Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 mei 2004 over de Vrouwenalliantie.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Het is alweer enige maanden geleden dat deze minister riep dat de emancipatie in Nederland voltooid was. Daarna volgde een hele lijst met voorstellen die de emancipatie inderdaad grote stappen terug zetten. Zo kregen wij een Wet basisvoorziening kinderopvang, die uiteindelijk vooral een verslechtering inhoudt. Wij krijgen waarschijnlijk een levensloopregeling die buitengewoon marginaal is. De scholingsstimulansen voor herintreders die nog niet lang geleden zijn geregeld, werden geschrapt. De pil wordt uit het ziekenfondspakket gehaald. Het Clara Wichmann-instituut werd opgeheven. Als wij bijna alles gehad hebben, wordt de Vrouwenalliantie opgeheven. Zo blijft er niets meer over.

Zo wordt het ook wel heel makkelijk om te zeggen dat de emancipatie voltooid is. Die lijkt dan voltooid, omdat er op dit moment weinig mogelijkheden zijn om vanuit die beweging initiatief te nemen. Ik waarschuw de minister maar dat dit begint te lijken op de situatie aan het eind van de jaren vijftig, toen ook werd gezegd dat de emancipatie voltooid was. Dat was nog niet geroepen of de tweede feministische golf brak los. Als de maatregelen van de regering daartoe zouden leiden, zouden wij in ieder geval iets bereikt hebben.

In het overleg dat wij twee weken geleden hebben gehad, heb ik geconstateerd dat de minister bereid is om een kleine stap te zetten in de richting van de Kamer door te zeggen dat de Vrouwenalliantie, de Nederlandse Vrouwenraad en Tiye International nog twee jaar met projectsubsidies mogen werken. Voor mijn fractie is dat onvoldoende. Wij vinden dat de enige echt overkoepelende vrouwenorganisatie, waarbij al die moderne vrouwenorganisaties zijn aangesloten, een structurele subsidie moet krijgen. Hierover dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Vrouwenalliantie een belangrijke taak heeft in de emancipatie-ondersteuningsstructuur;

overwegende dat de Vrouwenalliantie zonder structurele subsidie de ondersteuningstaak niet adequaat kan uitoefenen;

overwegende dat het onwenselijk is dat structurele ondersteuning van deze organisatie afhankelijk wordt gemaakt van incidentele bijdragen van leden;

voorts overwegende dat het onwenselijk is dat organisaties uit het maatschappelijk middenveld bij de keuze van hun inhoudelijke activiteiten geheel afhankelijk zijn van door de regering gestelde prioriteiten en beleidsdoelen;

verzoekt de regering, de structurele instellingssubsidie voor de Vrouwenalliantie na 1 januari 2005 te continueren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker, Tonkens en Kraneveldt. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(27061).

Minister De Geus:

Ik heb goede nota genomen van de motie die door mevrouw Bussemaker is voorgelezen. De kern van de motie zit in het woordje "structureel". De zakelijke boodschap van de motie is dat de regering op een structurele wijze de subsidie voor de Vrouwenalliantie veilig stelt.

Dat stemt niet overeen met de lijn die door het kabinet in het laatste overleg ter zake is uitgezet. Ik heb heel duidelijk gezegd dat het goed mogelijk is met de gereserveerde projectsubsidie projecten te doen en binnen die projecten relevante vaste kosten af te dekken. Naar mijn overtuiging wordt in deze overgangsperiode de continuïteit van deze organisatie niet op het spel gezet door het regeringsbeleid. Dat is de belangrijkste winst van het laatste AO geweest.

De motie brengt ons terug naar een situatie waarin de slag van structurele subsidie naar projectsubsidie ongedaan wordt gemaakt. Ik zou dat erg jammer vinden. Het spoort ook niet met het regeringsbeleid ter zake. Ik ontraad deze Kamer de motie.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dat de minister de motie ontraadt, is voor mij geen verrassing. Die argumenten hebben wij wel uitgewisseld. De minister zegt dat de subsidie is veiliggesteld voor deze kabinetsperiode. Hoe gaat het daarna verder in zijn visie?

Minister De Geus:

De subsidie is niet veiliggesteld voor een kabinetsperiode, want je weet nooit precies hoe lang die zal zijn. De projectsubsidie is voor een aantal jaren gereserveerd, zoals in de brief staat. Wij doen dat, omdat wij oog hebben voor de overgangssituatie. Het is niet zo dat daarna geen aanvraag voor een projectsubsidie meer kan worden ingediend. De continuïteit van de organisatie zou de komende jaren te zeer onder druk komen te staan als deze gelden niet gereserveerd waren. Dat is de strekking die ik in de brief heb verwoord.

Ik realiseer mij dat uw wens verder gaat. Wij komen dan op het politieke verschil van mening dat wij daar kennelijk iets anders over denken. U gaat in deze motie terug naar het begin van het debat. U hebt het niet meer over projectsubsidie waarmee ook vaste kosten kunnen worden gedekt. U gaat terug naar de structurele instellingssubsidie. Ik moet uw dictum zo lezen dat u de regering verzoekt, de structurele instellingssubsidie te continueren. Dat is dus terug naar af.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. Wij willen inderdaad een stap verder gaan dan u bereid bent te gaan. Ik moet toegeven dat u ook al een paar stappen in onze richting hebt gezet tijdens de laatste debatten. Ik waardeer dat. U zegt nu dat wij terugkeren naar de beginsituatie van enkele maanden geleden. Doet u dat ook? Trekt u de toezeggingen die u gedaan hebt, weer in of houdt u die gestand?

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik blijf bij het regeringsstandpunt zoals is verwoord in de brief die ik de Kamer geschreven heb. U moet dat niet zien als een soort onderhandelingsresultaat dat bij gebrek aan overeenstemming met een voltallige Kamer zou vervallen. Ik begrijp dat u de link legt met zoiets als overleg met sociale partners. Het essentiële verschil daarbij is dat ten opzichte van een bod van het kabinet ook de bereidheid van loonmatiging van sociale partners een wezenlijke prijs is die betaald wordt in zo'n deal. Dat is in dit geval niet aan de orde. Aan het voorstel dat ik de Kamer heb gedaan en dat u inderdaad als een compromis mag beschouwen, hangt geen prijskaartje dat door uw Kamer betaald wordt op andere fronten. Als deze motie door u of door enkele andere fracties gesteund zou worden, is voor het kabinet de zaak niet terug bij af. Ik heb de Kamer vorige week een brief geschreven en in die brief wordt het regeringsstandpunt verwoord.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende motie volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven