Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 79, pagina 5111-5150 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 79, pagina 5111-5150 |
Aan de orde is het debat over de werkgelegenheid.
De voorzitter:
Het is afgesproken dat iedereen vijf minuten spreekt. Ik stel u voor dat wij ons daar strak aan houden. Ik zal indien nodig, langs deze weg, de vergadering leiden.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Een half miljoen mensen is werkloos. De jeugdwerkloosheid bedraagt rond de 15%. De werkloosheid stijgt in Nederland het snelst van heel Europa. De economie groeit in Nederland het langzaamst van heel Europa. Dat zijn de feiten. Het lijkt daarbij om getallen te gaan. Het gaat echter om mensen. Werkloos worden is een drama voor iedereen die het overkomt. Het leidt tot onzekerheid, zorgen over de toekomst en bij sommigen tot angst. Het is een drama voor deze mensen en een drama voor de samenleving. Meer mensen aan het werk betekent immers meer groei en meer welvaart. Meer mensen aan het werk betekent ook dat er meer belastinggeld binnenkomt om goed onderwijs, goede zorg en veiligheid met elkaar te betalen. Meer werk is een van de allerbelangrijkste manieren om de moeizame integratie van nieuwe Nederlanders in onze samenleving te versnellen en te verbeteren.
Het probleem van de stijgende werkloosheid kan op allerlei manieren bekeken worden. Wij kunnen een fundamenteel debat voeren over de concurrentiepositie van Nederland en over de vraag hoe Nederland de komende tien, twintig, dertig, vijftig of honderd jaar verandert en waarmee wij dan ons brood verdienen. Dat debat voer ik graag, maar niet in deze vijf minuten. Dat debat kan beter gevoerd worden naar aanleiding van de industriebrief van het kabinet. Wij kunnen een verhaal houden over de Europese afspraken, bedoeld om groei en stabiliteit te bevorderen maar die op dit moment vooral groei en stabiliteit belemmeren. Ook dat zal ik niet doen. Ik kan met allerlei plannen komen die heel veel extra geld kosten. Het kabinet kan vervolgens de oppositie verwijten op de pof te leven en te potverteren. Die lol gun ik het kabinet niet.
Ik wil het hebben over de vraag of dit kabinet de politieke wil heeft om iets extra's te doen om de werkloosheid te bestrijden. Vindt het kabinet hetgeen zich in een half miljoen gezinnen afspeelt belangrijk genoeg om wat heilige huisjes te slechten? Mijn stelling is dat er genoeg geld is om iets extra's aan de oplopende werkloosheid te doen. Men moet het dan wel willen inzetten. Het kabinet wil dat kennelijk niet. Wij hebben vandaag plannen gepresenteerd over hoe het kan. Wij verlagen de arbeidskosten voor werkgevers. Wij geven werknemers een extra belastingbonus. Wij maken de financiële drempels voor werkgevers en werknemers kleiner bij het gebruik van kinderopvang. Wij geven het vmbo de aandacht en het geld dat het verdient en maken ruimte voor extra leerkrachten, zodat de uitval in het belangrijkste onderwijs wordt verlaagd. Wij praten niet alleen over kenniseconomie, maar doen er ook concreet iets aan.
Dat kost allemaal geld. Ook dat is uiteindelijk een kwestie van politieke wil. Houden wij een belastingregel rond bestelauto's in stand met zo'n 25% misbruik of gebruiken wij dat geld op een manier die alle ondernemers ten goede komt? Verlagen wij de kosten van onroerende zaken door daar belasting te verlagen of verlagen wij de kosten van arbeid door het in dienst nemen of houden van werknemers goedkoper te maken? Durven wij de hogere inkomens te vragen om iets in te leveren of worden de financiële problemen voor de zoveelste keer afgewenteld op de gewone man of vrouw? Wij maken die keuzes wezenlijk anders dan het kabinet. Ook van andere partijen, bijvoorbeeld van GroenLinks, zie ik vandaag goede alternatieven voor de voorstellen van dit kabinet.
De heer Blok (VVD):
De heer Bos roept op om een aantal heilige huisjes ter discussie te stellen voor het goede doel van de werkgelegenheid. Ik deel dat doel. Ik voeg er echter graag twee heilige huisjes aan toe. Vandaag heeft de Kamer een debat gevoerd over Schiphol. Het standpunt van de PvdA-fractie was dat het niet te hard moet gaan met Schiphol. Dat kost banen. Eerder heeft uw fractie gereageerd op de nota Ruimte: te veel een economische inslag! Ook daar stonden de banen niet voorop! Bent u ook bereid uw eigen heilige huisjes ter discussie te stellen?
De heer Bos (PvdA):
Zeker, ik ben bereid om overal met u over te praten. U gaf het concrete voorbeeld van de nota Ruimte, maar daar was onze kritiek niet zozeer dat er ruimte werd gemaakt voor economie, maar vooral dat er ruimte werd gemaakt voor de oude economie. Een nota die gaat over de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zou niet alleen ruimte moeten plannen voor zaken waarmee wij vandaag de dag ons geld verdienen, maar zou natuurlijk vooral ook moeten nadenken over zaken waarmee wij over tien, twintig of dertig jaar ons geld zouden kunnen verdienen en dat is helaas niet gebeurd!
De heer Blok (VVD):
U zei net zo terecht dat de werklozen van vandaag niets hebben aan plannen voor over tien, twintig of dertig jaar, maar hoe kan de PvdA-fractie vandaag zeggen "Schiphol, laat maar even", ook als dat banen kost, en twee weken geleden zeggen "ruimte voor economie, laat maar even", ook als dat banen kost en vanavond zeggen dat het zo urgent is? Dat is niet consistent en dat getuigt er toch niet van dat u werkgelegenheid echt prioriteit nummer één geeft!
De heer Bos (PvdA):
Het is absoluut urgent en u kunt elk moment van de dag daarover met mij praten, maar dé grote uitdaging bij Schiphol is nu juist om ervoor te zorgen dat de economische motor die het in heel veel opzichten is, intact blijft zonder dat de belangen die wij ook gezamenlijk hebben, bijvoorbeeld op het gebied van milieu en overlast voor omwonenden, onrecht wordt gedaan! Er zijn oplossingen waarmee aan beide doelstellingen recht kan worden gedaan en zolang die er zijn, is er geen enkele reden om voor het één te kiezen tegenover het andere!
Voorzitter. Dit kabinet slaat zichzelf graag op de borst omdat het zo daadkrachtig is, maar je kunt ook heel daadkrachtig de verkeerde keuzes maken. Dat doet het kabinet en dat kost banen. Dit kabinet laat het voorjaarsoverleg mislukken, terwijl succes binnen handbereik lag. Dat leidt tot looneisen en dat kost banen! Dit kabinet weigert cao's van toepassing te verklaren als de resultaten het niet aanstaan. Dat leidt tot arbeidsonrust en verspilde energie en dat kost banen. Dit kabinet ruimt belastingkortingen voor werkgevers in het midden- en kleinbedrijf op, terwijl daar toch hele bedrijven op draaien. Dat kost banen! Dit kabinet tuigt een kinderopvangregeling op die nog steeds te duur is voor werkgevers en werknemers en dat kost banen! Dit kabinet bezuinigt op het belangrijkste onderwijs dat wij hebben, het vmbo. Dat leidt tot meer uitval en dat kost banen! Dit kabinet bezuinigt met de ene hand, omdat het met de andere hand geld weggeeft en ook dat kost banen!
De heer Dittrich (D66):
Ik hoor u zeggen dat looneisen banen kosten. Ik ben het daarmee eens, maar wil dat zeggen dat u ervoor pleit dat de vakbeweging geen looneisen moet stellen?
De heer Bos (PvdA):
Ik pleit er net als verleden week voor dat het kabinet alsnog een poging doet om het succes van het voorjaarsoverleg dat binnen handbereik lag alsnog te bewerkstelligen, want dat geeft rust op het sociale front en dan zal de vakbeweging ook geen reden hebben om looneisen te stellen.
Mevrouw Verburg (CDA):
Maar wat zegt de fractieleider van de PvdA dan tegen die bonden? Ga uw gang, stel maar hoge looneisen? Of bent u zo verstandig om de bonden te adviseren om lonen te matigen om mensen weer een kans te geven aan het werk te gaan en om andere werknemers een kans te geven om hun baan te behouden?
De heer Bos (PvdA):
De fractievoorzitter van de PvdA zegt precies hetzelfde tegen de bonden als wat alle topstukken van het CDA de afgelopen jaren hebben gezegd, namelijk dat het in dit land de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers is om zelf afspraken te maken over de loonhoogte en dat het niet de verantwoordelijkheid van de overheid is om op dat punt rigoureus in te grijpen!
Mevrouw Verburg (CDA):
Maar wat vindt de fractievoorzitter van de PvdA dan verstandig van die vakbeweging? Daar hebt u toch wel een opvatting over?
De heer Bos (PvdA):
Zeker, het zou verstandig zijn als dit land niet te maken krijgt met looneisen, met een overmatige loonontwikkeling en de beste manier om ervoor te zorgen dat het niet zover komt is alsnog een ultieme poging van het kabinet om het voorjaarsoverleg te doen slagen.
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik begrijp dus goed dat u tegen de bonden zegt: wees verstandig, matig uw lonen, blijf in de buurt van nul?
De heer Bos (PvdA):
Natuurlijk zeg ik tegen de bonden "wees verstandig", maar ik zeg vooral tegen het kabinet "wees verstandig"! Nogmaals, ik citeer uit uw eigen werk als ik erop wijs dat in dit parlement iedereen, inclusief de kopstukken van uw partij, jarenlang heeft gezegd dat het een goede zaak is dat dit een primaire verantwoordelijkheid is van bonden en werkgevers en dat ons op dat punt uiterste terughoudendheid past om in te grijpen.
De heer Marijnissen (SP):
Het lijkt mij goed om duidelijkheid van de heer Bos te krijgen. Ik stel vast dat er sprake is van oorlog tussen het kabinet en de bonden. Zijn oproep is duidelijk "kijk of u er alsnog uit kan komen" maar daar ziet het niet naar uit. Wil dat nu zeggen dat hij de bonden alleen laat staan in hun strijd voor 1,25% loonsverhoging en dat hij ze daarvoor kapittelt?
De heer Bos (PvdA):
Natuurlijk niet. Ik vraag de bonden verstandig te zijn, maar ik heb er best begrip voor dat door de situatie waarin de bonden zijn terechtgekomen, de looneisen anders zullen uitvallen dan wanneer het voorjaarsoverleg wel succesvol was afgerond.
De heer Marijnissen (SP):
Vindt u dan dat het mislukken van het voorjaarsoverleg is te wijten aan de vakbonden of aan de regering?
De heer Bos (PvdA):
In het debat van vorige week had u mij kunnen horen zeggen dat ik dit met name de schuld van het kabinet vind.
De heer Marijnissen (SP):
Ik had dit antwoord nodig voor deze vervolgvraag: aan welke kant staat u als er geen vervolg komt op het voorjaarsoverleg, aan die van de vakbeweging, zoals de SP, of ergens middenin?
De heer Bos (PvdA):
Wij vinden dat het kabinet in principe zeer terughoudend dient te zijn in uitspraken en standpunten over loonsverhogingen; werkgevers en werknemers dienen daarover samen tot overeenstemming te komen. Omdat het kabinet het akkoord, dat mogelijk was, niet tot stand heeft gebracht, begrijp ik best dat dit alles op gang is gekomen.
De heer Marijnissen (SP):
Goed, maar we weten inmiddels allebei dat het kabinet in reactie daarop heeft gezegd dat het de algemeenverbindendverklaring op maar liefst drie punten – ik zal ze niet opsommen – zal nalaten. Ik mag toch hopen dat u dit categorisch afwijst.
De heer Bos (PvdA):
Uiteraard wijs ik dat categorisch af, want ook dat past niet bij de primaire verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor dit type afspraken.
Daadkracht is niet iets om trots op te zijn als je daadkrachtig het ziekenfondspakket uitkleedt of daadkrachtig de situatie in verzorgingshuizen laat verslonzen, daadkrachtig de huren verhoogt of daadkrachtig de huursubsidie verlaagt. Het daadkrachtig aanpakken van de rechten van mensen die het toch al moeilijk hebben, is niet moeilijk. Maar het daadkrachtig aanpakken van de privileges van mensen die het beter hebben, die hier in Den Haag over een lobby beschikken, dát vergt politieke moed. Dat is de daadkracht die ik zo graag van dit kabinet zou zien. Uiteindelijk draait het echt alleen maar om politieke wil. Vorige week hebben wij laten zien dat het niet onvermijdelijk is dat ouderen, gehandicapten en chronisch zieken de prijs betalen voor het economisch herstel van Nederland. Als je maar wilt, kún je de pijn eerlijk verdelen. Vandaag hebben wij en anderen laten zien dat het niet onvermijdelijk is dat Nederland de stijgende werkloosheid maar over zich heen laat komen. U kunt er wat aan doen, als u maar wilt. Ik hoop dat u vanavond die bereidheid toont.
De heer Dittrich (D66):
Voorzitter. Ik heb in het verhaal van de heer Bos gemist hoe hij een groei van het aantal banen in de marktsector wil bereiken, hoe hij de arbeidsproductiviteit wil laten groeien. Daar gaat het om, maar daarover heb ik hem niets horen zeggen. Hij heeft het debat aangevraagd, hij verwijt het kabinet van alles. Vanmorgen heeft hij buiten de Kamer een plan gepresenteerd, maar hier, op het moment dat het ertoe doet, hoor ik hem daar niet over.
De heer Bos (PvdA):
Als u ons plan goed heeft gelezen, dan heeft u gezien dat wij daarin eerder werk van de heer Balkenende aanhalen, waarin hij stelde dat de beste motor voor de bevordering van werkgelegenheid en economische groei, de verlaging van de arbeidskosten is. U hebt kunnen lezen dat wij minister Zalm aanhalen; die zegt ook al jaren dat de economische structuur het best kan worden versterkt en de werkgelegenheid het best kan worden bevorderd door de verlaging van de kosten van arbeid, bijvoorbeeld gefinancierd door de verhoging van de kosten van milieubelastend gedrag. Welnu, precies dát hebben wij gedaan. Volgen we een keer het advies van Balkenende en Zalm, is het weer niet goed!
De heer Blok (VVD):
U zegt zo stellig dat het PvdA-plan de kosten van arbeid verlaagt. Maar waar dan? Er worden slechts kosten verschoven, en wel naar de middeninkomens.
De heer Bos (PvdA):
Hoe komt u daarbij?
De heer Blok (VVD):
Vorige week stelde u een verhoging van het belastingtarief voor.
De heer Bos (PvdA):
Voor welke middeninkomens dan?
De heer Blok (VVD):
U stelt voor om de hoogste belastingschijf op te hogen.
De heer Bos (PvdA):
Zijn dat nu ook al middeninkomens? Nee, maakt u nu even uw stelling waar: welke middeninkomens betalen de prijs voor het PvdA-plan?
De heer Blok (VVD):
De hoogste belastingschijf in Nederland is vanaf 50.000 euro.
De heer Bos (PvdA):
Vanaf 50.000 euro, dat zijn middeninkomens volgens de VVD? De top 5% van belastingbetalers in Nederland, dat zijn volgens de VVD middeninkomens? Meneer Blok, dat kan ik toch niet serieus nemen...
De heer Blok (VVD):
In deze groep inkomens vanaf 50.000 euro zitten mensen die wij hard nodig hebben voor de kenniseconomie.
De heer Bos (PvdA):
Praat daar dan over en kom niet aan met het verhaal dat dit gaat over middeninkomens! U komt op voor de top 5% van verdieners van Nederland. Dat is uw goed recht, maar doe me een lol en praat niet over middeninkomens.
De heer Blok (VVD):
De voorstellen die u doet, komen neer bij de HTS'er, bij de hoofdverpleegkundige, bij de directeur van de school...
De heer Bos (PvdA):
Maak het waar!
De voorzitter:
De heer Blok heeft het woord.
De heer Blok (VVD):
...niet alleen door de verhoging van de belastingen die u vorige week hebt voorgesteld, maar ook door het ter discussie stellen van de OZB en door te zeggen dat het pensioen niet meer aftrekbaar is bij het inkomen dat bij genoemde functies hoort. In feite haalt u de prikkel weg op het investeren in jezelf. Uw stelling dat u de arbeidskosten verlaagt, is niet waar. U verschuift ze, en daar heeft de Nederlandse economie als geheel helemaal niets aan.
De heer Bos (PvdA):
Met het verschuiven van lasten van bijvoorbeeld onroerend goed naar arbeid, verschuif je reëel de kosten van arbeid. Dat is geen heen en weer geschuif binnen de factor arbeid, maar daarmee wordt het in dienst nemen en het in dienst houden van mensen goedkoper, zonder dat je dat ergens anders uit de sfeer van loonkosten financiert. Dat is mijn eerste punt. Mijn tweede punt is dat het pensioenpremievoorstel gaat over inkomens boven de 45.000 euro. Ook die hogere inkomens mogen in onze voorstellen de pensioenpremies nog steeds aftrekken voor de eerste 45.000 euro. Het gaat om het deel daarboven. Daarvan zeggen wij: omdat wij allemaal zo voor eigen verantwoordelijkheid zijn, moeten wij die mensen ook eens een keer aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid. Inkomens vanaf 45.000 euro zijn geen middeninkomens, mijnheer Blok. Mijn derde punt is dat ik denk dat die schooldirecteur van u enorm blij zou zijn met de extra leerkrachten die hij krijgt door ons plan.
De heer Blok (VVD):
Het gaat om uw stelling dat u de arbeidskosten verlaagt. Die stelling is onjuist; u verschuift ze. Juist bij de mensen over wie u het hebt, haalt u de prikkel weg om zich extra in te zetten om bijvoorbeeld meer te gaan werken of om schooldirecteur te worden. Er is op dit moment een tekort aan schooldirecteuren. U haalt de prikkels weg om meer uit de Nederlandse economie te halen. U maakt de Nederlandse economie niet concurrerender, u verschuift alleen maar.
De heer Bos (PvdA):
Ik probeer het nog één keer. Het kabinet pleit voor het afschaffen van belastingkortingen bij werkgevers in het midden- en kleinbedrijf. Dat wordt nu een jaar opgeschoven, maar de geplande afschaffing blijft gewoon staan. Wij pleiten voor het permanent maken van dat type belastingfaciliteiten. Dat is dus het structureel lager maken van arbeidskosten. Dat financieren wij uit bestelauto's en uit de OZB. Die lastenverschuiving werkt dus structureel gunstig voor het structureel goedkoper maken van arbeid. U vraagt zich wederom af of wij het innovatievermogen van Nederland bevorderen. Natuurlijk heeft het innovatievermogen van Nederland te maken heeft met wetenschappelijk onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en hoger onderwijs, maar wij moeten beginnen bij de brede basis van het voorbereidend beroepsonderwijs. Daar gaat 60% van onze leerlingen naar school. Een op de vier jongeren komt zonder diploma van die scholen af. Dat leidt tot enorme maatschappelijke kosten, wat slecht is voor onze groei en ons innovatievermogen. Daaraan willen wij wat doen.
De heer Blok (VVD):
Daaruit blijkt nog steeds alleen maar dat u verschuift en niet dat u verlaagt.
De voorzitter:
Nee, mijnheer Blok, wij hadden afgesproken dat dit uw laatste interruptie was.
De heer Bos (PvdA):
Ik geloof dat het herhalen van een argument het nog niet beter maakt.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik wil graag een verduidelijking van het voorstel van de PvdA om werkenden een bonus te geven van 500 euro. Creëert u daarmee ook extra werk?
De heer Bos (PvdA):
Er wordt in ieder geval een aantal prikkels gecreëerd aan de aanbodzijde. De arbeidskosten worden er uiteindelijk ook lager van. Er zijn allerlei modellen voor om dat door te rekenen. Werknemers weten namelijk dat zij voor hetzelfde brutobedrag aan loonkosten een groter netto voordeel hebben. Zij hoeven dus minder looneisen te stellen om hetzelfde nettobedrag binnen te halen. Omdat zij minder looneisen stellen, worden de arbeidskosten uiteindelijk lager in vergelijking met een model waarin zij die looneisen wel stellen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Onze grote kritiek op het kabinet is dat de problemen niet zozeer aan de aanbodzijde liggen, maar aan de vraagzijde. Bent u dat met ons eens?
De heer Bos (PvdA):
Ik denk dat de problemen aan beide zijden liggen. Geconstateerd moet worden dat er in Nederland op dit moment, met name in het midden- en kleinbedrijf, nog tal van vacatures zijn. De kwaliteit en de betaalbaarheid van kinderopvangvoorzieningen en de armoedeval spelen daarbij nog steeds een rol. Met alles wat er de afgelopen jaren is gebeurd, is er in Nederland nog steeds een te grote groep mensen voor wie het niet of nauwelijks loont om vanuit een uitkeringssituatie werk te aanvaarden. Door die mensen een extra belastingkorting te geven, geef je ze misschien dat laatste zetje in de rug, zodat het ook voor hen lonend wordt om werk te accepteren. In een tijd waarin de werkloosheid zo schrikbarend toeneemt, lijkt mij dat een verantwoorde investering.
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter, het moet er maar eens uit: de groeiende werkeloosheid is een zegen voor dit rechtse kabinet. Daardoor is het namelijk in staat om zijn asociale agenda uit te voeren. Onder het mom van "structurele veranderingen ten behoeve van het groeivermogen van de Nederlandse economie" – aan mooie verhullende woorden is nooit een gebrek – wordt gewoon de VVD-agenda uitgevoerd. De felicitaties gaan uit naar de heer Zalm.
Dit kabinet heeft geen boodschap aan mensen met een minimuminkomen die steeds verder wegzakken; dit hebben wij afgelopen week in de krant kunnen lezen. Dit kabinet heeft ook geen boodschap aan mensen die werkloos worden. Hun WW zal binnenkort worden verslechterd en de bijstand is al verslechterd. Dit kabinet heeft geen boodschap aan arbeiders die in navolging van Brussel 60 uur per week "mogen" gaan werken, terwijl zij hun koopkracht zien dalen. Dit kabinet heeft geen boodschap aan mensen die ziek worden op de werkplek of verminkt raken door ongelukken; zie de opening van NRC Handelsblad van vanavond. Dit kabinet heeft geen boodschap aan ouderen die niet de zorg krijgen die zij verdienen op grond van het vele dat zij voor ons hebben gedaan. Dit kabinet heeft ook geen boodschap aan samenwerken. Daarom verklaart het de oorlog aan de vakbeweging, in de hoop die strijd te winnen en zo de samenleving zijn wil op te leggen.
Wij hebben het over de agenda van de VVD. Zeer weinigen zien nog iets christelijks in dit kabinet, zoals onderzoek uitwijst. Als je zo de opsomming hoort, zal niemand daarvan raar opkijken. De geesten worden rijp gemaakt voor de forse ingrepen die voortborduren op wat Paars ooit is begonnen. De economische toestand in ons land wordt steeds weer dramatischer voorgesteld dan die in werkelijkheid is. Als wij dit kabinet moeten geloven, is de grijze golf die aanstaande is, een soort te verwachten totale ontwrichting van onze samenleving. Ik denk dat dit niet het geval is. Als wij het kabinet moeten geloven, is de concurrentiekracht van ons land gelijk aan de F1'tjes van Ajax versus het eerste van Ajax. Deze voorstelling van zaken heeft het kabinet nodig om een alibi te hebben, zodat de redelijken in dit land alsnog over de streep kunnen worden getrokken bij het doorvoeren van de voorgestelde draconische maatregelen. De werkloosheid loopt op met 14.000 per maand. Dat zal nog wel een poosje zo doorgaan. Volgend jaar trekt de economie weer aan, aanvankelijk zonder veel banengroei, maar daarna zal de banengroei weer stijgen, zo is mijn voorspelling.
In zijn algemeenheid kan een open economie als de onze zich niet wapenen tegen het virus van de wereldwijde recessie; daartegen bestaat geen vaccin. Het betreft hier immers een wezenskenmerk van de kapitalistische economie. Regeringsbeleid heeft hierbij een kleine maar desalniettemin belangrijke rol. Daarom zeg ik hier helder en duidelijk: het is onzinnig om dit kabinet de recessie te verwijten. Zo er al een verwijt moet worden gemaakt, is dat vooral aan de paarse partijen die in de tijden van hoogconjunctuur hebben nagelaten om de publieke sector op orde te brengen, en niets hebben gedaan om de innovatie binnen het bedrijfsleven te stimuleren. Zoals algemeen bekend, doet Nederland het in internationaal perspectief erg slecht bij innovatie. Ondanks alle mooie woorden investeert dit kabinet niets extra in onderwijs. Er zijn geen noemenswaardige initiatieven genomen in het kader van het innovatieplatform. Dit kabinet ziet liever dat wij de strijd op loonkosten aangaan met Polen en desnoods China. Hierbij kijk ik ook naar de CDA-fractie, die vandaag bij de regeling zei: een onverantwoorde loonstijging wordt door het FNV geëist, zij eisen wel 1,25%! Mevrouw Verburg, dat is nog niet eens de inflatie. Een strijd met Polen en China op loonkosten kunnen wij natuurlijk nooit winnen. Wat wij wel kunnen winnen, is de strijd om de innovatie, maar dan zullen de overheid en het bedrijfsleven bereid moeten zijn om te investeren in research en development, of in normaal Nederlands: onderzoek en ontwikkeling. En zij zullen moeten investeren in onderwijs, van basisschool tot vmbo en universiteit. Helaas is er ook op dit punt geen trendbreuk met Paars.
Ik heb de meest recente cijfers over het ondernemersklimaat van de Economist Intelligence Unit er maar weer eens op nageslagen. Dat is een favoriete bron van mij, omdat zij onomstreden is; zij is niet socialistisch en niet liberaal. Ik lees dat ons land het beste van Europa scoort op het gebied van ondernemingsklimaat. Ik zie overigens mijnheer Brinkhorst opkijken; hij moet zijn cijfers kennen. Wij zijn de besten van Europa in de periode 1999-2003 en ook in de periode 2004-2008. Dat heb ik op het songfestival in jaren niet gezien. In de wereld bezetten wij de tweede plek op het gebied van het ondernemingsklimaat. In de periode 1999-2003 stonden wij achter de Verenigde Staten en in de huidige periode staan wij achter Canada. Waarom wil het kabinet ook nog over Canada heen? Wij kunnen best tevreden zijn met het feit dat wij het beste ondernemersklimaat van Europa hebben en op de tweede plek staan in de wereld. Al die verhalen over de dramatische toestand van de Nederlandse economie! Ik blijf bij mijn stelling: de werkloosheid komt het kabinet goed uit om zijn agenda te kunnen doorvoeren.
De heer Dittrich (D66):
Hoe komt het dan dat zoveel bedrijven uit Nederland weg willen om ergens anders hun ontwikkelingsprogramma's op te zetten of zelfs hun hele bedrijf opnieuw op te zetten? Hoe kan dat als het zo goed gaat met het Nederlandse ondernemingsklimaat?
De heer Marijnissen (SP):
Ik denk dat de ondernemingen allemaal weer snel terugkomen. Als de Economist Intelligence Unit schrijft dat Nederland het beste ondernemingsklimaat van Europa heeft, dan is het een domme beslissing van een bedrijf om naar Duitsland of Frankrijk te vertrekken, of er moet een heel specifieke reden zijn. Die landen staan namelijk aanzienlijk lager op de ranglijst. In het bedrijfsleven worden inderdaad ook domme beslissingen genomen.
De voorzitter:
Mijnheer Marijnissen, wilt u afronden?
De heer Marijnissen (SP):
Moet dat echt al? Ik ben net goed en wel begonnen.
De voorzitter:
Ik zie dat u uw betoog met verve houdt, maar de tijd loopt door. Inmiddels bent u op zes minuten aangeland.
De heer Marijnissen (SP):
Maar er zijn ook interrupties gepleegd.
De voorzitter:
Die heb ik erbij betrokken.
De heer Marijnissen (SP):
Ik zal heel snel afronden.
Voorzitter. Afgelopen zondag heb ik de heer Brinkhorst gezien in Buitenhof. Ik vond dat de minister van Economische Zaken zeer tendentieus met de cijfers omging. Ik vond dat demagogisch. Mij rest helaas geen tijd om op alle punten in te gaan. Eén punt wil ik wel noemen. De minister van Economische Zaken stapte namelijk wel heel makkelijk heen over de adviezen van de OESO inzake de hypotheekrenteaftrek. Hij zei namelijk dat hij het met de analyse van de OESO helemaal eens is, maar dat zij niet zijn prioriteit heeft. De OESO heeft echter klip en klaar aangegeven dat de recessie verdiept raakt door de hypotheekrente in Nederland. Helaas kan ik niet verder ingaan op dit punt.
Voor de alternatieven van de SP heb ik evenmin tijd. Voorzitter, vijf minuten is wel erg weinig tijd voor zo'n onderwerp.
De voorzitter:
U heeft het wel zelf afgesproken!
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter. De essentie van het kabinetsbeleid is gericht op een vergroting van de werkloosheid. Mensen worden tot hun 65ste de arbeidsmarkt op gejaagd. Met het prepensioen wordt fiscaal niets meer gedaan, waardoor wij nog meer werklozen krijgen. Jongeren die de school vroegtijdig verlaten, zorgen er eveneens voor dat wij meer arbeidsaanbod hebben. De Melkertbanen worden afgeschaft en daardoor zullen ook de mensen van die banen zich als werklozen melden. Zo wordt werkloosheid georganiseerd.
De premier ontwikkelt zich tot de Margareth Thatcher van de Lage Landen, of misschien moet ik zeggen: de lage streken. Vóór de verkiezingen sprak hij net als ik over de wederopbouw van ons land. Ik heb van het kabinet tot nu toe alleen maar afbraak gezien. Eén ding weet ik zeker: de minister-president doet zaken waartoe zijn kiezers hem niet gemachtigd hebben. Hij zegt een bewonderaar van Abraham Kuyper te zijn, een zeer bekwame man en een groot staatsman – Abraham de Geweldige noemden ze hem – maar Kuyper was ook de man van de beruchte worgwetten, waarmee de vakbonden aan de ketting werden gelegd. De spoorwegstaking was het resultaat. Kuyper kwam na de verkiezingen van 1905 niet meer terug in de Kamer, laat staan als premier.
Mevrouw Verburg (CDA):
De heer Marijnissen geeft terecht aan dat het paarse kabinet heeft nagelaten om de economie te vernieuwen en op een goede manier achter te laten. Hij stelt echter slechts problemen aan de kaak, zonder tijd te hebben voor oplossingen. Het OESO-rapport heeft hij ook gelezen. Vindt hij het niet schokkend dat wij langzamerhand nog maar 50% van onze levenstijd werken in plaats van 60% vroeger? Vindt hij niet dat wij in vergelijking met andere landen erg korte weken maken? Denkt de SP-fractie dat de problemen zich allemaal vanzelf oplossen?
De heer Marijnissen (SP):
De arbeidsproductiviteit in Nederland wordt in Europa slechts overtroffen door Noorwegen en België. Onze arbeidsproductiviteit is gigantisch. Mevrouw Verburg zou moeten weten dat wij, statistisch gezien, relatief weinig uren werken. Dat komt doordat wij zeer veel deeltijdarbeid in dit land hebben. Iedereen weet dat je leugens hebt en statistieken; je kunt er in ieder geval alle kanten mee uit. Als je de deeltijdarbeid bij elkaar optelt en deelt door het aantal mensen dat die arbeid verricht, kom je op een lager aantal uren per werkende persoon uit. Minister Brinkhorst suggereerde in het programma Buitenhof iets heel anders.
Laten wij het aantal vrije dagen eens nemen. Nederland is het land met de minste vrije dagen in Europa. Wij moeten dus echt zuiverder discussiëren over dit onderwerp. Wij moeten de cijfers de cijfers laten en de interpretatie de interpretatie.
Mevrouw Verburg (CDA):
Dan heb ik u alleen nog de volgende vraag te stellen. U bent goed in cijfers, dus u weet net zo goed als ik dat het aantal senioren, dus mensen met een pensioen, in de komende jaren toeneemt. U bent volgens mij niet iemand die ervoor pleit de staatsschuld op te laten lopen, dus moeten wij die pensioenen zien te financieren. Hoe wilt u dat doen?
De heer Marijnissen (SP):
Mevrouw Verburg zegt dat wij in het kader van de vergrijzing onder ogen moeten zien dat mensen langer zullen moeten werken. Ik ben het met haar stelling eens. Sterker nog: ik heb dit tegen de minister-president gezegd tijdens de algemene politieke beschouwingen. Ik heb oog voor dat probleem. De fractie van de SP zal ook een oplossing moeten bieden voor de vergrijzing. Zij werkt daaraan, nee, zij heeft die eigenlijk al klaar. Ik vind het wel ongepast dat het mensen wordt ontnomen om op de leeftijd van 57 jaar met pensioen te gaan terwijl zij op hun 15de zijn begonnen in bijvoorbeeld de bouw en op hun 55ste dus al 40 jaar hebben gewerkt. Ik vind de stelligheid, de rigiditeit en de hardheid waarmee dit kabinet er in één keer wil doorjassen dat wij tot ons 65 jaar doorwerken en solliciteren onmenselijk. Ik ben voor een gesprek over een mogelijke oplossing van dit probleem. Het probleem kan echter nooit anders dan op basis van geleidelijkheid worden opgelost.
Mevrouw Verburg (CDA):
Het kabinet heeft in zijn voorstellen ook overgangsmaatregelen en fasering ingebouwd. U doet net of mensen het door hun opgebouwde prepensioen in een keer kwijtraken. De heer Bos suggereerde dat ook al. Dit is feitelijk onjuist. Mensen krijgen de mogelijkheid om zelf bij te sparen via de levensloopregeling die komt. U moet dus niet doen of mensen nu plotseling tot hun 65ste jaar moeten werken, want dat gaat zeer geleidelijk. Wat mensen bovendien zelf hebben gespaard, blijft van hen.
De heer Marijnissen (SP):
Zoals ik een- en andermaal heb gezegd, vind ik de overgangsregeling slecht. Zij is veel te rigide. Ik vind dat wij veel te snel komen tot het regime van het kabinet. Dit neemt echter niet weg dat ik er oog voor heb dat wij op termijn waarschijnlijk langer moeten werken.
De heer Van As (LPF):
Voorzitter. Laten wij de humor er vanavond in houden. De heer Marijnissen noemt allemaal cijfers. Ik heb minister Brinkhorst al enkele keren op zijn stoel zien draaien. De cijfers die de heer Marijnissen noemt, zijn nog nooit gehoord. Ik vraag mij af waaruit hij dit allemaal afleidt. Is hij niet verkeerd geïnformeerd? Is hij soms in de war met de arbeidsproductiviteit van de huisdrukkerij van de SP? Ik begrijp er helemaal niets van!
De heer Marijnissen (SP):
Het spijt mij dat u uw bronnen niet kent, mijnheer Van As. Ik zal zometeen aan de bode vragen of zij een uitdraai van The Economist onder alle Kamerleden wil verspreiden. Ik heb dat blad bij mij. Daarin staan alle parameters, niet alleen de loonkosten. Het valt in vergelijking met andere landen overigens reuze mee hoe het daarmee is gesteld in Nederland. Wat minister Brinkhorst daarover zei in het programma Buitenhof klopte niet. Het klopte wel, maar hij verkondigde de halve waarheid toen hij zei dat wij in de afgelopen jaren een loonstijging van 12% in vergelijking met Europa hadden gehad. Dat wij in de periode vanaf het jaar 1982 hebben achtergelopen, noemde hij niet. Dat een achterstand uiteindelijk wordt ingehaald, is te danken aan loonmatigingen. Die wil het kabinet doorvoeren. Ik geef u zometeen de stukken, zodat u ze kunt bestuderen. Dan ontstaat een level playing field.
De heer Van As (LPF):
Absoluut. Ik zie ze met belangstelling tegemoet.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Ik begin met een opmerking vooraf. Gisteren nam collega Van Aartsen in een lezing buiten de Kamer afscheid van het poldermodel. Ik moet zeggen dat het mij buitengewoon teleurstelt dat de heer Van Aartsen zijn provocerende uitspraak van gisteren vandaag niet in het parlement herhaalt. Je zou bijna gaan denken dat zijn ervaringen van de afgelopen weken hem met angst hebben vervuld en dat hij vreest dat ook deze uitspraak niet parlementproof is.
Wij hebben twee hoofdbezwaren tegen het werkgelegenheidsbeleid van dit kabinet. Ons eerste bezwaar is dat er helemaal geen werkgelegenheidsbeleid is. Ondanks herhaalde verzoeken onzerzijds kan dit kabinet namelijk niet duidelijk maken of en hoe het banen wil scheppen. De werkloosheid stijgt dramatisch. Elke maand komen er 12.000 mensen bij, oplopend tot 550.000 in 2005. Volgens het CPB vertoont de arbeidsmarkt een uitgesproken somber beeld. De werkgelegenheid in de marktsector vertoont een nog grotere daling dan vorig jaar, namelijk met 2,5%, meer dan honderdduizend arbeidsjaren. Volgens het CPB nam in de naoorlogse periode alleen in 1982 het aantal arbeidsjaren in de marktsector sterker af dan nu.
Volgens de regering moet het aanbod van arbeid worden vergroot. Daartoe worden de inkomens en de inkomenszekerheid van mensen in de WAO, die De Geus wil afschaffen, de bijstand en, als wij minister Brinkhorst mogen geloven, de WW verminderd. Graag verkrijg ik overigens over de uitspraken van minister Brinkhorst over de WW duidelijkheid van de premier. Als wij alle mensen in deze uitkeringen bij elkaar tellen, staan er inmiddels anderhalf miljoen mensen aan de kant. Het kabinet lijkt te denken dat die mensen als je hun financiële omstandigheden maar voldoende verslechtert wel willen werken.
Vluchten kan niet meer, zegt minister Brinkhorst. Dat klopt, zeg ik mijn naamgenoot Frans Halsema na. Ik zou namelijk niet weten waar naartoe. Het grote probleem op de arbeidsmarkt zit namelijk niet in het aanbod maar in de vraag. Er zijn gewoon te weinig banen. Er komen geen banen bij. Sterker, het kabinet staat toe dat het aantal banen snel en dramatisch vermindert.
Ons tweede hoofdbezwaar is dat het niet alleen lijkt te ontbreken aan de wil om banen te scheppen voor al die duizenden mensen die nu gedwongen thuis zitten of die op de tocht staan. Het lijkt ook te ontbreken aan inlevingsvermogen in het lot van al die mensen, hun gebrek aan perspectief, de angst om niet meer aan de slag te komen, thuis achter de geraniums te moeten zitten en te verlangen naar een baan die er niet is. Werkgelegenheid is van groot belang, schrijft de minister-president, voor de versterking van het economisch groeivermogen. Dat is volstrekt waar en daarom moet je banen scheppen. Maar werk is ook van groot belang voor het levensgeluk van mensen, voor hun zelfrespect en voor hun zelfwaardering. Arbeid adelt, wist de vrouwenvereniging Tesselschade al aan het begin van deze eeuw. Dat geldt nu evenzeer, voor al die jongeren, vrouwen en allochtonen wier arbeidsperspectief ronduit slecht is. Een verwijzing naar komende generaties, komende vergrijzing en komende begrotingstekorten volstaat geenszins als mensen nu geen perspectief hebben.
Ik vraag de premier dan ook dringend om in zijn termijn de betekenis van werk voor mensen nu naar waarde te schatten. Een land dat een verloren generatie bezit, zal nooit economisch werkelijk sterk zijn. Ik denk eerlijk gezegd dat de minister-president heel goed aan te spreken is op het lot van de huidige, in omvang snel groeiende groep mensen zonder werk. De brief stelt teleur, omdat al die mensen er niet in voorkomen. Ik zou hem dan ook willen vragen om dat in zijn eerste termijn te repareren. Hun economische potentie zal de minister-president niet onbenut willen laten. Hun welzijn, hun inkomenszekerheid zal ook de premier aan zijn hart gaan.
Begin jaren tachtig was het grote drama van de snel stijgende werkloosheid voor premier Lubbers aanleiding om te zeggen: bij een miljoen werklozen ben ik weg. Mijn vraag aan de premier is of er voor hem ook een grens is. Kan er een moment komen dat deze premier zegt: dit wil ik niet voor mijn rekening nemen, omdat te veel mensen tegen hun zin in de bijstand terechtkomen, in de WAO of in de WW, als die nog bestaat? Ik mis, met andere woorden, urgentie en ik vraag de premier indringend om die in dit debat te tonen.
Voorzitter. Ik zou het niet graag zover zien komen dat de werkloosheid verder en verder stijgt. Vanzelfsprekend zou ik het ook niet graag zover willen zien komen dat de premier dan zijn boeltje moet pakken. Ik doe hem dan ook een handreiking. Onze afgelopen tegenbegroting stond in het teken van 100.000 extra banen. Met CPB-keurmerk staat dit plan nog als een huis. Aangezien de premier het uit zijn hoofd kent, zal ik het hier niet herhalen. Wel wil ik een aanvullend voorstel doen, voor de Balkenende-bonus, die leidt tot echte Balkenende-banen. Ik zie minister Zalm kijken. Wij weten ook dat het afgelopen jaar voor de premier niet in alle opzichten even gemakkelijk was. Daarom dit opstekertje; wij gunnen hem dat graag.
Het voorstel is van een charmante eenvoud, maar dat had u natuurlijk van mij verwacht. Het combineert een aantal, ook voor dit kabinet, belangrijke voorwaarden. Wij scheppen daarmee in belangrijke mate ook in de marktsector werk. Het gaat om echt werk en wij komen ermee tegemoet aan de kritiek van met name het CDA dat de Melkertbanen kunstbanen vindt. Daar zou je overigens wel een relativerende opmerking bij kunnen maken. Anders dan bij de SPAK gaat het bij ons plan om een tijdelijke impuls voor werkgevers. Vanzelfsprekend zorgen wij voor financiële dekking. Wat stellen wij voor?
Een werkgever die iemand die een half jaar of langer werkloos is voor vier jaar in dienst neemt, krijgt twee jaar lang een korting van 2000 euro per jaar op de belasting en de premies voor deze werknemer. Dat is aantrekkelijk voor werkgevers in de marktsector. Het is ook aantrekkelijk voor bijvoorbeeld gemeenten. Zij kunnen fors besparen op de uitkeringslasten en tegelijkertijd investeren in de aanstelling van bijvoorbeeld conducteurs, toezichthouders en onderwijsassistenten. Het voorstel is niet in de laatste plaats aantrekkelijk voor werkzoekenden. Zij kunnen tegen een gewoon loon regulier werk verrichten, werkervaring opdoen en zich in vier jaar met aanzienlijk meer kansen oriënteren op een verdere loopbaan.
Bij het creëren van 100.000 banen – dat stellen wij voor – bedragen de kosten van uitvoering van ons plan jaarlijks 200 mln. Wij willen die kosten betalen met het geld voor de reïntegratieprogramma's waaraan nu jaarlijks ongeveer 500 mln wordt uitgegeven. Wij snoeien niet in de reïntegratie, maar laten de reïntegratie werken. Wat ons betreft komt 100 mln ten lasten van het UWV en de andere 100 mln ten laste van de gemeente. Tot slot vraag ik om een reactie van de premier.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Op basis van de meest recente cijfers is de verwachting dat Nederland dit jaar rond de half miljoen werklozen kent. Een half miljoen! Dat betekent dat er sinds de start van het kabinet-Balkenende I per jaar meer dan 100.000 werklozen zijn bijgekomen. De belangrijkste oorzaak daarvan is de tegenvallende economische conjunctuur die zich voor een groot deel – ik erken dat – aan de invloed van het regeringsbeleid onttrekt. U zult mij dan ook niet snel horen zeggen dat het allemaal aan dit kabinet te wijten is dat de werkloosheid zo snel oploopt. Echter, er is in dit debat wel reden voor kritiek. Ik vind de brief van de minister-president erg summier. Die bevat hoofdzakelijk een opsomming van en een verwijzing naar bekend beleid. Dat is begrijpelijk, maar ik mis met anderen daarin het gevoel voor urgentie. Er is een uitstralingsprobleem. Na alles wat er de afgelopen weken is gebeurd, zou dit kabinet dat serieuzer moeten nemen. Ik noem het mislukken van het overleg met de sociale partners, geen loonmatiging – zie de brief die wij vandaag kregen en waarin de gevolgen hiervan staan – en opnieuw een pakket van 2,9 mld aan bezuinigingen.
In de brief vind ik een voortdurende verwijzing naar het herstel van het groeivermogen en de betaalbaarheid van de sociale voorzieningen op lange termijn. In het licht van de snel oplopende werkloosheid waarmee wij vandaag te kampen hebben komt dit bij mij vervreemdend over. Ik zeg erbij: je hoeft het niet oneens te zijn met de langetermijnvisie van het kabinet op het punt van solidariteit en draagvlak om tegelijkertijd kritiek te hebben op het gebrek aan aandacht voor de negatieve effecten van de maatregelen nu, vandaag. Ook dat is solidariteit.
Bij de algemene beschouwingen merkte ik al op dat het kabinet onder de titel bevordering arbeidsparticipatie een bezuiniging noteert van 3 mld euro. De strategie van het kabinet om de economie weer op gang te brengen en banen te creëren bestaat vooral uit het invoeren van negatieve prikkels. Zie pagina 2 van de brief. Daar wordt geen enkele positieve prikkel genoemd. Het gaat om het beperken van de WAO en de WW en het afschaffen van de VUT en het prepensioen. Het klinkt mooi: je kort op de sociale zekerheid om die onaantrekkelijk te maken en je bestrijdt tegelijk de werkloosheid door werk aantrekkelijker te maken. Vanwege de eenzijdigheid is dit echter te mooi om waar te zijn. Want wat heeft een werkloze eraan dat hij erop vooruitgaat met het aanvaarden van werk – ik noem: de verkleining van de armoedeval – als er geen banen zijn om die vooruitgang te verwezenlijken? Wat moet een oudere werknemer met de boodschap dat hij niet meer vervroegd mag uittreden als er geen werkgever bereid is om hem tot zijn 65ste aan de slag te houden?
Ik wijs er ook op dat in verband met de voorgenomen herkeuring van WAO'ers in oktober een stuwmeer van zeker 110.000 werkzoekenden is te verwachten. Deze mensen zullen als gevolg van de kabinetsplannen immers worden geconfronteerd worden met een verlaging c.q. het vervallen van hun uitkering. Welk perspectief biedt het kabinet hun, als er dan nog geen banen zijn?
Het kabinet mag dus niet volstaan met negatieve prikkels. De fractie van de ChristenUnie dringt aan op meer positieve prikkels en op het scheppen van banen. Ik verwijs naar de tabel op pagina 9 van de arbeidsmarktvisie, waaruit blijkt dat ouderen, vrouwen, etnische minderheden, laagopgeleiden en arbeidsgehandicapten juist het ontbreken van voldoende financiële prikkels ervaren als de belemmering om weer aan het werk te gaan. Eerder hebben wij bijvoorbeeld gepleit voor herinvoering van de specifieke afdrachtsvermindering voor oudere werknemers, de SPOK, die het voor werkgevers financieel aantrekkelijk maakt om oudere werknemers in dienst te houden of aan te nemen. Ook zal op termijn een demotiebeleid moeten worden overwogen, waarmee een einde komt aan de vanzelfsprekendheid om steeds meer te verdienen naarmate de pensioenleeftijd nadert. Ik wijs erop dat de tendens in de richting van middelloonpensioenen de nadelen van die route alleen maar doet verminderen en overzienbaar maakt. Zoals wij vorige week duidelijk hebben gemaakt, blijft wat ons betreft ook de SPAK in stand, die het voor werkgevers aantrekkelijk maakt om laagopgeleide werknemers in dienst te houden. Overigens heb ik met belangstelling geluisterd naar de voorstellen die door de PvdA en GroenLinks zijn gedaan. Wij zullen er met de nodige sympathie naar kijken.
Het kabinet zegt de armoedeval te willen verminderen. Ik wijs er evenwel op dat de armoedeval ook met de huidige maatregelen onverkort in stand blijft. Ik verwijs naar hetgeen wij daarover hebben gezegd bij de behandeling van het Belastingplan 2004. Toen bleek dat een gezin met een kostwinner op het minimuminkomen er nog altijd 461 euro in besteedbaar inkomen op achteruitgaat, wanneer een der partners vanuit een uitkeringssituatie aan het werk gaat. Het beeld voor een alleenstaande ouder met kinderen is helemaal dramatisch, want die gaat er 941 euro op achteruit. Het is de vierde of vijfde keer dat ik deze cijfers hier noem, maar ze zijn nog steeds niet veranderd. Omdat er geen nieuwe maatregelen worden voorgesteld, is er geen grond voor enige hoop dat dit zal veranderen. Werken loont dus nog steeds niet voor verdieners rond het minimuminkomen. Om de armoedeval verder te verminderen, zou de arbeidskorting meer inkomensafhankelijk moeten worden vormgegeven en ook meer ten goede moeten komen aan mensen met een baan van bescheiden omvang.
De ChristenUnie is zich er indringend van bewust wat werkloosheid met mensen doet. Je gaat er niet alleen financieel, maar ook sociaal en persoonlijk op achteruit. Een betaalde baan bezorgt iemand niet alleen een inkomen, maar ook een netwerk en een gevoel van eigenwaarde. Wij zijn dan ook bezorgd over de grote groep huishoudens in ons land, 900.000 volgens de CBS-cijfers die de regering zelf ons bij het belastingplan heeft aangereikt, waar helemaal geen inkomen uit werk binnenkomt. Al meermalen heb ik erop gewezen dat het ongerijmd is om bijvoorbeeld de combinatiekorting fors te verhogen en zelfs uit te breiden met de aanvullende combinatiekorting zolang er nog zo'n groot reservoir van werklozen is in huishoudens die in het geheel geen inkomen uit werk genieten. Het lijkt erop dat het kabinet meer geïnteresseerd is in arbeidsparticipatie als bron van belastingopbrengsten dan in het belang van een baan voor de mensen die het aangaat. Ik vraag het de minister-president op de man af. Is hij het met mij eens dat het verkrijgen van een eerste baan in een huishouden topprioriteit zou moeten zijn in plaats van het verkrijgen van een tweede baan in datzelfde huishouden? Ik pleit met bijvoorbeeld Hans de Boer, die er in zijn hoedanigheid als voorzitter van de taskforce jeugdwerkloosheid weer op wees, voor meer specifiek gericht beleid. Ik verwijs ook hiervoor naar de tabel in de visie op de arbeidsmarkt van het kabinet zelf.
Ik wil hameren op het belang van scholing. Ik vind het opvallend dat voor bijna alle kwetsbare groepen geldt dat onvoldoende opleidingsniveau een belemmering vormt om aan de slag te komen. Dat raakt ook aan de constatering dat er zo'n 100.000 vacatures zijn, met name voor lageropgeleiden, maar dat er onvoldoende vakbekwame mensen op lbo- en mbo-niveau zijn. Nederland kampt al jaren met een gebrek aan vakmensen. Hoe komt het toch dat wij er niet in slagen om daar iets aan te doen? Wat de fractie van de ChristenUnie betreft, moet er meer innovatief worden gekeken naar de onderkant van de arbeidsmarkt. Het kan niet zo blijven dat er nog steeds vacatures openstaan voor lbo'ers en mbo'ers terwijl er honderdduizenden werklozen zijn. De oplossing zal moeten bestaan in goede scholing en een betere aansluiting van het beroepsonderwijs op het bedrijfsleven. Dat vraagt bijvoorbeeld om leer-werktrajecten die niet te veel rompslomp met zich brengen. Ik roep het kabinet op om in de industriebrief die in voorbereiding is hieraan de nodige aandacht te besteden.
Mevrouw Verburg (CDA):
Voorzitter. Ons land is nog lang niet in de conditie om het tempo van herstel van de economie op wereldniveau, naar schatting 3%, bij te houden. Integendeel, zelfs in EU-verband verkeert Nederland in een achterstandspositie. Wij werken niet lang genoeg, de arbeidsproductiviteit is te laag, de arbeidsinkomensquote is te hoog, het stelsel van sociale zekerheid wordt weliswaar sterk activerender, maar de vruchten zijn nog niet te plukken, en de arbeidsmarkt heeft structureel een januskop: te weinig hoogopgeleiden en te veel laagopgeleiden, van wie te veel zonder startkwalificatie. Er is nog steeds krapte in de zorg en het onderwijs. Arbeid trekt weg naar Aziatische en Midden- en Oost-Europese landen.
Er is voorzichtig economisch optimisme, maar het ijs van het herstel is flinterdun. De groei komt vooral van de bescheiden toename van de export, en die basis is te smal om echt nieuwe economische kansen te creëren. Ondernemers zijn afwachtend met investeringen en ook het consumentenvertrouwen is aarzelend. Dat mondt uit in een tekort aan ambitie om die nieuwe kansen te creëren en te pakken. De trein van herstel van de economie komt eraan, maar het is de vraag of ons land er tijdig op kan springen. Met de ingezette hervormingen van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid kunnen wij die trein nog halen. Zoals de OESO verwacht, zal de werkgelegenheid dan medio volgend jaar gaan aantrekken.
Het CDA vindt dat het kabinet zich de noodzaak en de uitdaging hiervan ten volle bewust is. Dat blijkt uit het Hoofdlijnenakkoord, dat de veelzeggende titel heeft: "Meer werk, minder regels, meedoen". Dat is precies wat er moet gebeuren en waar het kabinet voluit mee bezig is. Werk, echte banen, krijgen voorrang op een uitkering door de sociale zekerheid te vernieuwen en veel activerender te maken. Om meer banen te krijgen, is het kabinet vanaf zijn start bezig de loonkosten naar beneden te brengen. Door minder regels wordt ondernemen aantrekkelijker en wordt de internationale concurrentiepositie versterkt. Meedoen gaat niet alleen om het krijgen van kansen, maar juist om het creëren van kansen door werknemers, werkgevers en burgers zelf.
De overheid heeft de taak voorwaarden te scheppen en belemmerende factoren weg te nemen. Dat is urgent en gebeurt volop. Werkzoekenden kunnen minder gemakkelijk een baan weigeren. Werknemers moeten langer actief op de arbeidsmarkt blijven. Daarom wordt geïnvesteerd in preventie en kwaliteit van de arbeid, terwijl werknemers via een levensloopregeling straks zelf sparen en bepalen wanneer zij verlof opnemen. De administratievelastendruk voor het bedrijfsleven wordt voor het eerst echt minder en moet wat ons betreft nog veel verder omlaag. Ook aan het beperken van de loonkosten en het bestrijden van de armoedeval, onder andere door het bundelen van inkomensafhankelijke regelingen, wordt gewerkt.
Tegelijkertijd wordt meer geïnvesteerd in onderwijs en innovatie en wordt de weg gebaand naar een toekomstgerichte economie, gebaseerd op een activerend stelsel van sociale zekerheid. Daar doen wij het voor. Daarvoor maakt het kabinet nu moeilijke keuzes die niet door iedereen met gejuich worden ontvangen, maar die wel ons land straks weer in positie kunnen brengen.
De CDA-fractie steunt die maatregelen met het oog op de langere termijn. Tegelijkertijd hebben wij oog voor de problemen op de korte termijn. Die problemen worden niet opgelost door de teleurstellende voorstellen van de PvdA, die nieuwe subsidiebanen creëert. De problemen worden evenmin opgelost door vakbonden die nu alweer met hoge looneisen dreigen.
De heer Bos (PvdA):
Wat zijn de subsidiebanen die wij creëren?
Mevrouw Verburg (CDA):
U bent weer bezig op grote schaal geld uit te delen. Iedereen die aan het werk gaat, krijgt een bonus van 500 euro.
De heer Bos (PvdA):
Wat is nu die subsidiebaan?
Mevrouw Verburg (CDA):
U bent bezig grotelijks met overheidsgeld ervoor te zorgen dat mensen aan het werk gaan, terwijl u tegen iedereen met een uitkering zou moeten zeggen: doe je uiterste best om aan het werk te komen. Het zou u sieren als u veel meer achter wethouders als wethouder Aboutaleb van Amsterdam gaat staan. Mensen moeten alleen een uitkering in het kader van de WWB krijgen, als zij daar ook iets voor in de plaats stellen. Het is normaal dat mensen aan het werk gaan.
De heer Bos (PvdA):
Hier wordt het ene sprookje aan het andere sprookje vastgeknoopt. Ik sta elke dag achter de door u genoemde wethouder, wat meer is dan u kunt zeggen. Daarnaast zie ik nog steeds niet over welke subsidiebanen u het eigenlijk hebt. Ik heb het gewoon over alle werknemers, in gewone banen, die ze ook nu al hebben en die ze op het punt staan om eventueel kwijt te raken. Wij geven deze mensen eenzelfde belastingkorting als nu. Dat zijn geen subsidiebanen, dat zijn echte banen in de arbeidssector. Dat is geen geld weggeven, mevrouw Verburg, geld weggeven is de OZB voor 1 mld euro verlagen op het moment dat dat geld veel beter kan worden gebruikt om de werkgelegenheid te bevorderen.
Mevrouw Verburg (CDA):
Nee, mijnheer Bos, u bent bezig om via de overheid grootscheeps een aantal banen te creëren en mensen daar aan het werk te helpen. Maar we moeten ervoor zorgen dat de mensen in de markt aan de slag kunnen.
De heer Bos (PvdA):
Maar waar bij de overheid creëren wij dan banen? Het zijn in ons plan allemaal marktbanen, behalve in het onderwijs. Als u daarmee problemen hebt, zeg dat dan eerlijk. Verder hebben wij het over precies hetzelfde geld: uw geld en mijn geld komt uit hetzelfde potje. Maar u kiest ervoor om 1 mld euro weg te geven door een verlaging van de OZB, en ik kies ervoor om dat geld te steken in versterking van de economie. Maakt u dan maar eens duidelijk wie er op dit punt geld weggeeft!
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik zeg het nog één keer: de heer Bos is grotelijks bezig om er via de schatkist voor te zorgen dat mensen weer een bonus krijgen als zij aan het werk gaan. Het is normaal dat mensen aan het werk gaan, en niet langer een beroep doen op een uitkering dan volstrekt noodzakelijk. Het is nog erger als het gaat om uw financiering. Ik heb vandaag begrepen waarom u zo graag onderscheid wilt maken tussen vorige week en deze week. Vorige week, tijdens het debat over het voorjaarsoverleg, vertelde u dat het zo belangrijk is om de collectieve solidariteit te organiseren voor de mensen met prepensioenen. Vandaag doet u een greep uit de spaarpot van de mensen die hun pensioen opbouwen. Want, zegt u, ik heb dat geld nodig voor mensen met een inkomen van meer dan 45.000 euro, om mijn voorstellen te financieren. Ik begrijp dat u dat knipt: vorige week solidariteit en nu zegt u: lever het hier maar in als u een iets beter pensioen hebt opgebouwd.
De heer Bos (PvdA):
Voor iemand die verdedigt dat de IHS wordt verlaagd terwijl de huren worden verhoogd, en dat het ziekenfondspakket wordt uitgekleed terwijl de premies worden verhoogd, vind ik het tamelijk hypocriet om iemand die ervoor pleit om ook de hogere inkomens eens iets te laten inleveren, ervan te beschuldigen dat hij onverantwoord bezig is.
U krijgt nog een antwoord op uw vraag over de loonkosten. Ik citeer uit het verzameld werk "Anders en beter" van Jan Peter Balkenende, uit 2002: "Duidelijk is dat voor de toekomst een beleid nodig is dat optimale arbeidsparticipatie stimuleert. De loonkosten verlagen voor werkgevers, met name in het onderste deel van het gebouw, werk moet lonend worden, niemand die wil werken komt op die manier op straat te staan". Dat doen wij vanavond, mevrouw Verburg. Dat is geen geld weggeven, dat is doen wat Jan Peter Balkenende enkele jaren geleden ook nog verstandig vond.
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik stel vast dat de heer Bos de overheidsuitgaven verhoogt.
De heer Bos (PvdA):
Toont u eens aan waar wij de overheidsuitgaven verhogen! Maak dat nu eens hard! Het klopt gewoon niet. We kunnen hier wel van alles gaan roepen, maar toon dat nu eens aan! Waar worden in de PvdA-plannen de overheidsuitgaven verhoogd? Ik wend uw geld op een andere manier aan, het financieringstekort wordt niet hoger, en de staatsschuld ook niet.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u niet door elkaar spreekt. Dat kan wel met zingen, maar niet met praten!
Mevrouw Verburg (CDA):
De voorstellen van de Partij van de Arbeid zijn niet de onze. Zij betekenen weer een te grote overheidsbemoeienis met van alles en nog wat, en het betekent dat wij bezig zijn om op een verkeerde manier te investeren in de werkgelegenheid.
Per maand komen er 14.000 werklozen bij, en dan moeten wij vaststellen dat gemeenten en het CWI slechts een handjevol werknemers kunnen genereren voor de seizoensarbeid in de land- en tuinbouw. Dat vindt de CDA-fractie beschamend. Wij vragen de staatssecretaris, hoe een herhaling hiervan kan worden voorkomen. Verder verlaten de komende weken 150.000 jongeren de school- en studiebanken. Niet iedereen zal op eigen kracht snel een baan vinden. Toch mag er wat ons betreft geen nieuwe verloren generatie ontstaan die nu in een uitkering belandt en definitief kansloos wordt op de arbeidsmarkt. Cruciaal is het hebben van een startkwalificatie. Jongeren moeten daarvan doordrongen zijn. Alleen zo kan de januskop van de arbeidsmarkt effectief worden bestreden. Het is verder van belang dat jongeren geen uitkering krijgen voor rondhangen of thuiszitten. Het leveren van een prestatie voor een uitkering, zoals in Den Bosch en in andere gemeenten wordt gevraagd, heeft effect. Jongeren zoeken dan harder naar een baan en stromen niet in of stromen sneller uit de uitkering, omdat ze liever een echte baan hebben.
De taskforce jeugdwerkloosheid onder aanvoering van Hans de Boer is ambitieus uit de startblokken gekomen. Tot nu toe zijn 2350 jongeren extra aan een baan geholpen. Dat aantal kan en moet nog veel verder omhoog. Te veel jongeren, 60% van de vmbo'ers, verlaten voortijdig de schoolbanken. De taskforce stelt dat ze met behulp van O&O-fondsen, ESF-gelden en drie maanden stage via een bijstandsuitkering 35.000 jongeren een leer-werkplek kan aanbieden. De metaalsector is al in gesprek met de taskforce. Kan dat een tandje sneller? Ziet de staatssecretaris kans voor 35.000 jongeren een convenant af te sluiten, waarbij O&O-fondsen uit het bedrijfsleven en ESF-gelden op een verantwoorde manier met elkaar worden gecombineerd, zodat jongeren een startkwalificatie kunnen behalen?
De beste bestrijding van werkloosheid is een opbloeiende economie. Daarvoor moeten echter de randvoorwaarden worden geschapen. Het kabinet is daarmee bezig. Werknemers en werkgevers zullen evenzeer een bijdrage moeten leveren. Niet het zoeken naar de verschillen, maar het vinden van oplossingen die verder reiken dan het verlies van perspectief op de korte termijn dient voor alle betrokkenen het kompas te zijn.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het betoog van mevrouw Verburg stelt mij een beetje teleur. Zij neemt wel de moeite het initiatief van de PvdA voor het scheppen van banen af te breken, maar ze gaat niet in op ons voorstel, waarover ik in de pers heb gelezen dat mevrouw Verburg dat de charme van de eenvoud vindt hebben. Dat vinden wijzelf overigens ook. Ik ben daarom benieuwd naar het oordeel van de CDA-fractie over ons voorstel.
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik vind het voorstel inderdaad eenvoudiger dan dat van de PvdA. Wij hebben vorig jaar echter tegen de gemeenten gezegd dat zij de Wet werk en bijstand moeten uitvoeren. Ze moeten de reïntegratiebudgetten ook beheren. Het gaat dan niet aan om nu een deel van het budget van de gemeenten weg te halen, maar dat wil GroenLinks. Die fractie wil 100 mln euro bij de gemeenten weghalen en dat aan de werkgevers geven. Stel echter dat een gemeente bepaalde afspraken met een werkgever kan maken en dat die werkgever het traject voor zijn rekening neemt, terwijl de gemeente daarvoor betaalt. Dat vinden wij prima. Ik vraag me echter af of het voorstel van GroenLinks op dit moment het juiste is.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Als ik het goed begrijp, dan heeft mevrouw Verburg alleen een probleem met de technische vormgeving van het voorstel, namelijk het financiële probleem dat voor gemeenten ontstaat. Wij leggen de gemeenten echter geen nieuwe verplichtingen op. Wij geven ze slechts een extra mogelijkheid. Op het moment dat ze geld willen gebruiken voor het scheppen van banen, moeten ze daartoe in staat worden gesteld. Als het CDA wil dat dit helemaal uit bijvoorbeeld het UWV-budget wordt betaald, dan hebben wij daar geen principieel bezwaar tegen. Het onderliggende principe van het gebruiken van het reïntegratiebudget voor het scheppen van werk – wij maken dat heel concreet via die 100.000 banen – steunt mevrouw Verburg dus.
Mevrouw Verburg (CDA):
Ik begrijp het voorstel als volgt. Stel dat een werkgever iemand een baan aanbiedt en dat de werkgever de opleiding voor zijn rekening neemt. De werkgever komt vervolgens met de gemeente overeen dat daar een bedrag tegenover staat. Wij hebben daar geen probleem mee. Als GroenLinks eerst een reïntegratietraject door het UWV wil laten opstarten om daarna een werkgever nog eens 2000 euro te geven, dan zijn wij het daar niet mee eens.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik raad u aan ons voorstel nog eens te lezen, want u heeft dat niet begrepen. Een reïntegratiecursus voor elke werkloze, voor iedereen die aan de kant staat, kost momenteel 4000 euro. In plaats daarvan is het ook mogelijk om die mensen twee jaar lang 2000 per jaar als rugzakje mee te geven. Dat geld moet vervolgens worden gedoneerd bij een werkgever. Op die manier kan de werkgever iemand in dienst nemen tegen lagere belastingen en lagere premies. De enige voorwaarden die wij eraan verbinden is dat iemand een half jaar werkloos is en dat de werkgever iemand vier jaar in dienst moet nemen wil hij twee jaar korting krijgen op z'n lasten.
Mevrouw Verburg (CDA):
U noemt er nu een tweetal voorwaarden bij. Als u het geld eerst wilt weghalen om het via een ingewikkelde constructie anders in te zetten, dan lijkt ons dat geen verstandig initiatief.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mijnheer de voorzitter. Elke maand worden ruim 10.000 mensen werkloos. Het bestand aan werklozen groeit dus schrikbarend en dat heeft grote gevolgen voor duizenden gezinnen. Het werkloosheidscijfer is intussen het magische getal van een half miljoen gepasseerd. En dat terwijl nog maar een jaar of drie terug ondernemers niet wisten waar ze het personeel vandaan moesten halen. De omslag is dus heel snel gegaan. Tekenen van herstel lijken in zicht maar de groei van de werkgelegenheid volgt altijd in vertraagd tempo zodat we zeker nog een jaar rekening moeten houden met oplopende werkloosheid. Dat herstel moet niet in de knop worden gebroken door al te robuust te reageren op bijvoorbeeld het mislukte voorjaarsoverleg. Liever geen grote woorden, geen grote broeken, we hebben een serieus gezamenlijk probleem.
Mijn fractie is met het kabinet van mening dat vooral gekeken moet worden naar het perspectief van de langere termijn. Het in balans brengen van de eigen verantwoordelijkheid van mensen en het waarborgen van een redelijk inkomensniveau zijn dringend nodig. En dat vraagt om herijking. Dat betekent dus op sommige punten pijnlijke maatregelen. Dat betekent aan de andere kant een goede monitoring van de inkomenspositie van vooral kwetsbare groepen. Op enig moment dit jaar moet dat toch bekeken worden en moeten er zo nodig passende maatregelen worden genomen. Dat is de essentie van de motie die mijn naam draagt en die tegen Kerst hier in de Kamer werd aangenomen. Ik vraag op dat punt wanneer de regering hierover aan de gang gaat en duidelijkheid verschaft.
Terecht stelt de regering in haar brief dat participatie, productiviteit en gematigde loonontwikkeling de pijlers zijn van het beleid. De SGP-fractie maakt zich wat de loonontwikkeling betreft dus grote zorgen over bepaalde tendensen die zich aftekenen, ook gelet op uitspraken vanuit de kringen van de vakbeweging. Mijn fractie zou het zeer onverstandig vinden als hoge looneisen niet alleen worden gesteld maar ook eindresultaat zouden zijn, wellicht zelfs als resultaat van scherpe onderhandelingen, met alle onrust in het land van dien als het gaat om het arbeidsklimaat.
Wat betreft de arbeidsparticipatie heeft de SGP-fractie op 26 juni vorig jaar aangegeven dat wij ons toch eens eerlijk moeten afvragen of de stimulering van arbeidsparticipatie in de huidige economische omstandigheden wel over de gehele breedte zo vol te houden is als waarop wij graag inzetten. Wij willen tegelijkertijd een hoge arbeidsparticipatie van oudere werknemers, van jongeren, van WAO'ers, van gehandicapten, van WW'ers, van allochtonen, van bijstandsgerechtigden en van vrouwen. Dat is dus dringen geblazen op een te klein getal vacatures. Moeten daaraan nu niet eens consequenties worden verbonden? Dan vinden wij het belangrijker dat jongeren, allochtonen en arbeidsgehandicapten aan het werk worden geholpen dan dat de regering volhoudt ouderen te dwingen om te solliciteren onder de huidige omstandigheden van te weinig beschikbare banen en dat er 900 mln euro wordt besteed aan kinderopvang om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen in situaties waarin een dubbel gezinsinkomen wordt gegenereerd. Overigens is er door het te lage "rendement" van betaalde arbeid ten opzichte van een uitkering nog een probleem.
Mijn fractie heeft waardering voor de Visie arbeidsmarkt die op 27 april 2004 is verschenen. Het wegnemen van belemmeringen die voor meerdere groepen gelden, is nuttig. Daardoor is een meer integrale benadering mogelijk.
Zoals gezegd, weegt het oplossen van de jeugdwerkloosheid voor ons heel zwaar. Jongeren mogen niet in de uitkeringsspiraal terechtkomen. Er zijn veel initiatieven, bijvoorbeeld in Amsterdam waar jongeren verplicht worden om bijgeschoold te worden. In Rotterdam is er het project "Leren op de winkelvloer" dat zich op hangjongeren richt. Kan de overheid dergelijke initiatieven financieel ondersteunen, zo dat gewenst is? Kan zij geslaagde projecten over het gehele land doen verwerkelijken?
De heer De Boer, voorzitter van de werkgroep die is ingesteld om de groeiende jeugdwerkloosheid te stoppen, redt het met de huidige middelen niet, zo lees ik vanmorgen in een ochtendblad. Hij staat voor de taak om binnen drie jaar 40.000 werkloze jongeren aan een baan te helpen, maar tot nu toe is hem dat pas in 2377 gevallen gelukt. Zijn conclusie is dan ook: zo halen wij het nooit. Hij voegt er allerlei beschouwingen aan toe, maar mij ontbreekt de spreektijd om daar verder op in te gaan. Ik volsta met het melden van dit serieuze signaal van iemand die met een missie middenin dit weerbarstige werkveld staat. Hij blijkt tegen de nodige moeilijkheden, zo niet onmogelijkheden aan te lopen. Er moet een schepje bovenop. Er is behoefte aan aanvullende impulsen. Er moet vooral aandacht zijn voor het voltooien van de opleiding, werkervaring, stageplaatsen enzovoorts.
Afgelopen vrijdag was mijn fractie op bezoek bij MKB Nederland. Daar hoorden wij van ondernemers dat het kabinet goede plannen heeft voor de verlaging van administratieve lasten, maar dat zij er nog altijd niets van merken. Dat zou binnen de kortste keren anders moeten. Het verlagen van de administratieve lasten voor kleinere ondernemers levert een geweldige besparing op en is dus goed voor de werkgelegenheid. Het MKB is nog altijd een van de grote trekkers als het om banen voor jongeren gaat.
De heer Dittrich (D66):
Voorzitter. De heer Marijnissen begon zijn betoog met een verwijzing naar The Economist als een zeer betrouwbare bron.
De voorzitter:
Het is jammer dat hij nu even afwezig is.
De heer Dittrich (D66):
Inderdaad. Hij heeft dit staatje laten uitdelen zodat wij het allemaal konden lezen. Het valt op dat in de periode 1999-2003 – ten tijde van de puinhopen van Paars 2, Pim Fortuyn en Balkenende-I – Nederland een 10 krijgt voor politieke stabiliteit. Het hoogste cijfer van de hele wereld! Voor het financiële beleid, waar de heer Marijnissen altijd zoveel op heeft aan te merken, krijgt Nederland ook een 10. Wij staan bovenaan. Ik vraag mij dan ook af of The Economist wel het blad is waarnaar verwezen moet worden.
Ik kijk liever naar hetgeen daadwerkelijk gebeurt. Per maand verliezen 14.000 mensen hun baan. De jeugdwerkloosheid loopt op. Steeds meer allochtonen raken hun baan kwijt. Op deze zichtbare effecten moeten wij ons concentreren. Daar komt bij dat steeds meer bedrijven Nederland verlaten. In 2003 is er geen enkel buitenlands bedrijf naar Nederland gekomen. Daaruit kun je concluderen dat het vestigingsklimaat voor bedrijven niet goed is.
Voorzitter. Ik ben blij dat wij dit debat nu voeren. Ik ben het met mevrouw Halsema eens dat het jammer is dat niet alle fractievoorzitters eraan meedoen. Het gaat om de toekomst van Nederland. Wij bespreken vanavond belangrijke kwesties, zoals de vraag hoe wij de economie uit het slop kunnen halen. Wat mijn fractie betreft richten wij ons in dit debat op de groei in de marktsector en de groei van de arbeidsproductiviteit. Ik hoor graag van het kabinet in dit debat hoe het dat vorm wil geven. In elk geval staat voor de fractie van D66 vast dat met name de mensen in de bedrijven de groei teweeg moeten brengen. Daar moet de dynamiek vandaan komen. Zij moeten het geld verdienen en de werkgelegenheid creëren waarop de samenleving kan drijven. Natuurlijk heeft de overheid daarbij een ondersteunende rol te spelen.
De fractie van D66 wil dat dit kabinet zijn kaarten op de kenniseconomie zet. Op termijn bepalen kennis, innovatie en creativiteit hoe hard onze economie kan groeien en hoeveel onze lonen kunnen stijgen zonder dat het ten koste gaat van de werkgelegenheid. Helaas is ons land nog steeds niet klaar voor de kenniseconomie. Er bestaat een wanverhouding tussen de vraag naar kennis en het aanbod van kennis. Er is een tekort aan bepaalde groepen arbeidskrachten, met name technisch geschoolden. Wij maken ons zorgen over het feit dat er zo weinig mensen wiskunde willen studeren. Over een paar jaar zijn er geen docenten meer in Nederland die exacte vakken kunnen geven.
Vorig jaar hebben wij naar Fins voorbeeld een innovatieplatform onder voorzitterschap van de minister-president ingesteld. Dat kennisinnovatieplatform moet als breekijzer dienen om vastgeroeste structuren in Nederland open te breken. In april is in de Kamer een debat gevoerd over innovatie. De Kamer heeft toen een motie van de fractie van D66 aangenomen met daarin de vraag om snel met een planning te komen en een lijst met onderwerpen om de vastgeroeste structuren te doorbreken. In het debat is gezegd dat het kennisinnovatieplatform daarover in april zou praten en dat de Kamer vervolgens een reactie zou krijgen. Hoe komt het dat wij die reactie nog steeds niet hebben ontvangen? Er bestaat hier een "sense of urgency". Het is de hoogste tijd dat het platform de economie stimuleert. Ik wil dan ook dat het platform hiervan werk maakt. Ik wil dat de kenniseconomie tijdens het Nederlands voorzitterschap als speerpunt wordt behandeld.
Wij hebben de volgende voorstellen om meer dynamiek in de economie te brengen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik hoop dat de fractie van D66 met andere oplossingen komt voor de geweldig oplopende werkloosheid. De heer Dittrich lijkt wat minder kritisch over het innovatieplatform dan vice-premier De Graaf. Die heb ik, net als de heer Wijffels, horen zeggen dat het niet door hoeft te gaan als het zo moet. Vindt de heer Dittrich dat ook? Wij hebben er niets meer van gehoord.
De heer Dittrich (D66):
Het is zo jammer dat mevrouw Halsema het debat over innovatie niet heeft bijgewoond. Wij hebben allerlei voorstellen gedaan. Wij hebben moties ingediend, waarbij GroenLinks ons heeft gesteund. Bij de meest vergaande motie vraag ik nu om de stand van zaken. Het is urgent dat in het kennisinnovatieplatform, waar kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid samenkomen om focus en richting aan te brengen, de zaken op een zichtbare manier ter hand worden genomen. Dan kan er een stimulans van uitgaan voor het bedrijfsleven. Dit debat is daar extra geschikt voor.
Ik heb een heel rijtje voorstellen. Ondernemingen moeten de ruimte krijgen om meer te kunnen ondernemen. De bureaucratie moet minder. Juist in een kenniseconomie moet de flexibiliteit bestaan om op nieuwe ontwikkelingen te anticiperen en te reageren. De armoedeval moet aangepakt worden zodat werken echt loont. De sociale zekerheid moet, zeker met het oog op de vergrijzing, drastisch worden hervormd. Het kabinet is hier met WAO, VUT en prepensioenen volgens ons op de goede weg. Er moet leiderschap getoond worden. Moeilijke maatregelen moeten verdedigd worden. Dat is beter dan duiken. Als wij nu niets doen, moeten wij straks meer draconische maatregelen nemen. Er moet aandacht komen voor landen zoals China en India. De heer Wellink van De Nederlandsche Bank heeft daarover het nodige gezegd bij de presentatie van het jaarverslag. Het gaat om een gebied met meer dan 2 miljard inwoners, eenderde van de wereldbevolking. De Chinese economie groeit de laatste twintig jaar met gemiddeld 10% per jaar. Wij leven in een tijd met gigantische veranderingen op economisch, politiek en militair terrein. De wereldorde verandert. Het lijkt alsof wij ons dat te weinig realiseren. Die Chinese ontwikkelingen zijn niet alleen bedreigingen, maar bieden ook enorme kansen, bijvoorbeeld voor onze export, maar het lijkt wel alsof die tot nu toe veel te weinig profiteert van die groeiende markten in met name China en India. Ik hoor dan ook graag van het kabinet hoe het daar in de toekomst op wil gaan reageren.
Voorzitter. Ten slotte pleit ik ervoor dat de flexwet grondig tegen het licht wordt gehouden. Mensen die via een uitzendbureau bij bedrijven werken, bouwen steeds meer rechten op en dat leidt ertoe dat werkgevers op een bepaald moment zeggen dat zij die mensen niet meer willen hebben omdat ze er anders aan vastzitten. Dat werkt dus nadelig voor die mensen uit. Wij zullen ook op dat onderdeel van de arbeidsmarkt naar een grotere flexibiliteit toe moeten. Wij stellen dan ook voor om dat fasesysteem in de flexwet nog eens tegen het licht te houden. Meer flexibiliteit op dat onderdeel van de arbeidsmarkt genereert ook extra banen.
D66 is van mening dat het kabinet de uitgezette lijnen moet vasthouden en niet moet trappen in de val van mooi klinkende maatregelen, maatregelen die de oppositiepartijen buiten en binnen de Kamer naar voren hebben gebracht. Het zijn mooi klinkende maatregelen, maar het zijn geen structurele oplossingen. De bakens moeten nu echt eens worden verzet, want anders mist Nederland de boot!
De heer Van As (LPF):
Deze woorden van de heer Dittrich zijn mij eigenlijk uit het hart gegrepen, maar hoe sterk is D66 nu als het gaat om het nakomen daarvan? Ik denk maar even aan Schiphol. Daar liggen potenties, kansen en mogelijkheden voor groei, ook qua werkgelegenheid. Die sterke kanten van ons land kunnen worden gestimuleerd, maar dan haalt D66 weer zijn stokpaardje van het milieu van stal en worden ontwikkelingen weer tegengewerkt. Hoe kijkt de heer Dittrich daar nu tegenaan?
De heer Dittrich (D66):
U maakt daar ook zo'n handgebaar bij: het milieu! Maar het milieu is niet niks. Mensen moeten in Nederland kunnen blijven wonen en moeten niet steeds uit hun slaap worden gehaald door vliegtuiglawaai. Straks zult u ongetwijfeld met de nota Ruimte aan komen zetten, dus zeg ik nu maar vast dat het natuurlijk niet de bedoeling is dat heel Nederland vol wordt gebouwd. Wij zullen op een slimme manier met de beperkte ruimte moeten omgaan. Milieu staat in ieder geval hoog in ons vaandel!
De heer Van As (LPF):
Maar kom dan eens met concrete punten! Het is wel leuk om hier een hele riedel op te lepelen, maar maak dat nu eens hard!
De heer Dittrich (D66):
Nu breekt mijn klomp. D66 maakt deel van dit kabinet uit. Wij ondersteunen het economische beleid van dit kabinet. Wij vinden dat beleid belangrijk en ik probeer de leden van dit kabinet ook op te porren om zelfs nog meer te doen, bijvoorbeeld op het gebied van de kenniseconomie. U kunt mij dan niet vragen om met concrete maatregelen te komen, want u bent onderdeel van de oppositie. U bent het niet eens met dit kabinet en u moet dan ook met concrete tegenvoorstellen komen die goed zijn doorgerekend en structurele oplossingen bieden.
De heer Van As (LPF):
U maakt zich er wel gemakkelijk vanaf. Als coalitiepartij zult u toch een duidelijke visie hebben? U roept nu wel allerlei dingen, maar hoe hard is dat nu? Ik hoor D66 al jaren roepen over kenniseconomie! U weet wie daar verantwoordelijk voor is. Wat zijn de resultaten die dit kabinet op dat punt heeft behaald, het kabinet waar u mede verantwoordelijk voor bent?
De heer Dittrich (D66):
Ik heb daar net enkele vragen over gesteld en u moet dan maar even luisteren naar de antwoorden. In tweede termijn kunnen wij daar dan eventueel wel op terugkomen. In het debat over de kenniseconomie en de innovatie van eind april hebben wij een hele lijst concrete voorstellen voorgelegd.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik wilde het juist over die concrete voorstellen hebben: sociale zekerheid saneren, verder flexibiliseren, tegengaan van de armoedeval en bestrijding van bureaucratie, precies de doelstellingen die dit kabinet verdedigt. Ik heb van D66 geen concreet voorstel gehoord. Bovendien, hoeveel banen schept u daarmee? Hoeveel banen komen erbij met uw voorstellen?
De heer Dittrich (D66):
Ik vind het werkelijk frappant dat u dit zegt, want u weet dat de fractie van D66 met de fractie van het CDA en de fractie van de VVD een Hoofdlijnenakkoord heeft gesloten. Daar staan onze plannen voor de komende vier jaar in en dit kabinet moet die uitvoeren. En verder zegt u dat u concrete voorstellen mist. Nee, het kabinet hoort nu juist onze voorstellen uit te voeren.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik begrijp dat de fractie van D66 helemaal en volledig samenvalt met het kabinetsbeleid en daarbuiten geen creativiteit meer mag vertonen. Dat is precies wat u zegt. Daarbij constateer ik dat u niet kunt aangeven hoeveel banen u gaat scheppen. We zien de werkloosheid alleen maar dramatisch oplopen sinds dit kabinet regeert. Ik zou daar wel eens een echt antwoord op willen hebben, in plaats van de gemakkelijke jijbak dat de oppositie niet met structurele voorstellen komt. Geeft u maar eens aan wat er niet structureel is aan onze voorstellen, en graag met argumenten in plaats van open deuren.
De heer Dittrich (D66):
Ik zal u een argument geven: we leven in een open en globaliserende economie; we zien dat bedrijven Nederland verlaten omdat het vestigingsklimaat in Nederland niet goed is. Uw voorstellen klinken wel heel sympathiek – reïntegratiebudgetten voor een deel bij de gemeenten weghalen en anders inzetten – maar daarmee versterkt u het vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven helemaal niet. Daarvoor zou u bijvoorbeeld voorstellen moeten doen om de lastendruk te verlagen, zoals wij doen, zodat ondernemers eindelijk weer eens kunnen gaan ondernemen in plaats van met allerlei regels opgescheept zitten.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Hier moet ik toch echt op reageren, want dit is allemaal nogal uit de losse pols. Er blijkt ook nog uit dat u het voorstel niet kent; en mocht u het wel kennen, dan heeft u het helemaal niet begrepen. Wij verlagen juist de lastendruk voor bedrijven, door een korting op hun premies en belastingen voor werknemers. Daarmee maken we het aantrekkelijker voor werkgevers om mensen in dienst te nemen. Komt u nou eens met argumenten daartegen! Volgens mij heeft u die gewoon niet. Wij snoeien namelijk niet in reïntegratiebudgetten, wij zeggen alleen maar: de beste reïntegratie is een baan.
De heer Dittrich (D66):
U hevelt het voor een deel over naar werkgevers, biedt een rugzakje voor vier jaar, maar wat gebeurt er na die vier jaar? Wat is dan uw structuur?
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dan hebben mensen vier jaar werkervaring opgedaan. De maatregel is structureel. In uw voorstel doen mensen nul jaar werkervaring op.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Laat ik de heer Dittrich allereerst complimenteren voor de manier waarop hij stelselmatig werkgelegenheidsgroei in verband brengt met innovatie en wijst op het haperen van het innovatieplatform. Dat is inderdaad belangrijk. Maar ik voel me ook aangesproken als hij zegt dat de oppositie niet met structurele voorstellen komt. De PvdA heeft vandaag in de praktijk gebracht wat D66 zelf al jarenlang, in al die tijd van financiële en politieke stabiliteit waarmee de heer Dittrich zijn verhaal begon, heeft bepleit: het structureel duurder maken van de kosten van kapitaal en milieubelastend gedrag en het structureel goedkoper maken van arbeid. Dat is niet alleen structureel, het is dus precies wat D66 zelf jarenlang heeft bepleit.
De heer Dittrich (D66):
In uw plan zitten inderdaad aardige elementen, bijvoorbeeld kinderopvang. Die dingen vind ik heel sympathiek, ik wacht af wat het kabinet ervan vindt. Maar ik wil dit debat vooral gebruiken voor de middellange en lange termijn. Voor die lange termijn is het echt nodig dat we bakens verzetten en niet alleen maar wat in de marge rommelen.
De heer Marijnissen (SP):
Hoewel ik toch heel nette cijfers van The Economist heb overgelegd, blijft de heer Dittrich maar beweren dat we in Nederland een slecht ondernemersklimaat hebben. Hij zegt dat er bedrijven naar het buitenland gaan. Welnu, ik kom uit een stad met een grote vestiging van Philips. Vijftien jaar geleden besloot Philips deze fabriek van vooral transformators over te planten naar Frankrijk, omdat dat op dat moment goedkoper was. Nu gaan de fabrieken naar Polen. Wat wil de heer Dittrich daartegenover stellen?
De heer Dittrich (D66):
Dat we, bijvoorbeeld in samenwerking met kennisinstellingen, een zodanig klimaat scheppen dat er op een aantal locaties veel wordt geïnvesteerd in onderzoek, zodat het voor een bedrijf als Philips weer rendabel wordt om hier mensen neer te zetten, of uit het buitenland te halen. Dat heeft het innovatieplatform overigens al geregeld: het wordt vanwege het ene loket veel gemakkelijker om kenniswerkers uit het buitenland naar Nederland te halen, juist om te stimuleren dat hier weer goed wordt nagedacht en het beleid dat hier wordt ontwikkeld, daadwerkelijk wordt toegepast. Daar zit het grote probleem: wij hebben best veel kennis in Nederland, maar op de een of andere manier wordt onvoldoende de link gelegd of de slag gemaakt dat bedrijven die kennis toepassen. Ik wil dat daarin verandering komt.
De heer Marijnissen (SP):
Op dit punt zijn wij het volledig met elkaar eens. Sterker nog, ik vind dat wij de afgelopen tien jaar op dit terrein echt te weinig hebben gedaan. Ook onder Paars is er te weinig gebeurd, juist in de tijden van hoogconjunctuur. Ik hoor u in uw betoog toch iets heel anders zeggen. U hebt het over structurele maatregelen, waarvoor de oppositie volgens u wegloopt. Ik meen dan toch te begrijpen dat u het hebt over het verlagen van de lonen en de sociale uitkeringen en over het beperken van de duur van de uitkeringen. Als u zegt dat wij eenvoudige arbeid van Nederland naar Polen of later misschien naar China gaan verplaatsen, gaat u toch niet beweren dat het antwoord van het kabinet en de Kamer op de werkloosheid moet zijn dat wij in Nederland derdewereldsalarissen moeten gaan betalen?
De voorzitter:
De heer Dittrich beantwoordt de vraag en rondt daarna zijn betoog af.
De heer Dittrich (D66):
Als ik zeg dat wij de sociale zekerheid moeten omvormen en vernieuwen, vertaalt u dat zo dat de uitkeringen naar beneden gaan. Nee, ik wil dat mensen juist worden gestimuleerd om weer aan de slag te gaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat de WAO op een heel andere manier moet worden vormgegeven. Daarmee is dit kabinet bezig. Ik heb zojuist gezegd dat mijn fractie vindt dat het kabinet op de goede weg is. Dat geldt ook voor andere regelingen. Wij moeten naar een situatie waarin mensen het weer fantastisch vinden om te werken en waarin het hen ook mogelijk wordt gemaakt om aan de slag te gaan. Zij moeten niet verstrikt blijven in allerlei uitkeringen.
De heer Marijnissen (SP):
U zegt dat de mensen het weer fantastisch moeten gaan vinden om te werken. Ik weet niet wat u in uw leven allemaal hebt gedaan, maar ik heb zo wat gedaan in mijn leven en het was verdomd moeilijk om dat fantastisch te vinden. Dat was gewoon geld verdienen. Voor heel veel mensen is het gewoon geld verdienen. U hebt het over het herstructureren van de uitkeringen. Het spijt mij, maar met D66 in Paars en in het tweede kabinet-Balkenende zijn alle sociale uitkeringen verslechterd. Ik kan er niet een noemen die is verbeterd; ze zijn allemaal verslechterd wat de hoogte en de duur van de uitkeringen betreft.
De heer Dittrich (D66):
Geld verdienen en werken is altijd beter dan in een uitkering verstrikt zitten.
De heer Marijnissen (SP):
Daar sluit ik mij geheel bij aan. Ik hoor u echter zo lyrisch zeggen dat wij het in Nederland weer fantastisch moeten vinden om te werken. Gelukkig is dat voor een groot deel van onze samenleving weggelegd, maar voor heel veel mensen is werken gewoon ploeteren voor heel weinig geld, met grote risico's en als het aan u ligt tot het 65ste levensjaar.
De heer Dittrich (D66):
Wat de D66-fractie betreft, moet het kabinet stimuleren dat mensen uit de uitkeringen komen en weer kunnen gaan werken.
De heer Blok (VVD):
Voorzitter. De invloed van werkloosheid is enorm, zowel op de mensen die het betreft als op de samenleving als geheel. Het is dan ook terecht dat wij het kabinet vanavond de vraag voorleggen of echt het onderste uit de kan wordt gehaald om de werkloosheid te bestrijden. Wie zegt "oplopende werkloosheid" zegt tegelijkertijd "tegenvallende economische groei". Alle statistiekjes van het CPB over de werkloosheid zijn namelijk exacte kopieën van de statistiekjes over de economische groei, maar dan met een vertraging van twee of drie jaar. Wie zegt "tegenvallende economische groei" zegt ook "teruglopende concurrentiepositie". En wie zegt "teruglopende concurrentiepositie" zegt ook "oplopende arbeidskosten".
Wie zeggen dat nu allemaal? Dat wordt gezegd in recente rapporten van DNB en de OESO en in eerdere rapporten van het Centraal planbureau. Wie dat vanavond in ieder geval niet zegt, is de woordvoerder van de PvdA-fractie. Ik heb al eerder in een interruptiedebat gezegd dat de PvdA niets doet aan de totale concurrentiepositie van Nederland of aan de totale arbeidskosten, maar alleen een verschuiving voorstaat. Zo beargumenteert de PvdA ook haar plan: er verandert niets aan de totale omvang van de overheidsuitgaven, dus aan de belastingdruk, maar er wordt verschoven.
De heer Bos (PvdA):
Ik heb een vraagje bij deze inspirerende inleiding van de heer Blok. Begrijp ik dat hij ervoor pleit dat de Nederlandse politiek de aanbevelingen van de OESO volgt om het economisch herstel te bevorderen?
De heer Blok (VVD):
Het is eerder andersom. De OESO prijst het kabinet voor de ingezette weg, maar geeft een aantal punten aan waarop het kabinet nog wat verder zou kunnen gaan. Ik zal daar straks ook op aanhaken.
De heer Bos (PvdA):
Zoals het aanpakken van de hypotheekmarkt en de hypotheekrenteaftrek.
De heer Blok (VVD):
Die opmerking moest komen!
De heer Bos (PvdA):
Ik neem aan dat de VVD-fractie dat punt dan ook tot zich neemt.
De heer Blok (VVD):
Ik waardeer het zeer dat de PvdA-fractie de OESO aanhaalt, juist omdat deze organisatie het kabinetsbeleid zozeer prijst.
De heer Bos (PvdA):
Het gaat erom dat wij niet selectief shoppen. Als de heer Blok de OESO serieus neemt, moet hij alles serieus nemen en niet selectief de dingen shoppen die hem goed uitkomen, en de dingen die hem niet uitkomen, laten liggen.
De heer Blok (VVD):
Ik ben het ermee eens dat wij de OESO serieus moeten nemen. Die OESO zegt over de arbeidsmarkt – daar gaat het vanavond over – dat de belastingdruk veel te hoog is en dat dit zeer ontmoedigend werkt. Dit heb ik de heer Bos ook voorgehouden in het licht van zijn plannen. Een van de methodes om dit aan te pakken zou volgens de OESO het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek kunnen zijn. Ik heb de heer Bos nog nooit op die manier over de hypotheekrente horen praten! Als hij daarover praat, gaat het om het herverdelen van geld, net zoals bij zijn voorstellen van vanavond. Hij kan de OESO dus op geen enkele manier naar zich toetrekken.
De heer Bos (PvdA):
Maken wij dan nu de afspraak dat als de PvdA voorstelt om het systeem van de hypotheekrenteaftrek zodanig te hervormen dat de baten die daaruit voortvloeien ten goede komen aan het verlagen van de arbeidskosten, de VVD ons daarin steunt?
De heer Blok (VVD):
Nu heeft de heer Bos vanavond een debat aangevraagd over de werkgelegenheid...
De heer Bos (PvdA):
Loop er maar weer van weg!
De heer Blok (VVD):
...het meest dringende probleem, maar hij kan het niet laten om weer over de hypotheekrente te beginnen. Nogmaals, hij heeft het op deze manier nog nooit aan de orde gesteld. Hij wil vooral herverdelen, zoals hij ook vanavond weer duidelijk maakt met zijn voorstellen, maar de concurrentiepositie van Nederland is daarmee niet gebaat. Met zijn lastenverschuiving verhindert hij dat mensen in zichzelf investeren. Als zij zichzelf bijscholen of meer gaan werken, wil hij ze zwaarder belasten. Dat is erg stimulerend voor de kenniseconomie! Je zult jezelf maar in de avonduren opwerken van een mbo- naar een hbo-diploma en vervolgens een PvdA-belastingverhoging om je oren krijgen. Daarvan wordt Nederland niet concurrerender, en stilstand is achteruitgang. Als de PvdA al zorgt voor extra groei en extra banen, dan is dat in China.
DNB en OESO zeggen in feite: het kabinet is op de goede koers maar het is nog onvoldoende. Ook de VVD-fractie vindt dat het kabinet op de goede koers ligt maar meer zou kunnen doen; meer voor het concurrerender maken van arbeidskosten, en meer voor het vergroten van de productiviteit. Ik wil in dat licht vijf concrete voorstellen voorleggen, waarop ik graag een reactie krijg.
Allereerst de startschalen van de cao's, die gemiddeld 5% boven het minimumloon liggen, met uitschieters van bijvoorbeeld 12% in de landbouw, een sector die toch veel last heeft van de internationale concurrentie. Bij de minimumjeugdlonen zien wij eigenlijk nog schrijnender patronen. Voor 19-jarigen ligt het gemiddelde minimumjeugdloon in cao's 22% boven het wettelijk minimum. Het kabinet heeft al gezegd dat wanneer cao's maatregelen bevatten die niet bevorderlijk zijn voor de toename van de werkgelegenheid in Nederland, deze niet meer algemeen verbindend zullen worden verklaard. Mijn oproep aan het kabinet is: laat dit ook gelden voor cao's die niet de minimumschalen bevatten. Dit geldt zeker voor de schalen voor het minimumjeugdloon.
De heer Marijnissen (SP):
Ik denk nog even na over mijn toon; laat ik het maar gewoon rustig doen. Ik hoor de heer Blok zeggen dat de laagste loonschalen in de cao's 5% boven het wettelijk minimumloon liggen: het kabinet zou daar iets aan moeten doen door cao's niet algemeen verbindend te verklaren. Dit heb ik toch goed verstaan?
De heer Blok (VVD):
Ja, dit volgde na een heel betoog over het teruglopen van de werkgelegenheid in Nederland omdat de arbeidskosten niet concurrerend zijn.
De heer Marijnissen (SP):
Dat heb ik gehoord, maar op dat potje past dus dit dekseltje. De heer Blok vindt eigenlijk dat in de cao's afspraken moeten worden gemaakt op minimumloonniveau, en als de vakbeweging daarmee niet akkoord gaat, moet het kabinet het algemeen verbindend verklaren heroverwegen. Dat is toch wat hij zegt?
De heer Blok (VVD):
Ja.
De heer Marijnissen (SP):
Ik zoek naar de heer Dittrich: dit is wat ik bedoel, dit is wat ik aan hem vroeg. De heer Blok is zo eerlijk om het hier zo te zeggen. Je kunt op je knopen natellen dat hij uiteindelijk met een voorstel zal komen om ook nog iets aan het wettelijk minimumloon te doen. Enig historisch besef in deze Kamer is nooit weg. Toen in 1994 Paars aantrad, voerden wij hier al een discussie met de premier over het algemeen verbindend verklaren en over de lage loonschalen; de heer Zalm weet dat nog wel. Die lage loonschalen zijn er gekomen; in de cao's zijn lonen vlak boven het minimumloon afgesproken: 5%-plus. Het is de VVD nog niet genoeg!
De heer Blok (VVD):
Ik constateer in ieder geval dat de heer Marijnissen weliswaar kritiek heeft op mijn voorstellen, maar dat ik van hem in debat geen voorstellen heb gehoord. Indien wij de werkloosheid daadwerkelijk een urgent probleem vinden, moeten wij debatteren over concrete voorstellen.
De voorzitter:
Mevrouw Halsema, wellicht is het verstandig als de heer Blok eerst zijn voorstellen afmaakt voordat de Kamer daarop reageert.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Eerlijk gezegd niet, hoewel ik natuurlijk brand van nieuwsgierigheid. Ik heb echter nog een opmerking over het voorstel inzake de cao's. Volgens mij is de heer Blok namelijk volledig verkeerd geïnformeerd. Ik wijs op gegevens van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, daterend uit 2000, waaruit blijkt dat in cao's helemaal geen belemmering wordt opgeworpen voor betaling op het niveau van het minimumloon. Ik snap daarom niet waarover de heer Blok het heeft.
De heer Blok (VVD):
De gegevens komen van hetzelfde ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en wel uit het rapport van de Arbeidsinspectie over de cao's uit 2003. Ik wil ze eveneens laten verspreiden, maar ze vormen openbare informatie.
Voorzitter. Op dit moment krijgen mensen in de bijstand 70% van het minimumloon. Veel mensen blijven daarin gevangen, omdat zij niet in staat zijn om voor een werkgever 100% van het minimumloon te verdienen, bijvoorbeeld bij gebrek aan werkervaring. Daarom stellen wij voor om een overgangsschaal te creëren. Mensen die vanuit de bijstand aan het werk gaan, krijgen dan eerst een jaar lang 80% en daarna een jaar lang 90% van het minimumloon. Collega Weekers heeft dat voorstel al eerder gedaan. Hij deed dat helaas met vooruitziende blik. Was het maar opgepakt, dan hadden wij daarmee al een stukje beter kunnen concurreren op de lonen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter...
De voorzitter:
Ik begrijp dat u de discussie met elkaar wilt voeren. Als u echter over elk voorstel van de heer Blok een aparte discussie voert, dan wordt de termijn om met het kabinet te discussiëren aanmerkelijk bekort. De heer Blok doet daarom zijn voorstellen, waarna erop kan worden gereageerd.
De heer Blok (VVD):
Voorzitter. Het minimumloon wordt wettelijk bepaald. In sommige sectoren geldt het voor een 36-urige werkweek en in andere voor een 40-urige. Waarom zorgt het kabinet er niet voor dat het standaard voor een 40-urige werkweek wordt? Voor de sectoren waarin 36 uur wordt gehanteerd, levert dat een loonkostenvoordeel van 10% op. Bovendien wordt ermee het signaal aan de samenleving afgegeven dat 40 uur werken de norm is. Ik heb dat al vaak uit de mond van het kabinet gehoord.
Een ander punt betreft de problemen die het MKB heeft en die startende, vaak innovatieve ondernemingen hebben met het aannemen van personeel. Het laatste is een groot risico, omdat ontslag moeilijk is. Juist wanneer je hart hebt voor de werkgelegenheid en je mensen aan de slag wilt helpen, bied je het MKB en starters de mogelijkheid om ook weer op een redelijke manier afscheid te nemen als het slecht gaat met het bedrijf. Het volgende concrete voorstel is daarom een versimpeling van het ontslagrecht.
Iedereen die vanavond heeft gezegd dat concurrentie niet alleen in de vorm van loonconcurrentie moet plaatsvinden, heeft gelijk. Zij moet ook komen van een hogere productiviteit en slimmer concurreren. Daarbij kijk ik nadrukkelijk naar de minister-president. Hij is voorzitter van het innovatieplatform. Het probleem is dringend; er moeten snel voorstellen komen van het platform. Tot nu toe heeft het initiatief gelegen bij de Tweede Kamer. Ik denk bijvoorbeeld aan de concrete voorstellen om het hoger onderwijs meer op de moderne samenleving toe te snijden en meer differentiatie mogelijk te maken. Daarvoor moet ik overigens de PvdA-fractie prijzen. Verder denk ik aan het voorstel dat Van Aartsen gisteren heeft gedaan om het vmbo meer beroepsgericht te maken. Wij hebben behoefte aan goede technici, goede elektriciens en goede loodgieters. Op dit moment is het beroepsonderwijs te theoretisch, waardoor onder meer de uitval te hoog is.
De VVD-fractie heeft recent een tienpuntenplan voor de kenniseconomie gepresenteerd. Daarin staan heel concrete handreikingen die over het algemeen helemaal niets kosten. Ik doe er een willekeurige greep uit. Maak Nederland aantrekkelijk voor verstrekkers van risicodragend vermogen voor innovatieve ondernemingen door de aandeelhouders echt zeggenschap te geven en hen niet op te sluiten achter structuurvennootschappen. Zorg dat het patent op biotechnologische vindingen in Nederland mogelijk wordt. Biotechnologie is een speerpunt. Waarom is het kabinet en overigens ook een groot deel van het parlement niet bereid om er patent op toe te staan? Als dat niet kan, is Nederland wel het laatste land waar je heen gaat met je biotechnologiebedrijf.
Wij hebben een groot aantal voorstellen die van groot belang zijn, zeker aan de vooravond van een EU-voorzitterschap. Wij roepen de minister-president op om er nu duidelijk handen en voeten aan te geven. Vijf concrete voorstellen hebben wij gedaan, die mede zijn gebaseerd op OESO en DNB. Wij hebben de voorstellen gedaan, omdat de werkgelegenheid ons aan het hart gaat. Wij kunnen de werkloosheid alleen oplossen met concrete maatregelen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een aantal vragen naar aanleiding van de voorstellen. Hoeveel banen gaat de heer Blok dankzij zijn voorstellen scheppen? Ik zie alleen maar voorstellen die leiden tot een hoger werkloosheidscijfer.
De heer Blok (VVD):
Welke voorstellen leiden daar dan toe?
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
De voorstellen om het ontslagrecht te versoepelen en om 40 uur te werken. Daarmee schept u geen werk. Daarmee schept u werkloosheid.
De heer Blok (VVD):
Hoe schep je daar dan werkloosheid mee?
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Wat dacht u van het versimpelen van het ontslagrecht, van het gemakkelijker mensen op straat zetten?
De heer Blok (VVD):
Dan neem je ze ook gemakkelijker aan.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dat valt nog maar te bezien.
De heer Blok (VVD):
Dat valt niet te bezien; dat wijst de praktijk in de meeste landen om ons heen uit.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
U stelt vast dat er een gat is tussen het minimumloon en de laagste cao-lonen. Waarom wilt u in godsnaam het minimumloon verlagen als u al vaststelt dat er een gat is tussen het minimumloon en het laagste cao-loon? Vul dat gat op in plaats van het minimumloon te verlagen. Daar kan ik mij iets bij voorstellen.
De heer Blok (VVD):
Er is geen voorstel tot het verlagen van het minimumloon gedaan. Er is een voorstel gedaan om ervoor te zorgen dat mensen in de bijstand niet permanent 70% van het minimumloon krijgen. Dat kan worden gerealiseerd door voor twee jaar een overgangsschaal te maken. De mensen gaan erop vooruit en Nederland kan er beter door concurreren. Aan de onderkant van het loongebouw wordt namelijk de mogelijkheid geschapen om tijdelijk iets lagere lonen te betalen. Uiteindelijk wint iedereen daarbij.
De voorzitter:
De laatste maal, mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
De heer Blok moet mij uitleggen wat voor een werk die mensen kunnen doen. Ik zie niet meer werk ontstaan doordat je mensen voor een lager loon dan het minimumloon laat werken.
De voorzitter:
De heer Blok ter afsluiting.
De heer Blok (VVD):
De hoeveelheid werk is afhankelijk van de prijs, net zoals andere goederen. Dat werk verdwijnt op dit moment naar andere landen. Dit kun je tegengaan door ervoor te zorgen dat dankzij de prijs beter kan worden geconcurreerd. Je moet en kan natuurlijk nooit afdalen tot het niveau van China of Vietnam, maar concurrentie vindt plaats op het scherpst van de snede. Kun je een paar procent winnen, dan moet je dat doen. Nederland doet het relatief slecht omdat de loonkosten met 10% zijn gestegen ten opzichte van de omliggende EU-landen. 10% is dus keiharde winst. Als u niet wilt praten over dergelijke maatregelen, laat u kansen liggen om het probleem waarom het gaat, namelijk de werkloosheid aan te pakken.
De voorzitter:
U hebt het woord niet, mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil wel eens een reactie op ons voorstel. Dat is tot dusver samen met de voorstellen van de PvdA-fractie het enige concrete voorstel tot het scheppen van werk. Het is geen vaag plan voor economische groei op termijn. Dergelijke plannen zijn overigens ook speculatief. Op de korte termijn leveren zij geen extra werkgelegenheid op.
De voorzitter:
Mevrouw Halsema, wij hadden afgesproken dat er driemaal mocht worden geïnterrumpeerd. Ik heb u driemaal het woord gegeven. Ik geef nu dus het woord aan de heer Bos.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Nu de vraag is gesteld, sta ik op een antwoord. Het is heel gemakkelijk om aan te vallen zonder zelf voorstellen te doen.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. De fractievoorzitter en politiek leider van de heer Blok is de heer Van Aartsen. Die heeft onlangs gezegd dat de burgers in Nederland, met inbegrip van de VVD-kiezers, niet zitten te wachten op een verlaging van de onroerendezaakbelasting. Gegeven het feit dat de politiek leider van de heer Blok dit heeft gezegd, vraag ik de heer Blok of hij net als ik een analyse serieus wil nemen waaruit blijkt dat dit geld ook op een andere manier kan worden ingezet voor groei en werkgelegenheid, bijvoorbeeld door belastingverlaging en niet via uitgaven.
De heer Blok (VVD):
De analyse waarom u vraagt, is gemaakt toen de kabinetsplannen werden doorgerekend. Telkens blijkt dat een verlaging van de lasten voor alle werkenden een positiever effect heeft op de economie als geheel dan een lastenverlaging op slechts één plaats.
De heer Bos (PvdA):
Dat is dus een reden om een arbeidskorting te prefereren boven een verlaging van de onroerendezaakbelasting. De verlaging van de onroerendezaakbelasting komt namelijk ook bij niet-werkenden terecht, met name bij de hogere inkomens en bij mensen die allang niet meer werken. In dat opzicht is er dus reden te over om te pleiten voor een andere inzet van het beschikbare geld. Ik neem aan dat de heer Van Aartsen dat ook bedoelde. Ik herhaal dat ik niet pleit voor uitgavenverhoging; ik pleit voor een andere manier van belastingverlaging die groei en werkgelegenheid ten goede komt. Gaat u zich met mij sterk maken voor een andere inzet van het geld als blijkt dat die de doelen beter dient?
De heer Blok (VVD):
Het verrast mij dat u pleit voor belastingverlaging. Vorige week pleitte u nog voor een verhoging van 52% naar 54%. Nu stelt u het afschaffen van de OZB ter discussie. Ik volg u daarin niet.
U creëert een tweede probleem met uw voorstel. Het afschaffen van de OZB maakt deel uit van de koopkrachtreparatie bij de invoering van het zorgstelsel. Dat gat vult u met uw plan ook niet op. Als u uw plannen uitvoert, confronteert u de burgers met een nog grotere achteruitgang in koopkracht in 2006.
De heer Bos (PvdA):
Ik probeer het nog één keer. Een van de argumenten die door alle experts wordt aangevoerd is als je mensen met hoge ziektekosten wilt compenseren voor die hoge ziektekosten, het wat vreemd is om mensen met dure huizen vooral belastingverlaging te geven. Dat sluit niet zo geweldig op elkaar aan. Als blijkt dat wij datzelfde geld beter kunnen inzetten voor groei en werkgelegenheid, en wat mij betreft ook voor koopkrachtreparatie, bent u dan samen met uw politieke leider bereid om dat heilige huisje te slechten?
De heer Blok (VVD):
Bij het gebruikersdeel van de OZB gaat het helemaal niet alleen om mensen met hogere inkomens...
De heer Bos (PvdA):
Het antwoord is dus: nee. De VVD wil gewoon niet. Het maakt niet uit wat het effect op de groei of de werkgelegenheid is. Zij wil gewoon niet.
De heer Blok (VVD):
De PvdA wil geen antwoord horen, omdat zij de discussie niet aan durft te gaan.
De heer Van As (LPF):
Voorzitter. De Nederlandse economie is ziek. Om dat te constateren hoef je niet eens zozeer te kijken naar de snel oplopende werkloosheidscijfers. Veel belangrijker zijn de onderliggende stromen en de waarschuwende rapporten van bijvoorbeeld de OESO en de Zwitserse denktank IMD. De onderzoekers van deze organisaties waarschuwen de Nederlandse regering keer op keer om nu eindelijk eens een fundamentele maatregel te nemen om de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven te verbeteren.
Werkloosheid kan het best bestreden worden met een helder beleid, gericht op het scheppen van ruimte voor het bedrijfsleven om banen te creëren. Het kabinet zal dit wellicht beamen, maar wij constateren dat het slechts lippendienst bewijst aan het economisch herstel. Het kabinet herhaalt als mantra dat loonmatiging essentieel is en dat wij de sociale zekerheid moeten hervormen, met het oog op de toenemende vergrijzing. Dat is allemaal mooi en waar, maar vooral op korte en middellange termijn doet het niets aan de economische perspectieven. Sterker nog, door verkeerde timing werken sommige maatregelen averechts.
Neem de vastbeslotenheid van het kabinet om aan de sociale partners duidelijk te maken wie in het land eigenlijk de baas is. De ramkoers van het kabinet komt op een uiterst ongelegen moment. Met de LPF valt best te praten over de vraag of het op termijn verstandig is het algemeen verbindend verklaren van de cao's af te schaffen. Op termijn, niet nu, want economisch herstel en arbeidsonrust gaan nu eenmaal niet samen. De LPF staat niet bekend als de meest linkse partij van het land. Desondanks vinden wij het onverstandig op dit moment de confrontatie te zoeken met de vakbeweging. De loonmatiging is er niet mee gediend, want de werknemers in de sectoren die aantrekken zullen looneisen stellen en dan ook de noodlijdende sectoren meetrekken in een ongewenste loonontwikkeling. Dat willen wij eigenlijk met z'n allen niet.
Nog veel belangrijker vinden wij de arbeidsonrust die ontstaat. Voor de vakbeweging, die met ledenverlies kampte, komt de opstelling van de regering als een godsgeschenk. In alle bedrijven moet weer onderhandeld worden. Dan ontstaat arbeidsonrust, die binnen- en buitenlandse investeerders zal afschrikken. Nog meer bedrijven zullen vertrekken naar de lagelonenlanden. Dat is de vrucht van de arbeidsonrust. Kabinet, tel uw zegeningen!
Economie is geen zaak van hogere wiskunde en statistieken die tot in de decimalen worden doorgerekend. Economie is bovenal een kwestie van vertrouwen en stabiliteit scheppen. De belangrijkste reden dat de Nederlandse economie in herstel achterblijft, is het ontbreken van consumentenvertrouwen, zoals ook door De Nederlandsche Bank is geconstateerd. Wij waarschuwden daarvoor al een jaar geleden, toen de regering begon te tornen aan de hypotheekrenteaftrek en consumptieve kredieten niet langer aftrekbaar maakte. En dat terwijl 28% van de burgers zich zwaar in de schulden heeft gestoken.
Naar onze opvatting heeft het kabinet twee hoofdtaken zeer verwaarloosd: het bieden van perspectief aan investeerders en het consumentenvertrouwen. Daarom mijn klemmende vraag aan de premier wat hij gaat doen om het vertrouwen van bedrijfsleven en consument terug te winnen. De LPF maakt zich grote zorgen over het gemak waarmee het ministerie van Economische Zaken de kenniseconomie loskoppelt van de maakindustrie. Kennisindustrie zonder maakindustrie is een doodgeboren kindje. Het is bovendien juist de maakindustrie die het kennisniveau krachtige impulsen geeft. De minister van Economische Zaken verwacht alle heil van de Europese samenwerking, maar het is goedgelovig om te denken dat landen als Frankrijk en Duitsland hun industrie niet zullen afschermen. Wij zagen dat al in de discussie over de scheepsbouw, waar minister Brinkhorst pas na lang aandringen van de Kamer tot subsidie bereid was, in het kader van het level playing field. De orders worden nu al geboekt door de werven.
Wij houden ons hart ook vast bij de liberalisering van de energiemarkt. Goed draaiende Nederlandse elektriciteitsbedrijven worden hapklaar gemaakt voor overname door Franse of Duitse staatsbedrijven. Inclusief toeleverende industrieën en kennisinstituten werken niet minder dan 150.000 mensen in de industriesector, een maakindustrie bij uitstek. Wij moeten vrezen dat straks miljarden worden gestoken in bijvoorbeeld Franse kerncentrales en dat duizenden banen verdwijnen. Kan de regering garanderen dat bij de voorgenomen uitverkoop aan het buitenland de werkgelegenheid bij de energiebedrijven, bij de technische universiteiten en in de bouw in stand blijft? Wanneer worden nu eens echt knopen doorgehakt? Wanneer wordt bijvoorbeeld eens gezegd wat er gebeurt met het dossier van de tweede Maasvlakte? Met de aangenomen motie-Herben wordt de regering opgeroepen daar iets mee te doen. Dit is een van die projecten waarmee de industrie en het stadsherstel een impuls kunnen krijgen. Het is een veel beter project dan bijvoorbeeld de aanleg van de Amsterdamse zuidas. De opbrengst daarvan is twijfelachtig, evenals die van de Zuiderzeelijn. Wat kunnen wij verwachten van het terugdringen van de bureaucratie en de overtollige regelgeving? Bij die terugdringing kan het kabinet op onze steun rekenen, maar wij willen graag resultaten ofwel: boter bij de vis. Het bedrijfsleven investeert 1 mld in het beteugelen van de criminaliteit, maar het lijdt niettemin 3 mld schade. Wanneer krijgen wij de resultaten van het veiligheidsplan te zien?
Voorzitter. De LPF kan niet anders dan concluderen dat de timing van het kabinet volkomen verkeerd is. De op zichzelf begrijpelijke maatregelen worden op het verkeerde moment genomen. Bij een hoogconjunctuur mag je om overbesteding af te remmen komen met maatregelen als beperking van de hypotheekrenteaftrek en die nog uitsluitend laten gelden bij de aanschaf van een woning. Verder kan men denken aan het afschaffen van de aftrekbaarheid van persoonlijke leningen, het afschaffen van de SPAK, het aanpakken van het algemeen verbindend verklaren van cao's en het aanpassen van de energiesector aan de Europese richtlijnen, maar niet nu. Nu wordt het vertrouwen van de consument en het bedrijfsleven erdoor ondermijnd. Wij zouden graag zien dat het kabinet met een pakket aan maatregelen kwam. Daarbij denken wij aan scholing en het vinden van aansluiting van onderwijs op de eisen van het bedrijfsleven, aan een bijstand-min- en een bijstand-plus-uitkering, zodat mensen met een bijstandsuitkering die zich willen laten herscholen actief worden. Zij moeten begrijpen dat zij met een geringe opleiding niets kunnen betekenen op de huidige arbeidsmarkt, maar dat zij door deel te nemen aan scholingsprojecten hun positie verbeteren en daarmee kansrijker worden. Wij zullen ons ook moeten realiseren dat al die kanslozen die jaarlijks ons land binnenkomen en die eigenlijk geen toegevoegde waarde hebben voor onze arbeidsmarkt, in financieel opzicht een blok aan ons been zijn, omdat zij terugvallen op een bijstandsuitkering. Daarom zullen wij selectiever moeten zijn.
Voorzitter. Ik nodig het kabinet uit en zeker minister Brinkhorst die het departement van Economische Zaken beheert, om met een pakket aan maatregelen te komen waaraan wij allen iets hebben. Ik vind het jammer dat mijn spreektijd slechts vijf minuten bedraagt. Daardoor kan ik niet meer ideeën aanreiken. Ik verwacht in deze tijd van het ministerie van Economische Zaken dat het oog heeft voor de ontwikkelingen op de lange en de middellange termijn en dat het beseft dat Nederland op een andere wijze met zijn mogelijkheden dient om te gaan. Ik meen dat de minister heel goed begrijpt wat ik hiermee zeg.
De voorzitter:
Op verzoek van het kabinet schors ik de vergadering tot kwart over tien.
De vergadering wordt van 21.58 uur tot 22.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Voordat ik de minister-president het woord geef, stel ik voor dat u het debat niet doodmaakt met interrupties, maar dat u daarmee terughoudendheid betracht. Wij streven ernaar dit debat om half twaalf, uiterlijk twaalf uur te beëindigen.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik dank de sprekers in eerste termijn voor hun inbreng in dit debat over werkgelegenheid. Het is een onderwerp dat velen bezighoudt en terecht. Het lijkt mij goed om de kern van het debat van vanavond ronduit te benoemen. De beginopmerking van de heer Bos viel mij op en viel mij tegen. Hij zei in feite niet te willen praten over de toekomst: geen debat over voorstellen voor over tien, twintig, vijftig jaar. Daarmee stuit hij naar mijn mening onwillekeurig op het verschil tussen zijn fractie en het kabinetsbeleid. Er is de afgelopen tien, twintig, dertig jaar zeer veel veranderd in Nederland, Europa en de wereld. Er zal ook de komende tien, twintig, dertig jaar veel veranderen. Wij kunnen niet voorspellen hoe en wat, maar wel is zeker dat er zaken zullen veranderen. In ieder geval de demografie is voorspelbaar. De ouder wordende samenleving en de extra lasten voor zorg, pensioenen en onderwijs zijn geen science fiction, geen verre toekomst, maar al over tien of twintig jaar realiteit. Mijnheer Bos, regeren is wel degelijk vooruitzien. Dit kabinet wil duidelijk voor de toekomst kiezen door te investeren in vernieuwing en hervorming. Nederland heeft kansen genoeg, maar dan moeten wij die kansen wel pakken en niet bij de pakken neerzitten.
Meer werk is een van de centrale doelstellingen van dit kabinet. Een jaar geleden heb ik dat uitgesproken bij de regeringsverklaring. Ik heb daarbij duidelijk aangegeven dat ingrijpende maatregelen noodzakelijk en onvermijdelijk zijn, want alleen zo kan Nederland de weg naar economisch herstel inslaan. De dynamiek van de 21ste eeuw en de Europese en internationale context vereisen dit. Alleen vernieuwing van de economie schept duurzaam blijvend herstel van werkgelegenheid. De economische dynamiek wordt door ondernemers, door het bedrijfsleven en door werknemers bereikt. Mensen in bedrijven, mensen aan het werk maken de welvaart. De overheid moet ruimte bieden, stimuleren en aandacht hebben voor kwetsbare groepen. Die aandacht is er ook. Er is nadrukkelijk ook aandacht voor gezinnen met normale en middeninkomens. Zij vormen de hardwerkende ruggengraat van de samenleving.
Een jaar is een korte tijd in de economische cyclus. Veel maatregelen werken pas na enige tijd. Maar als het de goede maatregelen zijn, werken zij daarna ook duurzaam en structureel. Het kabinet heeft in dit korte jaar inmiddels veel maatregelen en wetten ingediend bij uw Kamer. Een tijdige afronding van dit omvangrijke geheel door de wetgever, kabinet en Kamers gezamenlijk, is essentieel om niet alleen conjunctureel, maar ook structureel herstel van de Nederlandse economie een kans te geven. De stand van de wereldeconomie kent zoals altijd onzekerheden, maar al met al is er op dit moment sprake van een duidelijke groei in een hoog ontwikkelde economie: circa 3% dit jaar en 3% volgend jaar. Enig herstel van de groei tekent zich voorzichtig af in Nederland. Het Centraal planbureau verwacht voor dit jaar een groei van 1,25% en voor volgend jaar 1,5%, beduidend meer dan de krimp van het afgelopen jaar. Ik ben ervan overtuigd dat Nederland goede kansen heeft op verder duurzaam herstel vanwege onze internationale en Europese oriëntatie. Wij verdienen het grootste deel van onze welvaart niet op de binnenlandse, maar op de buitenlandse markt. Daar zijn wij sterk in, omdat Nederland een moderne maatschappij is met een aantal goede basisvoorzieningen en daarmee een goede basis biedt voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Zo is het gemiddelde opleidingsniveau in Nederland nog steeds zeer concurrerend. Ook is er onze mogelijkheid, meer dan in sommige andere West-Europese landen, om tijdig structurele hervormingen in te zetten in combinatie met matiging van lonen. Dat hebben wij begin jaren tachtig en begin jaren negentig ook aangetoond. Kortom, dit kabinet wil de groei duidelijk versterken.
Ik zal aangeven hoe mijn antwoord op de inbreng van de Kamer is ingedeeld. Ik begin kort met enkele woorden over de analyse van de economie in de kabinetsvisie. Daarna kom ik op de drie pijlers van het economische en het werkgelegenheidsbeleid. Ten eerste behandel ik de kern van dit debat, namelijk de hoofdlijnen van het arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid als zodanig. Ten tweede kom ik toe aan de beheersing van de loonkosten en in het verlengde daarvan de vragen rondom de koopkracht. Ten derde zal ik enige opmerkingen maken over het onderwerp productiviteit en groeivermogen van de economie. Ik zal eindigen met conclusies en accenten.
Ik begin met de ernst van de problematiek. Verlies van werk is ingrijpend. Mevrouw Halsema stelde het terecht indringend aan de orde. Verlies van werk is meer dan verlies van inkomen. Het raakt je gevoel van eigenwaarde. Het heeft effect op je sociale contacten. Hoe leg je het aan je kinderen uit als je geen werk meer hebt? Wij zijn gelukkig en bevoorrecht dat wij zelf die situatie niet kennen. Ook het verlies van inkomen heeft effect. Wij hebben het dan over enorme bedragen die mensen erop achteruitgaan. Wat betekent dat voor je huis, voor de studie van je kinderen? Wat betekent het voor een jongere die zijn werkzame leven begint met een periode van werkloosheid? Wat voor effect heeft dat op zijn verdere slagingskans? Daar maakt dit kabinet zich grote zorgen over. De stelling dat het kabinet mensen bewust werkloos zou maken en doelbewust werkgelegenheid zou vernietigen, raakt mij dan ook. Wij kunnen verschillen over maatregelen en maatvoering, maar wij moeten dit debat voeren vanuit de overtuiging dat eenieder hier staat vanuit de oprechte bedoeling om de werkloosheid te verminderen, vanuit de overtuiging dat daarvoor de beste maatregelen worden gekozen. Zo wil ik het debat graag met de Kamer voeren. Zo wil het kabinet ook kijken naar de voorstellen.
Al in 2002 werd in kabinetsstukken de vinger gelegd bij de oplopende werkloosheid als gevolg van de economische terugval. Bij de algemene politieke beschouwingen heb ik er het nodige aan toegevoegd. Niet weinigen vonden mij toen somber. Hoewel de economie terugliep, had dat tot één, twee jaar geleden nog maar in afgezwakte mate effect op werkloosheidscijfers. Dat is een bekend verschijnsel. De arbeid wordt vastgehouden na voorgaande jaren van krapte op de arbeidsmarkt. Het is goed om vast te stellen dat het gevoel van urgentie op dit moment unaniem wordt beleefd. Inmiddels is overigens sprake van een haast spiegelbeeldige situatie. Hoewel de economie voorzichtig aantrekt, is dat nog niet te zien in de werkgelegenheidscijfers. Eerdere ervaringen tonen aan dat het ook weer een jaar of twee duurt voordat een aantrekkende economie zich vertaalt in stijging van werkgelegenheid. Dat verklaart de paradox van een voorzichtig optimisme over de kansen voor de Nederlandse economie en de ook door mij absoluut gevoelde noodzaak om door te gaan met het beleid gericht op meer werk.
De centrale vraag in dit debat is derhalve: hoe zorgen wij ervoor dat de werkgelegenheid toeneemt, dat werklozen weer een baan vinden en schoolverlaters snel aan de slag kunnen? Het antwoord op die vraag moet gebaseerd zijn op een analyse van de sterke en zwakke kanten van de Nederlandse economie. De feiten zijn bekend en worden op hoofdlijnen niet bestreden.
De potentiële groei van de Nederlandse economie is gedaald van 2,9% in de periode 1995-1998 tot 2,25% voor de periode 2004-2007. Dat komt beduidend onder de Lissabondoelstelling van 3% per jaar uit. Wij weten allemaal dat een groei van 3% nodig is om de welvaart te behouden en de vergrijzing te kunnen opvangen. De feitelijke groei van Nederland is sinds 2000 3,5 procentpunt achtergebleven bij het gemiddelde in het Europese gebied. Het aandeel ouderen boven de 65 jaar in de totale bevolking neemt toe van 22% in 2000 tot 32% in 2020 en 43% in 2040. Dat zijn de gegevens. Het aantal gewerkte uren in Nederland is slechts 1340 tegen 1615 gemiddeld in de EU en 1815 in de VS. Ten slotte de arbeidsinkomensquote (AIQ): die is opgelopen van 82,3% in 2000 naar 85,5% in 2004. Zonder het kabinetsbeleid zou deze AIQ, die van belang is voor onze concurrentiepositie en de mogelijkheid om te investeren, overigens nog verder zijn verslechterd, en wel met 2%.
Deze feiten leiden tot de analyse dat in het beleid drie sporen moeten worden onderkend. Ten eerste: voor de kortere termijn beheersing van de loonkosten. Ten tweede: bevordering van arbeidsparticipatie. Ten derde: verhoging van de arbeidsproductiviteit, wat uiteraard van belang is voor de middellange en lange termijn. Daarvoor vormen het verhogen van deelname aan beroepsarbeid en productiviteit de enige manier om de groei van economie en werkgelegenheid duurzaam te herstellen. Nederland heeft een open economie, en economische groei kan niet worden gekocht met het uitgeven van meer geld door de overheid.
Dit is niet de plaats noch het tijdstip voor een uitvoerige toelichting. Ik refereer bij wijze van samenvatting aan de Europese Commissie. Deze heeft afgelopen maart mede op basis van het uitstekende werk van een werkgroep onder leiding van oud-premier Kok positieve en negatieve kenmerken bij de lidstaten geïdentificeerd. Positief voor Nederland zijn "de aanzienlijke inspanningen om in de recente periode van acute economische achteruitgang de overheidsfinanciën te consolideren en houdbaar te maken, de zeer lage langdurige werkloosheid, de maatregelen ter vergroting van flexibiliteit van de arbeidsmarkt, waaronder de oprichting van het innovatieplatform, meer bevoegdheden voor de NMa en het op de goede weg zijn voor de Kyoto-doelstellingen". Maar er zijn ook negatieve punten: "Geringere arbeidsproductiviteit in de laatste jaren, deels als gevolg van het verlies van concurrentievermogen, maar ook wegens gebrek aan concurrentie in sommige sectoren, en een afnemende specialisatie in de hightech-industrie, sekseverschillen in beloning in particuliere en overheidssectoren boven het EU-gemiddelde, dalende bruto binnenlandse uitgaven voor onderwijs en ontwikkeling in 2001, en de op één na grootste stijging van het omzetdeficit voor de interne marktrichtlijnen sinds mei 2003."
Wanneer wij deze analyse vanuit Europa op ons laten inwerken, is dat een aansporing voor het kabinet om door te gaan op de ingeslagen weg.
De heer Marijnissen (SP):
Wie had nu gedacht dat deze premier de heer Kok nog eens moest aanroepen om aan te geven hoe ernstig de situatie in Nederland is! Van de heer Kok weten we inmiddels wat er bij ING enzovoorts is gebeurd. Ik heb de zaak in eerste termijn natuurlijk wel wat geprovoceerd. Mag ik ter nadere nuancering prachtige cijfers van The Economist noemen? Nederland krijgt zelfs een 8,62 voor de economie! Ik wil wel eens weten welke leden van het kabinet zo'n mooi cijfer op hun rapport hadden. We krijgen zelfs een 10 voor de politieke stabiliteit. Kunt u nagaan wat er gebeurt als de SP in de regering komt, dan wordt het een 11! Ik citeer uit de MEV 2004: "In vier landen van de EU, te weten Nederland, België, Frankrijk en Luxemburg, ligt in 2002 de productie per gewerkt uur evenwel boven het Amerikaanse niveau. Alleen in Denemarken ligt deze participatiegraad nog wat hoger". Dat zeg ik, omdat dit verband houdt met de hoge participatiegraad in Nederland. Over het kwartaalbericht 2003 van DNB staat te lezen: "Afgemeten aan het BBP per gewerkt uur staat Nederland op de derde plaats, na Noorwegen en België". Ik nodig de minister-president daarom uit om juist de positieve kant, dus de economische groei die aantrekt, meer te benadrukken dan het feit dat Nederland op een aantal parameters misschien minder scoort. Ik beweer dat het allemaal niet zo dramatisch is als dit kabinet het doet voorkomen. Omdat het kabinet dat toch blijft doen, is er geen andere verklaring dan dat het kabinet door middel daarvan denkt alle harde ingrepen in de sociale zekerheid acceptabel te maken.
Minister Balkenende:
Het antwoord is helder: wanneer we alleen kijken naar de productiviteit per uur scoort Nederland goed. Dat is logisch, want we hebben een hoogontwikkelde beroepsbevolking, het management is niet slecht, er zijn de nodige investeringen gedaan, daarin scoort Nederland goed. Maar dat heeft wel een prijs. Waarom is die productiviteit zo hoog? Omdat een flink deel van de mensen niet actief is, er buiten staat, omdat veel mensen in WAO-regelingen zitten. Daarom moet altijd worden gekeken naar de samenhang tussen de productiviteit, naar het aantal mensen dat werkt, en de kosten die zijn verbonden aan productie. Precies om die reden vindt het kabinet dat er niet één ding uit moet worden gehaald. Ik zie ook wel dat als je alleen maar kijkt naar de kosten van arbeid terwijl de productiviteit niet in orde zou zijn, er ook een probleem is. Het gaat om de combinatie van die drie punten. Je moet niet alleen maar kijken naar de productiviteit. Het gaat om de samenhang.
De heer Marijnissen (SP):
Ik heb zojuist geciteerd uit de MEV. Volgens mij zijn die afkomstig van het kabinet. In de MEV staat wel degelijk dat alleen Denemarken qua participatiegraad beter scoort dan Nederland. Voor de arbeidsproductiviteit geldt hetzelfde. Ook wat dat betreft scoren wij ontzettend hoog. Ik wijs u nog eens op het gestelde in The Economist. Ik wil in dit land een premier zien die burgers aanmoedigt in plaats van elke keer te komen met dramatische cijfers die er gewoonweg niet zijn. De Nederlandse economie krijgt een 8,62 volgens The Economist. Dat is een geweldig cijfer!
Minister Balkenende:
De heer Marijnissen doet nu echt aan populisme en demagogie.
De heer Marijnissen (SP):
Ik beroep mij nu een keer op wetenschappelijke bronnen, maar liefst drie, en dan word ik nog van populisme beticht.
Minister Balkenende:
Ik vind het prachtig dat de heer Marijnissen zich beroept op wetenschappelijke bronnen. Dat siert hem, maar hij kan niet volstaan met één element. Het prestatievermogen van een economie wordt niet alleen gevormd door de productiviteit, maar ook door verschillende andere factoren. In de MEV staat dat het beeld qua productiviteit gunstig is, maar dat is slechts een deel van het verhaal. De heer Marijnissen gaat voorbij aan de samenhang tussen productiviteit, arbeidskosten en participatie, maar dan krijg je geen goede analyse. Dat is niet wetenschappelijk.
Ik heb het staartje ook bekeken. Er wordt inderdaad een aantal indicatoren aangegeven, maar er zijn nog tal van andere indicatoren. Ik wijs bijvoorbeeld op de World Economic Outlook. Daarin zie je de positie van Nederland verslechteren. Er is nog een aantal andere indicatoren waarvoor wij onze ogen niet kunnen sluiten. Ik houd niet van sombere verhalen. Nederland heeft een geweldige potentie, maar we moeten onder ogen zien dat we een aantal fundamentele problemen hebben. Als de boodschap van het parlement is dat wij ons moeten neerleggen bij de huidige participatie van de groep van 55 tot 65 jaar, namelijk 37%, dan houd je het op langere termijn niet. We zijn sinds 1997 12% duurder geworden dan onze concurrenten. Daar kun je niet aan voorbijgaan. Nederland scoort qua werkloosheidsniveau beter dan andere Europese landen, maar de stijging is behoorlijk fors. Daar sluiten wij onze ogen niet voor.
De heer Marijnissen (SP):
Ik vraag de minister-president niet om zijn ogen te sluiten. Ik voel er niets voor hier een klimaat te scheppen dat het slecht gaat, terwijl bijna alle parameters goed staan. Dat heeft trouwens ook een bepaald effect op de economie en de mentaliteit van mensen. Ik loop de drie punten even langs. Ik heb geantwoord op de kwestie van de participatie. Alleen Denemarken doet het beter. Wat betreft de arbeidsproductiviteit doen slechts twee andere Europese landen het beter dan wij. We zitten ver boven de Amerikanen als het gaat om de productie per uur. Over de loonkosten zegt de minister-president, net als de heer Brinkhorst afgelopen zondag in Buitenhof, dat die de afgelopen jaren meer zijn gestegen dan het Europese gemiddelde. Dat klopt, maar in de periode 1982 tot 1997 is de Nederlandse arbeider er per jaar gemiddeld 1% minder op vooruitgegaan dan de rest van de Europese arbeiders. Voor al deze punten geldt dat het er genuanceerder voor staat dan de minister-president aangeeft. In mijn eigen termijn heb ik al gezegd dat de vergrijzing een reëel probleem is en dat wij daarover moeten spreken. Het is waarschijnlijk onvermijdelijk dat we, naarmate de jaren voortschrijden, langer zullen moeten werken.
Minister Balkenende:
De indicatoren staan goed, zegt de heer Marijnissen, maar het hangt ervan af welke indicatoren je neemt. Ik sprak zojuist over de stijging van de werkloosheid. Het was lange tijd heel moeilijk voor werkgevers om werknemers te krijgen. Daardoor zijn de lonen geweldig omhoog gegaan. Op dit ogenblik zien wij een kentering. Neem het probleem van de jeugdwerkloosheid in de jaren 1982, 1983 en 1984. Dat is lange tijd weg geweest, maar momenteel is het weer terug. Dat is de realiteit voor jonge mensen. De concurrentiepositie is ook slecht geworden. Dan moet de heer Marijnissen niet tegen mij zeggen dat ik somber doe. Sinds mijn aantreden als premier heb ik steeds gezegd dat ik geen sombere verhalen wil houden, maar dat ik eerlijk onder ogen wil zien dat we een aantal problemen hebben. Dit kabinet wil die problemen aanpakken. Daar is een structureel hervormingsbeleid voor nodig. Dat is geen somber verhaal. We hebben een geweldige potentie, maar het gaat niet vanzelf. Als wij te duur zijn geworden, dan moeten wij daar iets aan doen. Als de arbeidsparticipatie te laag is, dan moet die omhoog. Als de WAO wordt gekenmerkt door een focus op arbeidsongeschiktheid, terwijl wij vinden dat er moet worden gelet op arbeidsgeschiktheid, dan moet daar iets aan gebeuren. Er is een reëel veranderingsbeleid nodig. Daarmee helpen wij Nederland verder.
De heer Marijnissen (SP):
Dat Nederland zo zwaar lijdt onder de recessie, dat hebben heel veel economen voorspeld en dat heeft te maken met de gebrekkige innovatie in dit land. Dat laatste is weer terug te voeren op het feit dat er hier zo lang aan loonmatiging gedaan is en er daardoor te weinig prikkels waren voor werkgevers om te innoveren. Iedereen heeft voorzien dat onze recessie dieper zou zijn en langer zou duren. Dus het antwoord moet niet zijn loonsverlaging maar innoveren, dit land maken tot een modern technologisch ontwikkeld land.
De minister-president had verder een aandoenlijk verhaal over de mensen die hun salaris verliezen als ze werkloos worden als gevolg van de wereldwijde recessie. Het is waar dat dit ook in Nederland gebeurt. Maar hoe komt u er dan bij om de WW en de bijstand te verslechteren? Deze voorzieningen zijn toch altijd het kenmerk geweest van een beschaafd land. De werkloosheid kan je treffen en is erg, maar dan is er altijd nog een fatsoenlijke WW-uitkering van een fatsoenlijke duur, waarvoor je betaalt hebt, en daarna eventueel een bijstandsuitkering van een fatsoenlijk niveau. Beide zijn echter verslechterd door u.
Minister Balkenende:
Ik heb aan hetgeen ik heb gezegd over de noodzaak van structuurverandering niets meer toe te voegen en daarin worden wij gesteund door de Raad van State, het Centraal planbureau, de OESO en tal van economen. Ik heb ook wel de opmerking gehoord dat het wel een tandje minder kan als het gaat over het financieringstekort. Ik heb daarop altijd gezegd: reken jezelf niet rijk. Als ik toen had geluisterd naar een aantal van die economen, waren de problemen nu stukken groter geweest. Ik zie ook niet echt een alternatief voor de driesporenaanpak die ik zo-even heb aangegeven.
Voorzitter. Ik kom nu bij het eerste spoor, de verhoging van de arbeidsparticipatie en de werking van de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft inmiddels een scala aan maatregelen voorbereid en deels al ingevoerd, gericht op de arbeidsmarktparticipatie en de werking van de arbeidsmarkt. Met de verhoging van de kinderkorting, de arbeidskorting en de combikorting is werken ook financieel aantrekkelijker gemaakt en hebben met name werkende ouders meer armslag gekregen. In de hervorming van de verschillende socialezekerheidswetten, zoals de WAO, is meer werk het leidend beginsel. Vervolgens heeft het kabinet ook voorstellen ingediend om de WW, de WAZ en het prepensioen- en het VUT-stelsel meer werkstimulerend te maken. Het is niet zo dat het kabinet hiermee volstaat en dat het in de woorden van sommigen van u, mensen de bijstand in duwt. Het kabinet onderkent dat een deel van de werklozen hulp nodig heeft om aan de slag te komen, zoals persoonlijke begeleiding, bemiddeling en advisering. Dat is echt maatwerk. De een heeft baat bij omscholing, de ander heeft een sollicitatietraining nodig en weer een ander heeft behoefte aan enige werkervaring. Deze persoonlijke benadering is mogelijk gemaakt met de Wet werk en bijstand die per 1 januari van dit jaar is ingevoerd. Het op deze manier gedecentraliseerde arbeidsmarktbeleid is het sluitstuk voor groepen die bijzondere steun nodig hebben. En ze krijgen die bijzondere steun ook.
Een extra kwetsbare groep zijn de jongeren. Net als de Kamer baart hun positie het kabinet grote zorgen. Jongeren moeten zo snel mogelijk aan een baan worden geholpen om niet in een maatschappelijk en economisch isolement te geraken. Als maatschappij kunnen wij bovendien niet zonder het talent en de inzet van jongeren op de arbeidsmarkt. Als aanvulling op het overige arbeidsmarktbeleid is daartoe voor deze belangrijke groep eind 2003 in het kader van het plan van aanpak jeugdwerkloosheid, de taskforce jeugdwerkloosheid ingesteld. Staatssecretaris Rutte zal nader ingaan op de stand van zaken.
Ik kom nu te spreken over de voorstellen van de PvdA en GroenLinks. De PvdA zit anders dan wellicht de hoge toon soms doet vermoeden, dicht tegen het kabinetsbeleid aan. Het kabinet stimuleert ook dat werkgevers jongere en oudere werknemers in dienst nemen en houden. De werkbonus is een vorm van een arbeidskorting. Dit kabinet heeft in de Miljoenennota 2004 verschillende vormen van arbeidskorting verhoogd. Het voorstel van de PvdA ondersteunt wat dat betreft dit deel van het kabinetsbeleid. Beheersing van loonkosten is in de PvdA-voorstellen een rode draad. Het kabinet zet inderdaad in op beheersing van loonkosten, zij het niet door middel van subsidies maar door beheersing van de loonstijging.
De PvdA noemt verder de kinderopvang. Het kabinet heeft de kinderkorting en de combikorting verhoogd. In het Hoofdlijnenakkoord is structureel 200 mln geïntensiveerd voor kinderopvang. In het PvdA-plan zit ook een aantal merkwaardige keuzes. De PvdA verzwaart de lasten van huishoudens met per saldo 800 mln. Hogere belastingen scheppen echter geen banen.
De heer Bos (PvdA):
Suggereert de minister-president met deze uitlating dat in de plannen van het kabinet de lasten voor huishoudens niet verzwaard worden?
Minister Balkenende:
In de plannen van het kabinet is uiteraard gekeken naar de lasten van de huishoudens. Soms gaat dat gepaard met lastenverzwaringen. Toen wij dit jaar te maken kregen met een extra problematiek, hebben wij bewust gekeken om de lastenverzwaring zo gering mogelijk te laten zijn, omdat wij allemaal weten dat lastenverzwaring negatieve gevolgen heeft voor de economische ontwikkeling, zeker wanneer sprake is van een pril herstel.
De heer Bos (PvdA):
Het onderscheid tussen het kabinetsbeleid en het voorstel van de PvdA is dus niet dat alleen de PvdA de lasten wil verhogen. Aan het begin van de kabinetsperiode heeft u een stuk naar de Kamer gestuurd waarin staat dat het kabinet de lasten voor huishoudens met ruim 3 mld zal verzwaren.
Minister Balkenende:
Ik heb het nu over het voorstel van de PvdA. Het blijkt dat daarin de lasten voor huishoudens met 800 mln zullen worden verzwaard.
De heer Bos (PvdA):
U heeft de Kamer diverse documenten gestuurd waaruit blijkt dat het kabinet de lasten van huishoudens met miljarden verhoogt. Het verschil tussen de oppositie en het kabinet is dus niet dat de oppositie de lasten wel wil verhogen en het kabinet niet. Het verschil is dat wij ervoor kiezen om de mensen met de hoogste inkomens meer te laten bijdragen. U maakt zich daar wel zorgen over en kennelijk niet over uw eigen voorstellen die tot lastenverhoging voor mensen met lagere inkomens leiden. Legt u dat dan maar eens uit.
Minister Balkenende:
U mag kritiek hebben op het kabinet omdat het op aantal punten de lasten van de burger moet verhogen. Wij moeten wel de problemen waar wij voor staan, oplossen. Uw voorstel gaat echter verder. Ik noem een ander punt.
De heer Bos (PvdA):
U gaat nu voorbij aan mijn opmerkingen.
Minister Balkenende:
Ik loop daar niet voor weg. Ik stap alleen over naar een ander punt.
De heer Bos (PvdA):
Dat bedoel ik.
Minister Balkenende:
U wilt de fiscale aftrek van pensioenpremies beperken vanaf anderhalf keer modaal. Deze maatregel treft dus niet alleen mensen met hoge inkomens, maar ook degenen met een normaal inkomen. U verhoogt daarmee de lasten en het is de vraag of dit economisch wel goed werkt.
De heer Bos (PvdA):
Mensen met een inkomen van anderhalf keer modaal houden dezelfde mogelijkheden om hun pensioenpremies af te trekken als degenen met een lager inkomen. Wij zijn van mening dat zij voor het deel van het inkomen dat daar bovenuit gaat, best hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen. Waarom maakt u daar een punt van, terwijl de eigen verantwoordelijkheid van mensen die huursubsidie ontvingen of van ziekenfondsverzekerden kennelijk geen discussie waard is? Die maatregelen neemt u gewoon. Zo gauw wij mensen willen aanspreken die het iets beter hebben, is dat niet mogelijk.
Minister Balkenende:
Ik heb het niet over de plannen van het kabinet, maar over uw voorstel. Onderdeel daarvan is een verhoging van de lasten. Ik heb de fiscale aftrek van pensioenpremies genoemd. Niets voor niets hebben FNV en CNV deze plannen bekritiseerd.
De heer Bos (PvdA):
Ik denk dat u zich er goed bij thuis voelt als vakbonden het niet bij voorbaat met voorstellen eens zijn. Het is nieuw voor mij dat u zich daar zorgen over maakt.
Minister Balkenende:
De vakbeweging heeft kritiek op uw plannen, omdat zij de inkomenseffecten daarvan ziet. U wilt ook de OZB volledig handhaven, terwijl het kabinet het gebruikersdeel wil schrappen. U doet net alsof het schrappen van dit deel van OZB de mensen met hogere inkomens ten goede komt. De minister van Financiën zal straks aantonen dat dit juist buitengewoon relevant is voor degenen met lagere inkomens. De afschaffing van het gebruikersdeel is nodig voor een fatsoenlijke compensatie van de hogere kosten die gepaard gaan met de wijzigingen van het zorgstelsel. Uw redenering loopt bepaald niet rond.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Ik constateer dat de minister-president zijn eigen plannen niet kent. In de stukken die hij aan de Kamer heeft gezonden, staat letterlijk dat om de verlaging van de OZB te kunnen financieren, andere belastingen voor een vergelijkbaar bedrag verhoogd moeten worden. Het is een sigaar uit eigen doos. Arbeid wordt duurder gemaakt om de verlaging van de OZB te kunnen financieren. Dit kan trouwens niet eens een echte lastenverlichting genoemd worden, want degenen met een minimuminkomen krijgen vaak kwijtschelding van de OZB. Het is een ongelofelijk ingewikkelde operatie, waarbij verschrikkelijk veel geld wordt rondgepompt. In de plannen van de Partij van de Arbeid is sprake van een lastenverlichting voor werkgevers ten opzichte van de plannen van het kabinet. In de plannen van de PvdA is ook sprake van een lastenverzwaring voor de gezinnen met hogere inkomens ten opzichte van het kabinetsbeleid. Vindt de minister-president het geen redelijke afweging om gezinnen met hogere inkomens extra te laten inleveren? Daarmee is immers de economische groei en de werkgelegenheid voor de gehele samenleving gebaat.
Minister Balkenende:
Van mensen die meer verdienen en van mensen die het beter hebben, mag je meer vragen.
De heer Bos (PvdA):
Daar houd ik de minister-president aan.
Minister Balkenende:
Ik heb het over dit debat en het koopkrachtbeeld voor de minimuminkomens, modaal en twee keer modaal. Dat generieke inkomensbeeld laat zien dat juist mensen met twee keer modaal in percentages gezien duidelijk slechter af zijn dan mensen met modaal en nog weer slechter ten opzichte van de mensen aan de onderkant. Het is terecht dat wij kijken naar de situatie aan de onderkant. Anderhalf keer modaal heeft te maken met de fiscale aftrek van pensioenpremies. Op die groepen wil ik goed letten.
De heer Bos (PvdA):
Vorige week hebben wij onderzoek laten doen door het Nibud, waarin de koopkrachtcijfers die de heer Balkenende aanhaalt, gecheckt zijn door een onafhankelijk instituut. Daaruit blijkt dat alle voorspelde inkomenseffecten voor huishoudens met modaal, anderhalf keer modaal of dubbel modaal gunstiger uitvallen dan het kabinet stelt. De koopkrachteffecten voor de mensen die daar onder zitten, vallen ongunstiger uit dan het kabinet stelt. Het zou de minister-president sieren als hij niet alleen op de voorspellingen van vorig najaar ingaat, maar ook op de feiten van vandaag de dag.
Minister Balkenende:
Ik heb genoeg gezegd over het koopkrachtbeeld. Ook gedurende het lopende jaar bekijken wij de economische effecten en de inkomensontwikkeling. Bij de voorbereiding voor de komende begroting bekijken wij de inkomensontwikkeling opnieuw. Het is niet waar dat wij geen oog hebben voor een redelijke verdeling van de lasten. Dat is het punt van de heer Bos. Ik vind het echter mijn plicht om op te merken dat de plannen van de PvdA bepaalde inkomensgroepen te zwaar zullen belasten.
Het voorstel van GroenLinks komt sympathiek over. Dat zeg ik niet vanwege de naamgeving, alhoewel ik de geste van mevrouw Halsema waardeer. Met een tijdelijke stimulans wordt beoogd om structurele werkgelegenheid te creëren. Wellicht is het wat al te verleidelijk om te denken dat met 2000 euro per persoon 100.000 banen te maken zijn. Ik denk dat over die redenering het nodige gezegd kan worden. De minister van Financiën gaat dan ook nader in op de berekeningen en het realiteitsgehalte daarvan. De plannen van PvdA en GroenLinks tonen aan dat niet de suggestie gewekt moet worden dat er gemakkelijke oplossingen zijn. Het kabinet verschilt van mening met de heer Bos en mevrouw Halsema over de vraag of gesubsidieerde arbeid werkt.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het kan best dat het niet lukt om 100.000 banen te scheppen. Het streven van de fractie van GroenLinks is daarop echter gericht. Ik zou ook al heel tevreden zijn met 50.000 banen. De minister-president zegt in feite het onderliggende principe van het voorstel aardig te vinden. Misschien moet het dan ook onderzocht worden.
Minister Balkenende:
Laat ik die toezegging maar doen. Bij de voorbereiding van de begroting voor het volgend jaar treden wij met het CPB in contact met de vraag of de door mevrouw Halsema voorgestelde methode werkt en of die ook structureel doorwerkt. Het is overigens fair van mevrouw Halsema dat zij stelt dat het ook om 50.000 banen kan gaan. Er is dus geen sprake van een automatisme.
Gesubsidieerde arbeid is geen duurzame oplossing, niet voor de betrokkenen en niet voor de economie als geheel. Dat is niet een nieuwe opvatting en het is evenmin een opvatting van alleen het kabinet.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Mijn voorstel gaat niet over gesubsidieerde arbeid.
Minister Balkenende:
Nee. Mevrouw Halsema denkt met een subsidie van 2000 euro of een verlaging van de lasten met dit bedrag veel banen te creëren. Dat is maar zeer de vraag.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Wij doen wat door het CDA en de VVD in abstracto wordt bepleit. Wij verminderen de loonkosten. Dat is iets anders dan een subsidie.
Minister Balkenende:
Het is maar hoe je het noemt, er moet in ieder geval geld voor worden vrijgemaakt en u gaat daarbij van een bepaald effect uit. U bent daar niet zeker van en ik heb toegezegd dat te zullen laten bekijken!
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Er moet geen geld worden vrijgemaakt. Wij willen bestaande reïntegratiegelden direct reserveren voor werk. Wij zeggen heel simpel dat de beste reïntegratie toch een baan is en dat willen wij dan ook bewerkstelligen.
Minister Balkenende:
En ik heb u toegezegd dat ik dat nader zal laten analyseren!
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Waarom wordt als het kabinet pleit voor lastenverlichting voor werkgevers dat wel als een echte bijdrage aan de bevordering van de werkgelegenheid gezien, terwijl als de oppositie pleit voor lastenverlichting voor werkgevers dat wordt gezien als een subsidie en kunstwerkgelegenheid?
Minister Balkenende:
Of je het nu een subsidie noemt of een tegemoetkoming in de arbeidskosten of een verlichting van de loonkosten, het gaat uiteindelijk om de vraag welk instrument het beste kan worden gebruikt om de werkgelegenheidsontwikkeling te bevorderen.
De heer Bos (PvdA):
Zeker, en voorzover u dat nog niet begreep; wij hanteren het instrument dat u de afgelopen jaren meermalen in uw eigen geschriften hebt aanbevolen!
Minister Balkenende:
Voorzitter. Laat ik maar niet ingaan op deze opmerking van de heer Bos.
Ik sprak over de gesubsidieerde arbeid. In opdracht van de vorige minister van Sociale Zaken, de heer Vermeend, is in 2001 al het nodige onderzoek verricht. In het interdepartementale beleidsonderzoek Aan de slag werd de gesubsidieerde arbeid geëvalueerd en de conclusie was helder. Gesubsidieerde banen bieden weinig stimulering tot doorstroming naar regulier werk voor mensen die wel doorstromingsmogelijkheden hebben. Verleden jaar juli schreef de heer Vermeend in zijn column in De Telegraaf over jeugdwerkloosheid en de lessen uit het verleden: "Het scheppen van kunstbanen is geen adequate oplossing. Veel jongeren die een gesubsidieerde baan kregen, bleven daarin hangen en stroomden niet door naar een reguliere werkkring." In zijn column legde de heer Vermeend de nadruk op de lagere loonkosten en gerichte scholing, en dat is precies de aanpak waar dit kabinet voor staat.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik gesproken over die 900.000 huishoudens die geen inkomen uit een betaalde baan hebben en heb ik de minister-president gevraagd of hij niet met mij van mening is dat topprioriteit zou moeten zijn om te proberen die huishoudens wel een inkomen uit arbeid te geven boven het bevorderen van tweede inkomens per huishouden. Graag een klip en klaar antwoord!
Minister Balkenende:
Dit is een moeilijk punt, want ik begrijp heel goed waarom het u gaat: het gaat om het gedemotiveerd raken van gezinnen omdat daar helemaal geen sprake van werk is. Sommige gezinnen hebben twee banen en andere helemaal geen. U zegt dat je zodanig beleid zou moeten voeren dat voor elk huishouden een baan mogelijk wordt gemaakt, hetgeen ten koste zou moeten kunnen gaan van het tweeverdienerschap. Dat lijkt mij nu lastig, gelet op de ontwikkelingen van de afgelopen decennia. Denk maar aan economische zelfstandigheid, ontplooiing van iedereen. In werkelijkheid is het natuurlijk niet dat het ofwel om eenverdieners ofwel om tweeverdieners gaat; vaak gaat het om een grotere en een kleinere baan. Ik ben het natuurlijk wel met u eens dat het wenselijk is dat er in elk huishouden een baan is, maar de vraag is of je dan een beleid moet voeren waarin de situatie van het huishouden wordt meegewogen bij de keuzes die moeten worden gemaakt. Dat lijkt mij een lastige kwestie.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik heb er concrete voorstellen voor gedaan in het kader van het belastingplan, bijvoorbeeld om in plaats van de aanvullende combikorting veel meer te kijken naar de algemenere arbeidskorting en niet de instrumenten te gebruiken die het kabinet kiest om huishoudens sneller aan een tweede baan te helpen. Je zou kunnen zeggen dat er niets tegen het tweeverdienerschap is, maar dat die 900.000 huishoudens zonder inkomen uit arbeid topprioriteit verdienen en er eerst voor moet worden gezorgd dat ook voor die gezinnen de mogelijkheid tot motivatie en participatie in beeld komt. Ik zou graag van de minister-president willen horen dat hij er zich niet bij neerlegt en bereid is om te bezien welke extra instrumenten kunnen worden ingezet om die 900.000 huishoudens het eerst te helpen.
Minister Balkenende:
Wij praten nu over de huidige situatie met een toenemende werkloosheid. Enkele jaren geleden was er spanning op de arbeidsmarkt en was de boodschap van het arbeidsmarktbeleid dat wij ervoor moesten zorgen dat bepaalde groepen die te veel aan de kant stonden meer zouden gaan participeren. Denk bijvoorbeeld aan allochtonen, oudere werknemers, arbeidsongeschikten, vrouwelijke werknemers. Op dit moment is er sprake van een inzinking van de economie en doen wij er alles aan om te bereiken dat die weer omhoog gaat en er mogelijk weer meer mensen op de arbeidsmarkt nodig zijn. We moeten een onderscheid maken tussen de huidige conjuncturele problematiek en het feit dat we in dit land gewoon mensen nodig hebben voor zorgactiviteiten, voor onderwijs en bedrijfsleven. Die discussie zou dan wel eens heel anders kunnen uitpakken.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik kan heel weinig met zo'n antwoord, want dit gaat langs mijn vraag heen. Bent u het met me eens dat wij prioriteit moeten geven aan de 900.000 huishoudens die nu geen inkomen uit arbeid genieten? U vertelt een algemeen verhaal over de conjuncturele dip, maar gaat niet in op mijn vraag. U kunt andere keuzes maken dan de aanvullende combikorting. Wilt u dat niet of kunt u dat op dit moment niet?
Minister Balkenende:
Die discussie is eerder gevoerd. Ik heb de redenen voor het beleid gegeven. Ik vind op het zichzelf fair dat wordt gekeken naar waar op dit moment in de economie helemaal geen kansen zijn, maar dat is iets anders dan het wijzigen van fiscale instrumenten. In principe wordt iedereen geacht in zijn bestaan te voorzien. Ik verwacht dat door reïntegratie en de versterking van de structuur de economische mogelijkheden duidelijk beter worden.
Vorige week hebben wij uitvoerig gedebatteerd over het voorjaarsoverleg en de loonmatiging. Het enige wat op korte termijn kan worden gedaan om te voorkomen dat de werkgelegenheid verder wordt vernietigd, is loonmatiging. Dat moeten we doen, juist omdat de werkgelegenheid ons aan het hart gaat. Sinds 1997 zijn de lonen in ons land sterker gestegen dan in de ons omringende landen, sinds 1996 is de concurrentiepositie met 12,5% verslechterd; als we niets doen, loopt dit verder op tot 17% in 2005. Uit de bekende CPB-notitie van 15 oktober 2003 blijkt dat de loonmatiging van 0,5% in 2004 en 2005 structureel 35.000 banen in de marktsector creëert. Loonmatiging is niet nodig om het kabinet een plezier te doen, maar om werkgelegenheid te behouden. We zijn ermee begonnen in 2003, we gaan ermee door in 2004 en 2005. Loonmatiging is het primaire belang van werkgevers en werknemers zelf. Zij zullen aan de cao-tafel tot verantwoorde afspraken moeten komen; dat is de essentie van sociaal overleg. Dat het kabinet en de sociale partners niet tot overeenstemming komen over het prepensioen, is voor mij geen reden om te stellen dat overleg tussen werkgevers en vakbonden ten principale geen zin heeft.
Ik kom bij de opmerkingen van de heer Van der Vlies over zijn motie. Ik ben al ingegaan op een aantal daarvan. Met hem onderschrijf ik dat het langetermijnperspectief het belangrijkst is, maar dat een goede monitoring voor kwetsbare groepen geboden is. Ik kan hem verzekeren dat zijn motie terzake door het kabinet serieus wordt genomen. Minister De Geus heeft de Kamer al geïnformeerd over de wijze van uitvoering. Voor gemeenten is zoals bekend een centrale rol weggelegd. Het kabinet zal een en ander volgen en de Kamer informeren.
Productiviteit is de derde pijler van het kabinetsbeleid. Naast beheersing van de loonkosten en verhoging van de arbeidsparticipatie is verhoging van de productiviteit de derde pijler onder de weg naar meer werk. Dit is het eerste kabinet dat dit zo nadrukkelijk op de agenda heeft gezet. De groeiagenda is daarmee veel breder dan alleen onderwerpen van sociale zekerheid, inkomensbeleid en overheidsfinanciën. Het structurele hervormingsbeleid van het kabinet gaat dieper en verder. Ik noem kort enkele hoofdlijnen, minister Brinkhorst zal hier uiteraard dieper op ingaan.
Ten eerste, de verlaging van de administratieve lasten. Het kabinet heeft zich voorgenomen om deze in deze kabinetsperiode met 25% te verlagen, wat neerkomt op een lastenverlichting van 4 mld. Volgens het CPB zal de arbeidsproductiviteit hierdoor toenemen en de economie hierdoor sneller groeien.
Innovatie is een tweede drijvende kracht achter productiviteitsgroei. Het recente plan van het kabinet om de arbeidsmigratie van kenniswerkers te vergemakkelijken is bijvoorbeeld voorgekomen uit het advies van het innovatieplatform. De technostartersregeling is daar ook duidelijk aan de orde geweest. Ook heeft het platform acties in gang gezet rond de zogenaamde "smart mixes" van investeringen: praktische hindernissen – ook wel "ergernissen" genoemd – voor bedrijven zijn in kaart gebracht, trajecten gericht op de beroepskolom zijn in gang gezet. Ik merk dit op, omdat ik af en toe merk dat er een tamelijk negatieve sfeer heerst van: het schiet niet op, er gebeurt niets. Ik hecht eraan zaken te noemen zoals de kenniswerkersregeling. Het wordt nu eindelijk veel gemakkelijker om kenniswerkers aan te stellen. Ook noem ik de technostartersregeling. Wij zijn druk bezig, onder leiding van de heer Leijnse, met de verbetering van de beroepskolom door het beroepsonderwijs te versterken. Wij zijn bezig om de kennisketen anders te organiseren, met een groep onder leiding van de heer Wijffels. Ook worden de speerpunten van de economische ontwikkeling aangepakt onder leiding van de heer Sistermans. Er wordt hard aan gewerkt. Wij hebben de zaken in kaart gebracht die in het bedrijfsleven belangrijk worden gevonden, zowel in grote bedrijven als in middelgrote en kleine bedrijven. Wij hebben gekeken naar de wensen die leven in de kennissector. Al deze elementen worden op het ogenblik grondig bestudeerd. Ook het deltaplan voor de bètatechnieken, waarmee minister Van der Hoeven bezig is, en de innovatienota van de heer Brinkhorst komen in het platform aan de orde. De innovatiebrief bevat elementen die nodig zijn om de samenwerking op het gebied van R&D te versterken. Het is nodig om een slag te maken in de arbeidsproductiviteit.
Dat geldt ook voor de financiële prioriteiten. Ondanks alle moeilijkheden doen wij er alles aan om datgene wat is beloofd – de 800 mln euro extra voor human capital, onderwijs en R&D – te kunnen waarmaken. Dan heb ik het nog niet eens over de WSBO en het hoogwaardig onderwijs. De heer Dittrich en anderen hebben terecht gezegd dat de kenniseconomie moet worden versterkt; dat is ook onze inzet. Op deze punten zal de minister van Economische Zaken nader ingaan.
Ik kom tot een afronding van mijn bijdrage in deze termijn. Het belang van loonkosten, arbeidsparticipatie en productiviteit wordt in hoge mate onderstreept. Ik denk dat die analyse door velen hier zal worden gedeeld. Dat geldt evengoed voor de inbreng van de heer Bos. Er is tussen het kabinet en de fracties van de PvdA, de SP en GroenLinks verschil van mening over de maatvoering, de maatregelen en de wijze van aanpak. Bij deze fracties beluister ik toch soms de wens tot het conserveren van bepaalde bestaande belangen en een zeker geloof in overheidsplanning van de economie. Ook wordt de collectieve sector soms als een te belangrijke bron van welvaart beschouwd.
Natuurlijk heb ik goed geluisterd naar wat de Kamer naar voren heeft gebracht. Over krap vier maanden, op Prinsjesdag, zal de regering de begroting en nadere voorstellen voor 2005 indienen. Het kabinet zal ter voorbereiding daarvan nadrukkelijk een aantal onderwerpen bezien dat hier vandaag naar voren is gebracht. Ik noem de mogelijkheid om, geheel los van de discussie over het prepensioen, op kortere termijn te stimuleren dat mensen meer uren werken. Ik noem het weghalen van belemmeringen voor mensen met een uitkering om werkervaring op te doen op weg naar een vaste baan, zoals in sommige gemeenten duidelijk gebeurt. Ik wijs in dit kader op de experimenten in Amsterdam. In het koopkrachtbeleid zal nadrukkelijk het begrip "huishouden" moeten worden bekeken, omdat mensen in de praktijk hun huishoudsituatie relevant achten voor de door hen werkelijk beleefde situatie. Dat blijkt ook uit het onderzoek van het Nibud.
Ook noem ik de versterking van het productiviteits- en groeivermogen van de economie. Het kabinet zal de Kamer voor de zomer een brief doen toekomen met een overzicht van te onderzoeken actiepunten. Aangezien de verhoging van de potentiële groei een zaak van de lange termijn is, zal daarbij het vizier ook nadrukkelijk op de periode na 2007 worden gericht. Natuurlijk realiseer ik mij dat ook in deze Kamer verschillend wordt gedacht over de maatregelen en de maatvoering. Ik hoop dat het kabinet met een zo groot mogelijk deel van deze Kamer, op basis van een gemeenschappelijk gedeelde analyse en bezorgdheden, gezamenlijk zal optrekken in de richting van meer werk.
Het kabinet pakt aan met een fors hervormingsbeleid, dat lang niet altijd gemakkelijke maatregelen bevat. Dat onderken ik en dat erken ik. Hervormingsbeleid betekent ook heilige huisjes durven aanpakken en de politieke wil hebben om ook bij tegenwind vast te houden aan hervormingen die nodig zijn met het oog op de toekomst. Tegen de heer Bos zeg ik dan ook dat de kritiek die het kabinet ontmoet, eerder inhoudt dat wij te veel politieke wil hebben en te veel heilige huisjes aanpakken dan te weinig.
De heer Bos (PvdA):
Het zou u sieren als u niet slechts de heilige huisjes van de vakbeweging aanpakt, maar ook uw eigen heilige huisjes. Dat zou het evenwicht brengen dat wij nodig hebben. Verder doet het mij goed dat u zich, net zoals mevrouw Verburg, zo complimenteus uitlaat over de PvdA-wethouder in Amsterdam. Die is inderdaad reuzegoed bezig en verdient alle steun die wij kunnen geven. Ik heb mij echter gestoord aan een opmerking in uw betoog. U zegt dat de oppositie conservatief is en niet wil veranderen en dat de oppositie gelooft in een centralistische overheidsplanning. Nu even de feiten. U bent degene die niet wil praten over een verandering in de pensioenpremieaftrek voor de hogere inkomens. U bent degene die niet wil praten over een wijziging in uw plannen voor de onroerendezaakbelasting. U bent degene die niet wil praten over het aanpakken van de belastingfaciliteiten voor de grijskentekenrijders. Het conservatisme zit vandaag bij u en niet bij de oppositie. En wat het geloof in centrale overheidsplanning betreft: u bent degene die pleit voor loonmaatregelen of het niet algemeen verbindend verklaren op het moment dat werkgevers en werknemers de verantwoordelijkheid nemen waarvoor u jarenlang zelf heeft gepleit. De oppositie doet dat niet.
Minister Balkenende:
In het begin van mijn betoog heb ik aangegeven dat wij bezig zijn met een program van structuurhervorming, waarvan ik de verschillende voorbeelden heb genoemd. Dat is niet conservatief, dat is toekomstgericht. Vorige week hebben wij het hier gehad over solidariteit. De norm van solidariteit moet altijd aanwezig zijn in de samenleving; anders krijg je de veramerikanisering waarop wij met elkaar kritiek hebben. Er moet echter wel onder ogen worden gezien, welke instrumenten daarvoor nodig zijn. Op dat punt – dit bedoelde ik met "heilige huisjes" – moet je bekijken of de arrangementen die in het verleden tot stand zijn gekomen, kunnen worden gehandhaafd. Er zullen een aantal slagen moeten worden gemaakt om in te spelen op de toekomst. In dat licht werken wij aan beleid dat wij noodzakelijk achten.
De heer Marijnissen (SP):
In aansluiting hierop wil ik nog iets vragen over het algemeen verbindend verklaren. Dit punt is niet expliciet aan de orde geweest in het betoog van de minister-president. In het regeerakkoord staat dat indien werknemers en werkgevers in Stichting van de Arbeid hun verantwoordelijkheid nemen, goede afspraken maken en die ook nakomen, cao's algemeen verbindend worden verklaard. Het is altijd discutabel wat "goed" of "verantwoordelijkheid nemen" betekent. De vice-premier noemde afgelopen vrijdag zeker drie punten, waaronder 70%-aanvulling in het tweede ziektejaar en de loonstijging, waarbij het kabinet zich het recht voorbehoudt om het algemeen verbindend verklaren niet toe te passen, terwijl dat al vijftig jaar in dit land gebeurt. Hoe kan de vakbeweging dit anders opvatten dan als een oorlogsverklaring?
Minister Balkenende:
Er is geen sprake van een oorlogsverklaring. Zonet heb ik gesproken over solidariteit. Waarom heeft het kabinet keer op keer gezegd dat de komende jaren moet worden gekozen voor de nullijn? Dit is ten eerste nodig om te werken aan een gelijkmatige inkomensontwikkeling in de collectieve sector, de ambtenarensalarissen en de uitkeringen, en in de marktsector. Ten tweede is die matiging nodig om de opgelopen achterstanden op andere landen in te halen. Ten derde is het, als wij in de toekomst verder willen komen, noodzakelijk dat de arbeidsinkomensquote daalt, zodat ruimte ontstaat voor investeringen. Indien de vakbeweging toch zou kiezen voor loonstijgingen – ik noem nu even geen percentages – heeft dat grote gevolgen. De verhoudingen tussen de collectieve sector en de marktsector zouden schever worden. Verder brengt dit risico's met zich mee voor de winstgevendheid van bedrijven en voor het herstelbeleid. Als overheid moet je je dan afvragen of zo'n ontwikkeling dwingend moet worden opgelegd aan allen in de bedrijfstak, terwijl je ervan overtuigd bent dat die ontwikkeling niet goed is. Die principiële vraag is aan de orde geweest bij de formulering van het Hoofdlijnenakkoord en in eerdere stukken. Er kunnen zich ontwikkelingen voordoen die ervoor zorgen dat je als regering anders tegen dit instrument aankijkt. Dit is niet het zoeken van de confrontatie maar het confronteren van werkgevers en werknemers met hun verantwoordelijkheid voor wat nodig is. Ik ben het er dus niet mee eens dat de inkomens best meer kunnen stijgen, omdat ik mij zorgen maak over de zaken die moeten worden verbeterd. In dat kader ben ik gelukkiger met wat vorig jaar gebeurde dan met de huidige situatie.
De heer Marijnissen (SP):
Eigenlijk neemt het kabinet dus gewoon een loonmaatregel en zegt het: het is slikken of stikken; wij zeggen wat "goed" is en wat "verantwoordelijkheid nemen" is; voldoet u als vakbeweging daar niet aan en vraagt u 1,25% loonstijging – dit is nog niet eens de inflatie – dan gaan wij dat niet algemeen verbindend verklaren. Dit betekent een impliciete oorlogsverklaring aan de vakbeweging. Nog erger is dat het zal leiden tot veel meer bureaucratie omdat al die werknemers individueel met hun werkgever moeten gaan onderhandelen. Hoe ziet de minister-president dat voor zich? Zo'n werknemer heeft geen poot om op te staan. Dit lijkt erg veel op het verhaal van staatssecretaris over de arbeidsomstandigheden. Het is een grote misvatting van het kabinet dat werkgever en werknemer op hetzelfde niveau staan en gelijke partners zijn. Dat is juist de reden dat de vakbeweging zich heeft verenigd. In dat kader heb ik het gehad over Kuyper en de spoorwegstaking van 1905; daaruit is het CNV voortgekomen. Men zag namelijk dat vereniging van arbeiders nodig was. Het kabinet zaagt de stoelpoten onder de vakbeweging vandaan. Realiseert de minister-president zich dat wel?
Minister Balkenende:
Het CNV heeft zelfs wortels tot in het eind van de negentiende eeuw. Het werd toen anders genoemd, maar dat is niet het punt.
Van een loonmaatregel is sprake als je bepaalt dat er een loonstop moet komen. Daarover is in het verleden wel eens gesproken. Zo'n maatregel is moeilijk te handhaven. Bovendien is een dergelijke ingreep niet aan de orde. De algemeenverbindendverklaring van cao's is namelijk geen loonmaatregel, maar een instrument van de overheid om te bepalen dat wat werkgevers en werknemers overeenkomen, dwingend wordt opgelegd aan de hele sector. Als wij zeggen dat er niet wordt ge-AVV'd, dan is dat naar mijn taxatie geen loonmaatregel, maar een instrument dat het kabinet heeft om te gebruiken als het vindt dat er ontwikkelingen zijn die niet goed zijn voor de economie en die tegen het algemeen belang ingaan. Er moet worden geconfronteerd met verantwoordelijkheden als dingen niet goed gaan. Algemeenverbindendverklaring is geen loonmaatregel, maar een instrument dat wij hebben om dingen te doen die nodig zijn op grond van de economische ontwikkeling van Nederland.
De heer Marijnissen (SP):
Als de algemeenverbindendverklaring daadwerkelijk niet doorgaat, dan zal dat leiden tot een verharding van de tegenstellingen in de samenleving. U zult daarvan absoluut spijt krijgen. Bovendien zult u aanvullend veel meer bureaucratiekosten krijgen, vanwege alle onderhandelingen die moeten plaatsvinden. Ten slotte zult u de onrechtvaardigheid in de samenleving verder bevorderen. Ik verzeker u: u krijgt er spijt van.
Minister Balkenende:
Mijn weerwoord tegen de heer Marijnissen is dat wij evenzeer spijt zullen krijgen van een inkomensontwikkeling die niet goed is voor de bevordering van de werkgelegenheid, de concurrentiepositie en de solidariteit. Op die punten willen wij letten. Daarom hebben wij onze opmerkingen gemaakt over het instrument van algemeenverbindendverklaring.
Minister Zalm:
Voorzitter. Laat ik beginnen met de oorzaak van de problemen waarin wij terecht zijn gekomen. Vanuit de Kamer zijn verschillende oorzaken aangewezen. Het stuk van de PvdA-fractie is op dit punt glashelder: de verantwoordelijkheid voor de huidige situatie ligt bij twee jaar kabinetten-Balkenende. De heer Marijnissen noemt een heel andere oorzaak. Hij vindt dát namelijk te veel eer voor die twee kabinetten. Het probleem is volgens hem de recessie en daarbij komen altijd VVD'ers die slim gebruik maken van de omstandigheden om beleidsvoorstellen door te drukken die in andere omstandigheden niet door te drukken zijn. De heer Van der Vlies is misschien het meest wijs van iedereen. Hij vraagt zich namelijk gewoon af hoe het kan. Het ging immers zo goed volgens hem.
Ik hoop dat ik met enige vrijmoedigheid kan terugblikken. Er is sprake van een situatie waarop het volgende Engelse spreekwoord van toepassing is: "Success carries the seeds of its own destruction." Dat zie je in de jaren negentig heel goed. Wij hebben toen een fantastische groei van de werkgelegenheid gehad met een steeds krapper wordende arbeidsmarkt. Op een gegeven moment hadden wij zelfs het laagste werkloosheidspercentage van de hele Europese Unie. Wij waren in 2001 zelfs Luxemburg gepasseerd. Geleidelijkaan zie je vervolgens de loonstijging in Nederland sneller oplopen dan in andere landen. Wij kwamen op een gegeven moment met loonstijgingspercentages – berekend aan de hand van de loonsom per werknemer – van boven de 5%. Wij hebben dat een jaar of vier volgehouden. De loonstijgingen waren toen steeds in de orde van grootte van 5%. Ten opzichte van Europese concurrenten verslechterde onze concurrentiepositie dramatisch. Toch zag je dat nog niet in termen van economische groei en werkgelegenheid, want tegelijkertijd was de euro aan het verzwakken. Hij liep in vergelijking met de dollar terug van 1,13 tot 0,90 in 2001. Dat gaf een zekere tegendruk. Terwijl wij verslechterden ten opzichte van Europese concurrenten, wonnen wij dankzij de wisselkoers van niet-Europese concurrenten. Bladzijde 80 van het Centraal economisch plan kan ik iedereen ter lezing aanbevelen.
De spanningen ontlaadden zich net op het verkeerde moment. Vanaf 2001 zakte de wereldhandel in elkaar. Dat gold ook voor de dollar. De euro werd opeens sterk. Er kwamen dus twee dingen tegelijkertijd: enerzijds kregen wij last van "de euro". Het tijdelijk voordeel van de zwakke euro was afgelopen, waardoor wij weer teruggingen naar een normaal niveau. Anderzijds stagneerde de wereldhandel. Die twee klappen kwamen in Nederland heel hard aan. Dat staat nog los van het feit dat loonstijgingen altijd met enige vertraging doorwerken op de werkgelegenheid. De drie genoemde zaken leidden tot een dramatische verslechtering van de Nederlandse economische positie.
Terugblikkend, kun je je afvragen wat wij toen beter hadden kunnen doen. Zoals de heer Van As al min of meer in zijn betoog opmerkte, hadden wij beter het dak kunnen repareren toen de zon scheen. Wij hadden toen dus de WAO, de WW en de vroegpensioenen moeten hervormen om het arbeidsaanbod te bevorderen. Wij zijn stukgelopen op de spanning op de arbeidsmarkt. In het jaar 1999-2000 boden de werkgevers tegen elkaar op omdat er voor bijna niets meer werknemers waren te krijgen. Er waren nog wel een heleboel mensen met een uitkering, maar er waren geen werknemers meer te krijgen. Die situatie moeten wij in de toekomst zien te voorkomen. Wat staat ons nu te doen? In de eerste plaats moeten wij het loonkostenpeil corrigeren en onze concurrentiepositie verbeteren. Dat betekent ordinair dat wij gedurende twee tot drie jaar pas op de plaats moeten maken met de lonen. Dat is om de concurrentiepositie te herstellen. Gelet op het feit dat de normale, natuurlijke groei van het arbeidsaanbod aan het afnemen is, moeten wij ervoor zorgen dat wij later een voldoende effectief arbeidsaanbod hebben. Dan lopen wij niet vast zoals wij aan het einde van de jaren negentig zijn vastgelopen. Arbeidsmarktspanningen en een zoveelste loonspiraal omhoog dienen te worden voorkomen zodra wij weer kunnen meedraaien in de internationale conjunctuur. Om deze reden en om reden van de vergrijzing die op ons afkomt, staat in het beleid van het kabinet sterk voorop dat iedereen beneden de leeftijd van 65 jaar moet werken, mits die daartoe in staat is. In ieder geval mag niemand op kosten van de collectiviteit buiten het arbeidsproces raken. Vandaar dat de WAO en het vroegpensioen moeten worden hervormd, de bijstandswet moet worden herzien en de Werkloosheidswet moet worden versoberd. Dat is de lering die wij hebben getrokken uit de situatie in de jaren negentig; dit is de beleidsreactie daarop.
De tegenbegroting van de fractie van de PvdA komt op een nogal bijzonder moment. Er zit een aantal budgettaire, maar ook filosofische aspecten aan. Zo vind ik het nogal opmerkelijk dat het uitgangspunt dat kinderopvang de werknemer, de werkgever en de overheid aangaat, nu wordt weggezet, terwijl dat ten grondslag lag aan het wetsvoorstel inzake kinderopvang, opgesteld door de staatssecretarissen Adelmund, Vliegenthart en ik meen ook Bos. De bijdrage van de werkgever wordt nu kwijtgescholden en die van de werknemers wordt gehalveerd. De overheid neemt nu voor 85% de kosten van kinderopvang voor haar rekening. Ik vind dat het iets te gemakkelijk wordt gemaakt voor werkgevers en werknemers en dat iets te veel verantwoordelijkheid bij de overheid wordt gelegd. Dat is niet goed. De sociale partners moeten ook verantwoordelijk worden gesteld voor het met elkaar regelen van zaken.
De heer Bos (PvdA):
Nu komt de eigen verantwoordelijkheid wel goed uit, maar op het moment dat zij loonafspraken maken niet.
Minister Zalm:
Nee, dat komt mij ook goed uit.
De heer Bos (PvdA):
U hebt natuurlijk gelijk als u verwijst naar het eerdere wetsvoorstel met de tripartiete verdeling, waardoor werkgevers, werknemers en de overheid allemaal verantwoordelijk werden gesteld. Verwijt u ons alleen niet dat wij daar afstand van nemen als u eerst zelf in de loop van de verdediging van dat wetsvoorstel op tal van punten afstand hebt genomen van het oorspronkelijke concept waarop Margot Vliegenthart en Wouter Bos allebei inderdaad heel trots waren. Er zaten namelijk tal van zaken in die u in de afgelopen maanden hebt prijsgegeven en die het wetsvoorstel als geheel bar weinig doen lijken op wat het ooit was.
Minister Zalm:
Dan zou ik denken dat u zou terugkeren naar dat prachtige wetsvoorstel, maar dat gooit u ook in de prullenbak.
De heer Bos (PvdA):
Wij kunnen niet alles repareren wat u kapotmaakt. Nu dat er ligt, willen wij ons wel inspannen voor het slechten van de financiële drempels voor werknemers of werkgevers. Dat is voor een bescheiden bedrag mogelijk. Het zal de werkgevers ook goed uitkomen. Zij zouden op dit moment namelijk zeer grote problemen hebben met het betalen van hun financiële bijdrage aan kinderopvang vanwege uw wet. Vooral voor het midden- en kleinbedrijf zou dit moeilijk zijn. Het zal ook de ouders goed uitkomen. Zij zouden namelijk door het oorspronkelijke wetsvoorstel te maken hebben gekregen met kinderopvang waarvan de prijs zou worden gereguleerd; door het nieuwe wetsvoorstel hebben zij te maken met kinderopvang voor een prijs waarvoor niemand zich verantwoordelijk voelt. Ik denk dat die ouders dit voorstel heel wat liever hebben dan het uwe.
Minister Zalm:
Ik stel vast dat de heer Bos zich distantieert van het voorstel dat hij samen met twee andere staatssecretarissen ten tijde van het paarse kabinet heeft geformuleerd. Het was veel goedkoper en eenvoudiger geweest als u daarnaar was teruggekeerd. Dat had geen 800 mln euro hoeven kosten. Met dat geld had iets nuttigers kunnen zijn gedaan dan het aanbieden van een douceurtje aan werkgevers en werknemers door van kinderopvang een overheidsverantwoordelijkheid te maken.
De heer Bos (PvdA):
Als de heer Zalm zo onder de indruk is van het voorstel voor de kinderopvang dat ik ooit zelf verdedigd heb, laat hij dat voorstel dan uitvoeren, in plaats van het eerst helemaal uit te kleden en vervolgens per 1 januari in te voeren.
Minister Zalm:
Ik vind dat wij een beter voorstel hebben. Wat hier plaatsvindt, is een volstrekte collectivisering. De overheid gaat in de toekomst voor 85% de kinderopvang betalen. De werkgevers betalen niets meer. De werknemers betalen nog 15%. Dat is dan een voorbeeld waarin de overheid in de lijn van de Partij van de Arbeid blijkbaar erg veel moet doen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik heb met vrij veel interesse naar de discussie zitten luisteren. Ik constateer dat beiden ongelukkig zijn met de ontwikkeling die de wet doormaakt. Ik zou een kleine bemiddelingspoging willen doen. Ik zou willen uitkomen op het oude voorstel. Dat zou een geweldige verbetering zijn. Wij hoeven dan ook niet volledig te collectiviseren.
Minister Zalm:
Ik vind het huidige voorstel uitstekend. Wij hebben een heel goed voorstel gedaan. Het probleem bij het vorige voorstel was dat de overheid wel het gat in dook als de werkgever het er bij liet zitten. Dat is een beloning voor slecht gedrag. Ik vind het huidige wetsvoorstel prima. Het ging mij er alleen even om dat het mij verbaasde dat de werkgever bij de kinderopvang helemaal gesauveerd wordt door de Partij van de Arbeid, dat de werknemer een veel kleinere bijdrage gaat leveren dan in de oorspronkelijke plannen, die ook door de Partij van de Arbeid werden gesteund, en dat de overheid voortaan 85% van de kinderopvang mag financieren. Ik spreek mijn verwondering daarover uit. Dat staat even los van de sommetjes, want het kost ook een hoop geld.
De heer Bos (PvdA):
Een laatste noot voor de geschiedenis is dat toen staatssecretaris Bos dat prachtige voorstel verdedigde, dat mede gebeurde onder verantwoordelijkheid van minister Zalm.
Minister Zalm:
De heer Bos heeft de staatsrechtelijke verhoudingen nog perfect voor ogen. Ik complimenteer hem daarmee.
Voor de arbeidskorting is een zeer omvangrijk bedrag uitgetrokken, 1,9 mld. Ik wijs op het bezwaar dat die arbeidskorting vanaf modaal in een rap tempo wordt afgebouwd. Nu heeft die arme modaal in Nederland al te maken met een marginale druk van 53%, puur van belastingen en premies. Hij zit net in de 42%-schijf en betaalt daarnaast nog pensioenpremie, VUT-premie, AWF en ZFW. Ik laat nog maar even buiten beschouwing dat de werkgever ook nog een marginale wig heeft in de orde van grootte van 20%. 53% is een marginaal tarief en dan moet er verder niets gebeuren. Daar komt in het traject van de eerste 3000 euro bovenmodaal 16% bovenop. Daarmee komt hij in zo'n situatie al op 69%. Dat is bijna het toptarief dat wij vroeger voor miljonairs hadden, namelijk 72%. Hij moet dan ook niet nog een kind hebben dat toevallig een tegemoetkoming studiekosten heeft, want dan krijgt hij er nog eens 30% bovenop. Hij komt dan in het ideale Zweedse model. Hij mag in dat project 100% van zijn inkomensverbetering afstaan aan de overheid, aan minder werkbonus van de PvdA. Zijn normale marginale tarief zit al boven de 50%. Dat lijkt mij voor de modale man een niet erg stimulerende omgeving.
De heer Bos (PvdA):
Laten wij wel vaststellen dat die modale man, waarover de minister nu een enorme somberheid creëert, meer overhoudt dan in de plannen van de minister. Per saldo gaat het voor alle mensen die hij beschrijft om een belastingkorting.
Laten wij echter even over die constatering heen stappen. Hij maakt het verschil tussen ons nu eigenlijk tot een kwestie van techniek. De marginale druk gaat de verkeerde kant op, etc. Is het wat hem betreft wel bespreekbaar om na te denken over dit type arbeidskorting, mits wij met elkaar afspraken kunnen maken om tot een andere verdeling van de druk te komen, zodat die misschien niet zo steil loopt als in onze plannen? Tot zo'n gesprek ben ik altijd bereid.
Minister Zalm:
Het ideale effect op de marginale druk is nul. Dat is de techniek die het kabinet hanteert, met de arbeidskorting als een vast bedrag. Dat is al enigszins nivellerend, want procentueel pakt dat het beste uit voor de lagere inkomens. Dat afbouwen is een slechte zaak. Ik heb mij altijd verzet tegen dit soort opkrikken van de marginale druk, die in Nederland over de hele linie al heel hoog is, eigenlijk al vanaf het minimumloon. Ik denk ook nog aan de huursubsidie. Dus de marginale tarieven zijn in Nederland erg hoog. Stel dat je met de Amerikaanse situatie te maken hebt en een gemiddelde belastingdruk van pak 'm beet 25%. Als je dan iets inkomensafhankelijks doet, heb je te maken met een heel andere situatie. In Nederland zit je bijna over de hele linie in de buurt van de 60% en met de inkomensafhankelijke regelingen die wij hebben kun je daar aanzienlijk bovenuit gaan. Ik ben wel voorstander van het verhogen van de arbeidskorting – dat is ook een onderdeel van het beleid van het kabinet – maar geen voorstander van het afbouwen daarvan.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Om dit deel van de discussie af te sluiten: de heer Zalm staat een arbeidskorting voor waarmee de topinkomens net zoveel euro's voordeel hebben als de lagere inkomens. Dat lijkt mij niet verdedigbaar, niet alleen uit rechtvaardigheidsmotieven, maar ook omdat elke econoom kan aantonen dat een euro voordeel aan de onderkant van het salarisgebouw veel grotere effecten op de arbeidsmarkt heeft dan aan de bovenkant van dat gebouw.
Minister Zalm:
Iedere econoom kan u ook uitleggen dat verhoging van de marginale druk in die zin slecht is dat daarmee de mensen niet de incentive krijgen om hun inkomen te verbeteren, om langer te gaan werken of om in een opleiding te investeren. De marginale tarieven in Nederland zijn al problematisch hoog, al vanaf het minimumloon.
Voorzitter. De heer Bos heeft voorts nog de OZB in de aanbieding gedaan. Eerst zegt hij, overigens niet geheel ten onrechte, dat het kabinet daar nog dekking voor moet vinden. Dat betekent dat hij ook nog compensatie moet vinden voor 9 mln aan lastenverzwaring, ten minste als hij het geld van de OZB toch wil inboeken. Blijkbaar brengt het voorstel een lastenverzwaring van 9 mln met zich.
Ik herinner de heer Bos in dit verband aan de interessante analyse van het CPB. Die staat op bladzijde 112 van het CEP. Het CPB schrijft: de inkomenseffecten zijn relatief het grootst voor de huishoudens met een laag inkomen. U weet dit. De verklaring hiervoor is dat de woningwaarde minder dan evenredig stijgt met het inkomen. De heer Duivesteijn wist dit ook al, want hij had het altijd over hoge woonlasten voor lage inkomens. Dat betekent dat de OZB relatief gunstig uitpakt voor de lagere inkomens. Denk aan de afschaffing van de gebruikerswaarde. Er is natuurlijk ook het punt van de kwijtschelding die volgens het CPB gemiddeld 80 tot 100 euro bedraagt. Dat staat hier tegenover. De mensen in de bijstand hebben geen voordeel van de OZB. Zij hebben overigens ook geen voordeel van het voorstel van de heer Bos op het punt van de arbeidskorting. Laten wij daarover dan ook eerlijk zijn. Bij die korting gaat het om 500 euro per persoon. Dat geld krijgt de uitkeringsgerechtigde niet, de bejaarden niet en de WAO'ers ook niet. Wat dat betreft is de groep die niets krijgt bij de lastenverlichting volgens het voorstel van de heer Bos groter dan bij de afschaffing van de OZB. Bij die afschaffing bestaat de groep alleen uit de bijstandsgerechtigden. Beide mogelijkheden hebben een positief effect op de oplossing van de armoedeval. Daarover bestaat geen verschil van mening. Als er 1,9 mld verspijkerd wordt, is het effect natuurlijk groter.
De heer Bos (PvdA):
Bent u het eens met de conclusie die door de rijksdienst Groningen is getrokken met betrekking tot verlaging van de onroerendezaakbelasting? Die rijksdienst is van mening dat 70% van het voordeel bij 50% van de duurste woningen terechtkomt.
Minister Zalm:
Zolang wij een progressief belastingsysteem hebben, zal dit effect er altijd zijn. Dit geldt eveneens bij btw-verlagingen. Ik heb geciteerd uit het CPB-rapport. Daarin staat dat procentueel dit voordeliger uitpakt voor de laagste inkomens. Dat komt niet al te veel voor. Als je de alcoholaccijns bijvoorbeeld verlaagt, ligt dit een slagje anders. In dit geval is de uitkomst relatief gunstig voor de laagste inkomens.
Voorzitter. Dan wil ik iets zeggen over de dekking, want daarbij is natuurlijk sprake van een grote klapper: 2,5 mld door beperking van de aftrekbaarheid van pensioenpremies. Ik meen mij te herinneren dat dit al eens door de fractie van de Partij van de Arbeid naar voren is gebracht als alternatief voor de kabinetsplannen met VUT en vervroegd pensioen. Ik zie de heer Bos nu met zijn hoofd schudden. Dan constateer ik dat wij met vreugde kunnen vaststellen dat de Partij van de Arbeid het kabinet op dit vlak steunt. Als je toch iets in de pensioensfeer wilt doen, ligt het voor de hand dat je zaken die je verwerpelijk vindt en die het kabinet voorstelt, daarmee verdisconteert. Daarvoor staat namelijk 1,7 mld in de boeken.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Ik moet elke paar minuten iets rechtzetten. Op dit idee hebben wij vorige week al een duidelijk antwoord gegeven. Wij hebben gezegd dat het voorstel dat de vakbeweging in de laatste minuten van de onderhandelingen heeft gedaan, namelijk het inzetten van het spaarloon, ons een verstandige manier leek om het gat dat er nog was bij de financiering, daadwerkelijk te overbruggen.
Minister Zalm:
Ik begrijp dat u het spaarloon wilt afschaffen. Daar nemen wij dan ook nota van. Wij hebben echter wel eens iets anders gehoord.
De heer Crone (PvdA):
Nee.
Minister Zalm:
Ik stel dat vast.
Ik zie die voorstellen toch als afwijkingen ten opzichte van het kabinetsbeleid en stel vast dat dit effect voor 600 mln ook al in de kabinetsplannen zit. Wij schaffen ook voor mensen boven anderhalf keer modaal de faciliteit VUT/prepensioen af. Ongeveer een kwart van de pensioenpremie heeft daarop betrekking. Het lijkt toch op een zekere dubbeltelling. Naar mijn oordeel zit er daardoor een gat in de dekking van 600 mln, omdat het al in andere boeken is opgenomen.
Ik laat de rekenpartij verder voor wat het is en maak een enkele opmerking over het rekenwerk van mevrouw Halsema. Zij heeft heel goed gerekend: als je 200 mln hebt en 2000 euro per persoon geeft, dan bereik je 100.000 personen. Zij zou nog meer effect bereiken als zij 200 euro per persoon geeft, want dan kan zij namelijk een miljoen personen bereiken. Rekenkundig klopt dat natuurlijk allemaal, maar het is de vraag of de causaliteit ook zo loopt. Ik heb niet het vermoeden dat je met 200 mln aan eenmalige subsidies van 2000 euro per persoon een economisch effect bereikt van 100.000 extra banen, wat zij natuurlijk graag zou willen en ik met haar. Als dat voor 200 mln zou kunnen, zou ik ook bezwijken. Dan verdienen wij veel meer aan bespaarde werkloosheidsuitkeringen dan dit kost. Dat is natuurlijk "an offer I could not refuse". Ik heb het vermoeden dat het niet zo zal uitwerken. De premier heeft al aangeboden om het CPB eens te laten kijken. Ik schat in dat mevrouw Halsema heel blij zou mogen zijn, als zij 10% van het effect behaalt dat zij nu in de boeken heeft staan.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik ben benieuwd. Laten wij het inderdaad maar afwachten. Ik durf wel te stellen dat het economisch effect van mijn voorstel veel groter zal zijn dan van uw tegenvoorstel.
Minister Zalm:
Laten wij dat maar rustig afwachten. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal nog iets zeggen over de dekking. Eerder zijn er van de linkerkant wel warme woorden gesproken over de dekking die nu in de aanbieding wordt gedaan.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Vanzelfsprekend hebben wij in het verleden het snoeien in de reïntegratiebudgetten hard bekritiseerd. Daarom heb ik zeer nadrukkelijk gezegd dat er niet wordt gesnoeid, maar dat het wordt gebruikt voor het creëren van werk. Dat is iets heel anders. Dat zou u ook moeten verdisconteren in uw antwoord.
Minister Zalm:
Uit dat budget worden ook de Melkertbanen gefinancierd. Daar had u altijd een heel warm gevoel bij, dacht ik. Maar goed, voor dit doel blijkt het wel te mogen. Dit effect is natuurlijk wat speculatiever dan de Melkertbaan. Ik probeer mij even te verplaatsen in uw gedachtegang. Hier moeten wij het hebben van de economische effecten en die zijn altijd wat onzekerder.
Ik kom bij de administratievelastendruk. De minister van Economische Zaken en ik respectievelijk tegenwoordig weer de staatssecretaris van Economisch Zaken en ik zijn daar volop mee bezig. Er liggen voorstellen bij de Kamer. Het is begrijpelijk dat het niet allemaal wordt gemerkt, want een aantal van die voorstellen hangt af van parlementaire goedkeuring. Wij hebben een 130-tal voorstellen aan u voorgelegd. Die worden nu in commissies besproken en hopelijk zullen wij er ook nog een plenair debat over hebben. Een aantal zaken is al in werking, zoals de vereenvoudiging van het autodossier in de fiscaliteit en de uniformering van het loonbegrip. Volgend jaar krijgen wij de ene inning van de loonbelasting en premies. Zo moet dat geleidelijkaan uitrollen. Die plannen moeten geleidelijkaan voelbaar en merkbaar worden voor het midden- en kleinbedrijf. Wij laten dit project niet los en breiden het zelfs uit richting Europa.
De heer Van As heeft gesproken over de tweede Maasvlakte. Vergeleken met de andere projecten die hij heeft genoemd, zijn wij hier veel verder mee. Ik heb goede hoop dat wij over niet al te lange tijd de onderhandelingen met Rotterdam succesvol kunnen afsluiten.
De heer Van As heeft gezegd dat je dit soort dingen eigenlijk nu niet moet doen: het zit nu wat tegen; je moet eigenlijk in goede tijden structurele hervormingen doen. Daarmee heeft hij natuurlijk een punt. De heer Bolkestein heeft wel eens gezegd dat je het dak moet repareren als de zon schijnt. Tegen de heer Van As zeg ik dat wij niet ophouden met het dak repareren als het gaat regenen.
Staatssecretaris Rutte:
Voorzitter. Ik begin met een opmerking over de plannen van mevrouw Halsema. Ik doe dat in de vorm van een health warning, zoals dat bij MTV heet. Het weghalen van nog eens 100 mln bij de gemeenten zal grote problemen opleveren. De gemeentelijke budgetten zijn geraakt door bezuinigingen van dit kabinet. Op dit moment is het mogelijk om het hele stelsel van Melkertbanen om te bouwen tot een nieuw stelsel dat aansluit bij de Wet werk en bijstand. Dat gaat nauwelijks of niet gepaard met ontslagen. Elke ontslagaanvraag wordt bekeken door het aanjaagteam, waardoor de teller geloof ik op tien staat en zelfs die zijn niet zeker. Het gaat dus eigenlijk heel goed. Als wij nog eens 100 mln weghalen uit het gemeentelijk domein, maken wij het voor de gemeenten onmogelijk om die verknoping aan te brengen tussen het arbeidsmarktbeleid en het stelsel van gesubsidieerde banen. Doe dat alstublieft niet. Dat zou werkelijk verschrikkelijk slecht zijn en effecten hebben die GroenLinks tot nu toe niet wilde.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dit berust op een misverstand. Wij halen het geld niet bij de gemeenten weg. Wij zeggen dat gemeenten ruimte moeten hebben om het zo te besteden.
Staatssecretaris Rutte:
Nee, dat is niet uw voorstel. Uw voorstel is om 100 mln daar weg te halen en te besteden aan een andere regeling. Dat betekent dat de gemeenten niet langer zelf de bevoegdheid hebben om die 100 mln te besteden en arrangementen te maken waarin die Melkertbanen kunnen worden omgebouwd. Het plan leidt tot extra ontslagen in de sfeer van de gesubsidieerde arbeid. Dat zou mevrouw Halsema niet moeten willen.
Ik geef een tweede health warning op hetzelfde plan. De gemeentelijke beleidsvrijheid die met de WWB tot stand is gekomen, wordt ermee ingeperkt. Ik weet dat mevrouw Halsema en haar partij niet al te veel vertrouwen hebben in wat gemeenten kunnen doen voor het geluk van mensen die geconfronteerd worden met werkloosheid, maar ik ben heel benieuwd wat eminente wethouders van GroenLinks – ik noem Gon Mevis in Tilburg, ik noem Bart Eigeman in 's-Hertogenbosch – van dit plan vinden.
Het is belangrijk dat mensen naar de arbeidsmarkt gaan en dat zij, als zij er komen, niet hun eigen echo horen. Anders gezegd: het gaat om de armoedeval en de productiviteitsval. Voor het voorkomen van de armoedeval gaat het om een activerend stelsel van sociale zekerheid, om maatregelen als de arbeidskorting. Bij de productiviteitsval gaat het bijvoorbeeld om individuele loonkostensubsidies die in het kader van de WWB mogelijk zijn.
Bij armoedeval en productiviteitsval is vitaal dat scholing stevig gemarkeerd is in het beleidspakket. Het belang van scholing kunnen wij niet genoeg benadrukken. Wij leggen steeds meer het accent op het element van de beroepsopleidingen en de aandacht daarin voor de praktijkcomponent. In de vergaande samenwerking die tot stand is gekomen tussen SZW, EZ en OCW wordt het duaal vormgeven aan trajecten echt opgepakt, zowel vanuit de departementen als in de lokale uitvoering. Er is echter ook een grote groep mensen die op de een of andere manier een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft ontwikkeld of nog aan het ontwikkelen is. In tijden waarin de economie nog niet aantrekt, is scholing buitengewoon belangrijk om mensen zo fit mogelijk te houden voor de arbeidsmarkt zodra deze weer gaat aantrekken. Juist de combinatie met individuele loonkostensubsidies, zoals die in de bijstandswet mogelijk zijn, kan een heel goede manier zijn om mensen weer terug op de arbeidsmarkt te brengen. De maatregelen die het kabinet nu neemt, bijvoorbeeld in het kader van de jeugdwerkloosheid, om veel meer de nadruk te leggen op wat mensen kunnen in termen van ervaring en competentie, maar die niet direct terug zijn te vinden in concrete diploma's, moeten mensen weer het perspectief op de arbeidsmarkt geven.
Mevrouw Verburg heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de jeugdwerkloosheid. Zij sprak onder andere over het jongerenconvenant waarover ook Hans de Boer, voorzitter van de taskforce jeugdwerkloosheid, vandaag in interviews heeft gesproken. Het departement is daarvan op de hoogte. Wij zijn bezig om te bekijken of dit initiatief, zoals het zich nu aftekent in de metaalsector, ook in andere sectoren kan worden gebruikt. Het initiatief lijkt zeer interessante aanknopingspunten te hebben. Ik ga dat stevig oppakken, waarvan ik de Kamer op de hoogte zal houden. Dit kan een belangrijk initiatief zijn, flankerend aan het huidige pakket aan aanpak jeugdwerkloosheid.
Mevrouw Verburg (CDA):
Dit vind ik een heldere toezegging, waarvoor dank. U probeert dus te voorkomen dat met alle O&O-fondsen apart wordt gesproken, zodat een heel lange procedure ontstaat. U gaat bekijken of er een convenant kan worden gesloten met een aantal grote O&O-fondsen, waar veel jongeren kunnen leren en werken tegelijk.
Staatssecretaris Rutte:
Dat zou een route kunnen zijn. Als dat mogelijk is, is dat natuurlijk de meest verkieslijke route, want dan maak je het zo simpel mogelijk. Het kan ook zo zijn dat je in een aantal gevallen tot verschillende convenanten moet komen. Ik bekijk de route dus nog heel goed, de informatie is nog heel erg vers, maar ook zodanig qua inhoud dat ik het betekenisvol genoeg vind.
Mevrouw Verburg vroeg hoe wij ervoor kunnen zorgen dat het nooit meer kan voorkomen dat er maar 180 mensen beschikbaar zijn voor 10.000 banen in de land- en tuinbouw. Ik heb mij daarover natuurlijk ook verschrikkelijk verbaasd, al is dat op zichzelf geen nieuw beeld, want het is al een aantal jaren het geval. Ik ben ervan overtuigd dat, als de Wet werk en bijstand volledig is geïmplementeerd, er een andere context is. Dan zullen de gemeenten nog veel meer voelen hoe belangrijk het ook financieel gezien is voor hen om mensen de kans te geven, dit soort banen te gebruiken om arbeidsritme op te bouwen. Op de kortere termijn is de motie van de leden Bruls en Varela relevant, waarin wordt gevraagd seizoensarbeid in de land- en tuinbouw op de korte termijn open te stellen. De regering heeft daarop positief gereageerd, zij het wel voor een eenmalige periode, en alleen als LTO en CWI tot afspraken komen om het Nederlandse aanbod structureel te verhogen, in de context van de nieuwe Wet werk en bijstand. Het lijkt inmiddels zeer binnenkort tot afspraken te komen.
Mevrouw Verburg (CDA):
Dat weten we natuurlijk, want dat hebben we zeer nauwkeurig gevolgd. Is dit een toezegging van de staatssecretaris dat dit een volgende keer niet meer voorkomt?
Staatssecretaris Rutte:
Die toezegging kan ik niet meer doen, nu de Kamer heeft besloten om de bijstand te decentraliseren. De toezegging die ik wel wil doen is, alles wat ik in mij heb om gemeenten te stimuleren om maximaal gebruik te maken van de mogelijkheden van die wet, aan te wenden. Zeer kort geleden was ik nog in Hoorn, waar ik met mensen uit de uitvoering sprak die zeiden: juist dat soort banen in de land- en tuinbouw is belangrijk voor ons, omdat er een groep mensen is die door tussenkomst van dat soort tijdelijke arbeid weer arbeidsritme opdoet. Maar ik kan hier geen garanties meer geven, want...
Mevrouw Verburg (CDA):
Mag ik dan wel vaststellen dat u dit onderdeel maakt van prestatieafspraken met de gemeenten?
Staatssecretaris Rutte:
Ik zal zeker bevorderen dat dit onderdeel is van onze gesprekken met de centrale organisatie voor Werk en inkomen. Ik weet dat heel veel lokale uitvoeringsorganisaties bezig zijn om de afspraken met het CWI lokaal verder vorm te geven. Daar moet het vervolgens een plek vinden. Ik zeg de Kamer toe dat ik daar mijn uiterste best voor zal doen, want het blijft maatschappelijk buitengewoon vreemd dat er 400.000 mensen in de bijstand zitten, terwijl er voor 10.000 banen in de tuinbouw geen aanbod is.
De heer Marijnissen (SP):
Ik heb mij vandaag geërgerd aan mevrouw Verburg toen zij hierover sprak. De staatssecretaris sluit zich bij haar woorden aan, dus ik erger me ook aan hem. Ik moet dat zeggen, want anders denken ze wellicht dat zij het voor het zeggen hebben.
Misschien kan de staatssecretaris zich ook afvragen waarom die mensen daar niet willen werken. Ik weet niet of deze staatssecretaris wel eens asperges heeft gestoken.
Staatssecretaris Rutte:
Wel gegeten.
De heer Marijnissen (SP):
Dat kunnen ze hier allemaal uitstekend. De staatssecretaris zou verder kunnen nagaan wat daarmee wordt verdiend. Dan heeft hij het antwoord op de vraag waarom mensen daar niet willen werken. Er wordt eenvoudigweg niet betaald.
Staatssecretaris Rutte:
Nu halen we alles door elkaar. Iedereen in Nederland is gehouden om ten minste het wettelijk minimumloon te betalen. Als dat niet gebeurt, is er op dat moment sprake van het overtreden van wetten. Daarvoor hebben wij de Arbeidsinspectie. Er ligt ook een buitengewoon stevig pakket om fraude met illegale arbeid tegen te gaan, evenals het niet naleven van wettelijke regelingen. Dat pakket is ook door de heer De Wit omarmd. Dat pakket moet ervoor zorgen dat mensen die daar werken ten minste het wettelijk minimumloon verdienen. Als er een cao geldt, dan moeten ze het cao-loon krijgen.
Mevrouw Verburg sprak over de 150.000 jongeren die vanuit de schoolbanken naar de arbeidsmarkt gaan. Wij weten dat ongeveer 15%, een onaanvaardbaar hoog percentage, dat doet zonder startkwalificatie. Wij gaan ervan uit dat het grootste deel van deze schoolverlaters zelf een plek op de arbeidsmarkt vindt, maar juist vanwege het grote aantal mensen zonder startkwalificatie is de taskforce jeugdwerkloosheid zo belangrijk. Ik wijs voorts op de andere maatregelen die wij hebben genomen en op de Wet werk en bijstand. Wij moeten ervoor zorgen dat deze jongeren, ook die 15%, een plek op de arbeidsmarkt vinden, teruggaan naar school of tot een combinatie van scholing en werk komen. Het laatste betreft vaak de groep mensen die waarschijnlijk niet meer kan worden gemotiveerd om de gehele dag naar school te gaan.
De heer Van der Vlies (SGP):
De taskforce is bedoeld om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Het is duidelijk dat er sprake is van een uitstroom uit het onderwijs. Dat is te kwantificeren. De vraag is nu of er voldoende banen zijn gemarkeerd. Kan worden gestimuleerd dat de aanmelding van werkgevers, bijvoorbeeld de overheid, zich sneller voltrekt, zodat je gericht kunt bemiddelen? Ook de overheid heeft zich gebonden aan een streefgetal, maar daar is ook nog te weinig van terechtgekomen als ik het gestelde in de ochtendkranten moet geloven.
Staatssecretaris Rutte:
De voorzitter van de taskforce heeft in de kranten van vandaag kanttekeningen geplaatst bij de inspanningen van de rijksoverheid. Ik stel daar tegenover dat de rijksoverheid met 800 banen bij de departementen een meer dan evenredige inspanning levert. We moeten ervoor oppassen dat we van de overheid, als zich wat dit betreft een probleem voordoet, telkens een meer dan evenredige inspanning eisen, dan wel een dubbele of een driedubbele inspanning. Dan loop je namelijk het risico dat de rijksoverheid op een gegeven moment wordt gebruikt voor doeleinden die ver afstaan van het eigenlijke doel.
De heer Van der Vlies (SGP):
Het verwijt was niet dat het streefgetal zich niet zou verhouden tot de problematiek, maar dat dit getal nog moet worden ingevuld.
Staatssecretaris Rutte:
Daar zijn wij volop mee bezig. De heer De Boer gaf in dezelfde interviews aan dat hij iets achterloopt op de targets. De taskforce zit nu op 2400 van de 7500 banen die dit jaar moeten worden gerealiseerd. De taskforce is half maart begonnen en loopt nu iets achter. Er wordt echter verschrikkelijk hard gewerkt. Ik help ook, evenals mijn collega Nijs van Onderwijs, want we willen dat aantal van 7500 halen. Het is van het grootste belang dat wij de doelstelling van 40.000 uiteindelijk realiseren.
Ik dank de heer Dittrich voor zijn bijdrage over het thema van de flexwet. Deze wet is ongeveer twee jaar geleden geëvalueerd. De evaluatie is vervolgens naar de Stichting van de Arbeid gestuurd voor advies. Dat heeft even geduurd, maar inmiddels is het binnen. Binnenkort, vlak voor of na de zomer, komen wij met een kabinetsstandpunt daarover. De fasestructuur heeft alles te maken met de invoering van de flexwet maar is als zodanig geen onderdeel van die wet. De structuur is dus gebaseerd op de wettelijke context die toen gecreëerd is en is in feite daarmee een vondst van de sociale partners in de uitzendsector. Uit de evaluatie blijkt dat de wet zelf geen bijdrage heeft geleverd aan de toename van de administratieve lasten in de sector maar dat die toename vooral het gevolg is van de fasestructuur. De uitzendbranche zelf was er duidelijk niet gelukkig mee. Daarom heeft zij deze stappen genomen om de lasten te verminderen. Ik zeg graag toe dat het departement hierin verder mee zal denken en mee zal kijken. Waar wij kunnen, zullen wij proberen mee te helpen aan de verdere bespoediging van het proces, maar het is in eerste aanleg iets wat de sector zelf zal moeten doen omdat het uiteindelijk een initiatief betreft van werkgevers en werknemers in de sector.
De heer Blok heeft een aantal voorstellen gedaan ter bestrijding van de werkloosheid en het doen toenemen van het aanbod op de arbeidsmarkt. Op het punt van het wettelijk minimumloon zijn natuurlijk diverse varianten denkbaar. De heer Blok heeft onder andere de invoering bepleit van een minimumloon op basis van 40 uur en het niet algemeen verbindend verklaren van bovenminimale loonschalen. Ik wijs erop dat er morgen een algemeen overleg plaatsvindt over het wettelijk minimumloon waarin ongetwijfeld over deze thematiek zal worden gesproken, zodat ik er nu niet al te veel op vooruit wil lopen. Daarnaast breng ik onder de aandacht dat ik de heer Weekers van de VVD-fractie heb toegezegd een nota voor te bereiden over de onderkant van de arbeidsmarkt. Op dit moment zijn wij de laatste hand aan die nota aan het leggen. Daarin wordt ingegaan op alle maatregelen die denkbaar zijn om aan de onderkant van de arbeidsmarkt het aanbod te versterken, waaronder alle WML-varianten, die dan tevens voorzien worden van een oordeel van het kabinet. Ik versta de bijdrage van de heer Blok zo, dat hij een oproep doet aan de sociale partners om ervoor te zorgen dat het gat tussen het wettelijk minimumloon en het cao-loon gedicht wordt. Ook de taskforce jeugdwerkloosheid heeft hiervoor aandacht gevraagd. Het is werkelijk van het allergrootste belang dat dit gat, dat extra bijdraagt aan de productiviteitsval van een grote groep mensen, gedicht wordt.
De heer Marijnissen (SP):
Dat gat is 5%. Wat wil deze staatssecretaris nu?
Staatssecretaris Rutte:
Ik zou willen dat het nul werd.
De heer Marijnissen (SP):
Met andere woorden: de laagste cao-schaal moet het minimumloon worden?
Staatssecretaris Rutte:
Ideaal zou zijn dat de sociale partners erkennen dat ze een belangrijke bijdrage kunnen leveren om in voorkomende gevallen de productiviteitsval te bestrijden door ervoor te zorgen dat er geen ruimte zit tussen de laagste cao-schalen en het WML.
De heer Marijnissen (SP):
We komen hier nog wel op terug, maar als ik deze staatssecretaris hoor spreken over productiviteitsgebrek, in de zin dat mensen te weinig produceren om het wettelijk minimumloon plus 5% te mogen verdienen, dan vind ik zo'n uitspraak eigenlijk een schande. Dat zijn dus mensen die asperges steken. Deze mensen die de gehele dag gekromd staan om de asperges te steken om deze staatssecretaris en anderen in de gelegenheid te stellen die dingen te nuttigen, verdienen dat salaris.
Minister Brinkhorst:
Heeft ú dan nog nooit asperges gegeten?
De heer Marijnissen (SP):
Ik wel ja. Daar gaat het mij ook om. Mensen die dit soort werk doen of die vakken vullen et cetera hebben 5% meer dan het wettelijk minimumloon. Daarvan zegt deze staatssecretaris van Sociale Zaken dat die 5% er ook nog af moet. Voorzitter. Dit gaat mij echt heel erg ver. Ik hoor dat het kabinet neigt naar de voorstellen die de VVD-fractie heeft gedaan om mensen uit de bijstand op het wettelijk minimumloon te krijgen via twee jaar 80% van het wettelijk minimumloon.
Staatssecretaris Rutte:
De heer Marijnissen haalt nu werkelijk alles door elkaar. Er is een groep mensen in Nederland die te goed is voor de sociale werkvoorziening en dus niet in aanmerking komt voor een plaats daar en voor wie je simpelweg moet vaststellen dat het wettelijk minimumloon soms te veel is om te betalen om ze een kans te geven op de arbeidsmarkt. Je doet er alles aan om door scholing, door individuele loonkostensubsidies, door mensen zelf verder sterker te maken voor de arbeidsmarkt, ze een plek te geven op die arbeidsmarkt. Dan is het tegelijkertijd bizar om van de SP vanavond te horen: ach, dat wettelijk minimumloon is eigenlijk een beetje laag, laat die mensen maar 4% of 5% boven dat wettelijk minimumloon betaald worden. Dat klinkt sociaal, maar dat pakt volstrek asociaal uit, omdat je daarmee een extra groep mensen veroordeelt tot de bijstand. Dat zegt niets over die mensen zelf, want die proberen gewoon hun plekje op de arbeidsmarkt te bevechten, maar dat zegt wel iets over de realiteitszin die je moet hebben dat in Nederland niet iedereen hetzelfde is.
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter...
De voorzitter:
U had beloofd hier later op terug te komen.
De heer Marijnissen (SP):
U heeft gelijk, voorzitter.
Staatssecretaris Rutte:
Voorzitter. Ik rond af. Ik heb gesproken over de verschillende blokkades om aan de slag te komen en over de redenen voor de werkgevers om mensen wel of niet een kans te geven. Wij werken vreselijk hard aan het weghalen van die blokkades. Het centrale thema daarbij is scholing. Daardoor kunnen degenen die al op de arbeidsmarkt zijn, scherp gehouden worden en daardoor kunnen mensen toetreden tot de arbeidsmarkt. Ik heb gesproken over het belang van duale trajecten. Al met al meen ik dat er sprake is van een stevig pakket.
Minister Brinkhorst:
Voorzitter. Ik ben blij dat ik nog voor twaalf uur met mijn reactie mag beginnen. Het centrale probleem is niet de conjunctuur, maar de onderliggende structurele economische zwakte van de Nederlandse economie. De bijdrage van het kabinet zie ik vooral als een poging tot hervorming. De vraag is of wij collectief in staat zijn om het groeivermogen van de Nederlandse economie te bevorderen. Als dat niet het geval is, worden wij geleidelijkaan veroordeeld tot het op termijn naar beneden brengen van het niveau van de inkomensontwikkeling en de collectieve voorzieningen. In mijn somberste nachten denk ik wel eens: we will not go down with a bang, we will go down with a whimper. Met andere woorden: wij zullen niet met een geweldige klap terugvallen, maar wij zullen geleidelijkaan afzakken. De inzet van het kabinet is om dat te voorkomen. De premier heeft daar al heel veel over gezegd.
Dit is geen kwestie van dramatiseren, maar een erkenning dat het veranderingsproces in de globaliserende economie in andere delen van de wereld sneller gaat dan in Europa en zeker sneller dan in Nederland. Om dat te kunnen onderkennen, moet men oog hebben voor de structurele aspecten. Het echte debat gaat over de structurele hervormingen. De economische groei in China leidt ertoe dat onze export naar dat land omhoog gaat. Echter, uit alle lijsten – behalve uit die van de heer Marijnissen – blijkt dat Nederland qua relatieve positie terugvalt, zowel ten aanzien van West-Europa als van Oost-Europa en de rest van de wereld. Nogmaals, dat is geen dramatiseren, maar het erkennen van de werkelijkheid. Het is dan ook van groot belang dat wij het veranderingsvermogen van de Nederlandse samenleving versterken. Wij moeten accenten plaatsen die eerder als minder aantrekkelijk en als minder relevant werden beschouwd. Het groeivermogen wordt bepaald door de arbeidskosten, de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit. Nederland valt op een aantal terreinen daadwerkelijk terug.
Het is laat in de avond en daarom ga ik slechts op enkele elementen in. Er is terecht veel aandacht gevraagd voor de kenniseconomie. Wij moeten aan de Europese paradox zien te ontsnappen. Op allerlei gebieden hebben wij zeer veel kennis, maar wij slagen er niet in om die kennis om te zetten in productiviteit en groei van de economie. Gisteren was ik bij een aantal bedrijven in het oosten van het land. Toen werd mij weer duidelijk dat men onvoldoende mogelijkheden ziet om de juiste mensen aan te trekken, bijvoorbeeld in hightech-sectoren. De toekomst van de Nederlandse economie is niet gelegen in lage lonen. Dat kan niet en dat willen wij ook niet. Nederland moet de toegevoegde waarde verhogen. Wij zijn nog steeds een hoogontwikkelde westerse samenleving, maar wij moeten voor het behoud daarvan voldoende kwaliteit zien te generen. Er is gevraagd hoe het met de industriebrief staat. Het gaat daarbij niet alleen om diensten. De dienstensector is buitengewoon belangrijk. Het gaat echter ook over de maakindustrie. De brief zal voor Prinsjesdag bij de Kamer belanden.
Bij innovatie doel ik niet uitsluitend op technologische innovatie, maar ook op sociale innovatie. Sociale innovatie staat voor innovatieve arbeidsverhoudingen en vernieuwende beloningssystematieken die zorgen voor meer flexibiliteit van werkgevers en werknemers. Het gaat daarbij om de wijze waarop de mensen in de bedrijven met elkaar omgaan. Op dit terrein is zeer nadrukkelijk contact met de vakbeweging noodzakelijk. Ik heb hierover met de heer De Waal gesproken. Collega Rutte en ikzelf zijn bezig met een brief te ontwerpen. Wij willen de dialoog over sociale innovatie uitdrukkelijk aangaan.
Dit punt komt ook duidelijk naar voren bij het innovatieplatform. Het is van belang dat dit thema ook een accent krijgt bij het gesprek over de hervormingsagenda. Wij kunnen niet volstaan met de hervormingsagenda in nationaal verband te bespreken. Op 1 juli a.s. komt het Europese voorzitterschap op ons af. Het kabinet heeft duidelijk vastgesteld dat het invullen van de Lissabon-agenda tot een heel belangrijk element van onze taken behoort.
De premier heeft gemeld dat het kabinet voor de zomer komt met een samenhangende visie op de middellangetermijngroei en de langetermijngroei. Het gaat om het benoemen van knelpunten en oplossingen voor de middellange termijn en de lange termijn bij het vraagstuk van de arbeidsparticipatie. Het gaat over de scheve verhouding tussen het aantal gewerkte jaren en de pensioensituatie. Gelukkig begint het klimaat van de afdankcultuur te keren. Oudere arbeiders en werknemers, oudere mensen, beginnen langzamerhand in te zien dat het mogelijk is om tot resultaten te komen. In NRC Handelsblad van 2 juli is onder de kop "Je bent oud en je wilt nog wat", vast te stellen dat het aantal ouderen dat een eigen bedrijf start in het afgelopen jaar opvallend is gestegen. Opvallend is dat deze categorie starters veel succesvoller is dan jonge, beginnende ondernemers. Daarbij helpen zowel ervaring als kapitaal. Deze elementen horen bij een vernieuwing van de Nederlandse samenleving.
Ik ben werkelijk van mening dat het serieus nemen van het aspect van de vergrijzing betekent dat wij het nu moeten aanpakken en niet over tien jaar. Alleen dan kan de benodigde intergenerationele solidariteit overeind blijven. Dat zijn allemaal aspecten die horen bij het knelpunt van de arbeidsparticipatie. Wij hopen elementen en aspecten daarvan te benoemen. Een aspect is het meer werken. In de brief zal ingegaan worden op de onvoldoende prikkels om meer te werken. Daarbij is het aspect van de productiviteit van belang, waarbij de onderwijsdimensie een rol speelt. Het tekort aan hoogopgeleid personeel en kenniswerkers is al genoemd door de premier. Het gaat ook om het wegnemen van prikkels voor ondernemers om daadwerkelijk te vernieuwen. Het gaat ook om het wegnemen van belemmeringen. Daarbij zijn de administratieve lasten genoemd. Ik ben bezig met een project om een aantal vergunningen te vergemakkelijken. Staatssecretaris Rutte is met de Arbowet bezig. Dat zijn allemaal elementen die het ondernemend vermogen van de Nederlandse samenleving kunnen bevorderen. Het is van groot belang dat wij onderzoeksinstellingen kunnen prikkelen met betrekking tot de toepasbaarheid van het onderzoek. Dat zijn elementen die te maken hebben met het vraagstuk van de Europese paradox.
Het gaat om het structurele vraagstuk van de economische groei. Het gaat om de vraag of wij erin slagen voor de komende vijf tot tien jaar op een hoger niveau te concurreren. Dat is naar mijn oprechte gevoel de basis om alle sociale verworvenheden te handhaven. Dan kan zorg, onderwijs en veiligheid weer een rustig bezit zijn. De huidige welvaartssituatie is geen rustig bezit.
De voorzitter:
Ik doe een ordevoorstel aan Kamer en kabinet. Ik heb in de eerste termijn interrupties toegestaan. Het moet immers om een debat gaan. De mogelijkheid tot interrumperen is ruim benut.
Ik stel voor dat in de tweede termijn door de partijen moties ingediend worden en statements worden gegeven. Daarbij geldt een maximum van twee minuten, zonder interrupties. De minister-president geeft vervolgens een oordeel over de moties, ook zonder interrupties.
Daartoe wordt besloten.
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Ik begrijp dat ik vandaag veel mensen, met name VVD'ers en CDA'ers, nogal heb teleurgesteld, want de PvdA heeft niet gepleit voor een lastenverzwaring voor werkgevers, de PvdA heeft niet gepleit voor een verplichte werkgeversbijdrage voor de kinderopvang, de PvdA heeft niet gepleit voor lastenverzwaring voor middeninkomens, de PvdA heeft ook niet gepleit voor verhoging van het financieringstekort of de staatsschuld. Dat spijt mij, maar het is niet anders. Wij hebben gepleit voor banen, banen, banen en – een speciale uitsmijter voor de heer Blok – ook voor investeringen in het vmbo omdat dit een van de ons meest aansprekende aanbevelingen was uit de eindrapportage van de commissie-Blok.
Voorzitter. Ik heb vandaag ook veel geleerd. De VVD heeft hier een eerlijk rechts verhaal gehouden, er werd niet omheen gedraaid: middeninkomens beginnen vanaf 50.000 euro! Nog even en het minimumloon ligt op 40.000 euro! Het algemeen verbindend verklaren is helemaal niet nodig, het minimumloon zou moeten worden vrijgelaten. Wij weten dus precies waar mij met de VVD aan toe zijn.
Het verhaal van het CDA was ook rechts, maar meer stiekem rechts. Er werd toch wel omheen gedraaid dat het vandaag eigenlijk een VVD-verhaal verdedigde!
Wat mij van de reactie van het kabinet is bijgebleven, is vooral dat het buitengewoon selectief omgaat met begrippen als "heilige huisjes" – dat zijn vooral de heilige huisjes van anderen en niet de eigen heilige huisjes – en "daadkracht", want dat geldt vooral ingrijpen in sociale zekerheid en niet ingrijpen in fiscale privileges!
Voorzitter. Omdat ik niet helemaal de hoop heb opgegeven dat de komende maanden nog enig licht aan het einde van de tunnel zichtbaar wordt, wil ik mede namens de heer Marijnissen de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat juist op een ruime arbeidsmarkt bij de huidige laagconjunctuur de oplopende werkloosheid om een daadkrachtig antwoord vraagt;
verzoekt de regering, bij Prinsjesdag nadere voorstellen te doen om deze ontwikkeling te keren en daarbij (verhoging van) belastingkortingen voor werkgevers en werknemers in overweging te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bos en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 84(29200 XV).
De heer Bos (PvdA):
Voorzitter. Met enige terughoudendheid wil ik toch nog een slotopmerking maken. Ik heb dit debat aangevraagd, omdat ik het belangrijk vind dat in het parlement zo af en toe stil wordt gestaan bij grotere thema's en wij met elkaar over hoofdlijnen kunnen praten. Op eerdere momenten zijn er ook al zulke initiatieven geweest, zoals dat van de heer Marijnissen over Nederland fraudeland, en ik denk ook aan het debat over terrorisme en terrorismebestrijding. Ik moet echter constateren dat dergelijke debatten er niet levendiger op worden en dat de vaart eruit gaat naarmate er meer vertegenwoordigers van het kabinet in vak K zitten. Ik heb heel bewust voor dit debat de minister-president uitgenodigd. Ik realiseer mij dat het niet alleen zijn keuze is geweest om collega's mee te nemen, maar er ook vanuit de Kamer verzoeken kwamen om andere ministers uit te nodigen. Eigenlijk wil ik de minister-president net als de collega's in de Kamer oproepen om voortaan bij dit soort debatten over grote lijnen en grote thema's het onszelf niet aan te doen zo'n brede delegatie van het kabinet hier naartoe te halen. Wij nodigen het kabinet dan eigenlijk uit om elke aanwezige minister nog eens zijn visie op het leven en de wereld te laten geven. Dat haalt echt de vaart uit het debat. Ik vind dat de minister-president net als wij in zijn eentje moet kunnen staan voor zijn eigen voorstellen en zijn eigen beleid. Dat zou het debat moeten zijn dat hier moet plaatsvinden!
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter. Ik wil mij graag aansluiten bij deze laatste opmerkingen van de heer Bos. Het kabinet heeft twee uur genomen voor de beantwoording en daar zaten nogal wat doublures in. Ik neem dat de bewindslieden absoluut niet kwalijk, maar het is misschien toch verstandig als het Presidium en het kabinet eens gaan overleggen over de vraag hoe in dit soort situaties moet worden geopereerd.
Ik hoop dat u ook eens in het Presidium aan de orde wilt stellen dat voor een debat als dit een aanvangstijdstip van 20.00 uur niet past. Wij gaan dan onvermijdelijk door de klok van middernacht lopen en praten over zo'n belangrijke aangelegenheid met een lege publieke tribune. Zo'n debat zou in de ochtend moeten beginnen. Een spreektijd van vijf minuten is bovendien eigenlijk alleen maar goed voor een optelsom van tien oneliners en niet voor een fatsoenlijke beschouwing over zo'n belangrijk onderwerp.
De voorzitter:
Daarom heb ik ook voldoende ruimte gelaten voor een debat!
De heer Marijnissen (SP):
Dat is zo, dat weet ik allemaal wel, maar ik had vandaag veel meer willen vragen en zeggen en doen, maar omwille van uw agenda en plannen heb ik daarvan afgezien. En nu we hier toch over bezig zijn: gisteren zijn door de fractievoorzitter van de VVD nogal verregaande uitspraken gedaan, die direct verband houden met wat wij hier vandaag bespreken. Het is vervelend dat hij uitgerekend op dit moment niet aanwezig is om zijn uitspraken toe te lichten.
De minister-president zei dat we op korte termijn maar één ding kunnen doen, namelijk proberen loonmatiging tot stand te brengen. Mag ik de minister-president een aantal suggesties aan de hand doen? Kom met een fatsoenlijke regeling voor prepensioen; zorg dat jongeren niet langer vroegtijdig de school kunnen verlaten; steun de taskforce jeugdwerkloosheid, en zorg dat die 2377 snel die 40.000 worden die beloofd zijn; investeer fors in onderwijs – de BVE-raad klaagt over het feit dat bij de ROC's 7000 banen op de tocht staan – en in zorg, want ook daar verdwijnen momenteel veel banen; behoud de ID- en WIW-banen en maak er nog 6000 werkervaringsplaatsen bij voor jongeren; doe iets aan de gebrekkige innovatie in ons land. En tot slot: als we meer handen hebben dan werk, dan moeten we op basis van solidariteit dat werk beter verdelen.
Ik dien twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het behalen van een startkwalificatie door jongeren cruciaal is bij het verminderen van de jeugdwerkloosheid;
overwegende dat een goed geschoolde beroepsbevolking van groot belang is voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie op de lange termijn;
overwegende dat het kabinet zich ten doel heeft gesteld de schooluitval in het beroepsonderwijs met 21.000 leerlingen in 2006 te verminderen;
constaterende dat er tot nu toe geen daling is opgetreden;
verzoekt de regering, met een actieplan te komen ter beperking van de ongewenste schooluitval in het beroepsonderwijs, met daarin:
- meer praktijkgericht onderwijs;
- met begeleiding en ondersteuning;
- een grotere rol voor maatschappelijk werk en jeugdhulpverlening,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen, Bos, Halsema, Rouvoet en Van As.
Zij krijgt nr. 85(29200 XV).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat leer-werkplekken kunnen bijdragen aan het verminderen van de jeugdwerkloosheid doordat zij als opstapje dienen naar een reguliere dienstbetrekking of leiden tot het opdoen van werkervaring;
overwegende dat de taskforce jeugdwerkloosheid zich vooral richt op het bij elkaar brengen van vraag en aanbod;
overwegende dat het aantal gerealiseerde werkplekken sterk achterblijft bij de doelstelling;
overwegende dat een substantieel deel van de 170 miljoen om ID-banen om te zetten in reguliere banen, nog niet tot besteding is gekomen en de regeling per 1 juli 2004 vervalt;
verzoekt de regering, de subsidieregeling te verlengen en tevens open te stellen voor leer-werkplekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen, Bos en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 86(29200 XV).
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de voltallige ministersploeg voor de bijdrage in eerste termijn.
Luisterend naar het debat, dacht ik: je zou bijna vergeten dat economie een zachte wetenschap is; en naarmate de termijn langer wordt, wordt de wetenschap zachter. Het debat tussen de heer Marijnissen en de minister-president demonstreerde dat er onenigheid over de huidige economische staat van Nederland mogelijk is, alles gebaseerd op elkaar tegensprekende wetenschappelijke bronnen. Ik kan er mijn eigen bronnen aan toevoegen, maar dat zal ik u op dit tijdstip besparen.
De vage beschouwingen die dit opleverde over de economische ontwikkelingen, in Nederland en internationaal, en de factoren die daartoe bijdragen, waren voor mij vooral een demonstratie van mijn hoofdbezwaar tegen het kabinetsbeleid: er is geen werkgelegenheidsbeleid. Daarbij heb ik me in het bijzonder gestoord aan de heer Dittrich, die zei dat de oppositie niet met structurele oplossingen komt. Daarbij was de correctie van de premier aardig, die zei dat wij een poging doen om structurele werkgelegenheid te scheppen. Dat klopt. Ik stoorde me er vooral aan omdat dit volgde op een nogal obligate opsomming van staand kabinetsbeleid. Het sierde de heer Dittrich wel weer dat hij dat ruiterlijk toegaf.
Vaststellend dat er geen werkgelegenheidsbeleid is en dat het kabinet de economische intenties herhaalt om het aanbod van arbeid te vergroten, zonder te kunnen aangeven op welk moment men ook de vraag naar arbeid concreet zal vergroten, ben ik eens temeer blij met de toezegging van de premier om de door ons voorgestelde Balkenende-bonus te willen onderzoeken. Ik stel vast dat dit eigenlijk de enige min of meer concrete uitkomst is van dit debat: de Balkenende-bonus voor werkgevers die werklozen in dienst willen nemen. Wij zullen vanzelfsprekend ook zelf het voorstel nader uitwerken, maar wij zijn zeer benieuwd naar en verheugen ons op het debat dat hierover na de zomer zal volgen.
Laat ik tot slot zeggen dat er een opvallend verschil was in enthousiasme tussen de premier en zijn VVD-adjudanten, die voornamelijk praktische bezwaren zien tegen het door ons gedane voorstel. Tegen hen zou ik willen zeggen: praktische bezwaren hebben altijd tussen droom en daad in de weg gestaan. Hier geldt voor ons simpelweg het hoogste woord, namelijk dat van de premier.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Laat ik beginnen met de kabinetsleden te danken voor hun beantwoording. Ik zeg er wel direct bij dat het debat ons volgens mij geen steek verder heeft geholpen. De posities liggen helemaal vast. Zoals ik een aantal keer in interruptiedebatten heb vastgesteld, landen argumenten niet meer. Debatteren is van twee kanten verworden tot het wisselen van monologen. Dat is jammer, zeker voor wie weigert om zich op voorhand in een van beide kampen – voor of tegen het kabinetsbeleid – te laten indelen, zoals geldt voor de fractie van de ChristenUnie. Wij hebben in dit debat ook bewust gekozen voor een zelfstandige positie, waarbij wij steun hebben uitgesproken voor de hoofdlijnen in de benadering van het kabinet inzake een samenhangend pakket van maatregelen dat is gericht op herstel voor de lange termijn. Dat is inclusief de beslistheid die erbij hoort om die maatregelen voor herstel, herijking of herstructurering van de sociale zekerheid dan ook door te zetten.
Tegelijkertijd, en daarmee onderscheiden wij ons van het kabinet, willen wij meer oog hebben voor de effecten van de gekozen maatregelen van het ingezette beleid en de ingezette instrumenten op de korte termijn, voor nu, voor grote groepen mensen. Je kunt niet alleen over solidariteit in de toekomst spreken en over het draagvlak daarvoor, en tegelijkertijd je ogen sluiten voor de consequenties voor mensen vandaag. Wie zich alleen bekommert om de problemen van vandaag, schiet tekort als leider. Wie zich alleen bezighoudt met de problemen van tien, twintig of dertig jaar later, schiet ook tekort. Visionair leiderschap wordt nu eenmaal noch door bijziendheid, noch door verziendheid gekenmerkt.
Ik vind het jammer dat geheel is voorbijgegaan aan mijn oproep om niet alleen negatieve, maar ook positieve prikkels op te nemen voor bijvoorbeeld werkgevers. Ik vond hier en daar dat een te gemakkelijk oordeel is gegeven over de voorstellen van een aantal fracties. Dat illustreerde wat mij betreft de weerzin van het kabinet om andere maatregelen dan het korten op uitkeringen te overwegen, simpelweg omdat die positieve prikkels wel geld kosten. Als het het kabinet echt te doen is om structurele hervormingen en verbeteringen, zou het zich niet zo vierkant tegen dergelijke voorstellen moeten keren.
Ten slotte betreur ik het dat de minister-president zich zo afstandelijk heeft opgesteld ten opzichte van mijn vraag over de prioriteitenstelling van de bevordering van arbeidsdeelname voor de 900.000 huishoudens waar nu helemaal geen inkomen uit arbeid binnenkomt. Het kabinet zou er eer in moeten stellen om juist daar concrete maatregelen op te richten, maar laat dat na. Bij de behandeling van het belastingplan hebben wij hierover uitvoering gesproken. Ik had gehoopt dat in het kader van het debat over werkgelegenheid enige beweging te bespeuren zou zijn om ook daarop concretere maatregelen te richten.
Mevrouw Verburg (CDA):
Voorzitter. Ik dank de leden van het kabinet voor de beantwoording in eerste termijn. Het was inderdaad een tamelijk uitvoerige beantwoording, maar dat kan soms nodig zijn.
Er zijn in dit debat en buiten deze Kamer opmerkingen gemaakt over het poldermodel, dat afgeschreven of dood zou zijn. Ik geloof daar helemaal niets van. Het functioneert op dit moment niet zoals je je zou wensen. Het zou verstandig zijn om met elkaar afspraken te maken over de groei van de werkgelegenheid en het herstel van de economie, maar dat lukt op dit moment niet. Dit neemt niet weg dat de komende tijd van alle kanten moet worden gepoogd om wel weer met elkaar in dat goede gesprek te komen. Dit met het oog op en in het belang van de mensen die nu aan de kant staan of hun baan dreigen te verliezen. Daartoe roep ik het kabinet maar ook de werkgevers en werknemers graag op: blijf elkaar opzoeken en onderken dat er een hoger belang is dan het halen van het eigen gelijk.
Mij valt op dat ik de fracties van de PvdA, de SP en GroenLinks steeds hoor over het "creëren van banen". Ik blijf dat een fictie een vinden. In het verleden is dit wel geprobeerd, maar wij zien allemaal wat daarvan de gevolgen zijn. De heer Marijnissen heeft er zonet voor gepleit om de termijn voor het omzetten van ID-banen te verlengen omdat dit niet goed verloopt. Banen worden niet gecreëerd maar ontstaan als gevolg van een betere economie. Op dit punt zit het kabinet op de goede lijn.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter...
De voorzitter:
Wij zouden geen interrupties meer plegen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Nee, maar de oppositie wordt nu rechtstreeks geprovoceerd. Het is dan heel lastig om zo'n provocatie links te laten liggen.
De voorzitter:
Gezien de gemaakte afspraken stel ik toch voor om het zo te doen. Ik stel ook voor dat mevrouw Verburg afrondt.
Mevrouw Verburg (CDA):
Het is de taak van het kabinet om scherp aan de wind te zeilen, wat het met een aantal maatregelen ook doet. De CDA-fractie heeft daarin vertrouwen. Tegelijkertijd is het van belang dat het kabinet werkt aan draagvlak, aan begrip, aan ondersteuning, aan support enzovoort. Ook daartoe zou ik de leden van dit kabinet willen oproepen: blijf het gesprek zoeken met organisaties en mensen in de samenleving zodat herkend wordt dat het kabinet bezig is met belangrijke stappen die in het belang van ons aller toekomst zijn. Wij zullen dit als CDA-fractie kritisch blijven volgen. Beleid is goed maar het moet ook tot gewenste resultaten leiden. Het gaat daarbij om werkgelegenheid, maar ook om een activerende sociale zekerheid die een vangnet biedt voor de mensen die het echt nodig hebben.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Ik wil de bewindslieden dankzeggen voor hun beantwoording. De urgentie is groot, dus een offensieve aanpak is nodig. Vervolgens gaat het om de effectiviteit op de korte en de langere termijn van de gekozen middelen. Dat was de kern van dit debat. Het gaat daarbij om structurele effecten, economisch herstel en versterking van het systeem.
In de discussie zijn twee lagen te onderscheiden. Enerzijds een analyse van oorzaken en gevolgen en anderzijds de instrumenten die worden gekozen. Bij die instrumenten gaat het om het politieke geloof in de effecten. De voorsorteringen daarin waren toch wel weer opmerkelijk, terwijl een creatievere benadering met durf en moed nodig is om tot echte doorbraken te komen. Met alle respect voor de deelnemers, maar dit debat heeft dat niet opgeleverd.
Ik heb een vraag gesteld over de prioritaire doelgroepen in het arbeidsmarktbeleid. Niet allen kunnen tegelijkertijd eenzelfde baan innemen. Herverdeling van de beschikbare arbeid over meer huishoudens is een thema waarop de SGP-fractie steeds zal blijven hameren. Het gaat in de eerste plaats om de jeugdwerkloosheid. Daarom heb ik vooral daarop ingezet. De jeugd zit nog niet in een systeem, terwijl dat voor andere doelgroepen wel geldt. Schoolverlaters dreigen nu werkloos te worden. Ik was vorige week op een pabo en tot mijn stomme verbazing liepen daar veel eindexamenkandidaten rond die nog geen benoeming op zak hadden. Dat was in de jaren hiervoor beslist anders. Dat is een signaal. Wij moeten voorkomen dat zij in een uitkering terechtkomen. Vroeger noemden wij dat "een sluitende aanpak". De staatssecretaris heeft weliswaar allerlei voornemens genoemd, maar ik heb nog niet het vertrouwen dat dit inderdaad bij benadering tot een sluitende aanpak leidt. Gelegd naast de signalen van de taskforce vind ik dat er gewoon een schepje bovenop moet. Ik hoor daarover maar niets en dat vind ik jammer.
De heer Dittrich (D66):
Voorzitter. Ook ik dank de vier kabinetsleden voor hun beantwoording. De laatste maanden, zelfs het afgelopen jaar, is vanuit de samenleving en vanuit de Kamer de kritiek geuit dat links geen echt alternatief heeft voor het kabinetsbeleid. Luisterend naar het debat denk ik dat de linkse oppositiepartijen het debat hebben willen aangrijpen om met voorstellen te laten zien dat zij wel degelijk een alternatief hebben. Ik vind niet dat zij daarin zijn geslaagd. Gelet op de tijd beperk ik mij tot de voorstellen van de fractie van GroenLinks. Het kabinet zegt heel duidelijk dat het plan van GroenLinks leidt tot het afschaffen van de ID-banen; men haalt ze weg bij de gemeenten. Mevrouw Halsema is daarop in tweede termijn niet eens ingegaan. Het lijkt erop dat zij er helemaal geen antwoord op heeft. Het plan wordt eigenlijk doorgeprikt. Ik vind het teleurstellend dat het daarin uitmondt.
Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging in reactie op mijn voorstel om de flexwet en vooral de daaraan gekoppelde fasestructuur tegen het licht te houden en de Kamer op korte termijn voorstellen te doen over de manier waarop ze kunnen worden veranderd. Naar het oordeel van de fractie van D66 zal dat namelijk leiden tot de benodigde flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Inzake de kenniseconomie en de werkzaamheden van het kennisinnovatieplatform zeg ik met nadruk dat het om een urgente kwestie gaat. Ik heb het antwoord van het kabinet gehoord, maar ik roep het op om er het komende halfjaar, tijdens het voorzitterschap van de Europese Unie, prioriteit aan te geven. Wij mogen het onderwerp niet laten weglopen. De urgentie is groot. Het kennisinnovatieplatform moet met voorstellen komen die ondernemend Nederland kunnen inspireren. Het platform moet laten zien waarmee het bezig is. De Kamer heeft daarover een motie van D66 aangenomen. Ik hoop hierover op zeer korte termijn een inhoudelijke reactie te krijgen.
De heer Van As (LPF):
Voorzitter. Ik ben het niet met de heer Bos eens dat het debat met te veel bewindslieden heeft plaatsgevonden. Naast de premier hebben de ministers en de staatssecretaris een goede aanvulling gegeven. Het is alleen jammer dat wij te laat zijn begonnen en dat wij daarom gelet op de tijd niet tot een goede afronding kunnen komen. De LPF-fractie is het volledig eens met de zienswijze van de premier, die heeft gezegd dat het kabinet zijn rol inzake de loonmatiging moet gebruiken. Daarnaast zouden wij gaarne zien dat het departement van Economische Zaken bekijkt welke kansrijke mogelijkheden Nederland heeft, onder meer op andere gebieden. Het is voor het kabinet de overweging waard om met Prinsjesdag met iets te komen. Wij zien ook graag dat het departement van Economische Zaken de potentie van Nederland bestudeert, ook op andere gebieden. Waarin kan het kabinet stimuleren en activeren? Het kan voorwaarden scheppen, zodat de markt en het bedrijfsleven bepaalde zaken kunnen oppakken. Dat is ook het creëren van een goed ondernemingsklimaat. De overheid kan daaraan een bijdrage leveren.
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moet experimenten niet schuwen. Ik heb ooit het voorbeeld van Spanje aangehaald. Daar werd de baan als hulp in de huishouding legaal. Duizenden arbeidsplaatsen zijn toen gecreëerd. Dat sluit misschien aan bij het verhaal van mevrouw Halsema dat als je tot een dergelijke integratie kunt komen, je zeer veel van dat soort banen kunt creëren. Het is beter om het in de legale sfeer te brengen, want dan wordt loonbelasting betaald. Misschien is het belastingtarief lager dan wij gewend zijn. Toch is het de moeite waard om het te proberen. Dan komt er namelijk geld binnen en gebeurt er wat. Wij moeten ook eens de demografische opbouw van onze bevolking bestuderen. Voor de groep mensen met weinig tot geen opleiding kunnen wellicht banen worden gecreëerd, met name dat type banen.
Kan het kabinet met voorstellen hiervoor komen? Het moet eens durven te experimenteren. Wij willen in de Kamer in wezen allemaal hetzelfde. Ik vind dat je elkaar geen vliegen af moet vangen door te zeggen dat links dit of dat niet of wel heeft gedaan. Wij hebben eigenlijk allemaal dezelfde intentie. Wij moeten alleen eens anders gaan denken en niet op de oude, traditionele wijze doorgaan. Wij moeten eens een keer nieuwe dingen durven uitproberen.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik dank de Kamerleden die in de tweede termijn hebben gesproken, voor hun inbreng. Daarin kwamen de aard, de wijze en het tempo van dit debat naar voren. De Kamer is verantwoordelijk voor de organisatie van het debat, voor wie zij uitnodigt. Het kabinet beslist wie het afvaardigt. Wij zullen dit in de toekomst wel zien. Het was vandaag wel duidelijk dat het van belang was om het debat over dit onderwerp aan te gaan. Mij viel op dat men het eens was over de kern, namelijk de versterking van de arbeidsparticipatie, de bevordering van de productiviteit en de matiging van de arbeidskosten. Wel verschillen de visies op de maatvoering en op de precieze instrumenten om die doelen te bereiken. Om die reden is de oppositie met alternatieven gekomen. Los van onze kritiek daarop, willen wij haar daarvoor bedanken. Wij stellen op prijs dat deze alternatieven naar voren zijn gebracht. Hetzelfde geldt voor de opmerking die onder anderen de heer Blok heeft gemaakt over innovatie en andere onderwerpen die evengoed zijn besproken.
Mevrouw Halsema heeft gezegd dat het kabinet geen werkgelegenheidsbeleid voert. Ik ben het niet met haar eens. Je kunt verschillen van mening over de in te zetten instrumenten. Het kabinet wil via het driesporenbeleid tot een oplossing komen.
De heer Rouvoet heeft uitgelegd wat het verschil tussen de korte en de lange termijn is. Het kabinet gaat het erom dat beide elementen onder de aandacht worden gebracht.
De heer Van der Vlies heeft duidelijk gewezen op de jeugdwerkloosheid. Ik heb goed naar hem geluisterd.
De heer Dittrich heeft het punt van de innovatie op twee manieren onder de aandacht gebracht. Wij zijn niet anders van hem gewend. Hij noemde het werk van het innovatieplatform. Ik heb daarvan indicaties gegeven en verteld hoe het met de voortgang van de werkzaamheden zit. Tegelijkertijd heeft hij de betekenis van dit onderwerp voor het Nederlandse voorzitterschap terecht beklemtoond. Hij heeft het ook in verband gebracht met de Lissabonstrategie.
De heer Van As heeft het element van loonmatiging benadrukt. Ik dank hem voor zijn steun. Hij heeft ook een aantal andere suggesties gedaan.
Mevrouw Verburg heeft het gehad over het poldermodel. Dat onderwerp staat op het ogenblik sterk in de belangstelling. Het is goed om te zeggen dat het ook met cultuur in een samenleving heeft te maken. Daarbij maakt het niet uit of je het overlegeconomie, poldermodel, coördinatie of samenwerking noemt. Als er problemen zijn vanwege een prepensioendossier, betekent het niet dat deze omgangsmethode ineens verdwenen is. Ook in de afgelopen jaren zijn er contacten geweest zonder dat dit leidde tot akkoorden. Dat moeten wij beseffen. De organisatie van de economie heeft een veel diepere achtergrond die vaak kan worden herleid tot culturele ontwikkelingen in de samenleving. Het is goed dat dit punt naar voren is gebracht.
Ik rond af met een bespreking van de drie moties. De eerste motie, op stuk nr. 84, van de heren Bos en Marijnissen, heeft betrekking op de belastingkortingen. De belastingkortingen voor werkgevers worden afgebouwd vanwege de ineffectieve elementen. De belastingkortingen voor werknemers zijn onderwerp van kabinetsbeleid. Ik denk aan de arbeidskorting. Tegen die achtergrond vinden wij deze motie overbodig.
De motie op stuk nr. 85 is van de heer Marijnissen en medeondertekend door de heer Bos, mevrouw Halsema, de heer Rouvoet en de heer Van As. Zij heeft betrekking op de ongewenste schooluitval in het beroepsonderwijs. De intentie van de motie komt op ons positief over. Dit raakt overigens wel vooral de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik stel voor dat ik eerst met haar contact opneem en vervolgens de Kamer zo snel mogelijk een reactie doe toekomen.
De motie op stuk nr. 86 is van de heer Marijnissen en medeondertekend door de heer Bos en mevrouw Halsema. Zij heeft betrekking op het verlengen van de subsidieregeling voor ID-banen en de omzetting ervan in reguliere banen. Het is goed om nog eens op te merken dat de regeling al met een halfjaar is verlengd. Het heeft moeite gekost om de betrokken partners, werkgevers, werknemers en gemeenten, te overtuigen dat die verlenging moest plaatsvinden. Wel is beloofd om na 1 juli niet nog eens te verlengen. Tegen die achtergrond ontraden wij de motie.
De beraadslaging wordt gesloten.
Sluiting 0.40 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20032004-5111-5150.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.