Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Omdat de gevraagde nadere informatie over de wetsvoorstellen over het Verdrag van Aarhus nog niet is ontvangen, stel ik voor, de stemmingen onder de punten 9 en 10 één week uit te stellen.

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevingsoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 22 maart van 11.00 uur tot 18.00 uur van de vaste commissie voor Justitie over het wetsvoorstel Wijziging van de Faillissementswet in verband met het bevorderen van de effectiviteit van surseance van betaling en faillissement (27244);

maandag 5 april van 11.00 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Justitie over het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen strekkende tot het beperken van de bevoegdheid van de politierechter en de enkelvoudige kamer in hoger beroep (beperking bevoegdheid enkelvoudige kamers) (28866) en over het wetsvoorstel Aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 aan richtlijn 2001/51/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (29016).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (LPF):

Voorzitter. Twee uur geleden kwamen de antwoorden binnen op Kamervragen van de collega's Nawijn, Kraneveldt en van mijzelf over het uitdragen van religieuze uitingen door ambtenaren. In die antwoorden geeft de regering aan dat zij tegen deze uitingen geen fundamentele bezwaren heeft. De regering gebruikt daarvoor argumentatie die de LPF-fractie volstrekt niet kan dragen. Wij zijn het daarmee volstrekt oneens. Daarom verzoekt mijn fractie om een fundamenteel debat over de religieuze uitingen van ambtenaren in de publieke sector. Wij willen dit debat voeren met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de minister van Justitie, de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Dit debat zouden wij op de kortst mogelijke termijn willen voeren.

De voorzitter:

Voordat ik de leden vraag of zij naar aanleiding van het verzoek van de heer Eerdmans het woord willen voeren, merk ik op dat door mevrouw Sterk van de CDA-fractie schriftelijke vragen zijn gesteld over een verwant onderwerp. Indien de Kamer tot een interpellatie zou besluiten, is het goed om vóór het houden daarvan ook de antwoorden op die vragen te hebben. Die procedurele opmerking maak ik vooraf.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Mijn fractie heeft op dit moment geen behoefte aan een interpellatiedebat. In het rapport van de commissie-Blok staat heel veel over integratie en met name ook over het dragen van hoofddoekjes. Gisteren hebben wij gesproken over de werkwijze van de Tweede Kamer. De heer Eerdmans was daar zelf bij. Daarbij ging het ook om de vraag hoe vaak wij ministers naar de Kamer halen en hoe vaak wij interpellatiedebatten houden. Als de heer Eerdmans toch fundamenteel over dit onderwerp wil praten, vraag ik hem om dit mee te nemen bij het debat over het rapport van de commissie-Blok.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijn fractie heeft veel behoefte aan het fundamentele debat waarom de heer Eerdmans vraagt. Evenals mevrouw Griffith stellen wij echter voor om dit debat niet los te koppelen van de behandeling van het rapport van de commissie-Blok, omdat daarin ook over dit onderwerp wordt gesproken. Wij moeten voorkomen dat wij zaken dubbel doen. Dat er een fundamenteel debat moet komen, staat voor mijn fractie vast. Het is mij overigens opgevallen dat de heer Eerdmans gevraagd heeft om een fundamenteel debat op een zo kort mogelijke termijn. Dat heb ik niet verstaan als een verzoek om een interpellatie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ook de SGP-fractie wil graag over dit onderwerp spreken in het kader van het rapport van de commissie-Blok, omdat de commissie daar – zoals anderen al zeiden – expliciet een standpunt over inneemt. Daarom is dat het aangewezen kader voor een goed gefundeerd debat hierover.

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben geen bezwaar tegen het debat, maar wij vinden het verstandiger om het te houden bij de behandeling van het rapport van de commissie-Blok.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ook wij willen graag een fundamenteel debat over deze kwestie. Wij hebben daar ook schriftelijke vragen over gesteld en willen graag de beantwoording daarvan afwachten. Daarom lijkt het ons ook goed om dat te doen op het moment dat wij praten over het rapport van de commissie-Blok.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik stel vast dat het verzoek van de heer Eerdmans breder is dan het specifieke punt waar vragen over gesteld zijn door de fractie van het CDA. Ik geef de heer Eerdmans in overweging dat het ook onze voorkeur zou hebben om van het kabinet een bredere brief te vragen over de dracht van hoofddoekjes en andere religieuze uitingen in overheidsdienst. Als wij over dat bredere onderwerp een brief vragen, kunnen wij daar afzonderlijk over debatteren. Als wij deze kwestie zouden meenemen in het debat over het rapport van de commissie-Blok, dan zou zij ondergesneeuwd kunnen raken.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Kan de heer Eerdmans toelichten wat hij precies bedoelt met het fundamentele debat waar hij het over heeft? Voorts wil ik weten wat het spoedeisende is van het debat dat hij vraagt. De fractie van GroenLinks zou er namelijk ook de voorkeur aan geven om dit debat in het bredere kader te voeren van de behandeling van het rapport van de commissie-Blok.

De heer Eerdmans (LPF):

Het debat over het rapport van de commissie-Blok is voorlopig nog ver weg. Bovendien ben ik het geheel eens met de heer Dijsselbloem, die zegt dat het onderwerp dan zou ondersneeuwen. Ik ben juist bang dat het onderwerp dan in een veel groter kader wordt geplaatst dan nodig. De aanleiding is een vraag van mijn fractie van anderhalve maand geleden. Dat onderwerp speelt dus nu al anderhalve maand. Wij krijgen vandaag de antwoorden en daar staat met zoveel woorden in dat de regering geen bezwaar heeft tegen religieuze uitingen bij ambtenaren. Dat is een fundamenteel verschil van mening met de LPF en andere fracties. Wij willen daar op de kortst mogelijke termijn over spreken, omdat wij niet voor nog meer verrassingen willen komen te staan, zoals het onderwerp waar mevrouw Sterk zeer terecht vragen over heeft gesteld. Wij hebben ons daar ook zorgen over gemaakt, maar daarvan heeft minister Donner gezegd: wij stoppen de pers en de hoofddoekjes voor bewaarders bij de DI worden niet gedrukt. Dat is een klein onderdeel van het grotere probleem, namelijk dat wij een regering hebben die wél religieuze uitingen bij ambtenaren toestaat. Ik heb net als de fracties van ChristenUnie en SGP behoefte aan een fundamenteel debat op basis van de antwoorden. Ik heb daar ook geen nadere informatie voor nodig. Wij kunnen een bredere brief vragen zoals de heer Dijsselbloem voorstelt, maar de antwoorden op deze vragen zijn volstrekt helder. De regering heeft geen bezwaar tegen religieuze uitingen door ambtenaren. Ik handhaaf het verzoek met nadruk. Het is wel een verzoek om interpellatie.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Om misverstanden te voorkomen: de heer Eerdmans zegt dat hij net zoals de fracties van ChristenUnie en SGP behoefte heeft aan een fundamenteel debat. Ik heb er geen onduidelijkheid over laten bestaan dat het mijn voorkeur zou zijn om dit niet los te koppelen van de andere debatten. In die zin heb ik zijn verzoek niet gesteund.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik zou willen vragen om het debat in ieder geval uit te stellen tot op het moment dat de antwoorden op mijn schriftelijke vragen er liggen. Volgende week is er procedurevergadering. Dan spreken wij waarschijnlijk ook over het rapport van de commissie-Blok. Het lijkt mij vroeg genoeg om op dat moment die discussie te voeren.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het is duidelijk dat een grote meerderheid in de Kamer van mening is dat hierover gedebatteerd moet worden. De heer Eerdmans wil een fundamenteel debat. Hoe wil hij dat voeren in een interpellatiedebat? Volgens mij is dat onmogelijk. Kies dan voor een debat waarin er de volle ruimte is voor alle fracties om over deze zaak evenwaardig mee te discussiëren.

De heer Eerdmans (LPF):

Mij lijkt een interpellatiedebat bij uitstek de mogelijkheid om fundamenteel met elkaar te discussiëren. Ik heb dat al eerder beproefd in deze Kamer. Het is een hoofdlijnendebat met een aangever, dat ben ik in dit geval, en een volledig debat erbij op hoofdlijnen op korte termijn. Wij hebben gisteren met elkaar besproken dat wij meer met elkaar willen debatteren op hoofdlijnen, meer thema's bij de kop vatten. Ik hoop, voorzitter, dat u dit fundamentele debat niet uit de weg zult gaan.

De voorzitter:

Ik doe een voorstel. Ik verwijs daarbij naar het debat van gisteren over de werkwijze van de Kamer. Daarin waren wij het met elkaar eens dat het uitgangspunt is dat een verzoek tot het houden van een spoeddebat of een interpellatie wordt ingewilligd. Daarom stel ik voor om akkoord te gaan met het verzoek van de heer Eerdmans voor het houden van een debat. Ik zou het willen aanmerken als een debat op de hoofdlijnen van het genoemde onderwerp. Ik denk dat dit in dit geval beter is dan een interpellatie. Ik stel voor om het debat te houden met spreektijden van vijf minuten per fractie en om het zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik wil nog opmerken dat het nog weleens lastig zou kunnen zijn om het debat op korte termijn te houden omdat het verzoek is om er vier ministers bij te halen, namelijk de minister van BZK, de minister voor BVK, de minister van Justitie en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Dat wil zeggen dat wij wat moeten gaan puzzelen met de agenda's. Daar komen wij ongetwijfeld uit. U krijgt dus een nader voorstel voor het tijdstip.

Het woord is aan mevrouw Van Dijken.

Mevrouw Van Dijken (PvdA):

Voorzitter. Ik verzoek om heropening van het debat met de minister van VWS over het bovenregionaal vervoer voor gehandicapten gezien de aanvullende informatie die wij hebben gekregen.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan dit verzoek te voldoen en om te proberen om dit debat morgen te houden. Dat is uiteraard afhankelijk van de agenda van de bewindspersoon. Ik neem aan dat u het debat wilt voortzetten met degenen met wie het vorige week is gevoerd. De staatssecretaris is immers weer gezond.

Mevrouw Van Dijken (PvdA):

Wij willen het debat voortzetten met de minister.

De voorzitter:

In dat geval hangt het af van de agenda van de minister. Ik denk niet dat het nodig is om ook de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat voor de heropening uit te nodigen. Wij proberen het debat woensdag te houden en dat betekent dat de stemmingen worden uitgesteld tot na de heropening, dus tot dinsdag 23 maart.

De heer Mosterd (CDA):

Ik wil u erop wijzen dat 1 april een heel belangrijke datum is in dit dossier.

De voorzitter:

Dat is bekend. Als wij volgende week stemmen, blijven wij nog binnen de tijdsmarge van 1 april. Ik stel derhalve voor om aan het verzoek van mevrouw Van Dijken te voldoen en om ernaar te streven om het debat morgen te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Haan als voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken.

De heer De Haan (CDA):

Voorzitter. Ik heb een tweeledig verzoek naar aanleiding van de aanslagen in Madrid. Ik verzoek om een brief van de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Justitie en de minister van BZK over een aantal onderwerpen, namelijk:

  • - de informatie die het kabinet heeft over de achtergronden van de aanslag en de mogelijke daders;

  • - de gevolgen van deze aanslag voor de Europese aanpak van de terrorismebestrijding, in het bijzonder die voor de samenwerking op het gebied van inlichtingen- en veiligheidsdiensten;

  • - de gevolgen van deze aanslag voor de aanpak in Nederland betreffende de genoemde onderwerpen;

  • - de resultaten van de gesprekken die de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken deze week in Washington hebben gevoerd met hun ambtsgenoten over dit onderwerp;

  • - de uitkomsten van de raad van de Europese ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, de JBZ-raad, van aanstaande vrijdag.

Wij zouden die brief graag uiterlijk maandag 22 maart om 18.00 uur ontvangen, zodat er in de komende week een plenair debat over deze brief kan worden gehouden met de genoemde bewindspersonen. Ik verzoek u om ook in dit debat een spreektijd van vijf minuten per fractie aan te houden.

De voorzitter:

U vroeg om informatie over de resultaten van de gesprekken die de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken deze week hebben in de Verenigde Staten, in Washington en New York. In neem aan dat die informatie beperkt kan zijn tot die over de internationale strijd tegen het terrorisme.

De heer De Haan (CDA):

Ja, want ik neem aan dat er een normaal verslag van de reis van de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken komt. Alleen het onderwerp van de aanslagen in Madrid zou in de brief kunnen worden opgenomen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben over hetzelfde onderwerp een ander verzoek. Aanstaande vrijdag komen de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken van alle Europese landen bijeen voor een spoedoverleg over bestrijding van terrorisme. De fractie van de Partij van de Arbeid zou graag met de Nederlandse ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken een debat voeren, voordat zij naar Brussel afreizen. Daartoe hebben wij de voorzitter van de vaste commissie voor Justitie gevraagd om een extra procedurevergadering morgenochtend. Wij hebben ook gevraagd om daarbij rekening te houden met een debat morgen.

Kan de regering de Kamer een brief sturen met haar voornemens voor de inzet aanstaande vrijdag? Die brief kunnen wij dan morgenochtend in de extra procedurevergadering behandelen. De brief moet dan ook morgenochtend uiterlijk 9 uur bij de Kamer zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor om te voldoen aan het verzoek om informatie van de commissie en dat van mevrouw Albayrak. Uiteraard gebeurt dat door toezending van het uitgewerkte stenogram van dit deel van de vergadering aan de betrokken bewindslieden, zijnde de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Tevens stel ik voor om te beslissen dat voldaan wordt aan het tweede deel van het verzoek van de heer De Haan namens de commissies, en wel om volgende week met de betrokken bewindspersonen een plenair debat te houden, voorafgaand aan de Europese Raad, met spreektijden van 5 minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan het lid De Pater-van der Meer.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Als voorzitter van de vaste commissie voor Justitie meld ik dat wij verleden week overleg hebben gehad met een aantal bewindspersonen over huiselijk geweld. Ik verzoek u het verslag van dat algemeen overleg op de agenda voor de plenaire vergadering te plaatsen.

De heer Wolfsen (PvdA):

Voorzitter. Mevrouw De Pater spreekt ook namens mijn fractie. Ik vraag u nog wel om, gelet op de recente dramatische gebeurtenis in Zaandam, iets meer dan de gebruikelijke spreektijden voor dat debat uit te trekken. Twee termijnen zijn niet nodig, maar ik spreek wel de hoop uit dat u dan niet te streng bent in het hanteren van de spreektijden.

De voorzitter:

Ik weet dat het procedureel klinkt, maar daar ben ik voor ingehuurd. Als een verslag van een algemeen overleg op de agenda staat, moet ik mij echt houden aan de procedures die daarvoor gelden, dus ook maximaal 2 minuten spreektijd per fractie. Ik zie namelijk geen mogelijkheid om in een andere situatie te zeggen dat een overschrijding van die spreektijd dan niet meer mogelijk is.

De heer Wolfsen (PvdA):

In het reglement wordt een spreektijd van 2 minuten per fractie geadviseerd. Bovendien staat daarin dat daarvan afgeweken kan worden. Anders moeten wij misschien om nog een termijn vragen.

De voorzitter:

Mijn voorstel is om het niet te doen. Er staat zo vaak een verslag van een algemeen overleg op de agenda. Als wij ermee beginnen om af te wijken van de daarvoor gestelde spreektijden, is het hek van de dam. Uiteraard doe ik hiermee geen enkele uitspraak over de ernst van welk onderwerp dan ook, maar dat weet u.

Nogmaals, ik stel voor om te voldoen aan het verzoek van mevrouw De Pater.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik schors nu de vergadering om de Kamerleden in de gelegenheid te stellen mevrouw Azough te feliciteren met haar beëdiging als lid van de Tweede Kamer.

De vergadering wordt enige tijd geschorst.

Naar boven