Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 april 2004 over het rapport Rekenkamer RWT's.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Als het gaat om verrijking aan de top staan veel politici, ministers en ook Kamerleden gauw klaar om hun verontwaardiging erover uit te spreken. Dit geldt voor verrijking in de marktsector en in de publieke sector. Wat mij verbaast, is dat vervolgens deze minister van Financiën doodleuk de voorzitter van de AFM een fikse salarisverhoging toekent van maar liefst 14% dit jaar, waardoor het salaris boven de drie ton in euro's komt te liggen. Dat is anders praten dan doen en dat hadden wij liever anders gezien. De salarisverhoging van dit jaar is helaas niet meer terug te draaien, maar wij kunnen de minister natuurlijk wel aansporen om volgend jaar niet weer hetzelfde te doen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering bij monde van de minister-president tijdens de algemene politieke beschouwingen als haar mening kenbaar heeft gemaakt dat het onverantwoord en niet aanvaardbaar is als bestuurders in de publieke en semi-publieke sector een bovenmatige inkomensontwikkeling kennen;

overwegende dat het salaris van de AFM-voorzitter in 2004 met 14% stijgt, terwijl van andere werknemers loonmatiging wordt verlangd;

overwegende dat de Kamer zich in de motie-De Nerée tot Babberich c.s. (29200, nr. 48) heeft uitgesproken voor een maatschappelijk aanvaardbaar bezoldigingsbeleid in de (semi-)publieke sector;

verzoekt de regering, de arbeidsvoorwaarden voor het AFM-bestuur in 2005 zo aan te passen dat er geen sprake meer is van bovenmatige inkomensontwikkeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(29450).

De heer Mastwijk (CDA):

Voorzitter. Op 9 oktober 2003 hebben wij de motie-De Nerée tot Babberich c.s. met algemene stemmen aangenomen. Als ik goed heb geluisterd, was de eerste overweging in de motie van mevrouw Kant exact gelijk aan de eerste overweging in de motie van de heer De Nerée. Vervolgens stel ik vast dat de motie van mevrouw Kant zich richt op de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De motie-De Nerée tot Babberich had een aanzienlijk bredere werking. Wij vinden dat de aandacht daarop gericht moet blijven. Je zou kunnen zeggen dat de motie van mevrouw Kant te eng is.

Bovendien hebben wij onlangs van de minister van Financiën een brief ontvangen over de uitvoering van de motie-De Nerée. Als ik het goed heb gelezen, komt het kabinetsstandpunt over het advies van de commissie-Dijkstal nog vóór het zomerreces naar de Kamer. Ik neem aan dat wij daarover kort na het reces in de Kamer kunnen spreken. Intussen gaat de CDA-fractie er wel van uit dat er tot de bespreking van het kabinetsstandpunt in de Kamer geen onomkeerbare beslissingen worden genomen. Daarom dien ik namens mijn fractie de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het standpunt van het kabinet over het advies van de commissie-Dijkstal vóór het komende zomerreces naar de Kamer zal worden gestuurd;

overwegende dat het streven naar een evenwichtig maatschappelijk aanvaardbaar bezoldigingsbeleid voor bestuurders in de (semi-) publieke sector bij de beoordeling door de Kamer van het kabinetsstandpunt een belangrijke rol zal spelen;

verzoekt de regering, in afwachting van deze discussie en de uitvoering van de motie-De Nerée tot Babberich c.s. (29200, nr. 48) geen onomkeerbare besluiten te nemen en over de bezoldigingsclausules bij eventuele verlenging van tijdelijke contracten met de Kamer vooraf te overleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mastwijk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(29450).

Mevrouw Kant (SP):

Begrijp ik het goed dat de CDA-fractie een specifiek vervolg op een goede motie van de eigen fractie die met algemene stemmen is aangenomen, niet wil steunen? U wilt zich wel algemeen uitspreken over het feit dat er een aanvaardbaar bezoldigingsbeleid moet komen voor de publieke sector, maar u doet niet mee op het moment dat er concrete stappen genomen moeten worden.

De heer Mastwijk (CDA):

Ik stel vast dat het vertrekpunt van de SP-fractie in de motie van mevrouw Kant en het vertrekpunt van de CDA-fractie in oktober 2003, gevolgd door de totale Kamer inclusief de SP-fractie, gelijk is. Ik heb geduid op de exact gelijke eerste overwegingen. Daarover kan geen misverstand bestaan. Het kabinet heeft echter gezegd: wij komen binnenkort te spreken over het advies van de commissie-Dijkstal. Het maatschappelijk aanvaardbare beloningsbeleid is daar wat ons betreft een essentieel onderdeel van. Het lijkt ons niet goed om de AFM eruit te lichten en daarom pleit ik voor het uitvoeren van de motie-De Nerée. Als wij in het najaar over dit kabinetsstandpunt spreken moet volgens ons de totale beloningsstructuur aan de orde komen, waaronder dat van de AFM.

Mevrouw Kant (SP):

Ik begrijp het nog steeds niet. U zegt dat het vertrekpunt hetzelfde is. Dat is heel mooi, maar ik heb liever dat het doel dat wij nastreven ook hetzelfde is. Ik heb die motie niet voor niets ingediend want dit jaar heeft de minister een salarisverhoging van maar liefst 14% goedgekeurd. Er is alle reden om aan te nemen dat er, als de Kamer zich niet uitspreekt, volgend jaar wederom een fikse salarisverhoging aan zit te komen. Dat zou ik graag tegen willen houden. Ik verwacht eerlijk gezegd steun van de CDA-fractie gezien haar opvatting tot nu toe over dit onderwerp.

De heer Mastwijk (CDA):

Mevrouw Kant kan hetzelfde bereiken als zij steun geeft aan de motie die de CDA-fractie nu heeft ingediend omdat daar de beloningsstructuur van de AFM impliciet in is begrepen.

Mevrouw Kant (SP):

Het een sluit het ander niet uit. Ik vraag expliciet aan deze minister van Financiën om volgend jaar niet meer met zo'n salarisverhoging in te stemmen. Ik begrijp werkelijk niet waarom u niet met die motie zou kunnen instemmen. Ik zal wel instemmen met uw motie.

De heer Mastwijk (CDA):

Ik heb het geprobeerd uit te leggen, maar ik slaag daar klaarblijkelijk niet in. Dat spijt mij.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik kan de heer Mastwijk eerlijk gezegd ook niet helemaal volgen. Als de CDA-motie breder is dan die van de SP-fractie maar deze wel omvat, dan verwacht ik dat de heer Mastwijk ook de motie van de SP-fractie ondersteunt. Begrijp ik goed dat de heer Mastwijk in zijn motie zegt dat iedere tijdelijke bezoldigingsclausule aan de Kamer voorgelegd moet worden? Gaan wij alle tijdelijke contracten en tijdelijke salarisclausules vooraf met de werkgever overleggen? Dat lijkt mij eerlijk gezegd vrij radicaal en vergaand.

De heer Mastwijk (CDA):

Het is een gevolg van het aannemen van de motie-De Nerée tot Babberich c.s. door de gehele Kamer. Daarin is immers impliciet vastgelegd dat de Kamer van mening is dat het niet maatschappelijk aanvaardbaar is om op deze manier met zaken om te gaan. Dat is dus vastgesteld. Het kabinet heeft vervolgens gezegd dat het enige tijd nodig heeft om uitvoering te geven aan deze motie, onder andere omdat het een standpunt moet formuleren inzake het advies van de commissie-Dijkstal. Het lijkt mij dan logisch dat de regering in de tussentijd geen onomkeerbare beslissingen neemt. Als de regering van oordeel is dat dit toch moet gebeuren, lijkt mij een minimaal vereiste dat de zij dergelijke beslissingen afstemt met de Kamer.

De heer Heemskerk (PvdA):

Vindt u dat over iedere ambtenaar die een tijdelijke toeslag krijgt boven het ministerssalaris – het zal wel geen arbeidsmarktschaarstetoeslag zijn, gezien de situatie op de arbeidsmarkt – vooraf moet worden overlegd met de Tweede Kamer?

De heer Mastwijk (CDA):

Wij spreken over een beperkt aantal functies. De CDA-fractie is uiteraard niet van mening dat elk contract waarin sprake is van een substantiële salarisverhoging aan de Kamer moet worden voorgelegd.

Minister Zalm:

Voorzitter. Ik zal mij vooral richten op de moties. Wij hebben immers al eerder een uitvoerige gedachtewisseling gehad over dit onderwerp. Ik begin met de motie van mevrouw Kant en de heer Vendrik. Die is in elk geval aan het goede adres gericht. Ik ben immers bevoegd op dit punt. Ik ben voornemens om per 1 januari 2005 de laatste stap in de herstructurering van salarissen van de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) en de AFM te zetten zodat de baas van de AFM hetzelfde inkomen krijgt als een directielid van De Nederlandsche Bank (DNB). De salarissen van de directie van DNB zijn zowel vorig jaar als dit jaar bevroren. Door de fusie wordt overigens het aantal functies teruggebracht van zeven naar vijf. De functionarissen van de PVK en de AFM moeten een vergelijkbaar salaris hebben.

Ik kan natuurlijk proberen om het verzoek van mevrouw Kant weg te definiëren door te zeggen dat als ik een redelijk voorstel heb dit per definitie niet bovenmatig is, maar dat beoogt zij natuurlijk niet. Als ik probeer te proeven wat zij met deze motie bedoelt, moet ik het aannemen ervan ontraden.

Mevrouw Kant (SP):

Het is wel belangrijk dat u dit zegt. Ik had niets anders verwacht want wij hebben er al uitgebreid over gediscussieerd in het algemeen overleg. Ik vind het wel van belang om hier iets vast te stellen. Als de Kamer deze motie niet aanneemt, is het gevolg dat deze minister automatisch volgend jaar weer een fikse stap zet in het verhogen van het salaris van de voorzitter van de AFM. Ik hoop dat ook de CDA-fractie zich realiseert dat het niet aannemen van deze motie groen licht geeft voor opnieuw een bovenmatige salarisverhoging.

Minister Zalm:

Ik ben inderdaad voornemens om de laatste stap in de herstructurering van die salarissen op 1 januari 2005 te realiseren.

De motie-Mastwijk heeft een heel wat bredere scope, die ik moeilijk kan beoordelen. Ik kan wel beoordelen wat de gevolgen ervan zijn voor de instellingen op mijn terrein, dus vooral de financiële toezichthouders. Met de toepassing van deze motie op dat terrein heb ik geen probleem, als ik de motie tenminste goed begrijp. Het wordt mij voor zover ik zie niet verboden om mensen her te benoemen die moeten worden herbenoemd. Als dat mij niet is toegestaan, zitten wij straks zonder president van DNB en dat zou wel erg jammer zijn. De motie gaat over herbenoemingen waarbij wijzigingen in de salarisstructuur aan de orde zijn. Ik voorzie geen probleem op dat punt. Ik ben niet voornemens om in combinatie met herbenoemingen ook wijzigingen in salarisstructuren toe te passen. De kwestie rond met name de PVK en de AFM is helder. Bij DNB moeten twee herbenoemingen plaatsvinden, namelijk die van de president en die van een van de directieleden. Bij die herbenoemingen zullen geen bijzondere bezoldigingsclausules aan de orde zijn. Het beleid van DNB is ook voor dit jaar: bevriezing.

Ik kan niet overzien of het overige goed mogelijk is. Er wordt gesproken over verlenging van tijdelijke contracten, wat ik als herbenoemingen interpreteer. Dit speelt bij De Nederlandsche Bank. Ik weet niet in hoeverre er in de rijksdienst of in de semi-publieke sector knelpunten ontstaan, als er voor de komende tijd geen besluiten meer genomen kunnen worden voor benodigde herbenoemingen, waarbij ook iets over de bezoldiging geregeld moet worden. Daarover wil ik beraad voeren met mijn collega van Binnenlandse Zaken, die hier primair verantwoordelijk voor is.

Nogmaals, als de motie beoogt zich te richten op het beleidsterrein dat ik in portefeuille heb, zie ik geen groot probleem, althans niet bij de financiële toezichthouders. De vraag of een bredere toepassing van de motie wel tot problemen leidt, kan ik niet zonder meer beantwoorden. Vandaar mijn verzoek, voorzitter, om mij nog even in de gelegenheid te stellen om mij daarover te beraden. Vervolgens kan ik u nader berichten.

De heer Heemskerk (PvdA):

De minister zei dat de directies van De Nederlandsche Bank en van de AFM op een gelijk salaris kunnen rekenen. Ik vermoed dat dit onderdeel aanstaande dinsdag aan de orde komt in het wetgevingsoverleg over PVK en DNB. Misschien kan de minister alvast goed aan mij uitleggen waarom iedere directeur precies hetzelfde moet verdienen. Ik kan mij er iets bij voorstellen dat men geen onderscheid wil maken tussen goede en slechte Kamerleden of ministers. Directeuren hebben echter verschillende functies en verschillende verantwoordelijkheden. Bovendien is er sprake van een verschillende schaarste en een verschillend specialisme. Waarom moeten hun salarissen op hetzelfde niveau gesteld worden, een niveau dat natuurlijk weer omhoog gaat? Waarom wordt er niet gezegd dat de directie van de PVK een fatsoenlijk salaris heeft en dat dit zo blijft, afgezien van het feit dat die directie overgaat naar de directie van een gefuseerde instelling? Hierdoor hoeft dat salaris toch niet te veranderen?

De voorzitter:

Volgende week wordt hierover een wetgevingsoverleg gehouden. Ik aarzel dan ook om de minister hierop uitgebreid in te laten gaan. Misschien kan hij dat wel heel kort doen.

Minister Zalm:

Ik ben de heer Heemskerk dankbaar voor zijn early warning.

De voorzitter:

Wanneer kunnen wij een nadere reactie van de minister ontvangen? Ik vraag dit in verband met de stemmingen over de moties.

Minister Zalm:

Ik denk aan begin volgende week.

De voorzitter:

Vóór woensdag is goed.

Minister Zalm:

De inzet is dinsdag.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een nader te bepalen moment te stemmen over de ingediende moties.

Aldus wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven