Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op maandag 21 juni van 15.30 uur tot 17.00 uur van de vaste commissie voor Financiën over Bepalingen in verband met de fusie van De Nederlandsche Bank NV en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer (29411).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. In de media hebben wij de afgelopen dagen kunnen zien en lezen dat de minister-president de vergoeding voor de klokkenluider bij de bouwfraude, de heer Bos, heeft afgewezen. De minister-president meent dat de heer Bos daarvoor niet in aanmerking komt.

Dat standpunt bevreemdt mijn fractie. Ik zou daarom een brief willen vragen aan de minister-president waarin hij uiteenzet waarom die vergoeding wordt afgewezen. Verder zou ik de minister-president willen vragen het standpunt van het kabinet over vergoedingen aan klokkenluiders in het algemeen uiteen te zetten.

Vanwege het feit dat er zowel volgende week als de week daarop een debat plaatsvindt over de bouwfraude, zou ik de minister-president willen vragen, deze brief uiterlijk dit weekend aan de Kamer te doen toekomen.

De voorzitter:

Mijn voorstel is om dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet. In dit geval gebeurt dit via de plenaire vergadering omdat het gaat om een brief die ondertekend is door de minister-president en in onze manier van werken moeilijk onder te brengen is bij een vaste commissie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik wil het verzoek van de heer De Wit graag ondersteunen. Ik zou er echter een element aan willen toevoegen.

Wij hebben naar aanleiding van het eerdere fraudedebat een brief gekregen van het kabinet waarin niet wordt ingegaan op een voorstel van de fractie van GroenLinks om een klokkenluidersfonds op te richten. Dat fonds is bedoeld voor een vergoeding aan mensen die de klok luiden en waarbij dit daadwerkelijk leidt tot aanpak van fraude. Ik zou het verzoek van de heer De Wit willen uitbreiden met de vraag om een reactie op dit voorstel, zodat wij dat kunnen betrekken bij de situatie van de heer Bos en bij het desbetreffende debat.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik ben vanzelfsprekend akkoord met deze aanvulling van mevrouw Vos.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koenders.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag stond een uitgebreid artikel in NRC/Handelsblad over analyses van de Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst inzake de aanwezigheid van massavernietigingswapens, mede in relatie tot de politieke besluitvorming over steun aan de oorlog in Irak. Daarnaast gaat het artikel over adviezen van de juridische diensten van de ministeries van Defensie en van Buitenlandse Zaken over de volkenrechtelijke status van resolutie 1441. Mede namens de fractie van GroenLinks vraag ik naar aanleiding van dit artikel een spoeddebat aan over deze zaak. Wij zijn al enige tijd bezig met deze kwestie, maar nu is er sprake van nieuwe informatie.

Voorzitter. Via u verzoek ik het kabinet om een brief waarin tot in detail op dit artikel wordt ingegaan. Ik vraag tevens om de Kamer de stukken ter beschikking te stellen die in de krant worden genoemd. Naar aanleiding van deze brief hoop ik dat wij nog deze week een debat kunnen houden met de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie.

De voorzitter:

Ik had willen voorstellen om aan dit verzoek te voldoen en dit debat morgenochtend te houden. Nu u deze informatie vraagt, aarzel ik een beetje over de timing.

De heer Ormel (CDA):

In aanvulling op het verzoek van de heer Koenders zou ik daarvoor ook de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties willen uitnodigen. Ook van hem vraag ik een aanvullende brief. Ik besef dat dit een omvangrijke brief zal zijn, want in het artikel werden veel elementen genoemd. Ik vraag mij af of een spoeddebat hiervoor wel het geëigende instrument is. Ik denk dat wij zeker een week verder zijn voordat wij alle informatie tot ons hebben kunnen nemen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ook ik vraag om een gewoon debat over deze kwestie, hoewel er enige spoed is. VoorzitterDe regering dient de Kamer uitgebreide informatie te verstrekken en de Kamer moet de gelegenheid hebben om die goed te bestuderen. Ik begrijp uw aarzelingen dan ook heel goed, voorzitter. Wat mij betreft, behoeft dit debat niet morgenochtend gehouden te worden.

De heer Rijpstra (VVD):

Doelt de heer Koenders ook op de brief die de minister van Defensie vanmorgen aan de Kamer heeft gestuurd?

De voorzitter:

Nu lopen twee onderwerpen door elkaar. Deze brief ging over de geheime operaties en de heer Koenders heeft het over berichtgeving inzake de kennis van de Nederlandse inlichtingendiensten over massavernietigingswapens.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vraag mij af waarom het een spoeddebat moet zijn. Als ik het goed begrijp, gaat het juist om wat er in het verleden is gebeurd. Ik kan mij voorstellen dat er spoed is geboden als het om de verlenging van de Nederlandse missie in Irak gaat, maar niet als het om het verleden gaat.

De heer Nawijn (LPF):

Voorzitter. Ik heb dezelfde vraag aan de heer Koenders. Waarom nu al een spoeddebat en niet eerst informatie van de regering gevraagd?

Mevrouw Van Velzen (GroenLinks):

Mijn fractie steunt het verzoek om hier met spoed een debat over te houden. Gelet op het aantal fracties dat van mening is dat er spoed vereist is, verzoek ik om dit debat in ieder geval te laten plaatsvinden voordat de Kamer debatteert over de verlenging van de SFIR-missie.

De heer Koenders (PvdA):

Het is belangrijk dat er brede steun in de Kamer is voor een debat over dit onderwerp. Daar ben ik blij mee. Ik heb goed naar de heer Van der Staaij geluisterd en hij heeft mij eigenlijk overtuigd. Het gaat er nu vooral om dat de Kamer hierover eindelijk eens adequaat geïnformeerd wordt. Het is belangrijker dat de Kamer de beschikking krijgt over alle relevante stukken dan dat zij op stel en sprong hierover kan debatteren. Ik vind wel dat dit dan spoedig moet gebeuren, maar niet morgenochtend vroeg. Wij vragen om opening van zaken. Ik hoop dat de regering deze week informatie kan verstrekken. Ik vind het prima om er daarna over te spreken. Het moet dan wel gedegen, volledige informatie zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor om het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en om hun te vragen, genoemde informatie te verstrekken. Ik stel voor om de beslissing over de wijze waarop er wellicht over gedebatteerd wordt aan te houden tot het moment waarop de informatie binnen is. De heer Koenders heeft daarbij duidelijk aangegeven dat dit niet meer dan enkele dagen mag duren.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Het ministerie van Defensie heeft gepoogd om via een kort geding berichtgeving te voorkomen van het NOS Journaal over een SFIR-militair die eventueel betrokken zou zijn bij speciale operaties. Dit zou in het belang zijn van de veiligheid van de Nederlandse troepen. Inmiddels is die informatie wel naar buiten gekomen en heeft het kabinet eigener beweging een brief daarover aan de Kamer gestuurd. Toch blijven er vele vragen onbeantwoord, bijvoorbeeld over het gerommel tussen het openbaar ministerie en het ministerie van Defensie, over de parlementaire controle op deze geheime operaties enz. Zeker omdat klaarblijkelijk de veiligheid van de troepen in het geding is, heeft mijn fractie er behoefte aan om hier met spoed over te debatteren, in ieder geval met de minister van Defensie en de minister van Justitie.

De voorzitter:

Dit verzoek sluit aan bij de brief van de minister van Defensie aan de Kamer.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik begrijp het verzoek om een debat. Het lijkt mij echter goed dat mevrouw Van Velzen haar nadere vragen concreet noemt, want ook wij zijn geïnteresseerd in de juistheid van de berichtgeving over de ruzie tussen het ministerie van Justitie en het ministerie van Defensie. Juist omdat het om geheime informatie gaat, stellen wij het bijzonder op prijs dat er een gericht antwoord op de nadere vragen komt, zodat wij daarover verder kunnen praten. Ik wil graag dat de minister van Justitie bij dat debat aanwezig is.

De voorzitter:

Dat heeft mevrouw Van Velzen reeds gevraagd.

De heer Nawijn (LPF):

Op zichzelf staat mijn fractie achter het verzoek van mevrouw Van Velzen, want wij vinden ook dat hierover gedebatteerd moet worden. Zij sprak echter over het belang van de veiligheid van de troepen in Irak, terwijl het om staatsgeheimen gaat. Daarnaast is niet alle informatie naar buiten gekomen. Dat is des te meer reden voor ons om dit verzoek te steunen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ook mijn fractie steunt dit verzoek. Is het wellicht interessant om ook de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uit te nodigen, omdat het ook een AIVD-kwestie kan zijn? Daarvoor is speciaal een commissie ingesteld.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ook mijn fractie steunt het verzoek van collega Van Velzen. Ik dring aan op een spoeddebat, omdat het individuele geval al een halfjaar aanleiding is tot touwtrekkerij tussen het ministerie van Defensie en het ministerie van Justitie. Er moet snel iets gebeuren.

De heer Koenders (PvdA):

Er is inmiddels een brief gekomen. Vindt mevrouw Van Velzen de informatie daarin voldoende om het debat spoedig te voeren? Ik wil nog een paar vragen daarbij betrekken. Is er inderdaad sprake van staatsgeheimen? Is er in alle gevallen adequaat verantwoording afgelegd aan de Kamer? Kunnen de ministers de voortgang laten zien van de verbetering van de communicatie tussen de ministeries van Defensie en Justitie over dit soort zeer heikele zaken? Het lijkt mij voor onze troepen van belang dat er spoedig een uitspraak in deze zaak komt. Wij gaan niet over de zaak zelf, maar het lijkt mij wel van belang om de regering daarover een oordeel te vragen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ik steun met name het verzoek van mevrouw Griffith om een brief van de regering over dit punt. Waarom wordt dit niet eerst in een procedurevergadering besproken? Wij kunnen wel een tweede spoeddebat vandaag aanvragen, maar ik kan mij ook heel goed voorstellen dat wij dit op korte termijn in een algemeen overleg bespreken.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik steun het verzoek. Het is een buitengewoon belangrijke zaak die niet te lang kan wachten. Ik wil echter wel over voldoende informatie beschikken in dat gesprek met de ministers. Om die reden steun ik hetgeen mevrouw Griffith heeft gezegd, namelijk dat er eerst een mogelijkheid moet komen om meer vragen te stellen, voordat wij debatteren.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik heb er niet echt behoefte aan, meer schriftelijke vragen te stellen en brieven af te wachten. Wij kunnen heel goed een debat organiseren waarin wij die vragen rechtstreeks aan de bewindslieden voorleggen.

De heer Van der Ham verzocht de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het debat uit te nodigen. Naar mijn mening heeft deze minister bij dit onderwerp niet zoveel in te brengen. Het gaat nadrukkelijk om defensie-eenheden en de verantwoordelijkheid van het ministerie van Justitie. Ik kan mij wel voorstellen dat je de minister van Buitenlandse Zaken uitnodigt. Dit onderwerp valt niet onder het ministerie van BZK.

De voorzitter:

De Kamer heeft reeds een brief ontvangen die op initiatief van het kabinet is verstuurd. Mevrouw Van Velzen verzoekt die brief op de agenda te zetten en verdere informatie te verkrijgen in het debat. Ik stel u voor, aan dat verzoek te voldoen en dat debat over de brief die er al is, morgenochtend te houden onder enig voorbehoud van de agenda van de bewindslieden, met name van de minister van Defensie. Ik stel tevens voor, de ministers van Defensie en van Justitie uit te nodigen en het stenogram door te geleiden naar de andere genoemde ministers. Indien de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij het debat aanwezig wil zijn, is hij uiteraard welkom.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik ben het helemaal eens met uw voorstel dat het debat morgenochtend zal plaatsvinden. Ik verzoek u, in te gaan op mijn vraag of u kunt bevestigen dat de afwezigheid van de minister van Defensie te maken heeft met zijn bezoek aan een Amerikaans vliegdekschip in de Middellandse Zee, waarbij hij begeleid wordt door Kamerleden. Voor mijn fractie is dat geen reden waarom hij morgenochtend niet bij het debat aanwezig kan zijn.

De voorzitter:

Mij is formeel slechts bekend dat de minister in het buitenland is. Ik heb sterk de indruk dat de minister morgenochtend bij het debat aanwezig zal kunnen zijn. Zo worden al uw problemen snel opgelost.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Blok.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. Namens de vaste commissie voor VWS verzoek ik u het voor vanavond geplande overleg over de Wet tarieven gezondheidszorg door te schuiven naar een later tijdstip, maar nog wel voor het reces. Er is namelijk vanmiddag een algemeen overleg over diagnosebehandelcombinaties. De woordvoerders willen de uitkomsten van dat overleg betrekken bij het debat over de Wet tarieven gezondheidszorg.

De voorzitter:

Hoe laat is het algemeen overleg afgelopen?

De heer Blok (VVD):

Dat overleg zal rond zes uur zijn afgelopen.

