Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op dinsdag 1 juni van 10.00 tot 13.00 uur van de vaste commissie voor Financiën over:

  • - Bepalingen in verband met de fusie van De Nederlandsche Bank N.V. en de Stichting Pensioen- & Verzekeringskamer (29411).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in:

  • - de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het lid Van Haersma Buma tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Atsma;

  • - de vaste commissie voor Europese Zaken het lid Ormel tot plaatsvervangend lid in plaats van het lid Mastwijk.

Het woord is aan de heer Bos.

De heer Bos (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. De vorige week hebben wij hier gesproken over de vraag of wij in deze Kamer nog een debat willen wijden aan het voorjaarsoverleg en de kennelijke mislukking daarvan. Wij constateerden dat de brief die daarvoor noodzakelijk zou zijn de vorige week nog niet aanwezig was. Die brief is inmiddels wel aanwezig en het lijkt mijn fractie een goed idee om zo mogelijk nog deze week een kort debat over de afloop van dat voorjaarsoverleg te hebben in aanwezigheid van de minister-president. Ik zou u, voorzitter, daarnaast willen vragen om het daarheen te leiden dat wij op een drietal vragen vóór dat debat nog een aanvullend antwoord krijgen van het kabinet, kan het zijn nog vandaag.

In de bijlage bij de brief van de vorige week is het eindvoorstel opgeschreven dat het kabinet aan de sociale partners gedaan heeft. Wij hebben er drie vragen over, met het verzoek aan u, voorzitter, om die door te geleiden naar het kabinet.

De eerste vraag is welke punten van het eindvoorstel daadwerkelijk met de sociale partners besproken zijn en wat daar de reactie op was van die sociale partners.

De tweede vraag is welke onderdelen van het eindvoorstel niet besproken zijn.

De derde vraag heeft betrekking op het volgende. Wij begrijpen uit uitlatingen van de voorzitter van de FNV in de pers, dat hij gewezen heeft op drie punten waar nog mogelijk ruimte was om te onderhandelen, namelijk een totale ruimte van 300%, een overgangsregeling en de keuzevrijheid voor mensen met een laag inkomen zonder dat de solidariteit in het systeem als geheel in gevaar zou komen. Wat is daarop de reactie van het kabinet?

Kortom, mijn voorstel is om bij voorkeur nog deze week een kort debat te voeren over de afloop van het voorjaarsoverleg, met liefst vandaag nog een korte aanvullende brief van het kabinet met het antwoord op deze drie vragen.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie zal het voorstel van de heer Bos steunen om nog deze week een kort debat te hebben over het sociaal akkoord.

De heer Van der Ham (D66):

Ook de fractie van D66 steunt dit verzoek.

De voorzitter:

Het is niet nodig dat iedereen steun uitspreekt voor een verzoek. Leden kunnen wel aanvullende vragen stellen of uiting geven aan eventuele bezwaren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wij steunen het verzoek van de heer Bos. Een extra brief is nooit weg. Wij willen hier graag de vraag om een helder budgettair plaatje aan toevoegen. Ook op dat punt is de brief van vorige week niet erg duidelijk. Wat ons betreft, had dit debat al vorige week gehouden mogen worden, maar deze week is ook goed.

Mevrouw Verburg (CDA):

Het is jammer dat de heer Bos een kans aan zich voorbij laat gaan. Zijn vragen gaan niet alleen over prepensioenen en vut, maar hebben ook betrekking op de sociale zekerheid. Het lijkt mij dan ook beter om deze vragen in te brengen tijdens het werkgelegenheidsdebat van volgende week. Arbeidsmarktbeleid gaat altijd hand in hand met de vormgeving van de sociale zekerheid en met de economische ontwikkelingen. Ik stel dan ook voor om beide debatten te combineren en daar ook de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij uit te nodigen.

De heer Van As (LPF):

Wij vinden het verzoek van de heer Bos zeer actueel. Recent is ons in berichten over het ABP ter ore gekomen dat zelfs de houdbaarheid van de pensioenen onder druk staat. Wij steunen het verzoek van de heer Bos van harte en vragen ook aandacht voor de pensioenen.

De heer Bos (PvdA):

Ik begrijp dat de CDA-fractie er belang bij heeft om het falen van het kabinet op dit punt te laten ondersneeuwen in een overleg over nog veel meer onderwerpen. Dat lijkt mij de duidelijkheid van het debat niet ten goede te komen. Ik handhaaf mijn verzoek.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik reageer niet op de insinuaties van de heer Bos. Ik heb duidelijk toegelicht wat onze overwegingen zijn. Ik vind dat een beetje beneden de maat van de heer Bos.

Ik zie dat een meerderheid voor het houden van een debat deze week is. Ik wil dan graag dat het een volwaardig debat wordt, zodat de betogen niet behoeven te worden afgeraffeld. Ik pleit dan voor ten minste zes of zeven minuten spreektijd. Ik hecht eraan dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daar ook bij aanwezig is.

De voorzitter:

Ik stel voor om het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, om op die manier de gevraagde informatie te verkrijgen van de minister-president en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik stel vervolgens voor om te voldoen aan het verzoek van de heer Bos om een kort debat te houden. Onder enig voorbehoud kan ik zeggen dat dit debat morgenochtend bij het begin van de vergadering gehouden kan worden. Ik stel ten slotte voor om dit debat te houden met de minister-president en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met spreektijden van vijf minuten per fractie.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Eind vorige week publiceerde het ministerie van Verkeer en Waterstaat een onderzoek onder bewoners van de regio Schiphol. Het blijkt dat zij sinds de opening van de Polderbaan, de vijfde baan, meer geluidsoverlast ervaren dan voor die tijd. De resultaten van dit onderzoek zijn regelrecht in strijd met eerdere beloften van achtereenvolgende kabinetten dat de vijfde baan zou leiden tot fors minder geluidsoverlast. Staatssecretaris Schultz heeft naar aanleiding van dit onderzoek onder andere gezegd dat een en ander te maken heeft met emoties van bewoners. Zij heeft echter ook gezegd, de geluidshinder te willen beperken, al zei zij niet hoe. GroenLinks wil nu maatregelen om de beloften aan bewoners alsnog waar te maken. Met het oog daarop verzoek ik, op korte termijn de staatssecretaris hierover te mogen interpelleren.

De heer Haverkamp (CDA):

Voorzitter. In verschillende debatten is gesproken over het mislukken van de Luchtvaartwet. Ik kan mij dan ook niet voorstellen dat dit nieuw is voor de heer Duyvendak. Er ligt een voortgangsrapportage van de commissie-Eversdijk waarin juist wordt ingegaan op de wijze waarop de hinder voor bewoners beperkt kan worden. Het voorstel van de CDA-fractie is om de voortgangsrapportage en de vragen van de heer Duyvendak in een AO te bespreken, zodat wij er iets dieper op in kunnen gaan.

De heer Samsom (PvdA):

Aanvullend op de vraag van de heer Duyvendak vraag ik om de informatie die afgelopen week beschikbaar is gekomen naar de Kamer te sturen. De reactie van de staatssecretaris op het Journaal kan wat mij betreft ook in officiële vorm naar de Kamer worden gezonden. Wij kunnen daarover dan een spoeddebat houden.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Mijn fractie staat op zichzelf wel sympathiek tegenover bespreking hiervan, maar vindt het door de heer Duyvendak voorgestelde middel wat zwaar. Ik stel voor om het voorstel van de CDA-fractie te volgen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik vind een spoeddebat op basis van meer informatie van het kabinet het meest wenselijk, zodat wij er iets langer over kunnen spreken, want het betreft een ingewikkelde materie. Ik wil overigens wel van het CDA horen wat precies wordt bedoeld met het mislukken van de Luchtvaartwet. Ik ben het daar van harte mee eens, maar ik weet niet of de heer Haverkamp hetzelfde bedoelt.

De voorzitter:

Die discussie voeren wij niet bij de regeling van werkzaamheden.

De heer Hermans (LPF):

Voorzitter. Mijn fractie sluit zich aan bij de heer Haverkamp van de CDA-fractie.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik kan meegaan met de suggestie om het verzoek om een interpellatie om te zetten in een spoeddebat op basis van de door mij gevraagde informatie aan het kabinet. Dat de CDA-fractie spreekt over het mislukken van de Luchtvaartwet en het breken van de beloftes aan de bewoners is voor mij een reden te meer om hierover plenair een spoeddebat te houden. Ik blijf dus bij mijn verzoek.

De voorzitter:

Gehoord de verschillende opvattingen, stel ik voor om het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, om op die manier voor het eind van deze week de gevraagde informatie te krijgen. Verder stel ik voor om dan te bezien in welke vorm erover gesproken zal worden. Voor een fundamenteel debat is op de agenda van de Kamer geen ruimte, maar wel op de agenda van de commissie. Een plenair debat zal dus kort moeten zijn. Ik stel dus voor om nu nog niet te beslissen over de wijze van bespreking van de informatie die wij op korte termijn willen ontvangen. Kan ook de heer Duyvendak hiermee akkoord gaan?

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik zou dat graag doen, maar alle informatie staat op de website van het ministerie. Het rapport kan worden gedownload. De uitgebreide persverklaring kan gezien worden als een reactie van de staatssecretaris. Wij kunnen die informatie morgen voor 12.00 uur ontvangen, zodat wij deze week nog een spoeddebat kunnen houden. Ik blijf dus bij mijn verzoek.

De voorzitter:

Ik stel voor om informatie op sites of waar dan ook, toch formeel aan de Kamer te doen toezenden voor morgen 12.00 uur en om morgen bij de regeling van werkzaamheden te bezien wat daarmee gebeurt. Als dit leidt tot een debat, kan dat nog donderdag aanstaande.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik heb die informatie al bekeken, dus ik zal hier dan opnieuw staan.

De voorzitter:

Ik maak toch een onderscheid. Als zaken leiden tot behandeling in de Kamer vind ik dat daaraan een brief van het kabinet aan de Kamer ten grondslag moet liggen. Wij leven hier niet bij de gratie van websites.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Miltenburg.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik vraag om heropening van het debat over het gehandicaptenvervoer, dat vorige week is gehouden, met de vraag of daarbij ook de staatssecretaris van VWS kan worden uitgenodigd.

De voorzitter:

Het debat was een vervolg op de mondelinge vragen van mevrouw Van Dijken. Ik sta uiteraard een heropening toe, maar teken daarbij wel aan dat dit heel kort moet zijn, wellicht alleen gericht op het indienen van een motie.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Zoals ik al zei: ik wil daarbij graag de staatssecretaris van VWS uitnodigen. Dat kan ik dus niet beloven, anders zit zij hier helemaal voor niets.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Van Dijken, de aanvrager van de eerste stappen, iets wil zeggen.

Mevrouw Van Dijken (PvdA):

Ik ben van oordeel dat alles wat gewisseld moest worden, inmiddels de revue is gepasseerd. Ik wil erg graag weten waarom het debat volgens de VVD nu ineens heropend moet worden en waarom mevrouw Ross daarbij nu moet worden uitgenodigd. Dat had in eerste instantie ook gekund.

De voorzitter:

De heer Rouvoet en mevrouw Kant geven aan dat zij zich aansluiten bij mevrouw Van Dijken.

De heer Mosterd (CDA):

Ik sluit mij graag aan bij mevrouw Van Miltenburg. De vorige keer is een motie ingediend die het kabinet moeilijk uitvoerbaar vond. Op dat punt willen wij een heropening opdat wij nog iets kunnen doen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik wilde eerst weten wat de reden voor de heropening was. Vorige week is door zeven fracties een motie ingediend. Daarover heeft de minister een oordeel kunnen geven. Uiteindelijk werden wij het daarover in het debat niet eens. Deze motie staat op de stemmingslijst van vandaag. Mijn fractie hecht er zeer aan, deze motie straks in stemming te laten komen. Vorige week hebben wij met de minister een debat gevoerd over die motie. Het indienen van die motie was op dat moment de enige reden voor het houden van het debat. Ik zie weinig reden om daarover een nieuw debat te plannen waarbij ook de staatssecretaris aanwezig is en vandaag niet over de motie te stemmen. Dat lijkt mij geen correcte gang van zaken.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Mosterd zegt dat de motie niet uitvoerbaar is. Laten wij eerst maar eens over de motie stemmen. Als zij wordt aangenomen, gaan wij ervan uit dat de minister haar gewoon uitvoert. Heeft de minister daar moeite mee, dan horen wij dat later wel.

De heer Nawijn (LPF):

Ik denk ook dat alle argumenten zijn gewisseld. De motie van mevrouw Van Dijken kan daarom rustig in stemming worden gebracht.

Mevrouw Kant (SP):

Als een fractie om een heropening vraagt, moet dat in principe gehonoreerd worden, maar dan wil ik daarvoor wel een goede reden weten en die heb ik uit dit verzoek eigenlijk niet begrepen. Ik denk dat de oneigenlijke reden is dat men hoopt in de achterkamertjes voor elkaar te krijgen dat de motie niet wordt aangenomen. Dat kan mevrouw Van Miltenburg echt vergeten. Wat mij betreft, kan er gewoon worden gestemd.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD):

Ik wil dat graag in deze zaal doen, dus er is geen sprake van achterkamertjes, mevrouw Kant.

Voorzitter. Ik wil graag een motie indienen en daarop de reactie horen van de minister van Verkeer en Waterstaat en de staatssecretaris van VWS.

De voorzitter:

Mevrouw Kant zegt dat een heropening in beginsel moet kunnen plaatsvinden als iemand daarom vraagt. Als iemand een motie wil indienen, moet dat ook kunnen gebeuren. Ik stel daarom voor, aan het verzoek van mevrouw Van Miltenburg te voldoen en een korte heropening te houden, mede in de aanwezigheid van de staatssecretaris van VWS. Of dat nog deze week zal lukken, kan ik niet beloven.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik zei met nadruk "in principe", "als daar een goede reden voor is". Als daar een oneigenlijke reden voor is, ben ik het daar dus niet mee eens. Dan maar een heropening, een nieuw debat, en stemmen over de andere motie, maar ik wil zo meteen wel stemmen over de motie die op de lijst staat.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Misschien kunnen wij stemmen over de vraag of wij dat gaan doen. Ik sluit mij aan bij mevrouw Kant. Dat lijkt mij een nieuw debat. Wij willen graag vandaag over de motie stemmen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Dijken is het daarmee eens.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Als u voorstelt om te voldoen aan het verzoek tot heropening van het debat, zal ik mij daar niet tegen verzetten. Ik heb er wel moeite mee als wij nu niet over de eerste motie stemmen. Vorige week hadden alle fracties de gelegenheid om moties in te dienen. Zeven fracties hebben daarvan gebruik gemaakt. Twee fracties hebben dat niet gedaan. Ik vind het een beetje raar om, als er geen nieuwe feiten zijn – en die zijn er bij mijn weten op dit punt niet – een heropening te houden om daarbij nieuwe moties in te dienen die ook vorige week ingediend hadden kunnen worden. Ik heb moeite met die gang van zaken.

De voorzitter:

De heer Nawijn is het daarmee eens.

Ik stel voor om te voldoen aan het verzoek van mevrouw Van Miltenburg in de vorm van een nieuw, zeer kort debat, met een spreektijd van 1 minuut per fractie. Daarin krijgt mevrouw Van Miltenburg de mogelijkheid om een motie in te dienen. Verder stel ik voor om over de vorige week ingediende motie vandaag te stemmen, zoals op de agenda staat.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Timmermans.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. De onderhandelingen over de nieuwe Europese grondwet naderen een cruciale fase. Nederland zal heel goed op zijn belangen moeten letten en zich moeten concentreren op een aantal hoofdpunten. Deze Kamer heeft helder uitgesproken dat zij geen voorstander is van het bevorderen van het opnemen van een verwijzing naar de joods-christelijke traditie in de preambule van die grondwet. Daar is de Kamer glashelder over geweest. De minister-president leek zich daar in maart bij neer te leggen, maar in de loop van vorige week bereikte ons het bericht dat de minister van Buitenlandse Zaken toch weer gaat bepleiten dat er zo'n verwijzing komt in de preambule van de grondwet. Dat is in strijd met de wens van de Kamer. Ik wil graag nog deze week een brief ontvangen, waarin het kabinet duidelijk maakt wat zijn positie is, waar het zich sterk voor maakt in de IGC en hoe het nu precies zit met het streven naar een verwijzing naar de joods-christelijke waarden in de preambule van de grondwet.

De heer Herben (LPF):

Ik herinner de heer Timmermans eraan dat er een motie-Herben is aangenomen, die mede door hem is ondertekend, om voortaan niet meer te spreken van een grondwet, maar van een verdrag. Dat gezegd hebbende, is de vraag aan het kabinet gewettigd, omdat een preambule niet past bij een verdrag. Wij hebben bij een verdrag niet zo'n uitvoerige uiteenzetting nodig over een joods-christelijke, humanistische, Griekse of Romeinse traditie. Als het kabinet wil bevorderen dat die passage wegblijft, hebben wij dat probleem niet. Laten wij er in ieder geval van uitgaan dat het een verdrag is.

De heer Van der Staaij (SGP):

Als de heer Timmermans informatie vraagt over dit punt, hebben wij daar geen bezwaar tegen. Het is goed om helder te horen waar de regering op dit moment staat. Voor alle duidelijkheid wil ik wel even afstand nemen van het negatieve waardeoordeel dat hij gaf in relatie tot de motie die is aangenomen.

Ik kan mij wel vinden in de neutraal geformuleerde vraag om informatie. Daar wil ik de vraag aan toevoegen hoe de houding van de Nederlandse regering is geweest bij de brief die door zeven EU-landen is geformuleerd. Heeft Nederland het verzoek bereikt om mee te tekenen? Hoe is men daarmee omgegaan? Kunnen wij over de tekst van die brief beschikken?

De heer Bakker (D66):

Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Timmermans, maar met een positief waardeoordeel. Eerlijk gezegd ben ik onthutst dat het kabinet opnieuw een motie die breed is aangenomen door de Kamer, in de wind slaat. Er zijn heel veel goede zaken te behartigen in Europa, maar dit is er geen van.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Met dezelfde kanttekening als de heer Van der Staaij maakte, is iedere brief die ingaat op het belang van de joods-christelijke traditie voor Europa wat mij betreft van harte welkom, dus ik steun dat verzoek.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik reageer heel kort op de heer Herben. Ik dank hem voor zijn steun, maar ik vrees dat ik hem op het punt van de preambule moet corrigeren. Ieder Europees verdrag kent een preambule. Het is een verdrag, maar toch met een preambule. Dat lijkt mij geen probleem.

Ik heb geen waardeoordeel uitgesproken, zeg ik tegen de heer Van der Staaij, anders dan het oordeel van de Kamer zelf, namelijk dat het onwenselijk is om ons daarvoor in te zetten.

Verder ben ik dankbaar voor de steun voor dit verzoek.

De voorzitter:

Waarom stel ik voor om het verzoek om een brief door te geleiden naar het kabinet? Meestal gaat dit via de commissie. Ik doe dat omdat mondelinge vragen van de heer Timmermans over dit onderwerp waren toegestaan. Op een eerder moment was op de website te zien dat deze vragen waren goedgekeurd. Doordat de minister van Buitenlandse Zaken in de Eerste Kamer is en doordat later bleek dat de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken naar het buitenland moest vertrekken, konden deze vragen niet worden gesteld. Daarom stel ik voor, dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder de minister van Buitenlandse Zaken, om op die wijze de informatie te vragen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Baalen, als laatste op de lijst die voor mij ligt.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie wil de minister van Buitenlandse Zaken graag interpelleren over de inzet bij de Europese grondwet, vooral wat financiële zaken betreft. De minister van Buitenlandse Zaken heeft twee punten genoemd die voor Nederland cruciaal zijn, te weten unanimiteit op het gebied van de financiële perspectieven dan wel de netto begrenzer en het aanscherpen van de inhoudelijke positie van het Hof bij het naleven van het Stabiliteitspact. Uit berichten in de media blijkt dat Nederland dat laatste punt heeft weggegeven. Ik vind dat dermate belangrijk dat ik u verzoek, de minister op de kortst mogelijke termijn naar de Kamer te laten komen om hier tekst en uitleg over te geven. De Kamer kan zich dan beraden op het antwoord van de minister.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik steun dit verzoek, al was het alleen maar omdat de Nederlandse regering op dit moment met verschillende monden lijkt te spreken. Waarschijnlijk doet zij dat volgens het adagium van Napoleon: orde, contre-orde, désordre. Het gevolg hiervan is echter wel dat wij in Europa in ons hemd staan en daar willen wij de minister van Buitenlandse Zaken graag over aan de tand voelen.

De heer Van Dijk (CDA):

Zou het niet verstandig zijn om ter voorbereiding van een dergelijk debat de minister om een overzicht te vragen van wat er wordt besproken in de IGC? Ik denk namelijk dat het een onderwerp is dat in een breder kader geplaatst zou moeten worden.

De heer Van Baalen (VVD):

Hoe breder je de zaak maakt, hoe onduidelijker het wordt. Het is volgens de regering één van de twee cruciale Nederlandse punten. Voor de Kamer liggen er nog andere punten. Ik wil op dit specifieke punt een reactie krijgen van de minister. Als wij de zaak in een breder kader plaatsen, bieden wij de minister alleen maar de mogelijkheid om zich te verschuilen.

De voorzitter:

Ik stel voor om te voldoen aan het verzoek van de heer Van Baalen. Een interpellatie behoort uiteraard bij voorkeur plaats te vinden in de week waarin zij wordt aangevraagd. Zoals de heer Van Baalen weet, is dat met het oog op de agenda van de minister van Buitenlandse Zaken helaas niet mogelijk. Ik denk niet dat wij moeten overwegen om de minister van Buitenlandse Zaken hiervoor van een buitenlandse reis terug te roepen. Daarom stel ik voor om op de kortst mogelijke termijn – dat wil zeggen: volgende week – de interpellatie te houden.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven