Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend in het debat over de hogefluxreactor in Petten, te weten:

- de motie-Duyvendak c.s. over onderzoek naar de mogelijkheid van kernsmelting (25422, nr. 21).

(Zie vergadering van 11 februari 2003.)

De voorzitter:

De motie-Duyvendak c.s. (25422, nr. 21) is in die zin gewijzigd dat het dictum thans luidt:

"verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat hetzij via het lopende veiligheidsonderzoek, hetzij via een apart onderzoek, uiterlijk 1 juni 2003 het risico op een kernsmelting onderzocht is en dat de Kamer hierover wordt geïnformeerd,".

Deze motie is thans voorgesteld door de leden Duyvendak, Van Velzen, Van der Ham en Samsom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (25422).

Mevrouw Spies heeft mij gevraagd om de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te vragen of hij zijn oordeel over de gewijzigde motie zou willen geven. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Geel:

Voorzitter. Ik ontraad de aanneming van deze motie, maar als ik de Kamer een korte toelichting mag geven, kan dit misschien voor de indieners reden zijn om de motie niet in stemming te brengen. Er is gevraagd om op de kortst mogelijke termijn, voor 1 juni, een onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van kernsmelting. Het rapport is als onderdeel van een veiligheidsevaluatie over de mogelijke oplossingen van die kernsmelting gedeeltelijk eind mei en gedeeltelijk eind juni gereed. Dat ligt in de orde van grootte van wat hier gevraagd wordt. Dat rapport moet dan uiteraard nog beoordeeld worden. Het is immers een rapport van de vergunninghouder en het ministerie zal dat nog moeten beoordelen. Dat gaat enige tijd duren, maar niet lang. Mochten daar aanbevelingen uitkomen die ertoe leiden dat aanpassingen aan de centrale noodzakelijk zijn, dan zijn deze op zeer korte termijn aan te brengen tijdens de maandelijkse reguliere stop van de centrale. Daarom meen ik een heel eind mee te kunnen met de strekking van deze motie, maar ik kan mij niet absoluut laten vastpinnen op de (genoemde) datum van 1 juni.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De minister zegt dat een deel eind mei gereed zal zijn en een ander deel eind juni. Een paar weken daarna volgt een beoordeling door het ministerie en dan wordt het rapport publiek. Dat is voor mij reden om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Ik stel voor, de gewijzigde motie-Duyvendak c.s. (25422, nr. 26) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven