Vragen van het lid De Pater-van der Meer aan de minister van Justitie over de gebrekkige controle door gemeenten met betrekking tot illegale prostitutie in bordelen met een vergunning.

De voorzitter:

Het vragenuur is over een minuut of drie, vier voorbij. Daarom wil ik mevrouw De Pater haar vragen laten stellen, de minister laten antwoorden en vervolgens alleen mevrouw De Pater en geen der andere leden eventuele aanvullende vragen laten stellen. Een uur is nu eenmaal een uur.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Een voorvorig kabinet heeft het bordeelverbod opgeheven en de vergunningverlening en -handhaving bij de gemeente neergelegd. Een van de doelen was bestrijding van criminele nevenactiviteiten bij prostitutie. Uit de eerste evaluatie, waarvan wij het rapport vorig jaar hebben gehad, is gebleken dat er nog steeds nauwelijks greep is op allerlei criminele activiteiten en randverschijnselen rondom prostitutie. Vermoedelijk is er sprake van een vlucht richting de escortbranche die niet locatiegebonden is.

Er is weinig tot geen aandacht besteed aan de vergunningverlening in bedrijven, omdat de gemeenten daarmee nog volop bezig waren. Nu bereiken ons signalen dat niet kan worden uitgesloten dat in bordelen met vergunning slachtoffers van mensenhandel tewerkgesteld worden. Ik refereer aan een uitspraak van de nationaal rapporteur in het Journaal van vorige week donderdag. Ik leg de minister de volgende vragen voor.

Zijn deze signalen ook via justitie en/of politie bij het kabinet terechtgekomen? Heeft het kabinet vanwege deze mogelijke misstanden contact gehad met gemeenten over het niveau van handhaven en de wijze van controle?

Wat zijn de mogelijke sancties voor bordelen met een vergunning op het tewerkstellen van onvrijwillige prostituees die wellicht slachtoffer zijn van vrouwenhandel? Welke mogelijkheden ziet de minister om de gemeenten op hun verantwoordelijkheden te wijzen, mochten zij in gebreke blijven?

Minister Donner:

Voorzitter. De aanwijzingen waarop de genoemde berichten berusten, hebben ons ook bereikt. Waar dit zich voordoet en hoe dit zich voordoet, is een tweede. Het is een onderdeel van het algemene punt dat op dit moment met de gemeenten wordt besproken, namelijk de ontwikkeling van het gemeentelijk prostitutiebeleid, het toezicht op en de handhaving van vergunningen op dat terrein. De Kamer weet dat ik na het vorige algemeen overleg daarover heb toegezegd om voor 1 juli te komen met een plan van aanpak voor de knelpunten die zich op dit terrein voordoen. Men is goed op koers met de werkzaamheden daaraan. Ik heb dan ook de verwachting dat ik de Kamer voor 1 juli kan inlichten. Dit aspect is er een onderdeel van.

Op de vraag wat de sancties zijn die ondernemers worden opgelegd die zich niet houden aan het gemeentelijke beleid, kan ik zeggen dat er enerzijds de bestuursrechtelijke sancties zijn die voortvloeien uit het kader waarin de vergunning is verleend en anderzijds de strafrechtelijke sancties op grond van artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Ik heb ook gevraagd naar het mogelijke optreden richting de gemeenten waarin dit feilen kennelijk is aangetroffen.

Mijn vervolgvraag is of de minister ons na het overleg met de gemeenten kan informeren over het aantal gevallen waarin is gebleken dat er inderdaad slachtoffers van mensenhandel illegaal in bordelen werken, terwijl die een vergunning hadden. Wij kunnen die kennis dan bij onze beraadslaging betrekken.

Minister Donner:

De handhaving maakt onderdeel uit van het gesprek dat momenteel met de gemeenten wordt gevoerd ten behoeve van de knelpuntennotitie. In deze notitie zal ik de Kamer hierover nader inlichten.

Op dit moment kan ik u niet zeggen om hoeveel concrete gevallen het gaat. In de aanbiedingsbrief bij de knelpuntennotitie zal ik aangeven of het mogelijk is om vast te stellen om hoeveel gevallen het gaat en, als dat mogelijk is, hoeveel gevallen het betreft.

De voorzitter:

Omdat mevrouw Arib iets later dan mevrouw De Pater mondelinge vragen had aangekondigd over dit onderwerp, geef ik haar als enige het woord voor een aanvullende vraag.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Vorige week is de politiemonitor over 2003 uitgelekt. Daaruit blijkt dat de aanpak van prostitutie en vrouwenhandel ernstig tekortschiet. Verder schijnt de heer Deetman, de voorzitter van de stuurgroep, een brief aan de minister te hebben gestuurd, waarin alarmerende signalen zijn opgenomen over de falende prioriteitenstelling van de overheid bij de aanpak van de mensenhandel. Verder wordt in deze brief geschreven dat de afstemming tussen de ministeries van VWS en Financiën te wensen overlaat. Is de minister bereid om op deze kritiek inhoudelijk in te gaan? Zal verder in de toegezegde notitie worden aangegeven hoe de regering met deze signalen omgaat?

Minister Donner:

Deze signalen hebben mij ook bereikt. Het is overigens jammer dat in de media alleen de interne voortgangsrapportage van het project prostitutie en mensenhandel van de politie in de openbaarheid is gekomen, want daardoor is het veel genuanceerdere beeld van de politiemonitor zelf niet bekend geworden. Er zijn naast de negatieve ontwikkelingen, namelijk wel degelijk ook enkele positieve ontwikkelingen te melden. Om dit probleem te ondervangen heb ik vandaag de politiemonitor ter informatie naar de Kamer gestuurd. De punten die in het verslag aan de orde komen, maken onderdeel uit van de toegezegde knelpuntennotitie.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven