Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, het debat over het verslag van het algemeen overleg over UPC dat op de agenda van vanmiddag staat, tot volgende week uit te stellen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de staatssecretaris van Financiën stel ik voor, de stemmingen over wetsvoorstel 29516 (SPAK) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de stemmingslijst van morgen de motie-Koenders over de toepassing van het protocol Oorsprongsregels (21501-02, nr. 546).

Tevens stel ik voor, aan de stemmingslijst van morgen toe te voegen Bepalingen in verband met De Nederlandsche Bank NV. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer (29411) en de Wijziging van de Wet werk en bijstand en enige andere wetten in verband met een aantal technische verbeteringen en het herstel van enkele omissies in de Invoeringswet Wet werk en bijstand (29499).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel op verzoek van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor, de wens te kennen te geven nadere inlichtingen te ontvangen over de voorgenomen instelling van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) als baten-lastendienst (29578).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel u mede dat vanavond om 23.00 uur, na afloop van het wetgevingsoverleg, een beslissing zal worden genomen over een eventuele plenaire afronding morgenochtend van het wetgevingsoverleg over de spoedwetten Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hierover zal de Kamer na 23.00 uur per e-mail nader worden geïnformeerd.

Ik stel voor, deze plenaire afronding morgenochtend te laten plaatsvinden, zonder dat de beslissing hiertoe in een ingelaste regeling van werkzaamheden wordt genomen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Bussemaker.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Ik verzoek u het VAO dat vorige week heeft plaatsgevonden met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Vrouwenalliantie op de plenaire agenda te zetten, maar niet voordat de brief van de minister met aanvullende informatie ons heeft bereikt.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen, ook wat betreft de timing. Waarschijnlijk zal het VAO volgende week of de week daarna worden gehouden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Mede namens mijn collega Huizinga-Heringa van de ChristenUnie-fractie vraag ik u het VAO met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de OESO-DAC-normen volgende week op de plenaire agenda te zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw De Pater-van der Meer.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. De vaste commissie voor Justitie heeft vorige week overleg gevoerd met de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over het asielbeleid. Namens de commissie verzoek ik u het VAO op de plenaire agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen. Misschien kan het VAO nog deze week plaatsvinden, maar hoogstwaarschijnlijk wordt het volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Aptroot.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Mijn verzoek is om het VAO administratieve lasten met de staatssecretaris van Economische Zaken op de plenaire agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en het VAO op de agenda van volgende week of wellicht de week daarna te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik verzoek u het VAO over het vaccinatiebeleid op de plenaire agenda te zetten. Het onderwerp heeft enige haast, dus ik vraag u of het mogelijk is het VAO morgen vóór de stemmingen te laten plaatsvinden, zodat gestemd kan worden over de motie die ingediend gaat worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen. Wij zullen proberen het VAO morgen in te passen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Douma.

De heer Douma (PvdA):

Voorzitter. Ik verzoek u het VAO ter voorbereiding op de Europese Raad voor werkgelegenheid op de plenaire agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik weet niet uit mijn hoofd wanneer die raad is.

De heer Douma (PvdA):

Die raad is deze week.

Mevrouw Verburg (CDA):

Die raad heeft afgelopen dinsdag plaatsgevonden. Als Kamer moeten wij onszelf wel serieus nemen. Ik vind dit geen goed voorstel.

De voorzitter:

Ik weet niet uit mijn hoofd wanneer die raad is en ik kan moeilijk aan de heer Douma en mevrouw Verburg vragen wie van tweeën gelijk heeft. Is er wellicht sprake van een kleine sprong in de elektronische agenda van de heer Douma?

De heer Douma (PvdA):

Mevrouw Verburg heeft gelijk. Ik vraag mij alleen af hoe ik op een andere manier besluitvorming die heeft plaatsgevonden in een algemeen overleg, plenair aan de orde kan stellen als het algemeen overleg plaatsvindt op donderdagmiddag en de betreffende Europese Raad de dinsdag erna. Ik wil over een aantal punten een Kameruitspraak mogelijk maken en ik zou niet weten hoe dat anders moet.

De voorzitter:

U had kunnen zeggen dat u niet uitsloot dat u een motie wilde indienen en dan hadden wij het VAO afgelopen donderdagavond aan de agenda moeten toevoegen. Het spijt mij, maar mevrouw Verburg heeft gelijk dat dit mosterd na de maaltijd is.

De heer Weekers (VVD):

Ik wil de heer Douma een klein beetje te hulp schieten. Mevrouw Verburg heeft natuurlijk gelijk. De raad is al geweest, maar de onderwerpen die aan de orde zijn, komen periodiek terug. Nu de heer Douma de Kamer een uitspraak wil laten doen, zou het dus goed zijn als dit tussen nu en het zomerreces kon plaatsvinden. Vervolgens kan de minister dit meenemen voor de volgende raad en bij de voorbereiding daarvan.

De voorzitter:

Ik stel voor, niet te voldoen aan het verzoek. Indien de onderwerpen die nog aan de orde komen in een komende raad besproken moeten worden, kunnen deze worden besproken in het algemeen overleg ter voorbereiding op die raad. Als er dan behoefte aan bestaat om een VAO te houden en moties in te dienen, kan dit op dat moment.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij wat de regeling van werkzaamheden betreft klaar met de verzoeken om VAO's. Ik deel u mede dat voor de VAO's het regime geldt dat bekendstaat als het kerstregime. Dit betekent dat alleen moties kunnen worden ingediend, met een korte toelichting. Per VAO zal niet meer dan 10 à 15 minuten worden ingeruimd op de agenda.

Het woord is aan mevrouw Verburg.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Vanavond houden wij het debat over de werkgelegenheid. Helaas hebben wij vernomen dat vakbonden hier en daar in de marktsector weer onverantwoord hoge lonen eisen of daarmee dreigen. Ik vraag de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om vóór vanavond zes uur de Kamer een brief te sturen waarin wordt aangegeven welke risico's hiermee worden gelopen voor de werkgelegenheid en voor het bestrijden van de werkloosheid. Hoeveel banen gaat het kosten als er onverantwoorde looneisen worden gesteld en hoeveel minder werklozen kunnen er aan de slag? Ten slotte wil ik graag weten welke invloed dit zal hebben op het lichte herstel van de economie dat wij nu zien. Dit zou moeten doorzetten, maar het wordt bedreigd door de looneisen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nu wij het hebben over de winst- en verliesrekening van diverse acties van vakbeweging en werkgevers in de samenleving, stelt de fractie van GroenLinks het op prijs om de laatste inzichten van het Centraal planbureau te vernemen wat betreft de wijze waarop dit kabinet met zijn beleid op dit moment werkgelegenheid kapot maakt. Wij willen dat ook graag voor zes uur even weten, zodat wij een integraal debat kunnen voeren.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik ken de heer Vendrik als iemand die zijn zaakjes kent en zijn stukken leest. Als hij de brief heeft gelezen die de minister-president heeft gestuurd naar aanleiding van het verzoek van de heer Bos om vanavond dit debat te voeren, weet hij dat deze informatie beschikbaar is.

De voorzitter:

Ik stel voor, te voldoen aan het verzoek van mevrouw Verburg en het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. De tijdslimiet van 18.00 uur vandaag is in het verzoek begrepen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal overigens zelf niet aanwezig zijn bij het debat vanavond, omdat hij elders in de Kamer wetgevingsoverleg heeft, maar hij heeft het verzoek wel gehoord.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koenders.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Vorige week vrijdag heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken een persconferentie gegeven over een geschil met Artsen zonder grenzen over de vrijlating van Arjan Erkel. Met betrekking tot het eventueel betalen van losgeld en de dilemma's die zich daarbij voordoen, is het van belang dat de Kamer wordt ingelicht over wat er precies is afgesproken met Artsen zonder grenzen. Wat is het beleid van de Nederlandse regering met betrekking tot het betalen van losgeld? Is bekend op welke rekening het geld is gestort dat de Nederlandse regering heeft overgemaakt? Voor wie is dat geld bestemd? Wat zal in de toekomst de gedragslijn van de Nederlandse regering zijn met betrekking tot ontvoeringen? Dit heeft direct consequenties voor de positie van humanitaire werkers. Wij zijn allemaal blij dat Arjan Erkel vrij is, dat wil ik hier benadrukken. Het is echter wel van belang dat de Kamer, nu dit helaas publiek geworden is, wordt geïnformeerd over de gemaakte afspraken.

De voorzitter:

Ik licht toe waarom ik ga voorstellen om dit verzoek via het stenogram door te geleiden naar het kabinet. De heer Koenders had mondelinge vragen ingediend. Deze vragen zouden zijn goedgekeurd, ware het niet dat de betrokken bewindslieden vanmiddag wegens verplichtingen in het buitenland dan wel elders in het land niet in de Kamer aanwezig konden zijn. Die afwezigheid heb ik goedgekeurd en daarom stel ik voor, het stenogram door te geleiden. Ik hoop wel dat u hierin niet een nieuwe procedure ontdekt, maar het lijkt mij redelijk om het op deze manier te doen wanneer het stellen van vragen niet mogelijk was om redenen die buiten het Kamerlid liggen.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. Ik ben het zeer eens met het voorstel van de heer Koenders en dus ook met uw voorstel om volstrekte opheldering te krijgen over de schimmige deal die daar is gesloten. Ik zou daar alleen aan toe willen voegen dat het kabinet eveneens ingaat op iets waaraan ik mij heb gestoord, namelijk de vraag waarom men vrijdag wel een uitgebreide persconferentie geeft, zonder vooraf de Kamer als eerste te informeren, zoals het volgens mij had gehoord. Misschien kan dit meegenomen worden in de brief.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de heer Koenders zich kan vinden in de aanvullende vraag van de heer Wilders. Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Buitenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weekers.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Mede namens de CDA-fractie wil ik vragen om het debat over het concurrentiebeding te heropenen en de stemmingen daarover die voor vanmiddag zijn voorzien, aan te houden. Het gaat over een in te dienen amendement, waarover wij nog met de regering moeten spreken.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen. Dat betekent dat de stemmingen bij punt 3 op de agenda worden uitgesteld en dat er op de agenda plaats wordt gezocht voor een korte heropening. Dat zal waarschijnlijk niet meer deze week zijn.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw De Pater-van der Meer voor haar andere verzoek.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Wij hebben vorige week een hoofdlijnendebat gehad over het wetsvoorstel Kinderalimentatie. Dat heeft aanleiding gegeven om een motie in te dienen. Nu heeft de vice-minister-president na afloop van het kabinetsberaad gemeld dat het kabinet wil proberen de Tweede Kamer te overtuigen. Ik zou graag een brief willen vragen, waarin het kabinet toelicht of er alsnog nieuwe argumenten zijn. Naar aanleiding daarvan verzoek ik om mijn motie op dit punt aan te houden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw De Pater-van der Meer stel ik voor, haar motie (29480, nr. 7) van de agenda af te voeren.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik ben verbaasd over het verzoek van mevrouw De Pater-van der Meer omdat ik meen dat de posities expliciet gewisseld zijn tijdens het hoofdlijnendebat dat zij zelf ook al noemde. Toen heeft naar ik meen de heer Luchtenveld erop gewezen dat de gang van zaken in dit huis zo is dat er eerst gestemd wordt over een motie en dat vervolgens het kabinet aangeeft wat het voornemens is om te doen. Ik vraag mij dus af wat de werkelijke reden is voor de wens om de stemming over deze motie uit te stellen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik deel in de verbazing van mevrouw Kalsbeek. Wij hebben vorige week een eerste termijn gehad. De minister had toen de gelegenheid om in zijn eerste termijn de Kamer te overtuigen van zijn inzichten. Dat was voor alle toen aanwezige Kamerleden reden om een gezamenlijke motie in te dienen, waarin de minister wordt verzocht om het wetsvoorstel in te trekken. Het verbaast mij dat wij nu ineens een brief zouden moeten vragen om nog argumenten van de minister te krijgen waarmee hij ons zou kunnen overtuigen. Die gelegenheid had hij vorige week al. Daar komt bij dat ik het een wat wonderlijke gang van zaken vind om op basis van een mondelinge mededeling van een vice-premier na afloop van het kabinetsberaad een brief te vragen met nadere uitleg. Als de minister daartoe redenen heeft, dan had hij eigener beweging een brief kunnen schrijven. Dat heeft hij niet gedaan. Wat mij betreft, gaan wij gewoon stemmen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook de SGP-fractie ziet geen reden om de stemming hierover uit te stellen. Het debat was helder. De informatie die nu via de media naar buiten is gekomen, is eerder een aanmoediging om te gaan stemmen dan een reden om het niet te doen. Het ging immers juist om de vraag hoe de regering met deze motie om zou gaan als deze zou worden aangenomen. Laten wij gewoon gaan stemmen.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Ik ben het helemaal eens met de voorgaande sprekers. Wij vinden dat er gewoon moet worden gestemd. Er is geen enkele aanleiding voor het uitstellen van de stemming.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik sluit mij volledig aan bij de voorgaande sprekers. Het was vorige week voor de gehele Kamer glashelder hoe het ervoor stond, ook voor de CDA-fractie. Ik vraag mij dus af wat hier aan de hand is. Ik zie geen enkele reden om de stemming uit te stellen. Dat levert alleen maar werk op dat nergens toe leidt. Laten wij gewoon gaan stemmen.

De heer Dittrich (D66):

De gehele Kamer vond vorige week dat de argumentatie van de minister van Justitie onvoldoende was. Daarom is de motie ingediend. Nu het kabinet echter zegt dat het de Kamer wil overtuigen met nieuwe argumenten, is het verzoek van mevrouw De Pater redelijk. Laat het kabinet deze argumenten maar in een brief aan de Kamer zenden. Dan kan daarna worden beoordeeld of wij daar verder op in willen gaan en, zo ja, hoe.

De heer Luchtenveld (VVD):

Ik sluit mij aan bij het verzoek van mevrouw De Pater-van der Meer en de woorden van de heer Dittrich. De woorden die mevrouw Kalsbeek citeerde, heb ik overigens niet zo gesproken. Dat blijkt ook uit de Handelingen.

De voorzitter:

Ik wil tegen de leden die nu geluiden maken, zeggen dat zij het risico lopen dat die geluiden in de Handelingen komen met de vermelding: "aanmoedigende geluiden vanuit de zaal".

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Wij hebben inderdaad vorige week dat debat gevoerd. Als er vervolgens echter een signaal komt op grond waarvan kan worden aangenomen dat er wellicht nieuwe argumenten zijn, wil ik in elk geval de beleefdheid opbrengen om het kabinet de gelegenheid te geven om die argumenten met ons te delen. Ik vind niet dat de motie eerst in stemming moet worden gebracht. Wij kunnen nadat wij de brief van het kabinet hebben ontvangen, concluderen wat wij met de motie willen doen.

De voorzitter:

Ik constateer dat er een meerderheid bestaat voor het voorstel van mevrouw De Pater-van der Meer. Ik stel voor, aan haar verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hessels.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Mede namens de fracties van de PvdA, de VVD en de SP wil ik vragen om de stemmingen over de agendapunten 12, 13 en 14 betreffende de Elektriciteitswet en Gaswet in verband met het laat verschijnen van een nota van wijziging uit te stellen tot morgen. Het moet dan wel morgen gebeuren, omdat deze wetten voor 1 juli naar de Eerste Kamer moeten worden gezonden.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te doen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Wij stemmen dus morgen over de punten 12 t/m 14 van de agenda. Dat betekent dat de minister van Economische Zaken ook morgen, zoals eigenlijk iedere dag, beschikbaar moet zijn voor de Kamer. Dat hij dat maar weet.

Het woord is aan mevrouw Van Miltenburg.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Voorzitter. Ik wil mijn verzoek van vorige week om heropening van het debat over het gehandicaptenvervoer intrekken. Wij hebben inmiddels een brief ontvangen van de minister. Ik was van plan om een motie in te dienen, maar in de brief staat dat de dingen waar ik in mijn motie om wilde vragen, eigenlijk al bestaand beleid zijn. Er is voor mij dus geen reden meer om dit debat te voeren.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen nu degene die om het debat heeft gevraagd zelf geen behoefte meer heeft aan dat debat.

Mevrouw Van Dijken (PvdA):

Dit begint te lijken op Goede Tijden Slechte Tijden en dan de slechtste aflevering daarvan. Ik stel erg veel prijs op de heropening van het debat dat is aangevraagd door mevrouw Van Miltenburg. Het feit dat er nu twee brieven liggen, namelijk van de NS en van de minister, is voldoende aanleiding om het er vanmiddag kort over te hebben.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. De minister schrijft in de brief die zij naar de Kamer heeft gestuurd, letterlijk dat zij de motie die verleden week is aangenomen, niet zal uitvoeren. Als dit geen reden is om een debat te voeren, weet ik het niet meer. Deze motie moet gewoon uitgevoerd worden en omdat het debat al gepland was, lijkt het mij goed om het vanmiddag toch te houden, maar nu naar aanleiding van de brief van de minister.

De heer Mosterd (CDA):

Voorzitter. Ik heb verleden week het verzoek van mevrouw Van Miltenburg gesteund. Nu er in een brief is aangegeven dat de genoemde motie niet uitgevoerd kan worden, vind ik dat er reden is om het debat toch te houden. Daarom ondersteun ik het verzoek van mevrouw Van Dijken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik sluit mij hierbij aan, voorzitter. Ik vind het optreden van mevrouw Van Miltenburg ook wat merkwaardig, want verleden week vroeg zij een debat aan, kennelijk met op de achtergrond de gedachte dat er dan over de eerder ingediende motie niet gestemd zou kunnen worden. Die is inmiddels aangenomen, maar er moest en zou een nieuwe motie worden ingediend. Nu er een nieuwe brief van de minister is, kunnen wij daar gewoon over debatteren, zo lijkt mij. Ik steun dus het verzoek van mevrouw Van Dijken.

De voorzitter:

Ook als de term door een lid van de Kamer gebruikt is, is het niet aan mij om van "goede tijden slechte tijden" te spreken, maar ik constateer wel dat de gekozen posities vergeleken met verleden week 180 graden gedraaid zijn. Degenen die verleden week wél een debat wilden, willen het nu niet, en omgekeerd. Voor mij telt slechts dat er een verzoek om een korte heropening is gedaan, nu op basis van de brief van de minister.

Ik stel daarom voor, te voldoen aan het verzoek van mevrouw Van Dijken, gesteund door mevrouw Kant. Of, nog formeler, ik stel voor om eerst te voldoen aan het verzoek van mevrouw Van Miltenburg en daarna aan het verzoek van mevrouw Van Dijken. Het resultaat is dat dit punt op de agenda blijft staan.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Mijn fractie verzoekt de Kamer, de behandeling van de Mededingingswet, die voor morgen gepland was, uit te stellen tot het initiatiefwetsvoorstel van de heer Dittrich over de vaste boekenprijs zal zijn behandeld.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Volgens mij is het initiatiefvoorstel niet alleen van de heer Dittrich, maar ook van mevrouw Halsema en mevrouw Van Nieuwenhoven. Ik zeg dit maar even voor de Handelingen.

Onze fractie zou graag morgenavond een fundamenteel debat met de minister van Economische Zaken hebben gevoerd, temeer daar hij zich er zo over beklaagt dat hij in de Kamer zo weinig over fundamentele zaken kan spreken. Maar als D66 om uitstel vraagt, zal onze fractie niet dwars gaan liggen.

De voorzitter:

Zoals ik ook al in de media heb aangegeven, ben ik het zeer, zeer eens met de procedurele opmerking van de heer Heemskerk over de minister van Economische Zaken. Diens uitlating beviel ook mij absoluut niet.

Ik stel voor, het verzoek van de heer Van der Ham in te willigen. Dit betekent dat het wetsvoorstel inzake de Mededingingswet van de agenda voor morgenavond wordt geschrapt en dat het op een nader moment op de agenda zal worden gezet, maar na de behandeling van het initiatiefvoorstel-Dittrich/Van Nieuwenhoven/Halsema.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Noorman-den Uyl.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Gisteren heeft het CBS het resultaat van een onderzoek gepubliceerd dat aangeeft dat het inkomen van vrouwen na een echtscheiding schokkend omlaag dendert. Ik heb er behoefte aan, de minister van Sociale Zaken, die over het inkomensbeleid gaat, per omgaande een brief te vragen over zijn standpunt inzake deze ontwikkelingen en cijfers, die nog niet bekend waren. Het gaat mij met name om de positie van alleenstaande moeders, van wie het inkomen na een echtscheiding tot 33% van het oorspronkelijke kan afnemen. Ik zou willen weten wat zijn oordeel is over de positie van de kinderen in die gezinnen en over de hoogte van de kinderalimentatie, die toch ook een relatie zou moeten hebben met het inkomen van de vader. Ik zou hem ook willen vragen naar zijn visie op de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt en haar kansen daarbij, zowel uit een oogpunt van opleiding als op het punt van de betaling. Ik zou hem bovendien willen verzoeken, in te gaan op de mate waarin de overheid een verplichting heeft tot ondersteuning van alleenstaande ouders, gelet op het effect van die positie op hun inkomen. En tot slot vraag ik hem, een serie maatregelen te nemen om er op de kortst mogelijke termijn voor te zorgen dat deze toch vrij schokkende effecten teniet worden gedaan of in elk geval verminderd worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de desbetreffende vaste commissie met het verzoek aan de commissie dit verzoek in een schriftelijke procedure als commissie snel af te handelen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Dat zou een werkwijze zijn, maar als mevrouw Noorman haar verzoek ingewilligd krijgt, hecht ik eraan daaraan nog één element toe te voegen.

De voorzitter:

Zeker, dat is nuttig voor de commissie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik doel op het volgende. Wij hebben in het achterliggende najaar een intensief debat gehad over de koopkrachteffecten van het toen geaccordeerde beleid dat per 1 januari 2004 is ingegaan. Ik heb toen een motie ingediend en door de Kamer aanvaard gekregen, ertoe strekkende op enig moment dit jaar een evaluatie te plegen en zo nodig reparatie te realiseren. Ik zou dit element – het is iets breder dan de doelgroepen die mevrouw Noorman, niet ten onrechte, noemt – ernaast willen houden, zodat wij een integrale reactie krijgen van de kant van het kabinet en kunnen bezien welke maatregelen voor moeten liggen.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ik zou ook graag een aanvulling willen, want het regardeert tevens het onderwerp van zo-even. Deze aanvulling betreft de vraag in hoeveel gevallen er bij de scheiding een uitspraak is gedaan over de bijdrage in de kinderalimentatie aan de andere partner. Dit te weten vind ik van belang om te kunnen oordelen over dit onderwerp.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Normaal gesproken zou ik mij zeker naar uw advies willen voegen, namelijk om te kijken of je het niet via de procedurevergadering kunt doen. Die procedurevergadering vindt echter pas volgende week plaats...

De voorzitter:

Ik sprak over een schriftelijke procedure in de commissie.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik heb begrepen dat dit betekent dat het sowieso over het weekend heen gaat. Ik heb dringend behoefte aan een reactie op zeer korte termijn van de regering, omdat een interpellatie, indien nodig, tot de mogelijkheden moet kunnen behoren. Deze cijfers zijn schokkend.

De voorzitter:

Ik begrijp absoluut niet waarom een schriftelijke procedure in een commissie tot na het weekend zou moeten duren. Ik zie de voorzitter van de commissie tegenover mij in de zaal en deze heeft het verzoek ook gehoord. Ik blijf bij mijn voorstel om het via de commissie te geleiden.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven