbindingen en om hoeveel hectares gaat het? Het is van 2-en 1, en niet allebei. Heeft dit ook raakvlakken met de opmerking in de AVP dat de omvang van de begrensde EHS meer is dan de taakstelling van 728 500 hectare? Voor de VVD is duidelijk dat de afspraak is 728 500 hectare, daarvoor zijn financiële middelen en daar willen we ons aan houden.

Antwoord

De ecologische verbindingszones (evzs) zijn in de Agenda voor een Vitaal Platteland geschrapt als rijkstaakstelling en worden niet meer gefinancierd met EHS-geld, tenzij ze samenvallen met robuuste verbindingen. Dat betekent niet dat de uitvoering direct stopt. De (juridische) verplichtingen worden uitgefinancierd. Ik overleg momenteel met de provincies over de uitwerking van deze lijn in de praktijk.

Ten aanzien van de robuuste verbindingen wil ik voorop stellen dat de doelstellingen voor mij niet ter discussie staan. Zoals ik al eerder heb aangegeven zijn de robuuste verbindingen een essentieel onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De realisatie en ontsnippering van de 27 000 ha robuuste verbindingen zijn financieel gedekt uit de uitgavenintensivering.

De discussie over evzs en robuuste verbindingen heeft geen relatie met de omvang van de door de provincies begrensde EHS. Ik heb het Milieu- en Natuurplanbureau gevraagd om in haar advies over het vergroten en versterken van de samenhang van de EHS na te gaan welke mogelijkheden er zijn om via herbegrenzing te komen tot een samenhangende EHS met een omvang van 728 500 hectare. Ik zal vervolgens met de provincies afspraken maken over hoe de omvang van de begrensde EHS via herbegrenzing binnen de landelijke taakstelling van 728 500 hectare kan worden gebracht.

Vragen SP

Vraag 33

Biologische producten in kantines bij de overheid. Wat wil de minister daar aan doen?

Antwoord

Ik vind dat de overheid een voorbeeldfunctie vervult in het consumeren van duurzame producten. Voor mijn kerndepartement heb ik hiervoor een ambitie geformuleerd: namelijk 100% biologische producten in de catering in 2007. Het vergroten van het aandeel van de biologische producten in de catering bij andere departementen heeft steun gekregen van mijn collega's in het kabinet. Ik ben nu met hen in gesprek om dit verder uit te werken. Ik denk niet dat ik hierbij extra ondersteuning in de vorm van streefwaardes nodig heb.

Vraag 34

Beloningsstructuur groene diensten. Inhoudelijke reactie rapport KPMG.

Antwoord

De verkenning Groene Diensten Ooijpolder/Groesbeek is in een vergevorderd stadium om de staatssteuntoets te kunnen gaan doorlopen. Dat deze doorlopen moet worden staat voor mij vast.

De verantwoordelijke provincie en LNV werken gezamenlijk aan het afronden van de meldingen aan de Europese Commissie. Mijn ministerie heeft de afgelopen tijd veel energie gestoken in de begeleiding van dit initiatief. Daar gaan we ook mee door. Ik verwacht dat de provincie óók maximale inzet pleegt om de melding nog dit jaar afgerond te krijgen. De provincie heeft immers het voortouw hierin. De verkenning in het gebied kan dan zo snel mogelijk van start gaan.

Vraag 35

Wat zijn de inhoudelijke argumenten om niet een onderzoek te doen naar de externe effecten van de biologische landbouw?

Antwoord

In het AO van 4 november heb ik u aangegeven dat onderzoek naar de externe effecten belangrijk is, net als naar vele andere belangrijke onderwerpen. Met de nieuwe beleidsnota heb ik bewust gekozen voor het opzetten van het kennisnetwerk Biologische Landbouw. Met behulp van de vernieuwde Commissie Kennis wil ik mij laten adviseren over hoe de onderzoeksmiddelen het beste kunnen worden ingezet op de vragen die ondernemers in de biologische landbouw hebben. Ik wacht de adviezen van deze commissie met belangstelling af.

Vraag 36

Wat zou de hoogte worden van de hectarepremies voor biologische landbouw?

Antwoord

Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg met uw commissie van 4 november jl. heb aangegeven, heb ik vanwege het level playing field gekozen voor een voorzettingssubsidie. Vanwege de beperkte trekkracht die van aanbodsstimulering uitgaat (een belangrijke conclusie uit de evaluatie van de huidige nota) wil ik echter het grootste deel van het beschikbare budget inzetten voor de stimulering van de vraag. Uiteindelijk is een goed marktperspectief voor producenten de belangrijkste reden om om te schakelen.

Vraag 37

Wat gaat de Minister doen aan de kloof tussen burger en consument inzake de intensieve veehouderij?

Antwoord

Voor een duurzame consumptie is de herkenbaarheid voor de consument van het duurzaam geproduceerde product een absolute voorwaarde. Ik ben hier op in gegaan bij mijn antwoorden op recente kamervragen van uw kant omtrent het besluit van Albert Heijn over IKB.

Ook verwijs ik naar de onlangs gepresenteerde nota over biologi sche landbouw waarin stimulering van de vraag naar biologische producten centraal staat.

Tevens werkt LNV in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en de VWA aan de ontwikkeling van ICT-structuren om informatie uit de productieketen op een werkbare wijze beschikbaar te krijgen voor onder andere de consument.

Verder is LNV druk doende om invulling te geven aan initiatieven uit het SER-advies «keurmerken en duurzame ontwikkeling». Een van de punten is het samen met partijen een keurmerkendatabase op te zetten waardoor voor consumenten het grote aantal keurmerken beter herkenbaar wordt.

Tenslotte is in opdracht van LNV het Voedingscentrum in 2004 gestart met het geven van onafhankelijke informatie over de wijze van produceren. De campagnes worden mede uitgevoerd om consumenten aan te zetten tot bewuste keuzes en gedrag.

Vragen D66

Vraag 38

Het aan Economische Zaken gerelateerde CBIN (Commissariaat Buitenlandse Investeringen in NL) houdt zich bezig met het aantrekken van nieuwe bedrijven uit het buitenland. Wat doet het CBIN voor de agro/voedingssector?

Antwoord

Het CBIN spant zich in om buitenlandse investeerders naar Nederland te halen. Het CBIN doet dat voor alle sectoren dus ook voor de agro/voedingssector. De LNV-raden in het buitenland en het Ministerie van LNV werken hierbij nauw samen met het CBIN.

Vraag 39

Hoe staat het met aanbesteden van onderzoek bij Landbouw?

Antwoord

De aansturing en financiering van Wageningen UR is onlangs door de Cie. Wijffels over de brugfunctie TNO en GTIs als best practice aangehaald. Het is zo dat Wageningen UR voor LNV een uiterst belangrijke kennisleverancier is die onmisbaar is bij vele onderzoeksvragen. LNV besteedt al geruime tijd onderzoek uit bij andere kennisinstellingen op basis van specifieke vraagstellingen en daarbij zijn geen Nederlandse kennisinstellingen uitgesloten.

Het budget voor onderzoeksopdrachten op de open kennismarkt is niet afgenomen.

Vraag 40

Wat is de mening van de Minister over en het tijdpad voor de geplande vervolgacties m.b.t. voortgang stippensysteem op dierlijke productie?

Antwoord

In mijn brief van 19 december 2003 over de toekomst van de intensieve veehouderij heb ik aangegeven wat mijn rol en inzet zal zijn: het aansporen en het in staat stellen van partijen tot het ontwikkelen en implementeren van kwaliteitslabeling. Het aansporen van partijen heb ik in het afgelopen jaar luid en duidelijk gedaan. Ik ben van mening dat nu echt stappen gezet moeten worden op het terrein van labeling. Op 13 december aanstaande zal ik in een ronde tafelgesprek de meest betrokken partijen nogmaals over dit punt aanspreken.

In het notaoverleg van 7 juni 2004 over de toekomst van de intensieve veehouderij heb ik aangegeven dat de consument recht heeft op informatie rond het product. Alleen dan kan de consument een bewuste keus maken. Deze visie heb ik herhaald in mijn antwoord op kamervragen van mevrouw van Velzen.

Het is mij ernst met duurzaamheidslabeling. Na afloop van het vervolggesprek omtrent de toekomst van de intensieve veehouderij in januari 2005, zal ik mij op basis van mijn constateringen nader beraden op verdere stappen.

Tenslotte wil ik in herinnering roepen de kabinetsreactie op het SER-advies «keurmerken en duurzame ontwikkeling», waaruit ik de aanbeveling oppik om te komen tot een platform, die zich tot taak stelt indicatoren voor duurzaamheid te ontwikkelen.

Vraag 41

Het gaat slecht met de certificering, want een aantal supermarkten heeft het IKB-label al verlaten. Wat is de reactie van de minister op die ontwikkeling?

Antwoord

Op basis van mij ter beschikking staande informatie weet ik dat de supermarkten thans gezamenlijk werken aan een uitbreiding van het kwaliteitssysteem EurepGap. Doel van dit systeem is toe te werken naar een mondiale harmonisatie van certificeringstandaarden in de primaire sector («pre-farm gate»). Daarbij is de inzet er ook op gericht om vergelijkbare eisen die in IKB worden gesteld – ook op het gebied van diervriendelijkheid – opgenomen te krijgen in de EurepGap eisen die nu voor de dierlijke sector opgesteld gaan worden en binnen het Q&S systeem.

Vraag 42

D66 stelt voor om, zoals in Zwitserland, de consument een objectief advies te geven of een product al dan niet voordoet aan nationale welzijnseisen. Dit advies voor producten uit derde landen kent als toetsingskader de vingerende landelijke EU wet- en regelgeving. Een onafhankelijk advies hoeft niet handelsbelemmerend te zijn en daarmee niet in strijd met de WTO-restricties. Wat is de reactie van de Minister hierop?

Antwoord

Ik vind de suggestie van de heer Van der Ham een interessante. Maar ik zou het eerder zoeken in positieve etikettering. In principe zijn we er als EU al mee begonnen door bijvoorbeeld op etiketten verplicht te vermelden wanneer er ggos in zitten. Als EU gaan we er vanuit dat dit WTO-conform is tot het tegendeel is bewezen. Ook bij pluimvee- en rundvlees worden voorzichtige stappen in die richting gezet. Zo bestaat reeds een EU-etikettering voor rundvlees, die mede moet waarborgen dat het vlees voldoet aan de EU-normen en een belangrijke rol speelt bij de traceerbaarheid van vlees. Ook bij eieren bestaat een Europees systeem van etikettering d.m.v. stempelen. Daarbij is het mogelijk aan te geven dat producten uit de EU komen, en dus aan de Europese normen voldoen. Ik ben van mening dat we in de toekomst vaker deze vorm van etikettering zouden kunnen kiezen, bijvoorbeeld ook rondom de vraag wanneer een product nog als vers verkocht mag worden. Dit moet echter wel in EU-verband worden aangepakt. Op nationaal niveau lijkt mij een dergelijke aanpak nauwelijks uitvoerbaar. Verder ben ik van mening dat we moeten waken voor een wildgroei aan etikettering.

Vraag 43

Nederland heeft op veel punten ander beleid wat betreft ethische vraagstukken. Hoort dierenwelzijn daar niet ook bij en is de minister bereid om op dit punt subsidiariteitsmogelijkheden aan de orde te stellen?

Antwoord

Dierenwelzijn ten aanzien van productiedieren is een Europees vraagstuk, daar zijn alle lidstaten het over eens. Verschillen tussen lidstaten worden vooral economisch bepaald en niet zozeer vanuit ethische overwegingen. Om redenen van concurrentieverhoudingen heeft het kabinet gekozen voor level playing field. Eenzijdige maatregelen van Nederlandse kant passen niet in die lijn.

Vraag 44

In hoeverre is het mogelijk om in deze tijd waarin dierenwelzijn hoog op de agenda staat, dit te ondersteunen met een fiscale faciliteit. In het verleden is namelijk ooit een dierenwelzijnsinvesteringsaftrek aan de Raad van State voorgelegd. Deze heeft hier toen negatief op geadviseerd vanwege de geringe schaal waarop de regeling van toepassing was. Maar is de tijd niet veranderd, wat dat betreft. Worden we niet steeds bewuster dat dierenwelzijn een ethisch plicht is, dat moet worden opgelost. Op dit moment is het zo dat investeringen in de dierenwelzijn al zijdelings fiscaal gefaciliteerd worden in de MIA (Milieuinvesteringsaftrek). Maar deze investeringen zijn echter altijd gekoppeld aan milieu-investeringen. Dierenwelzijnmaatregelen sec kunnen daar niet mee ondersteund worden. Kan de minister daar op ingaan?

Antwoord

Binnen de Milieuinvesteringsaftrek komen dierenwelzijninvesteringen in aanmerking als deze investeringen naast een positief dierenwelzijneffect ook een positief milieueffect hebben. In deze zin worden dierenwelzijninvesteringen fiscaal ondersteund.

Over een specifieke dierenwelzijnsinvesteringsaftrek is door de Raad van State in het ondernemingspakket 2001 negatief geadviseerd. De Raad was van oordeel dat de stimulering van diergezondheidseisen en dierenwelzijninvesteringen niet door middel van een belastinguitgave vorm zou moeten worden gegeven.

Zoals ik reeds in de begroting heb aangegeven staat het Kabinet open voor nieuwe mogelijkheden tot vergroening van het fiscale stelsel. Te onderzoeken mogelijkheden liggen onder andere op het terrein van transitie duurzame landbouw.

Ik ben bereid om te laten onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om tot een financiële regeling te komen om dierenwelzijn verder te bevorderen. Hierbij zal vanzelfsprekend bijzondere aandacht moeten worden besteed aan de beheersing van de budgettaire gevolgen op korte en lange termijn.

Vraag 45

Ook vragen wij u hoe het staat met de heffing, de accijnzen op dierlijke producten?

Antwoord

In mijn brief van 6 oktober 2003 inzake een consumentenheffing op vlees naar aanleiding van de motie Atsma ben ik hier ook uitvoerig op ingegaan en heb ik aangegeven dat introductie van een consumentenheffing sterk beperkt wordt door juridische randvoorwaarden (o.a.staatssteunkader) en dat een consumentenheffing uitvoeringstechnisch onhaalbaar is en gepaard gaat met hoge administratieve lasten.

In de nota Biologische landbouw ben ik ingegaan op een heffing op gangbare producten. Ik heb toen aangegeven dat aan invoering van een heffing op gangbare producten (en vlees) grote juridische en handelstechnische bezwaren zijn verbonden.

Vraag 46

Vertraging van de realisatie van een samenhangende EHS betekent dat ongeveer de helft van de bedreigde of op grond van de VHR te beschermen planten- en diersoorten nadeel ondervindt. Het betreft soorten die gevoelig zijn voor versnippering en waarvoor nog veel nieuwe natuur moet worden gerealiseerd of veilig gesteld door haar aan te wijzen als EHS. Wat is de reactie van de Minister op dit punt?

Antwoord

Uitgangspunt van het kabinetsbeleid is en blijft de realisatie van de EHS in 2018. We zijn nu ongeveer halverwege met de realisatie van de EHS. De komende jaren zijn uit de uitgavenintensivering fors extra middelen gereserveerd voor de verdere realisatie van een robuuste samenhangende EHS.

De komende jaren zet ik in op het realiseren van nieuwe natuurgebieden en robuuste verbindingen via zowel verwerving als via agrarisch en particulier natuurbeheer. In het kader met het Meerjarenplan Ontsnippering wordt de komende jaren geïnvesteerd in ontsnipperingsmaatregelen in de EHS en in de robuuste verbindingen.

Verder heb ik het Milieu- en Natuurplanbureau gevraagd een advies uit te brengen over de mogelijkheden voor het vergroten en versterken van de samenhang van de EHS. De eerste resultaten worden eind dit jaar verwacht. Begin 2005 zullen pilots van start gaan. Op basis van het definitieve advies zal ik naar verwachting medio 2005 in overleg treden met provincies over de benodigde vervolgstappen. Een beperkte noodzakelijke herbegrenzing van de EHS kan hierbij, waar nodig en mogelijk, aan de orde zijn.

Verder acht het kabinet een impuls noodzakelijk op het gebied van het soortenbeleid en de versterking van de biodiversiteit om te voldoen aan de internationale verplichtingen en om de kenmerkende soortenrijkdom in Nederland te behouden. De Taskforce Impuls Soortenbeleid zal concrete voorstellen doen om hier invulling aan te geven.

Vraag 47

Vorig jaar diende D66 een motie in om te bezien of de zgn. FIR-methode (bovengronds uitrijden) positieve effecten zou hebben op de Nederlandse mest problematiek, Tot op heden hebben wij nog niets vernomen van het experiment Gaat u op korte termijn invulling geven aan deze motie?

Antwoord

In uw motie (29 200 XIV, nummer 36) heeft u mij verzocht om onderzoek te doen naar methoden van mestaanwending op bedrijven die met FIR experimenteren.

In december 2003 heb ik op deze motie per brief gereageerd dat ik Wageningen UR gevraagd heb om te komen met een voorstel voor onderzoek naar de relatie mestaanwending, ammoniakemissie en bodemleven.

Inmiddels is Wageningen UR gestart met dit onderzoek. Op het bedrijf van de familie Spruit in Zegveld wordt onderzoek verricht naar de gevolgen voor het milieu – in termen van lucht-, water- en bodemkwaliteit – van het gevoerde management. Spruit past FIR toe en heeft een ontheffing voor het bovengronds aanwenden van mest. Het is mijn bedoeling om dit onderzoek volgend jaar voort te zetten en te verbreden naar bedrijven in de Noordelijke Friese Wouden.

Vragen GL

Vraag 48

Wil de Minister geld ter beschikking stellen voor experimenteren en leren?

Antwoord

LNV draagt op verschillende manieren bij aan de mogelijkheid tot experimenteren en leren. Voorbeelden zijn het Innovatienetwerk en de Regeling Innovatie Groen Onderwijs.

Vier jaar geleden is het InnovatieNetwerk ingesteld. LNV financiert daarmee een «netwerk» van innovatiestimuleerders, dat zelf ook nog eens durfgeld kan investeren in grensverleggende vernieuwingen.

Dit InnovatieNetwerk opereert onafhankelijk van het LNV-beleid en ontwikkelt nieuwe concepten.

Een voorbeeld is het project «nieuwe dorpen» van het InnovatieNetwerk, waarbij grensverleggende vernieuwende ontwerpen tot stand komen waarin wonen, werken en recreëren in landelijke regios optimaal gecombineerd worden.

Ook het groene beroepsonderwijs wordt betrokken bij innovaties in de regio.

In 2004 is een nieuwe Regeling gestart waarbij de instellingen binnen een ruimer gedefinieerd beleidskader vanuit LNV eigen keuzen konden maken. Met daarbij ruimte voor concrete bijdragen vanuit het groene onderwijs aan regionale ontwikkeling. Deze nieuwe regeling is door de instellingen goed ontvangen en vervangt twee oude regelingen die door de instellingen als administratief bewerkelijk werden ervaren.

Vraag 49

GL wil dat de Minister de bureaucratie in de Reconstructie aanpakt en wil dat de oorspronkelijke doelen weer voorop worden gesteld: een integrale gebiedsaanpak, waarin milieu en natuur een volwaardige plek hebben.

Antwoord

De ingediende plannen hebben een duidelijk integraal karakter. Alle partners op het platteland werken er samen aan, ook weer in het Brabantse. Er zijn plannen, er is draagvlak en er is nu geld. Alle randvoorwaarden zijn ingevuld om voortvarend aan de slag te gaan.

Vraag 50

Stemt de Minister spoedig in met het Regionaal Ontwikkelingsplan voor Groene Diensten in de Ooijpolder, Duffelt en Groesbeek en is er al duidelijkheid over de staatssteuntoets?

Antwoord

De verkenning Groene Diensten Ooijpolder/Groesbeek is zo vergevorderd dat binnenkort de staatssteuntoets kan wordendoorlopen. Dat deze doorlopen moet worden staat voor mij vast.

De verantwoordelijke provincie en LNV werken gezamenlijk aan het afronden van de meldingen aan de Europese Commissie. Mijn ministerie heeft de afgelopen tijd veel energie gestoken in de begeleiding van dit initiatief. Daar gaan we ook mee door. Ik verwacht dat de provincie óók maximale inzet pleegt om de melding nog dit jaar afgerond te krijgen. De provincie heeft immers het voortouw hierin. De verkenning in het gebied kan dan zo snel mogelijk van start gaan.

Vraag 51

GL vindt dat de voortzettingssubsidie er moet komen en net zo hoog moet zijn als in andere landen van de Unie (level playing field). De omschakelingssubsidie moet wat GL betreft ook blijven

Antwoord

Zoals ik tijdens het Algemeen Overleg van 4 november jl. heb aangegeven heb ik vanwege het level playing field gekozen voor een voorzettingssubsidie. Vanwege de beperkte trekkracht die van aanbodsstimulering uitgaat (een belangrijke conclusie uit de evaluatie van de huidige nota) wil ik echter het grootste deel van het beschikbare budget inzetten voor de stimulering van de vraag. Uiteindelijk is een goed marktperspectief voor producenten de belangrijkste reden om om te schakelen.

Vraag 52

Wanneer komt het onderzoek naar gezondheidsaspecten van de biologische landbouw naar de Kamer?

Antwoord

Ik heb u tijdens het AO van 4 november jl. aangegeven dat ik na een gesprek tussen het ministerie en een aantal onderzoeksinstellingen (Rikilt, WUR, LBI) over de reeds beschikbare onderzoeksresultaten de Kamer zal informeren over gewenste vervolgonderzoeken op dit gebied. Ik verwacht dat ik u daar begin 2005 verder over kan informeren.

Vraag 53

Wanneer gaan de experimenten van start met een prijssubsidie op biologische producten om het prijsverschil tussen biologisch en gangbaar te verkleinen?

Antwoord

Om het experiment goed te laten verlopen en daarmee gedegen wetenschappelijke informatie te kunnen verzamelen over de effecten van een consumentenkorting, moeten we eerst tijd investeren in de voorbereiding van het experiment. We zullen moeten beslissen hoe we het experiment willen invullen (bijv. welke stad, welke producten en welke mate van subsidiëring) en hiervoor goedkeuring krijgen vanuit Brussel. Ik verwacht dat we in de loop van 2005 meer duidelijkheid kunnen geven wanneer het experiment van start kan gaan en in welke vorm. Er is overigens al belangstelling getoond voor het experiment door de gemeente Nijmegen.

Ik wil trouwens niet over 1 nacht ijs gaan: de resultaten van het experiment wil ik ook voor andere vormen van duurzaam consumeren benutten.

Vraag 54

GroenLinks vindt het van de gekke dat ontdooide Thaise diepvrieskippen in Nederland als vers mogen worden verkocht. Dit is consumentenbedrog. Wat gaat de Minister hier aan doen?

Antwoord

Het is in Nederland niet toegestaan om onbewerkt pluimveevlees dat diepgevroren is geweest als vers op de markt te brengen. Dit is vastgelegd in een productschapsverdening. Deze verordening gaat verder dan de Europese veterinaire regelgeving. Overigens wordt er in Brussel tussen Commissie en Lidstaten gesproken, om op dit punt verdergaande geharmoniseerde afspraken te maken.

In WTO-verband wordt door Nederland het belang van etikettering (in dit geval de indicatie fresh or frozen) steeds benadrukt in de discussies over de zgn. non-trade concerns.

Vraag 55

Wat vindt de Minister van een wettelijk verankerd certificeringsysteem (met identificatie- en registratiesysteem) voor gezelschapsdieren?

Antwoord

Onlangs heb ik u per brief bericht over de uitkomsten van de conferentie gezelschapsdieren en het vervolg daarvan. Wat betreft certificering en een I&R-systeem geldt dat het nu aan partijen zelf is om een en ander uit te werken en met initiatieven te komen. Wanneer blijkt dat er goede initiatieven zijn en regelgeving als sluitstuk noodzakelijk is, sluit ik dat niet uit. Nu reeds spreken over de noodzaak van een wettelijk certificeringsysteem is te vroeg. Ik wacht graag de uitkomsten af van de partijen die hier mee aan de slag gaan. Bovendien wil ik hierbij ook de uitkomsten van het project Bruikbare Rechtsorde betrekken.

Vraag 56

Beperkt de Minister zich tot het nakomen van onze internationale plicht met de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en laat hij de natuur daarbuiten vooral over aan bereidwillige particulieren en boeren/boerinnen?

Of heeft hij wel degelijk ook ambitie voor hoge natuurkwaliteit buiten die VHR-gebieden? Zo ja, laat dat dan zien in daden.

Antwoord

De EHS is méér dan alleen de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden; van de EHS op land (circa 730 000 ha) bestaat bijna de helft uit VHR-gebieden (circa 330 000 ha).

Voor de resterende 400 000 ha EHS zijn in het natuurbeleid ook duidelijke kwalitatieve doelen geformuleerd, die niet onderdoen voor de kwaliteit in de VHR-gebieden. Deze doelen zijn weergegeven op de voorlopige landelijke Natuurdoelenkaart.

Voor de realisatie van de gehele EHS zet ik instrumenten in, gericht op verwerving, inrichting en beheer. Zowel boeren en particulieren als terreinbeherende organisaties zijn op deze wijze betrokken bij de kwantitatieve én kwalitatieve realisatie van de EHS zowel binnen als buiten de VHR-gebieden.

De verwerving van nieuwe natuur ligt op koers en het agrarisch natuurbeheer is succesvol. Ik ben daarom van mening dat er bij de realisatie van de EHS wel degelijk sprake is van daden.

Vragen CU

Vraag 57

Wordt het niet tijd – inzake de TACs en quota – dat de ACFM met nauwkeuriger modellen gaat werken?

Antwoord

Bij de modellen die de ICES gebruikt bij bestandsschattingen spelen enkele zaken: onzekerheden in de natuurontwikkelingen in de mariene omgeving. Maar ook problemen met visserijgegevens in de modellen. Waar mogelijk wordt constant gewerkt aan verbetering van de modellen.

In ons land proberen we in het zogenaamde F-project gerichter gebruik te maken van gegevens uit de visserij waardoor de visserijwerkelijkheid beter in de bestandsbeoordeling doorwerkt.

Vraag 58

Wil de minister werk maken wordt van een meerjarenbeleid met toekomstperspectief m.b.t. de TACs?

Antwoord

Ik ben het eens met het streven naar stabiliteit in het quotumbeleid. Bij het TAC- en quotumsysteem is sprake van een jaarlijkse cyclus. Meerjarige afspraken zijn alleen mogelijk in de context van herstelplannen of managementplannen.

Scholbestand is inderdaad afgelopen 10 jaar redelijk stabiel gebleven, maar wel onder het voorzorgsniveau.

Sinds afgelopen jaar probeer ik de Commissie te winnen voor het idee van langere-termijn stabiliteit. De commissie steunt dit uitgangspunt, ik verwacht pas concrete voorstellen in 2005.

Vraag 59

Wil de minister zich in de Landbouw- en Visserijraad in zetten voor een hogere Schol- en tong-TAC?

Antwoord

Het scholadvies is 35 000 ton. In de onderhandelingen met Noorwegen is de Commissie bereid gebleken aanzienlijk hoger te gaan, maar andere lidstaten verzetten zich hiertegen. Dit maakt onderhandelingen zeer gecompliceerd.

Ik noem geen getallen, dat beperkt mijn onderhandelingsruimte in Brussel. Maar ik wil thuiskomen met een verdedigbaar resultaat.

Het tongadvies biedt ruimte voor verhoging van de TAC.

Vraag 60

Wordt er in het nieuwe mestbeleid een relatie gelegd tussen excretieforfaits en het ureumgehalte, ofwel komt er een prikkel in het mestbeleid die boeren aanzet tot een goed mineralenbeleid?

Antwoord

Ik deel met de heer Slob dat het belangrijk is om ook in het nieuwe mestbeleid boeren aan te zetten tot goed mineralenmanagement. De gebruiksnormen zorgen voor een efficiënte bemesting. Goede excretieforfaits moeten zorgen voor een efficiënte voeding van het melkvee.

Zoals aangegeven in het Actieprogramma, is mijn streven nadrukkelijk om het ureumgehalte in de melk te gaan gebruiken als criterium. Op dit punt is de afgelopen maanden intensief onderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek heeft geleerd dat het ureumgehalte inderdaad een bruikbare en relevante graadmeter is.

Ik ga dus verder op dit spoor.

Vraag 61

Wat vindt de Minister van het alternatieve voorstel van het Platform toekomst suikermarkt? Of gaat de Minister mee in de hervormingsvoorstellen van Fischler?

Antwoord

Ik heb de suikersector, direct na het verschijnen van het optiepapier van de Commissie in september 2003 laten weten dat ik een hervorming onwederkeerbaar en noodzakelijk vind. Dit is geen bui die overwaait, zoals bij de vorige herzieningen van de marktordening suiker min of meer het geval is geweest. Deze keer gaat er echt iets veranderen in het EU-suikerbeleid. Ik heb daarbij de sector gevraagd om uit het defensief te treden en met een eigen plan te komen. Ik ben dan ook verheugd dat de suikersector is ingegaan op deze oproep.

Ik wil graag op een paar punten uit het voorstel reageren. Donderdag 18 november 2004 kom ik tijdens het AO Landbouwraad hierover met uw Kamer nog uitgebreid te spreken.

Ten eerste wordt in het voorstel geprobeerd een coalitie te maken tussen de belangen van de Europese boeren en de producenten in de MOLs. Dat is een uitgangspunt dat ik ondersteun, zoals ik in mijn brief aan de TK van november 2003 ook heb aangegeven. Ten tweede wordt in het voorstel uitgegaan van vermindering en stopzetting van de Europese export van suiker met restitutie en dat reeds in 2006. Ik ben mij ervan bewust dat dit een concessie is van de Nederlandse suikersector die vooral spelers op de wereldmarkt tegemoet komt. Het lijkt me een verstandige keuze die bovendien van moed getuigt.

Ten derde de tijdelijke vrijwillige opkoopregeling voor Europese suikerquota. Dit idee lijkt me niet onlogisch vanuit het gegeven dat de Europese suikersector zal moeten inschikken wat de productie betreft. Er moet echter wel nog eens zeer goed naar de budgettaire consequenties van zon opkoopregeling worden gekeken.

De prijsdaling die het platform voorstelt maakt de hervorming voor de sector wellicht beter verteerbaar, maar mijn vraag is dan wel of we met het voorgestelde prijsniveau wel de noodzakelijke herstructurering tot stand zullen brengen binnen de EU en of we met dit prijsniveau de MOL s niet te veel stimuleren om in suiker te investeren, enkel en alleen om naar de Europese markt met nog altijd relatief hoge prijzen te kunnen exporteren.

Tenslotte zullen we ons er ook rekenschap van moeten geven dat Nederland via de bakkerijwaren- en biochemische industrie een belangrijke afnemer en verwerker is van suiker. Het gaat om een bedrijfstak die belang heeft bij een concurrerende grondstofprijs en voor een segment ook bij betrouwbare toelevering van een constante hoge kwaliteit. Ik beveel suikerproducenten en bietentelers enerzijds en suiker- afnemers anderzijds aan om zich met elkaar te verstaan en synergie te zoeken waar dit mogelijk is.

Vragen SGP

Vraag 62

Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat Nederland ten opzichte van andere lidstaten niet strenger wordt ten aanzien van destructiebeleid, diergezondheidsbeleid en gewasbescherming?

Antwoord

Ten overvloede herinner ik in dit verband aan mijn uitgangspunt dat we ons zoveel mogelijk conformeren aan EU-regelgeving tenzij een specifiek Nederlandse sectorbelang zich daartegen verzet. Het creëren van een zoveel mogelijk gelijke kansen voor het bedrijfsleven op de EU-markt is een breed aandachtspunt van deze regering.

De kaders van het destructiebeleid zijn neergelegd in de Europese Verordening dierlijke bijproducten (1774/2002). De eisen op het terrein van destructie waaraan een verwerker dient te voldoen om erkend te worden, zijn derhalve in alle lidstaten gelijk.

De ordening van de destructiemarkt is in de diverse lidstaten verschillend. Ik heb u hierover bij brieven van 10 juni 2004 en 11 november 2004 geïnformeerd.

Het diergezondheidsbeleid wordt in belangrijke mate bepaald door de verplichtingen en maatregelen die in Europees verband worden genomen.

Ik wil er daarbij op wijzen dat dergelijke maatregelen ook bescherming aan Nederland bieden tegen de insleep van dierziekten.

Ik heb onlangs besloten een aantal maatregelen in te trekken die verder gingen dan de Europese verplichtingen.

De intrekking van de plicht om de bezoekers te registreren op veehouderijbedrijven en de intrekking van de structurele controle op blaasjesziekte zijn daar voorbeelden van.

Echter, volledig teruggaan naar het EU-niveau wordt ook door de sector als te risicovol ervaren. Ik ben met de sector in overleg over het nemen van eigen verantwoordelijkheid op dit punt.

Wat betreft gewasbescherming zal het kabinet geen nieuw beleid introduceren inzake toelating dat stringenter is dan de Europese normen voorschrijven, tenzij een specifiek Nederlands probleem daarom vraagt. Niet-noodzakelijke afwijkingen in de regels voor de toelating worden aangepast aan het Europese beleid.

Vraag 63

Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat, nu Albert Heijn de zoveelste actie van in de prijsoorlog is begonnen, de boeren en kleine kruideniers niet de dupe worden, waar uiteindelijk iedereen, behalve Albert Heijn, de dupe van wordt?

Antwoord

Prijsconcurrentie is een normaal verschijnsel in een markteconomie en is zelfs een voorwaarde voor het functioneren daarvan. Overheidsinterventie zou hierbij verstorend werken en valt om die reden niet te overwegen. Boeren en kleine kruideniers kunnen overwegen hun krachten te bundelen en zich meer toe te leggen op hoge kwaliteit, ambachtelijkheid en serviceformules.

Vraag 64

Blijft de steun voor jonge boeren gekoppeld aan de Goede landbouwpraktijk en de Nitraatrichtlijn? En wanneer gaat de maatregel nu in?

Antwoord

De steun zal om voor cofinanciering in aanmerking te komen conform de Plattelandsverordening gebonden zijn aan minimumvoorwaarden. Met de Commissie is overeenstemming dat Nederland nog dit jaar een wijziging van het Plattelandsontwikkelingsplan in dient gericht op jonge boeren. Ik zet me in om de maatregel zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Ik heb eerder aangegeven dat dit medio 2005 zal zijn, doch als het mogelijk is zal de maatregel eerder ingaan.

Vraag 65

Wij vinden het niet juist dat bij overname van een bedrijf er schenkings- en successierechten moeten worden betaald. De SGP-fractie vindt dit een belangrijk punt en stelt voor deze te schrappen

Antwoord

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956 is vandaag en morgen ook aan de orde bij de behandeling van het Belastingplan 2005 en behoort ook tot de portefeuille van de staatssecretaris van Financiën. Toch een paar opmerkingen:

Het is belangrijk om een mogelijk misverstand weg te nemen. Overname van een bedrijf leidt niet tot heffing van schenkings- of successierecht. Heffing treedt alleen op als een bedrijf wordt geschonken of vererft. Het kabinet heeft wel oog voor een mogelijk liquiditeitsprobleem in die gevallen.

Er is een bedrijfsopvolgingsregeling in de successiewet. Die geeft een vrijstelling voor het verschil tussen de vrije verkeerswaarde en de waarde going concern. Dat is belangrijk voor agrarische ondernemingen. Vervolgens wordt ook nog eens 30% vrijgesteld. De regering heeft voorgesteld dit te verhogen tot 50%. Voor het restant geldt uitstel van betaling voor een periode van maximaal 10 jaar. Het regeringsvoorstel leidt er naar mijn oordeel toe dat een alleszins toereikende regeling ontstaat. U kunt dat vanavond en morgen uiteraard nog verder met de staatssecretaris van Financiën bespreken.

Vraag 66

Ook in de visserij speelt de problematiek van de bedrijfsovername door jonge vissers. Vorig jaar heeft de minister toegezegd een en ander te onderzoeken. We hebben nog geen concrete voorstellen gezien. Kan de regering op korte termijn op dit punt met concrete maatregelen komen?

Antwoord

Ik heb vorig jaar aangegeven aan een vergelijkbare voorziening te denken als voor jonge agrariërs. De visserijsector neemt inmiddels deel aan het Project «Bewust Kiezen» gericht op het stimuleren van ondernemerschap bij jonge boeren en vissers. Ten aanzien van investeringsstimulering is gewacht op goedkeuring van de voorziening voor jonge agrariërs in het kader van POP en zeg ik toe nu met de Commissie in overleg te treden of een dergelijke voorziening ook onder het FIOV kan worden gerealiseerd.

Vraag 67

De aalstand baart de SGP-fractie nog steeds grote zorgen. Vorig jaar is de motie om in Europees verband de aalstand te verbeteren aangenomen, hoe staat het hiermee?

Antwoord

In juli 2004 hebben de lidstaten ingestemd met het nemen van maatregelen en hebben zij de Europese Commissie uitgenodigd om te komen met een noodmaatregel en de nodige stappen te ondernemen voor het ontwikkelen van een aalherstelplan.

Naar verwachting zal de Commissie spoedig komen met de noodmaatregel.

Vraag 68

Is de regering bereid toe te staan dat binnenvissers zonder meer op de rivierprikken mogen vissen?

Antwoord

De rivierprik is een vissoort die parasiteert op andere vissen en is net als de zalm een zeldzame vissoort die zelfs op Europees niveau beschermd is in de Habitatrichtlijn. Hij staat in Nederland ook op de rode lijst. Er is daarom zeker geen aanleiding om nu de vangst van deze vis vrij te laten.

Ik heb geen signalen dat het aantal rivierprikken zeer sterk toeneemt en dat daardoor onevenredige schade ontstaat aan de visserij of andere vissoorten. Als dat aantoonbaar het geval zou zijn, dan kunnen vissers in het kader van de Flora en faunawet ontheffing aanvragen bij Gedeputeerde Staten.

Vraag 69

SGP-fractie vindt het onbegrijpelijk dat de NMa geen oog heeft voor de maatschappelijk aspecten, waardoor er veel te veel garnalen worden opgevist.

Antwoord

Ik heb op 16 november jl. mede namens de staatssecretaris van EZ een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de uitkomsten van gesprek met de NMa.

Ik heb in een eerdere brief aan uw Kamer aangegeven dat ik ook bij de Europese Commissie aandacht heb gevraagd voor de spanning tussen de mededingingsregels en de toegestane afspraken binnen de visserij op grond van de marktordening.

Ik ben van mening dat de situatie in de garnalensector moet worden bezien in een breder perspectief. Juist als het gaat om het benutten van natuurlijke hulpbronnen is het van het grootste belang dat rekening wordt gehouden met de drie duurzaamheidsthemas Profit, Planet en People. Een te sterke focus op het één zal ten koste gaan van de andere thema's. De uitdaging is om hier een evenwicht in te vinden. Dit heb ik ook in het gesprek met de NMa benadrukt.

Vraag 70

De minister heeft in het kader van de omvorming OVB (Organisatie Voor de Binnenvisserij) een convenant gesloten. Dit is echter door de rechter onderuit gehaald. Hoe gaat de minister hier verder mee om?

Antwoord

De Ondernemingsraad van de OVB heeft bij de Ondernemingskamer bezwaar gemaakt tegen een onderdeel van het convenant, betreffende de personele afwikkeling. De Ondernemingskamer heeft de OR-OVB in het gelijk gesteld. Dat betekent dat de bestuurder van de OVB en ik gehouden zijn om de uitvoering van het convenant aan te houden in afwachting van de uitkomst van overleg met de derde convenantpartij (NVVS) alsmede met de OR-OVB.

Vraag 71

Wat vindt de Minister van een kwaliteitsmerk voor zelfkazende boeren?

Antwoord

Met de introductie van een nieuw keurmerk wordt de behoefte aan overzicht nog eens geaccentueerd. De overheid heeft een faciliterende rol samen met het bedrijfsleven overzicht aan te brengen in het woud van keurmerken en certificeringsystemen. Met mijn collega's van EZ en VROM ben ik bezig een keurmerkendatabase te ontwikkelen. Niet baanbrekend, maar wel een effectief middel om consumenten te ondersteunen bij de herkenbaarheid van duurzame producten.

Naar boven