De voorzitter:

Ik stel u in eerste instantie voor, daarna te bezien of het debat vanavond door kan gaan en om kwart voor negen in een regeling van werkzaamheden daarover te beslissen.

De heer Blok (VVD):

Dat betekent dat alle Kamerleden vanavond om kwart voor negen aanwezig moeten zijn.

De voorzitter:

Ik sluit stemmingen inderdaad niet uit.

Ik doe u een tweede, iets serieuzer voorstel. Ik ben niet helemaal overtuigd van het verband tussen het AO en het wetsvoorstel. Gezien het feit dat wij morgenavond het wetsvoorstel Europese vennootschap (29298 en 29309) op verzoek van het kabinet niet zullen behandelen, valt morgenavond vrij in het schema. Mijn voorstel is, het wetsvoorstel WTG morgenavond te behandelen, omdat die avond toch vrij is gevallen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Aptroot.

De heer Aptroot (VVD):

Wij hebben afgelopen week het debat gehad over UPC, kabel en de positie van Digitenne. Dat is geëindigd met een nogal stevige uitspraak van de minister van Economische Zaken over de positie van Digitenne, op basis waarvan hij bepaalde moties afraadt. Ik heb geprobeerd duidelijkheid te krijgen, maar het ministerie van Economische Zaken kon mij geen informatie geven over de financiële situatie van Digitenne. Het bedrijf zelf ook niet. Inmiddels heb ik oude stukken bij de kamer van koophandel opgehaald. Het jaar 2002 is pas gedeponeerd. Ik vraag om de stemmingen over agendapunt 4 uit te stellen en ik vraag de minister van Economische Zaken om de Kamer volstrekte openheid van zaken te geven over de positie van Digitenne en de plannen die er voor de toekomst zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de minister van Economische Zaken, om deze informatie te vragen, en om de stemming over punt 4 van de agenda uit te stellen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Atsma.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Collega Hofstra van de VVD heeft mij gevraagd om u te verzoeken, het verslag van het algemeen overleg over de evaluatie van de APK, de algemene periodieke keuring van auto's, op de plenaire agenda te zetten, bij voorkeur vanaf volgende week dinsdag.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit punt toe te voegen aan de agenda van volgende week woensdag of donderdag, afhankelijk van de agenda van de minister.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rijpstra.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter. Namens de VVD-fractie vraag ik u om het geplande debat met de regering over de commissie-Blok uit te stellen tot na het reces. De VVD-fractie wil voldoende tijd hebben voor de behandeling. Het is een ontzettend belangrijk debat dat wij niet onder tijdsdruk willen afraffelen. Daarom verzoeken wij u om dit debat direct na het zomerreces te mogen houden en er dan ook voldoende tijd voor in te ruimen.

De voorzitter:

Vorige week hebben wij een beslissing genomen over het tijdstip van behandeling. Het staat leden uiteraard vrij om bij de regeling van werkzaamheden nadere voorstellen te doen, zoals de heer Rijpstra nu doet. Ik kijk of er leden zijn die willen reageren op het voorstel van de heer Rijpstra.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voor degenen die het inmiddels vergeten zijn, het rapport van de commissie-Blok is verschenen in januari, en niet een week geleden. Het debat met de commissie heeft weken geleden plaatsgevonden. Het lijkt mij dat er alle voorbereidingstijd is geweest. Ik vind dat de Kamer moet laten zien dat zij dit belangrijke maatschappelijke onderwerp urgent vindt. Ik zou het werkelijk heel erg vinden, als het debat opnieuw verschoven zou worden, want het is al een paar keer naar achteren geplaatst op de agenda, en na het reces zou plaatsvinden. Ik dring zeer aan, ook bij de VVD-fractie, op een debat volgende week of de week daarna.

De heer Bos (PvdA):

Ik sluit mij daarbij aan: voor het zomerreces en in aanwezigheid van de minister-president.

De voorzitter:

Ik maak even een tussenopmerking naar aanleiding van het laatste wat de heer Bos zegt. Een aantal fracties heeft vorige week gevraagd om de aanwezigheid van verschillende bewindslieden, onder wie de minister-president. De afspraak is toen gemaakt dat dit werd doorgeleid naar het kabinet. Dat is gebeurd. Het kabinet zou op die verzoeken reageren en eerst zelf laten weten met wie het wil komen. Uiteraard heeft de Kamer de gelegenheid om daarop te reageren. Ik verwacht die brief morgenochtend, zodat wij nog terugkomen op de aanwezigheid, wanneer het debat ook wordt gehouden.

De heer Van der Ham (D66):

Ook mijn fractie heeft er grote behoefte aan om er voor het zomerreces over te discussiëren, als het moet op een niet-vergaderdag.

De voorzitter:

Die dan een vergaderdag is.

De heer Van der Staaij (SGP):

De SGP-fractie ziet geen reden om terug te komen van het eerder genomen besluit. Ik heb geen nieuwe feiten of omstandigheden gehoord op grond waarvan het alsnog uitgesteld zou moeten worden.

De heer Nawijn (LPF):

Het is een heel belangrijk debat, daar ben ik het mee eens, maar wij moeten het ook niet overhaast doen. De aanwezigheid van de minister-president is gevraagd in de Kamer, maar hij moet ook aanwezig kunnen zijn. Wat dat betreft kan het ook op een andere dag. Het hoeft niet beslist volgende week te worden gepland, maar wat ons betreft kan het ook wat later, eventueel na het zomerreces.

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. De commissie stelt het op prijs, gelet op de spoed die betracht is om op verzoek van de Kamer het rapport bijtijds aan te leveren en het belang van het onderwerp, om voor het zomerreces in aanwezigheid van de minister-president te debatteren.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. De behandeling van het rapport is ook voor de leden van de CDA-fractie urgent, maar als een van de fracties in de Kamer onvoldoende tijd heeft om zich goed op een debat voor te bereiden, dan staan wij uitstel daarvan niet in de weg.

De heer Rijpstra (VVD):

Degenen die een reactie hebben gegeven, hebben duidelijk aangegeven waarom zij het debat voor het zomerreces willen voeren. De VVD-fractie voelt ook de urgentie want zij heeft mede deelgenomen aan de totstandkoming van het rapport-Blok en zij heeft het belang daarvan aangegeven. Voor de zorgvuldigheid geeft mijn fractie echter de voorkeur aan een full swing debat direct na het zomerreces, eventueel gedurende twee dagen, om het werk dat de commissie-Blok heeft verzet waardig af te sluiten. Ik volhard in mijn voorstel om dit debat na het reces te voeren.

De voorzitter:

Ik constateer dat de fractie van de VVD een voorstel heeft gedaan, dat de fractie van het CDA daarin bewilligt en dat de fractie van de LPF er geen bezwaar tegen heeft. Een meerderheid van de Kamer is dus voor het voorstel. Ik doe deze constatering met pijn in het hart omdat ik van mening ben dat rapporten van commissies snel moeten worden behandeld en behandeling van een rapport uit januari in juli is al niet zo snel. Ik stel de Kamer voor om de behandeling van het rapport van de agenda van volgende week en de week daarna af te voeren en na het reces te agenderen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begrijp uw redenering maar toch meen ik dat u te snel een meerderheid vaststelt. Ik doe daarom het verzoek tot een hoofdelijke stemming, hoe vervelend ook, omdat ik uitstel van het debat met twee maanden onuitstaanbaar vind.

De voorzitter:

Allereerst vraag ik de Kamer of er nog andere onderwerpen aan de orde zijn in de regeling van werkzaamheden. Ik constateer dat dit het geval is.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik denk dat de zaak wat overzichtelijker wordt als het gerucht dat de minister-president volgende week niet beschikbaar is, wordt bevestigd. Indien dat het geval is, is een andere discussie aan de orde. Misschien kan de regeling van werkzaamheden morgen worden voortgezet en kan dan ook gestemd worden in plaats van nu de discussie af te ronden en morgen te concluderen dat de minister-president er niet bij kan zijn. Ik weet dat naast mijn fractie ook de heer Bos de aanwezigheid van de minister-president bij dat belangrijke debat wenselijk acht.

De voorzitter:

Ik gaf zo-even al aan dat morgen een brief wordt gestuurd. Informeel is mij medegedeeld dat bij het debat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aanwezig is; zij heeft de vrijheid om zich te laten vergezellen door andere leden van het kabinet, in dit geval de minister van Justitie en de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Nogmaals, dat is ons informeel verteld. Ik heb zonet formeel verzocht om dit in een brief vast te leggen. Het lijkt mij correcter om over dat punt te praten wanneer die brief er is. Het verzoek is nu om de brief in ieder geval voor de regeling van werkzaamheden van morgen te hebben.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. De hoofdelijke stemming zou in mijn ogen vooral moeten gaan over de vraag of wij alles in het werk gaan stellen om voor het zomerreces over dit onderwerp te discussiëren. Wat mij betreft, mag het debat indien nodig ook op een niet-normale vergaderdag plaatsvinden.

De CDA-fractie heeft laten weten dat zij de VVD-fractie de ruimte wil geven om zich beter voor te bereiden. Alle fracties zijn er nu klaar voor, behalve die van de VVD. Wij willen de VVD-fractie wel assisteren, maar de coulance van de CDA-fractie lijkt mij niet helemaal op zijn plek. Ik zou graag wat meer uitleg horen van de CDA-fractie, want ik begrijp het niet helemaal.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Naar aanleiding van uw voorstel wil ik zeggen dat ik de te korte voorbereidingstijd een uitermate slap argument vind om tot uitstel van het debat te komen. Ik zou graag willen dat er op die grond in ieder geval niet tot uitstel wordt besloten.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn fractie heeft op zichzelf begrip voor de woorden van de VVD-fractie. De heer Blok, de voorzitter van de inmiddels niet meer bestaande commissie, heeft echter gezegd dat hij het debat graag voor het zomerreces wil laten plaatsvinden. Dat is voor mijn fractie een zwaarwegend argument om het debat toch voor het zomerreces te voeren.

De heer Nawijn (LPF):

Voorzitter. Ik heb al gezegd dat het debat wat mijn fractie betreft niet volgende week hoeft plaats te vinden. Het is voor ons wel essentieel dat de minister-president erbij aanwezig is. Ik vind dat absoluut nodig; ik dacht dat dit vorige week al was besloten. De aanwezigheid van de minister-president is voor mijn fractie belangrijker dan of het debat voor dan wel na het zomerreces plaatsvindt.

De voorzitter:

De twee onderdelen van dit procedureonderwerp – wordt het debat voor of na het zomerreces gehouden en is de minister-president daarbij aanwezig – zijn door een aantal fracties gekoppeld. Mijn voorstel is om de besluitvorming morgen bij de regeling van werkzaamheden te laten plaatsvinden, zonodig met de hoofdelijke stemming die mevrouw Halsema al heeft aangevraagd. Morgenochtend zal de brief over de aanwezigheid van het kabinet er zijn. Ik vind het niet correct om op basis van informele berichtgeving die niet van het kabinet afkomstig is tot besluitvorming over te gaan.

Ik stel de Kamer dus voor, morgen tot besluitvorming te komen en zo nodig een hoofdelijke stemming te houden. Ik stel tevens voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president, zodat het kabinet weet dat de brief er morgenochtend om 12.00 uur moet zijn. Het is een heel korte brief, dus dat is mogelijk.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. De discussie gaat erom of het debat voor of na de zomer zal plaatsvinden. Het lijkt mij dat de minister-president in elk geval de tijd zal moeten vinden om voor het zomerreces met de Kamer in debat te gaan. Dat kan dus volgende week zijn of de week daarna. De aanwezigheid van bewindslieden wordt altijd in goed overleg tussen bewindslieden en Kamer vastgesteld. Wanneer de Kamer een dringend appel doet op de minister-president, vind ik echter dat deze van goeden huize moet komen om dan niet aanwezig te zijn. Door middel van het stenogram wil ik graag opmerken dat ik de aanwezigheid van de minister-president op enig tijdstip voor de zomer van groot belang vind. Ik vind het dan prima om morgen hoofdelijk te stemmen.

De voorzitter:

Ook dat staat nu in het stenogram. Ik vind het correct om aan te tekenen dat ik informeel heb gehoord wat ik heb medegedeeld, maar dat ik niet op de hoogte ben van de argumentatie van het kabinet. Die argumentatie zullen wij morgen lezen in de brief. Mevrouw Halsema loopt daar nu op vooruit.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Het heeft natuurlijk de voorkeur van mijn fractie om het debat volgende week te voeren. Ik steun het verzoek van de heer Rijpstra dus niet. Ik vind wel dat een dergelijk debat niet kan worden gevoerd indien de minister-president er niet bij is. Dat zou geen waardige afsluiting zijn van het debat. De politieke realiteit zal waarschijnlijk uitwijzen dat een meerderheid van de Kamer morgen besluit om het debat na het reces te laten plaatsvinden. Is het mogelijk om af te spreken dat de minister-president de toezegging doet dat het debat meteen na het reces met hem kan worden gevoerd? Anders vindt er straks na het reces een debat plaats, maar is de minister-president daar toch niet bij aanwezig.

De voorzitter:

Excuses dat ik moet lachen, maar ik dacht dat het nu allemaal duidelijk was. De heer Marijnissen slaagt er echter in om het weer geheel open te gooien.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Ik zou terugwillen naar uw voorstel. Ik denk dat de heer Marijnissen een iets te snelle conclusie trekt over hoe de stemverhoudingen in deze Kamer op dit punt liggen. Wij wachten de brief van de minister-president af. Ik neem aan dat u nog voordat de brief wordt verstuurd, aan de minister-president laat weten hoezeer de Kamer prijs stelt op de mogelijkheid om met hem dit debat te voeren voor het zomerreces.

De voorzitter:

Dit staat in het stenogram.

De heer Bos (PvdA):

Wij nemen verder aan dat hij daarmee rekening houdt bij het opstellen van de brief. Vervolgens nemen wij morgenochtend of tussen de middag een beslissing.

De voorzitter:

Akkoord. Morgenochtend hopen wij de brief te krijgen; bij dezen wordt dat via het stenogram nogmaals aan de minister-president gevraagd. Morgen na de lunchpauze is er een regeling van werkzaamheden en merk ik hoe de Kamer reageert op de brief en op het voorstel van de heer Rijpstra dat dan waarschijnlijk nog voorligt.

Ik stel dus nogmaals voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president. Tevens stel ik voor dat wij vervolgens, indien nodig, tot besluitvorming komen via een hoofdelijke stemming, die mevrouw Halsema nu al heeft gevraagd.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Vorige week kwam er een belangwekkend advies uit van de Raad voor de volksgezondheid en zorg over eigen bijdragen in de zorg. Belangwekkend omdat daarin duidelijk werd aangegeven dat eigen bijdragen in de zorg niet leiden tot het afremmen van het onnodige gebruik van zorg. Dit advies is actueel omdat het wetsvoorstel voor de no-claim op dit moment in behandeling is bij de Tweede Kamer. Ik weet dat het ongebruikelijk is om in het behandelingsproces van zo'n wetsvoorstel een apart debat te vragen, maar ik doe dat toch. Dit advies en de feiten die in het rapport worden genoemd, zijn dusdanig dat de grondslag voor het wetsvoorstel onderuit wordt gehaald. Het doel van het wetsvoorstel was juist het afremmen van de zorgvraag. Dit doel van het kabinet wordt, uitgaande van het advies, met het wetsvoorstel niet bereikt. In dat licht wil ik een debat op hoofdlijnen houden over de eigen bijdragen in de zorg.

Mevrouw Schippers (VVD):

De adviezen van de raad ondersteunen naar mijn mening juist het kabinetsbeleid. Ik heb echter bezwaar tegen het houden van een dergelijk debat. Wij hebben die adviezen zelf nog niet binnen en er is nog geen kabinetsstandpunt over. Er is een wetsvoorstel over de no-claim, waarvan ook de SP-fractie zei: laten wij de hoorzitting over het zomerreces tillen en het wetsvoorstel pas daarna behandelen. Nu wil mevrouw Kant opeens wel een spoeddebat houden over de inhoud. Laten wij dan ook maar meteen het wetsvoorstel meenemen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik ondersteun het voorstel van mevrouw Kant. Wij hebben vorige week met een brief al om een standpunt van de minister gevraagd. Misschien kan die brief er snel komen, zodat wij die kunnen meenemen in het debat.

De heer Buijs (CDA):

Het begint zo langzamerhand weer een rituele dans te worden. Er is een advies dat wij nog binnen moeten krijgen. Normaal is dat de regering de tijd krijgt om daarop te reageren. Voordat wij een inhoudelijk en zorgvuldig debat houden, wil ik eerst weten wat het standpunt van de regering is. Wij gaan toch niet zomaar allerlei dingen roepen?

De heer Heemskerk (PvdA):

Tegen de heer Buijs zeg ik dat het advies inmiddels al wel digitaal is binnengekomen; het is in het bezit van de Kamer. Wij ondersteunen het verzoek van de SP-fractie. Ieder debat over de wijze waarop wij eigen bijdragen in de zorg zo effectief mogelijk kunnen vormgeven, gaan wij graag met deze minister aan.

De heer Nawijn (LPF):

Ik steun de heer Buijs; wij moeten eerst het standpunt van de regering krijgen voordat wij er zinnig over kunnen discussiëren.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik wil mij bij deze laatste woorden aansluiten. Ook wij hebben behoefte aan een standpunt van de regering.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het is toch een goed gebruik dat als een gezaghebbend adviesorgaan een advies in de samenleving neerlegt, wij in dit huis een regeringsstandpunt daarover afwachten. Ik sluit mij dus aan bij de woorden van de heer Buijs, die dit volgens mij als eerste inbracht.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit laatste geldt ook voor mij.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Kant voor een korte reactie; daarna zal ik de Kamer een voorstel doen.

Mevrouw Kant (SP):

Ik gaf zelf al aan dat het ongebruikelijk is. De reden dat ik toch deze stap zet, is dat de inhoud van het advies enorme consequenties heeft – in de ogen van mijn fractie en andere fracties – voor het al dan niet voortzetten van het traject voor het wetsvoorstel inzake de no-claim. Daarom vind ik het belangrijk om, sneller dan de normale procedures mogelijk maken, hierover te spreken.

Ook ik wil graag eerst de mening van de regering vernemen. Wat mij betreft, kan dat ook in dat debat. Ook een mogelijkheid is dat de regering haar standpunt verwoordt in een brief voorafgaand aan het debat. Ik ben er echter geen voorstander van dat wij maandenlang moeten wachten op een advies van de regering, waarna er pas gedebatteerd kan worden over de meer principiële vraag over de effecten op de eigen bijdrage. Intussen gaan allerlei processen rondom wetsvoorstellen gewoon door. Dat kan niet.

De voorzitter:

Dat hebt u al gezegd.

Ik doe het volgende voorstel. Ik hecht niet alleen aan correcte procedures, maar het is ook mijn plicht als voorzitter om daarop toe te zien. Indien wij het debat dat mevrouw Kant heeft aangevraagd, gaan voeren, moet dat vanavond gebeuren. Daarmee doorkruisen wij niet alleen de procedure voor een adviesrapport, en wel in dit geval van de Raad voor de volksgezondheid en zorg. Een aantal leden heeft al aangegeven dat wij wachten op een formele reactie van het kabinet daarop. Daarmee doorkruisen wij echter ook onze wetgevingsprocedure.

Ik kan goed tellen en ik heb de heer Heemskerk gehoord. Het gaat hier echter niet alleen om het getal. Dat is ook niet de gedachte achter het nieuwe Reglement van orde. Mijn voorstel is om niet te voldoen aan het verzoek van mevrouw Kant en om eerst te wachten op de reactie van het kabinet op het advies. Dat wordt in de commissie in normale procedure genomen. Kan de Kamer daarmee akkoord gaan?

Mevrouw Kant (SP):

Dat kan ik niet.

Voorzitter. Ik wil graag een ander verzoek doen na deze interventie van u. Ik zou het teleurstellend vinden, als wij in de Kamer zouden blijven wachten op de reactie van het kabinet op het desbetreffende advies. Ik vind dit ook teleurstellend, omdat er spoed geboden is. Wij willen juist ingrijpen in de procedure, omdat er belangwekkende adviezen en nieuwe gegevens zijn. Het is teleurstellend dat dit niet mogelijk is door middel van een debat. Ik respecteer uw mening dat dit niet de gebruikelijke gang van zaken is.

Laten wij dan met spoed de reactie van de regering vragen, opdat de Kamer er nog vóór het zomerreces over kan debatteren.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

U hebt niet het woord. Ik doe het voorstel om te voldoen aan het nadere verzoek van mevrouw Kant om door middel van toezending van het uitgewerkte stenogram van dit deel van de vergadering aan het kabinet te vragen om zo spoedig mogelijk een reactie op het desbetreffende advies te geven. Als die reactie er is, kan er, zoals gebruikelijk, eerst in de commissie en zo nodig in de plenaire vergadering bezien worden op welke wijze daarmee verder gehandeld wordt. Kan de Kamer hiermee akkoord gaan? Ik constateer dat mevrouw Halsema het hier niet mee eens is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Hiermee wordt voorbij gegaan aan de opmerking van mevrouw Tonkens dat zij verleden week namens de fractie van GroenLinks al om een kabinetsstandpunt ter zake heeft gevraagd. Dit is ook een argument voor het voeren van een debat.

De voorzitter:

Dat is reden te meer om met spoed om het standpunt van het kabinet te vragen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven