Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen op dinsdag 20 mei a.s. bij het begin van de vergadering de voordracht ter vervulling van de vacature van een lid van de commissie Voorzittervan toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (28859).

Ook stel ik voor, te behandelen op donderdag 22 mei a.s. bij het begin van de vergadering de verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften 2002-2003 (28619, nrs. 102 t/m 108).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik benoem in het Presidium het lid Van de Camp tot lid in plaats van het lid Rietkerk.

Ik deel ten slotte mee dat de commissie voor de Verzoekschriften tot haar voorzitter, respectievelijk ondervoorzitter heeft gekozen de leden Mosterd en Giskes.

Het woord is aan mevrouw Albayrak, als voorzitter van de vaste commissie voor Defensie.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. Op de agenda van de Kamer staan voor deze week en volgende week de debatten over de parlementaire enquête Srebrenica. Daarover heeft de vaste commissie voor Defensie vandaag een extra procedurevergadering gehouden. Een meerderheid van de commissie heeft mij gevraagd om u te verzoeken om zowel de debatten van deze week met de parlementaire enquêtecommissie als de debatten van volgende week met de regering uit te stellen tot begin juni. De reden hiervoor is dat de commissie zich ongerust maakt over het feit dat door de vorderingen in de informatie de debatten niet aaneengesloten zouden kunnen plaatsvinden in dit huis en dat dit voor het beeld zeer slecht zou zijn. Het is ook van belang dat met name deze week de voorzitter van de enquêtecommissie in de informatie een rol speelt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. In de procedurevergadering heb ik al kenbaar gemaakt dat mijn fractie zowel procedureel als inhoudelijk grote moeite heeft met dit voorstel. Ik wil op een enkel punt opheldering vragen over de gang van zaken. Ik licht dit kort toe. Gisterenavond bereikte ons via de media het bericht dat D66 uitstel zou vragen, omdat het een probleem had met het woordvoerderschap en het voorzitterschap van een commissie. Dit uitstel zou een week betreffen. Zojuist hoorden wij dat een verzoek van de informateurs eraan ten grondslag zou liggen. Graag hoor ik van u hoe dit precies zit. Ik vind dit ook van belang voor mijn beoordeling.

Mijn inhoudelijke bezwaar betreft de zorgvuldige behandeling van een rapport van een commissie van de Kamer over een belangrijk onderwerp. Natuurlijk moet ieder onderwerp zorgvuldig worden behandeld, maar dit geldt des te meer voor een onderwerp als dit, dat bovendien al eens is uitgesteld. Gisteren werd gesproken over een week uitstel en nu zelfs over nog meer uitstel. Wij weten niet hoe de kabinetsformatie zal verlopen en of wij volgende week of over drie weken wel over dit onderwerp kunnen spreken. Tegen uitstel zijn vele bezwaren. Ook inzake de behandeling van het bouwfrauderapport is over uitstel gesproken. Daarbij waren eveneens de informatie en de gang van zaken aan de orde. Er zijn toen wijze woorden gesproken, naar ik meen door mevrouw Giskes van D66. Zij vond het toen tamelijk gênant dat wij niet in staat waren om tot de behandeling van een eigen rapport te komen. Wij moeten naar mijn mening aan die lijn vasthouden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de procedurele kanttekeningen en vragen van collega Rouvoet. Over de inhoud van het verzoek zeg ik het volgende. De SGP-fractie vindt het ongelukkig als het debat op de valreep vooruitgeschoven wordt. Wij roepen in herinnering dat de Kamer destijds aan de enquêtecommissie heeft gevraagd om zo snel mogelijk, op heel korte termijn, met een rapport te komen. Daarom vinden wij dat je heel hoge eisen mag stellen aan een uitstel van het debat. Dat geldt zeker omdat het al een keer uitgesteld is. Mijn fractie heeft tot nu toe geen zwaarwegende argumenten vernomen. Dat de formatie met ongeveer anderhalve dag zou worden verlengd, vinden wij niet zo'n zwaarwegend argument, ook al hechten wij evenzeer aan de spoedige totstandkoming van een nieuw kabinet.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Zowel procedureel als inhoudelijk hebben de collega's Rouvoet en Van der Staaij een aantal argumenten naar voren gebracht die mijn fractie geheel deelt. Ik benadruk tegelijkertijd dat het in juli acht jaar geleden is dat het drama in Srebrenica zich heeft afgespeeld. Mijn fractie hecht er een bijzonder belang aan dat de Kamer in ieder geval het parlementaire debat daarover fatsoenlijk en zorgvuldig afhandelt. In die zin vinden wij de procedure en de manier waarop een en ander tot nu toe is gegaan grenzen aan onzorgvuldigheid, zeker omdat het debat in april al is uitgesteld. Met die onzorgvuldigheid stemmen wij absoluut niet in.

De heer Van Bommel (SP):

Als de procedure één kenmerk heeft, dan is het wel rommeligheid. Daar is de laatste dag bij gekomen dat de Kamer via de media heeft moeten vernemen dat om uitstel zou worden gevraagd. Dit plaatst ons voor een vervelend dilemma. Het signaal om het debat een week later te houden, is al afgegeven. Daarbij is ook de mogelijkheid geopperd dat het debat wordt geknipt. Daar wil ik graag uw reactie op, voorzitter. Misschien heeft de informateur zich op dat punt tot u gericht. De mogelijkheid houdt in dat eerst het debat met de commissie wordt gevoerd en in een latere instantie het debat met de regering. Ook daarbij kan de informatie nog roet in het eten gooien. Zo mogelijk wordt het laatste debat met een missionaire regering gevoerd. Mijn fractie hecht eraan dat het debat volwaardig en zorgvuldig wordt gevoerd. Voor mij betekent dit dat de debatten moeten worden gekoppeld. Wij hebben dus geen behoefte aan knippen in het debat, oftewel eerst het debat met de commissie en mogelijk veel later het debat met de regering.

De voorzitter:

Ik geef om te beginnen antwoord op de vragen van de heren Rouvoet en Van Bommel. Maandagochtend vroeg heeft een van de informateurs, mede namens de ander, gevraagd of ik "de agenda van de Kamer deze week vrij zou willen maken" teneinde de voorzitter van de enquêtecommissie in staat te stellen werkzaamheden te verrichten in het kader van de formatie. Ik heb daarop geantwoord dat ik als voorzitter van de Kamer geen voorstel wilde doen om de agenda van de Kamer te wijzigen. Ik hechtte en hecht er namelijk aan dat het debat met de enquêtecommissie over haar rapport deze week zou doorgaan. Ik heb aan mijn antwoord toegevoegd dat als fracties een dergelijke wens hebben, ik dat wel merk bij de regeling van werkzaamheden. Dat is een vrijwel letterlijk verslag van een kort gesprek dat ik met de voornoemde informateur heb gehad. De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie heeft nu haar verzoek gedaan. Hoewel ik er zeer aan hecht dat de formatie snel wordt afgehandeld, spijt het mij zeer dat het debat niet kan plaatsvinden. Ik kan namelijk niet anders dan constateren dat het verzoek is gedaan door een meerderheid in de commissie en ik ga ervan uit dat diezelfde meerderheid in de Kamer bestaat. Daarom stel ik voor, aan het verzoek van de vaste commissie voor Defensie te voldoen. Dat wil zeggen dat de Srebrenicadebatten van deze en volgende week tot nader orde worden uitgesteld.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter, ik heb begrip voor uw positie. U voelt zich min of meer gedwongen om de Kamer het voorstel te doen, de debatten uit te stellen. Ik kan mij daar onmogelijk tegen verzetten, want ook ik zie dat zich een meerderheid heeft afgetekend. Toch wil ik een kanttekening maken, omdat ik bang ben dat wij hiermee een precedent scheppen. Volgende week hopen wij bijvoorbeeld in de Kamer de derde woensdag in mei te beleven en het is niet uitgesloten dat een van de andere onderhandelaars daarbij een belangrijke rol heeft te vervullen. Het kan niet zo zijn dat de Kamer haar agenda voortdurend laat sturen vanwege, op zich begrijpelijke, problemen die zich voordoen door de toevallige aanwezigheid van een sleutelfiguur bij een belangrijk proces aan de andere kant van het Binnenhof. Mijn fractie hecht vanzelfsprekend aan dit proces en ik begrijp dat kleine fracties tegen problemen kunnen oplopen, maar de Kamer moet voor belangrijke debatten zoveel mogelijk vasthouden aan de eigen agenda.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik doe een beroep op u als iemand die het belang van de Kamer hoog in het vaandel heeft. Dit is de tweede keer dat er een verzoek wordt gedaan om het debat over het rapport van de enquêtecommissie Srebrenica uit te stellen. Voor het verzoek om uitstel van het debat over het rapport van de enquêtecommissie bouwnijverheid, bestond ook een meerderheid. Uitgaande van het belang van deze enquêtecommissie en een ordentelijk verloop van de behandeling van haar rapport, oordeelde u destijds dat het van belang was dat dit debat doorgang zou vinden. Ik doe een beroep op u, als voorzitter van de Kamer, om hiermee ook in dit geval rekening te houden. Nogmaals, ik roep in herinnering dat de Kamer bij de enquêtecommissie Srebrenica heeft aangedrongen op een spoedige afronding van werkzaamheden. Vervolgens een halfjaar wachten met het behandelen van het rapport zou onzorgvuldig zijn en dat mag niet gebeuren.

De voorzitter:

Wil mevrouw Albayrak als voorzitter van de vaste commissie voor Defensie reageren en ziet zij aanleiding om het verzoek tot uitstel nader te overwegen in de commissie?

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Defensie is vandaag uitgebreid gediscussieerd over dit onderwerp. Hierbij is het belang van de voortgang van de informatie inderdaad afgewogen tegen het belang van een zorgvuldige en snelle afwikkeling van de Srebrenicadebatten. Ik wil de indruk wegnemen dat de fracties die voor uitstel zijn het belang van de informatie hoger aanslaan dan het belang van de Srebrenicadebatten. Dat is allerminst het geval. Zoals ik de discussie heb begrepen, gaat het degenen die om uitstel vragen om het feit dat het zowel deze als volgende week zeer ongewis is of er een zorgvuldige behandeling in de Kamer kan plaatsvinden gezien het stadium van de informatie. Wel is uitdrukkelijk gezegd dat de Srebrenicadebatten hoe dan ook vóór het zomerreces moeten zijn afgerond. Daarom herhaal ik mijn verzoek om de Srebrenicadebatten uit te stellen tot een nader te bepalen moment in juni, maar in ieder geval vóór het zomerreces.

De voorzitter:

Vóór het zomerreces lijkt mij wel het minste. Ik heb begrip voor de woorden van mevrouw Karimi en ik heb dan ook mijn eigen opvattingen naar voren gebracht, ook in het contact met de informateurs. Hoewel ik ongelukkig ben met deze gang van zaken, stel ik voor, te voldoen aan het verzoek dat volgens de voorzitter van de vaste commissie voor Defensie door een overgrote meerderheid van de Kamer wordt gesteund.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Ik zal de Kamer nog een nader voorstel doen voor het moment van behandeling van het rapport van de enquêtecommissie Srebrenica.

Het woord is aan mevrouw Dijksma.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Afgelopen week werden wij opgeschrikt door diverse berichten in de media over agressie in treinen. Een klein groepje "etterbakken" verstierde de boel met agressie en vernieling. Bij mijn fractie rijst in de eerste plaats de vraag hoe het zover heeft kunnen komen. Over die vraag wil ik graag een brief ontvangen van de minister van Verkeer en Waterstaat en van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik hoop dat zij willen ingaan op een aantal elementen. Wat is er in de gemeenten waarin dit speelt ondernomen door de lokale bestuurders? Wat is het oordeel van de bewindslieden over het feit dat de NS niet van plan zijn om de lijn Hoorn-Enkhuizen tot agressielijn te bestempelen? Wat is het gevolg van het feit dat personeel van de NS zich genoopt heeft gevoeld het werk neer te leggen? Hoe kijkt men aan tegen de rol van de ouders van deze jongeren? Deze regering heeft een Strategisch akkoord afgesloten, waarin wij hebben kunnen lezen dat het veiliger moet worden, met name in de trein. Ik wil graag weten hoe men deze belofte op dit moment ziet in relatie tot het tekort aan spoorwegpolitie en wat men daaraan gaat doen.

Voor de volledigheid zeg ik erbij dat ik deze brief graag vóór morgen twaalf uur hoop te ontvangen, zodat de fractie van de PvdA bij de regeling van werkzaamheden een vervolg daaraan zou kunnen verbinden, misschien in de vorm van een debat deze week. Uiteraard willen wij graag eerst de brief van de regering lezen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil mij bij de vragen aansluiten. Ik voeg er nog aan toe dat het niet slechts als incident moet worden behandeld. Wij hebben een halfjaar geleden in de Kamer gesproken over het Aanvalsplan sociale veiligheid. Kan erbij worden vermeld wat tot nu toe de resultaten zijn van het aanvalsplan, zodat wij het ook in een breder kader kunnen betrekken?

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik wil vragen of de brief morgen voor de procedurevergadering van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat ontvangen kan worden. Dan kunnen wij in de procedurevergadering spreken over de vraag of er een spoeddebat moet komen.

De voorzitter:

De procedurevergadering begint rond tien uur.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Gezien de ernst van de situatie is het goed dat er een brief gevraagd wordt. Het lijkt mij welhaast onmogelijk om de brief morgen af te hebben, gelet op de hoeveelheid punten die erin aan de orde moeten komen en de vraag wat daar precies aan gedaan zal worden. Ik heb liever een goede brief waar wij over een week gefundeerd over kunnen praten dan een spoedklus waar wij in een dag mee klaar moeten zijn. Voorts wil ik een vraag toevoegen ter beantwoording in de brief. Betreft het hier een incident dat plotseling is ontstaan of is dit al eerder ontstaan? Zo ja, waarom is er niet in een vroeger stadium tegen opgetreden?

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Ik wil graag iets zeggen over de andere punten. Ik ben het eens met de opmerking van de heer Van der Staaij. Als het breder beantwoord kan worden, graag. Ten aanzien van het spoedeisende karakter begrijp ik de opmerking van de heer Van Haersma Buma wel, maar wij hebben een demissionaire regering en er is echt aanleiding om hier nog deze week over te praten. Wij zien iedere dag bij het openslaan van de krant wat er nu weer is gebeurd in de treinen in het land. Het lijkt mij dat wij daar nog wel deze week over kunnen praten. Ik wacht gewoon het antwoord van de regering af. Als zij ook van mening is dat het niet zo snel kan, dan moet de Kamer verder kijken. Maar er moet toch een fatsoenlijk antwoord te krijgen zijn morgen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Verkeer en Waterstaat en naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik stel verder voor om te voldoen aan het verzoek van mevrouw Dijksma, zoals het is aangevuld door een aantal andere leden. Dan kan de Kamer morgenmiddag om één uur in de regeling van werkzaamheden bezien of er behoefte is om over deze vraag een debat te voeren. Indien deze behoefte bestaat en de Kamer daartoe besluit, zal ik u morgen voorstellen om dat debat meteen na aanvang van de vergadering te houden, wellicht na een onderbreking van een halfuur.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Namens de fractie van GroenLinks vraag ik aandacht voor het volgende. Gisteren vond de algemene aandeelhoudersvergadering van KPN plaats. Wij herinneren ons allemaal hoe de minister van Financiën op mijn verzoek tijdens een mondeling vragenuurtje ongeveer vier weken geleden zijn grote ongenoegen uitsprak over de bonus voor de heer Scheepbouwer, topman bij KPN, en de vertrekpremie van de heer Smits, gewezen topman bij KPN. Gisteren is een ambtenaar namens de minister naar deze aandeelhoudersvergadering geweest. Wat wij via de televisie en via de kranten hebben kunnen vernemen over de toon en de woordkeuze van deze ambtenaar, komt in de verste verte niet in de buurt bij een adequate vertaling van de boze woorden van de heer Hoogervorst destijds. Ik had de minister daar graag vragen over gesteld tijdens het vragenuur. Dat kon niet omdat hij in het buitenland is. Daarom doe ik het verzoek om hem deze week te mogen interpelleren.

De fractie van GroenLinks is niet erg gelukkig met de wijze waarop de Nederlandse Staat als aandeelhouder zich heeft gepresenteerd tijdens die aandeelhoudersvergadering. De minister heeft wel op RTL Z iets gezegd over de mogelijke beperking van aftrekbaarheid van bonussen en optieregelingen, maar hij heeft zijn gezicht niet laten zien bij een aandeelhoudersvergadering en een ambtenaar met een slappe tekst gestuurd. Dat kan natuurlijk niet. Daarom doe ik het verzoek om de minister van Financiën deze week te mogen interpelleren over deze kwestie.

Mevrouw Kant (SP):

Ik steun dit verzoek. Ik had ook vragen over dit onderwerp. Ik zou wel graag eerst op papier zien – ik realiseer me dat dit haaks staat op het interpellatieverzoek – wat de voorstellen zijn. Ik heb hierover wel iets in de krant gelezen, maar ik heb nog niets van de minister zelf gehoord. Wellicht kunnen wij naar aanleiding van deze brief een spoeddebat voeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vind de zaak urgent, omdat het erop lijkt dat de Nederlandse Staat gisteren zijn recht van kritiek heeft verspeeld. Daar ben ik buitengewoon misnoegd over. Wat mij betreft kan de minister in een kort debat meteen duidelijk maken wat precies de inbreng is geweest. Wat wij ervan weten via kranten en televisie, stelt mij absoluut niet gerust, maar laat de minister dat maar uitleggen. Dan kunnen wij er meteen een politiek oordeel over vellen.

De voorzitter:

Ik stel voor om te voldoen aan het verzoek van de heer Vendrik, namelijk om de minister van Financiën te interpelleren over de KPN. Ik stel voor om deze interpellatie aanstaande donderdag om 13.00 uur te houden. Dat is dan ook het aanvangsuur van de vergadering.

Mevrouw Giskes (D66):

Ik vind het een goed voorstel, voorzitter. Ik zou het echter zeer waarderen als de minister erin zou slagen om voor die tijd het een en ander op schrift te stellen. Ik denk dat het iets toevoegt aan het debat.

De voorzitter:

Het is het een of het ander. De ene mogelijkheid is dat er een interpellatie wordt gehouden met datgene wat bij het instrument interpellatie hoort, namelijk een interpellatie met interpellatievragen die zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor het interpellatiedebat, moeten worden ingediend. De andere mogelijkheid is de procedure die bijvoorbeeld mevrouw Dijksma heeft gekozen bij het vorige onderwerp, namelijk een brief met de mogelijkheid van een spoeddebat. Die beslissing is pas te nemen als een dergelijke brief is binnengekomen. Ik zou, gezien het feit dat de heer Vendrik de eerste was die over dit punt een voorstel deed, toch mijn voorstel willen handhaven.

De heer Douma (PvdA):

De minister heeft zijn ambtenaar in die aandeelhoudersvergadering een aantal opmerkingen laten maken over hetgeen bij KPN heeft plaatsgevonden. Ik ben benieuwd of de minister in een brief ten behoeve van het overleg kan aangeven wat hij denkt dat de gevolgen van zijn handelwijze zullen zijn en welke effecten hij verwacht van hetgeen zich gisteren heeft afgespeeld. Dit is interessante informatie om in het debat te bespreken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp het verzoek om extra informatie. Wat mij betreft kan de minister van Financiën die mondeling geven. Zo ingewikkeld kan dat niet zijn. Elke dag dat wij niet debatteren over wat er gisteren in die aandeelhoudersvergadering is gebeurd, is wat mij betreft een dag te veel. Ik ben hier buitengewoon misnoegd over, dat hoort u wel aan mijn toonzetting. Dat zal ik de minister van Financiën ook duidelijk maken. Ik heb het idee dat de Nederlandse Staat gisteren het riet in is ingestuurd met geen enkele toezegging van KPN. Wij zijn dus weer terug bij af. Dat was absoluut niet de bedoeling en het was ook niet afgesproken met de minister van Financiën. Ik wil er echt deze week over debatteren. Als er een brief moet komen, zijn wij weer afhankelijk van het tempo van het kabinet. Ik wil spoed, ik wil duidelijkheid en ik wil dat deze week.

De voorzitter:

Ik blijf bij mijn voorstel om te voldoen aan het verzoek van de heer Vendrik tot het houden van een interpellatie op het moment dat ik heb genoemd, namelijk donderdag om 13.00 uur aan het begin van de vergadering.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Voorzitter: Verburg

Naar boven