Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 19 februari 2003 over radiofrequenties.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de woordvoerders het eens zijn over wijziging van de volgorde van sprekers. Dat wil zeggen dat in verband met andere verplichtingen binnen de Kamer de heer Blok als eerste het woord gaat voeren.

De heer Blok (VVD):

Ik dank de voorzitter en ik dank de collega's voor het feit dat ik als eerste het woord mag voeren.

Voorzitter. Gisteren heb ik aandacht gevraagd voor de positie van de beheerders van de regionale FM-frequenties en de AM-zenders. Zij kunnen door eisen op het gebied van taal en door de verplichting tot nieuwsuitzending moeilijkheden krijgen met de exploitatie. Om die reden wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor regionale omroepen de verplichting om nieuws uit te zenden een zware belasting legt op de exploitatie;

tevens overwegende dat voor exploitanten van AM-frequenties de verplichting om nieuws uit te zenden en de Nederlandse taal te gebruiken een zware belasting legt op de exploitatie;

overwegende dat hierdoor de mogelijkheid ontstaat dat deze frequenties niet verdeeld zullen worden;

verzoekt de regering, artikel 21 van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 aan te passen en niet van toepassing te verklaren op de niet-landelijke FM-kavels en op de AM-kavels,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Blok, Bakker, Heemskerk en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121(24095).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Gisteravond was het laat en de tijd voor afhandeling van dit belangrijke dossier was kort. Daarom heeft de CDA-fractie een aantal moties opgesteld. Alvorens ze in te dienen wil ik de staatssecretaris voor cultuur vragen in te gaan op een van de aspecten die hij gisteravond niet heeft besproken: de problematiek van het cross-ownership. Ik heb dat aspect gisteravond benoemd en het is wellicht verstandig om, gelet op recente ontwikkelingen en op ontwikkelingen die zich aandienen, in verband met de toewijzing van de frequenties of frequentiepakketten daarover iets te zeggen.

Voorzitter. De CDA-fractie wil enkele moties indienen. De eerste betreft het pleidooi om een van de kavels specifiek te oormerken voor het Nederlandse product of het Nederlandse lied.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vijf van de negen landelijke frequentiepakketten worden geclausuleerd;

overwegende dat het wenselijk is dat één kavel wordt geoormerkt voor het uitzenden van muziek in de rijkstalen;

voorts overwegende dat onderzocht moet worden in hoeverre binnen het kader van de Europese wet- en regelgeving het uitzenden van het Nederlandse product aan de clausulering van deze kavel kan worden toegevoegd;

verzoekt de regering, minimaal één kavel te oormerken voor muziek in de rijkstalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Heemskerk en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 122(24095).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Mijn tweede motie betreft de problematiek die gisteren uitvoerig aan de orde is geweest. Zij heeft te maken met de toewijzing van een frequentie en het moment waarop daadwerkelijk uitgezonden moet dan wel kan worden. Wij willen de regering verzoeken bij de voorzieningenrechter te bepleiten dat enkele maanden uitstel kan worden verleend met het oog op een aantal praktische problemen zonder dat daarbij de concessieduur geweld wordt aangedaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de periode tussen toekenning van een radiofrequentie en het tijdstip waarop de betreffende frequentie op grond van een gerechtelijk vonnis daadwerkelijk in gebruik moet worden genomen te kort is;

overwegende dat dit zowel voor de nieuwkomers als voor bestaande partijen zowel bedrijfsmatig als in sociaal opzicht grote problemen kan opleveren;Atsma

overwegende dat het zeer de vraag is of de toegewezen frequenties tijdig kunnen worden benut, onder meer vanwege het ontbreken van de benodigde vergunningen;

dringt er bij de regering op aan, bij de voorzieningenrechter enkele maanden uitstel van de implementatiedatum van 1 juni te bepleiten, zonder dat dit leidt tot en beperking van de (netto)concessieduur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Heemskerk en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 123(24095).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Mijn volgende motie heeft betrekking op de discussie over zero base, de frequentiewijzigingen en de mogelijke gevolgen ervan voor de publieke omroep.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de frequentiewijzigingen als gevolg van zero base ook gevolgen kunnen hebben voor de publieke omroep, zowel lokaal, regionaal als landelijk;

overwegende dat toegezegd is dat ook na frequentiewijziging de ontvangst van het publieke signaal gegarandeerd moet worden;

overwegende dat de regionale omroepen ook als rampenzenders functioneren en dat daarom de ontvangst goed moet zijn;

dringt er bij de regering op aan, gesignaleerde ontvangstproblemen op zeer korte termijn op te lossen;

dringt er voorts bij de regering op aan om bij toekomstige frequentiewijzigingen een goede ontvangst van het publieke signaal te garanderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 124(24095).

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. U kent mij niet als verwoed motie-indiener, maar vandaag heb ik er een paar.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de planning van zero base gebruik dient te worden gemaakt van bestaande opstelpunten, alsmede dat de OPTA de opstelpunten van Nozema heeft aangemerkt als "essential facility";

overwegende dat de liberalisering van de markt voor omroepzendernetwerkdiensten gewenst is, maar dat van een geliberaliseerde markt thans geen sprake is, mede omdat eigendom en exploitatie van het zendernetwerk van Nozema in één hand zijn;

van mening dat gewaarborgd dient te zijn dat Nozema concurrerende zenderexploitanten in alle opzichten in de gelegenheid stelt om tegen redelijke voorwaarden toegang te krijgen tot dit netwerk, tot informatie en tot configuraties, zonder dat telkens gegrepen wordt naar eindeloze juridische of procedurele bezwaren dan wel concurrentievervalsende voorwaarden of prijzen, zodat daadwerkelijk op diensten kan worden geconcurreerd;

verzoekt de regering, binnen twee weken alle concrete maatregelen bij Nozema te treffen die noodzakelijk zijn om concreet en per direct een effectief "level playing field" op de markt voor omroepzendernetwerkdiensten tot stand te brengen, daarbij gebruik makend van de expertise van de OPTA en de NMa en de Kamer hierover te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bakker en Van den Brink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 125(24095).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om op korte termijn een splitsing van Nozema voor te bereiden, waarin de juridische en economische zeggenschap over het netwerk van antenne-opstelpunten van Nozema wordt afgescheiden van de bedrijfsvoering van het distributiebedrijf van Nozema, en daarbij gebruik te maken van de expertise van de OPTA;

verzoekt de regering voorts om de ondertekening van het Koninklijk Besluit, behorende bij de Wet tot intrekking van de Radio Omroep Zenderwet 1935, aan te houden tot een adequate splitsing tussen het netwerk- en dienstenbedrijf van Nozema geregeld is en de Kamer zich over de splitsing heeft uitgesproken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bakker, Gerkens en Van den Brink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126(24095).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering in het kader van de verdeling van zero base frequenties mede de eis stelt dat uitzendingen overdag in de Nederlandse taal moeten geschieden;

overwegende dat daarmee thans bestaande, succesvolle zenders die zich richten op bepaalde groepen allochtonen niet meer in de eigen taal zouden kunnen uitzenden;

verzoekt de regering, deze voorwaarde te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127(24095).

De BakkerKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering in de vergunningsvoorwaarden voor radiofrequenties voorwaarden wil opnemen die moeten voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord of bevolkingsgroepen tegen elkaar worden opgezet;

van mening dat het strafrecht en de Mediawet een voldoende kader bieden om bij ontoelaatbaar gedrag eventueel in te grijpen;

verzoekt de regering, deze voorwaarde uit de vergunningsvoorwaarden te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bakker en Heemskerk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128(24095).

Ik geef het woord aan de heer Heemskerk, die zijn maidenspeech zal houden.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Er komen geen moties van de PvdA, omdat wij snelheid in dit dossier belangrijker achter dan optimaliteit. Toch wil ik kort toelichten waarom wij een aantal moties ondersteunen. Wij steunen de motie van de heer Blok om geen extra drempel in te bouwen voor de regionale zenders door aanvullende nieuwseisen. Wij ondersteunen voorts de motie van de heer Atsma op het terrein van het Nederlands product. Het is goed om dit eens uit te zoeken, zodat ook de Nederlandse popmuziek – die niet per definitie Nederlandstalig is – erbij betrokken wordt. De belangrijkste motie is die van de heer Atsma inzake uitstel van de eventuele overgang. Wél toekennen per 1 juni, maar de bedrijven de mogelijkheid geven om af te bouwen en op te bouwen. Wij ondersteunen ook de motie van de heer Atsma over de Zero Base, omdat met name de regionale zenders vanuit een oogpunt van rampenbestrijding daar een cruciale rol in spelen. Ik ben voor de motie van de heer Bakker om overbodige voorwaarden uit de vergunningen te schrappen. De Mediawet en het strafrecht bieden voldoende kader om de openbare orde te handhaven. Ten aanzien van de moties van de heer Bakker over het "level playing field", volgens mij waren het er drie, maar hij las ze dusdanig snel voor dat ik het gemist heb, onthoud ik mij van steun, omdat staatssecretaris Wijn al extra toezeggingen gedaan heeft. Hij zit erbovenop en biedt de Kamer aanvullende rapportages. Dat is de positie van de PvdA ten aanzien van de verschillende moties.

De voorzitter:

Ik feliciteer u met uw maidenspeech. Hij was kort, maar in tegenstelling tot sommige veel langere toespraken in deze Kamer wordt deze maidenspeech via alle frequenties van Nederland beluisterd. Dat is toch mooi. Hartelijk gefeliciteerd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het politieke oordeel over de voortgang van de verdeling van de radiofrequenties heb ik namens de fractie van GroenLinks gisteravond al gegeven. Dat zal ik nu maar niet herhalen. Wij hebben nog wel een dringende wens. Ik hoop dat meerdere collega's in de Kamer mij daarin zullen steunen. Ik wil samen met collega Van den Brink van de LPF-fractie de volgende motie indienen voor een multicultureel kavel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, bij de komende verdeling van de landelijke FM-frequenties één gekleurde kavel beschikbaar te stellen voor een multiculturele zender,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Van den Brink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129(24095).

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. In de omschrijving is het nu al mogelijk dat een eventuele multiculturele zender kan bieden op een van die vijf geclausuleerde frequenties. De heer Vendrik wil dat nog verder toespitsen. Dan lijkt het mij heel belangrijk dat hij ook een definitie geeft van multicultureel, anders heeft het weer allerlei juridische stappen tot gevolg. Waarom heeft hij die definitie niet gegeven in de motie?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb daar gisteravond al iets over gezegd. Van de vijf gekleurde kavels worden er twee beschikbaar gesteld voor "pop-non-mainstream". Gisteravond heb ik al gezegd dat ik dat een wat negatieve definitie vindt, omdat het vooral bepaalt wat er niet op die zender moet worden uitgezonden. Daarbij speelt het verhaal van de hitlijsten een rol. De plaatjes die daarop staan mogen niet op die "pop-non-mainstream"-zenders worden uitgezonden tussen bepaalde tijdstippen. Volgens mij is het beter om een van die kavels eruit te lichten om daar expliciet een multiculturele zender van te maken. In een eerdere versie van de motie, die ik samen met de PvdA in december nog heb ingediend, werd gesproken van wereldmuziek. Wij weten allemaal dat dit over hetzelfde gaat. Wat daar wel en niet onder valt, is goed te definiëren. Ik laat het aan de departementen over om daar een steekhoudende definitie voor te maken. Eerlijk gezegd vind ik dit niet zo belangrijk. Mij gaat het erom dat politiek wordt vastgesteld dat het bedrijven van cultuurpolitiek op de commerciële FM-band – waar de fractie van GroenLinks voorstander van is – het beste kan als een van die vijf kavels, zo mogelijk, als een marktpartij die kavel met succes weet te bemachtigen en daar ook aanbod voor is, een multiculturele zender is die in overwegende mate wereldmuziek uitzendt. Dat lijkt mij een verbetering van het plan dat nu voorligt.

Mevrouw Gerkens (SP):

Mijnheer de voorzitter. Ook de fractie van de SP wil een motie indienen op het gebied van de naleving, het toezicht.

De GerkensKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de geclausuleerde kavels na de frequentieverdeling gebonden zijn aan programmatische en inhoudelijke voorschriften;

van mening dat de naleving van de programmavoorschriften voor de geclausuleerde kavels adequaat en structureel moet zijn;

verzoekt de regering, toe te zien op de controle over de naleving van de programmavoorschriften en daartoe met voorstellen naar de Kamer te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gerkens en Bakker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 130(24095).

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg heeft eerst de heer Van Leeuwen geantwoord en daarna ik. Omdat de laatste motie echter primair tot zijn competentie behoort, hebben we de volgorde van de beantwoording nu omgedraaid. Ik wil van deze plaats allereerst de heer Heemskerk van harte feliciteren met zijn maidenspeech. Wij kennen elkaar al wat langer. Wij hebben samen gestudeerd en daarna bij dezelfde werkgever gewerkt. Ik vind het fantastisch dat wij elkaar hier vanuit deze verantwoordelijkheden weer tegenkomen.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik hoop dat er iets moois opbloeit.

Staatssecretaris Wijn:

Ik hoop ook dat er iets moois opbloeit. Ik ben daar op grond van onze gezamenlijke beraadslaging tot nu toe op voorhand van overtuigd. Ik vermoed dat we elkaar vanwege een gedeelde visie op een groot aantal economische onderwerpen in de toekomst vaak zullen vinden. Ik wens u veel succes toe en vooral veel plezier.

Voorzitter. Ik zal mij bij de bespreking van de ingediende moties dus houden aan de onderwerpverdeling die de staatssecretaris van OCW en ik gisteren hebben gehanteerd. Ik begin met de tweede motie – de motie op stuk nr. 123 – die is ingediend door de heer Atsma. In deze motie wordt er bij de regering op aangedrongen om bij de voorzieningenrechter enkele maanden uitstel van de implementatiedatum van 1 juni te bepleiten.

De heer Heemskerk heeft hierover een aantal opmerkingen gemaakt die mij aanspreken. Tegelijkertijd – ik zeg dit ook in de richting van de heer Atsma – hebben we gisteren in het algemeen overleg aangegeven dat we de nettoduur van het gebruik kunnen maken van de vergunning op acht jaar willen stellen. Omdat we vermoeden dat de datum van 1 juni qua praktische implementatie lastig zal zijn, hebben we voorgesteld om daar drie maanden extra te geven. Ik herhaal dat de verantwoordelijkheid voor het gebruik kunnen maken van de vergunning niet bij het Rijk ligt. Het Rijk verleent de vergunning en het daadwerkelijk gebruik maken ervan is aan degene die de vergunning heeft verkregen. Ik begrijp de richting van de motie. Ik heb gisteren een redelijke stap gezet door de termijn van drie maanden te creëren. Ik sluit niet uit dat we nog verdere gerechtelijke procedures krijgen. Ik beschouw de motie als een welgemeend advies om mee te nemen in de gerechtelijke procedures. Ik stel voor om bij de bespreking van de volgende voortgangsrapportage over twee maanden de in deze motie neergelegde ideeën opnieuw met elkaar te bespreken. Ik ben ervan overtuigd dat de druk die we op dit moment opbouwen, ons een eind in de goede richting stuurt. Ik ben niet zonder zorgen, zoals ik in het AO al heb gezegd. Dat laat echter onverlet dat we de richting van deze motie bij de volgende voortgangsrapportage opnieuw kunnen bespreken.

De heer Atsma (CDA):

Ik weet niet of het aanhouden van de motie verstandig is. Er ligt een uitspraak van de voorzieningenrechter van ik meen 20 januari. Daarin wordt nadrukkelijk aangegeven dat er op 1 juni geleverd en uitgezonden moet kunnen worden, ook in relatie tot dwangsommen. Ik geef daarom dit steuntje in de rug om uw pleidooi voor uitstel bij de voorzieningenrechter kracht bij te zetten. Er is tegelijkertijd ook een ander element dat door u niet wordt genoemd, maar zijdelings in de motie staat omschreven. De omroepen krijgen op de stations een, twee of drie dagen de tijd om op de nieuwe frequentie te gaan zitten. Dat is buitengewoon krap. Dat geldt voor de nieuwkomers. Het kan echter ook gebeuren dat er van de ene op de andere dag gestopt moet worden. Er staan dan zo'n honderd man op straat. Ook in dat kader is het wellicht uit sociaal oogpunt verstandig om reactief deze drie maanden te bepleiten.

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Ik wil twee dingen goed uit elkaar halen. Het ene is dat de vergunning verleend moet zijn op 1 juni en het andere is het in gebruik nemen van de vergunning. Dit laatste is dus niet de verantwoordelijkheid van de overheid. Het zal nooit een proces zijn van het op een moment de knop omdraaien, waarna alle nieuwe frequenties gerealiseerd zijn. Dat is onmogelijk. Daarvoor is het een te ingewikkeld proces. Je zit hoe dan ook met een periode waarin de omschakeling plaatsvindt. Op de ene frequentie kan de nieuwe vergunninghouder alvast uitzenden, terwijl op een andere frequentie nog even de voormalige vergunninghouder zit.

Ik kan de motie ook zo uitleggen dat enkele maanden uitstel ongeveer overeenkomt met de richting die in het algemeen overleg is aangegeven. Als ik de motie op die manier mag zien, vind ik de timing prima. Je kunt ook zeggen dat wij even de volgende voortgangsrapportage moeten afwachten, wetende dat de technische implementatie niet van het ene op het andere moment kan geschieden. Samenvattend laat ik het oordeel aan de Kamer.

In de derde motie van de heer Atsma wordt de regering gevraagd om bij de toekomstige frequentiewijziging een goede ontvangst van het publieke signaal te garanderen, omdat regionale omroepen ook als rampenzenders functioneren. Ik beschouw deze motie als een ondersteuning of een extra aansporing bij de door ons gevolgde beleidslijn.

In de eerste motie van de heer Bakker wordt de regering verzocht om binnen twee weken alle concrete maatregelen bij Nozema te treffen die noodzakelijk zijn om concreet, per direct een effectief level playing field tot stand te brengen.

De voorzitter:

Zoals vaak gebeurt bij AO's met veel moties, hebben de leden de moties nog niet rondgedeeld gekregen. Mag ik de staatsse cretaris vragen, met excuses dat ik hem hierbij inschakel, om een korte aanduiding van het onderwerp te geven?

Staatssecretaris Wijn:

Ik heb behandeld een motie van de heer Atsma over enkele maanden uitstel bij de voorzieningenrechter, waarop de reactie van de regering is om het oordeel aan de Kamer te laten. Daarna heb ik iets gezegd over de motie van de heer Atsma om bij toekomstige frequentiewijzigingen een goede ontvangst van het publieke signaal te garanderen. Deze beschouw ik als een steun in de rug voor de regering, zodat ik daar een positieve reactie op kan geven.

Inmiddels ben ik aangeland bij de eerste motie die door de heer Bakker is ingediend, waarin de regering wordt verzocht om binnen twee weken concrete maatregelen te treffen om een level playing field te garanderen. Ik denk dat de richting van de motie buiten discussie is, omdat wij dat allemaal willen. Er wordt gevraagd om binnen twee weken concrete maatregelen te nemen, met inschakeling van de onafhankelijk opererende OPTA en NMa.

In het algemeen overleg zijn wij ingegaan op de druk die op Nozema wordt uitgeoefend om haar verantwoordelijkheid te nemen. Wij hebben een beroep gedaan op Nozema om die verantwoordelijkheid in te vullen. Nozema heeft drie toezeggingen gedaan om het proces van technische implementatie te versnellen. Dat hebben wij gisteren uitgebreid besproken.

Nozema heeft vervolgens een persbericht uitgebracht, waarin staat dat alle zorg die wij hebben, voorbarig is. Ik denk dat die zorg niet voorbarig is en dat er optimale druk moet worden uitgeoefend. Ik heb in het algemeen overleg gezegd welke maatregelen er door ons en door Nozema worden genomen. Ik beschouw deze motie daarom op dit moment als overbodig, maar ik sluit niet uit dat wij over twee maanden, als bij de volgende rapportage blijkt dat er onvoldoende voortgang wordt geboekt, een stap verder moeten gaan. Wellicht wil de heer Bakker in overweging nemen om deze motie even aan te houden.

De heer Bakker (D66):

De motie richt zich heel in het bijzonder op de korte termijn en op de implementatie per 1 juni. Men kan zich nog heel veel meer voorstellen in de verdere toekomst, maar de motie richt zich op de korte termijn. Er zijn op 13 januari toezeggingen gedaan, maar het probleem is dat het een lang dossier is. Het is gebleken dat die toezeggingen tot op de dag van vandaag niet zijn nagekomen. Het lijkt mij verstandig dat de druk die door de staatssecretaris wordt uitgeoefend, hetgeen ik overigens zeer waardeer, mede door de Kamer wordt gemaximaliseerd.

Staatssecretaris Wijn:

Ik begrijp dat de motie daarop toeziet.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik ben blij met wat de staatssecretaris opmerkt. Als de Kamer echter zou doen wat hij zegt, zou dat gelijk staan aan de put dempen als het kalf verzopen is. Het aannemen van de motie betekent dat de Kamer ook druk uitoefent. Daarom moet de motie worden gehandhaafd.

Staatssecretaris Wijn:

Alle leden hebben gisteren in het debat aangegeven dat er heel veel druk op Nozema moet worden uitgeoefend en dat de Kamer de wijze waarop Nozema op dit moment omgaat met de voortgang van de technische implementatie, niet accepteert. Ik heb al voldoende steun in de rug gekregen door de zorgen die de Kamer tijdens het debat naar voren heeft gebracht. Ik blijf bij wat ik in eerste instantie over deze motie heb gezegd.

De heer Bakker (D66):

Ik begrijp dat wel. De staatssecretaris zegt echter dat hij de motie op dit moment overbodig vindt en dat hij haar over twee maanden misschien nodig heeft. Gezien het dossier is dat heel lastig. Als de motie namelijk over twee maanden niet overbodig blijkt, had zij nu toch moeten worden ingediend en aangenomen. Kortom, het lijkt mij verstandig om de motie te handhaven.

Staatssecretaris Wijn:

Er is sprake van een verschil in appreciatie voor de stappen die Nozema tot nu toe heeft gezet. Ik geef toe dat ik er ook niet gerust op ben. Dat brengt mij bij de tweede motie die de heer Bakker heeft ingediend, namelijk die met de strekking dat de regering wordt verzocht om de ondertekening van het Koninklijk Besluit aan te houden. Het eerste verzoek in deze motie is om op korte termijn een splitsing van Nozema voor te bereiden. Het is veelgevraagd om dat op korte termijn te doen, omdat er een goede analyse moet worden gemaakt van deze markt en vervolgens moet worden besproken wat in dit geval een verstandig liberaliserings- en potentieel privatiseringsproces is. Dat zijn twee verschillende stappen.

Ik kan mij iets voorstellen bij het idee dat de infrastructuur publiek moet zijn en dat het gebruik van de infrastructuur geliberaliseerd en geprivatiseerd moet worden zodat er sprake kan zijn van concurrentie. Ik ben echter van mening dat de markt goed moet worden geanalyseerd voordat een dergelijke keuze wordt gemaakt, omdat er analogieën zijn met een aantal andere netwerksectoren. Het is verstandig om daar goed de tijd voor te nemen; dat heb ik ook gezegd in het algemeen overleg. Ik wil het pakket van Nozema als een totaalpakket beoordelen.

Dat geldt ook voor de volgende stap, namelijk het tekenen van het KB inzake de bestuursstructuur van Nozema. Het zou kunnen dat er sprake is van een misverstand, namelijk dat de bestuursstructuur van Nozema als zodanig los staat van de marktinrichting. Of Nozema nu een BV of een NV zou worden met een raad van commissarissen en een raad van bestuur in plaats van met een raad van beheer, zoals nu het geval is, staat los van de vraag hoe er verder met de markt moet worden omgegaan. Ik wil alle onderwerpen die Nozema betreffen, ook in het kader van het uitoefenen van maximale druk op Nozema, geïntegreerd bekijken. Ik heb gisteren in het algemeen overleg gezegd dat ik me kan voorstellen dat ik het KB wel wil ondertekenen als er over twee maanden voortgang is geboekt. Ik doe dat echter alleen als er concrete voortgang is geboekt. Dit kan worden gezien als een carrot-and-stickverhaal.

De heer Bakker (D66):

Het oordeel van de staatssecretaris is helder. Kan in aanvullende zin afgesproken worden dat de staatssecretaris het KB niet zal intrekken dan nadat het voornemen daartoe aan de Kamer bekend is gemaakt?

Staatssecretaris Wijn:

Als dat een uitspraak is die door een meerder heid van de Kamer wordt geuit, is dat een uitspraak waarmee ik wat zal moeten doen. Ik aarzel om dat toe te zeggen. Het gaat immers om een besluit dat door de Tweede Kamer is genomen en dat door de Eerste Kamer is geaccordeerd. De formele bevoegdheid om het Koninklijk Besluit te tekenen, ligt daarmee volledig bij de regering. Ik begrijp de heer Bakker. Ik wil echter geen verandering aanbrengen in de formele positie van de regering, anders dan door een breed gesteunde, nadrukkelijke uitspraak van de Kamer. Ik kan wel toezeggen dat wij over dit dossier permanent in discussie blijven.

De heer Bakker (D66):

Als de motie zo komt te luiden dat de Kamer de staatssecretaris verzoekt het Koninklijk Besluit niet te ondertekenen dan nadat het voornemen daartoe aan de Kamer bekend is gemaakt, is dan wat de staatssecretaris betreft het oordeel aan de Kamer?

Staatssecretaris Wijn:

Ik zou dan die gewijzigde motie eerst moeten zien. Het eerste verzoek kunnen wij op een later tijdstip bespreken. Wij praten over het tweede verzoek van de motie, in de context die de heer Bakker schetst. Bij een dusdanig gewijzigde motie is mijn antwoord inderdaad dat het oordeel aan de Kamer overgelaten moet worden.

De heer Heemskerk (PvdA):

De staatssecretaris maakte een opmerking over de liberalisering in de knip en het netwerk. Zegt hij toe dat er over twee maanden in een rapportage uitgebreid ingegaan zal worden op de nieuwe structuur van de Nozema en de vraag wat privaat en wat publiek blijft?

Staatssecretaris Wijn:

Nee. De rapportage over twee maanden ziet toe op de technische implementatie van de "zero base"-frequenties. Ik wil drie zaken uit elkaar halen en die zaken tegelijkertijd in één mandje zien: de "corporate governance"-structuur van Nozema, de vraag hoe om te gaan met liberalisering en privatisering in deze markt en de voortgang bij de technische implementatie van de "zero base".

De heer Heemskerk (PvdA):

Wanneer verwacht de staatssecretaris de privatisering en liberalisering naar de Kamer te brengen?

Staatssecretaris Wijn:

In het kader van het permanent opvoeren van de druk en gezien de positie van de partijen kan ik daar geen antwoord op geven. Bij mijn oordeelsvorming over de drie genoemde onderwerpen is het volgende van belang. Hoewel er naar inhoud een beperkt verband bestaat tussen deze onderwerpen wil ik die bij elkaar betrekken. Ik heb een meer comfortabel gevoel bij het veranderen van de "corporate governance"-structuur bij Nozema als de snelheid van de implementatie redelijk is. In die zin vind ik dat bij de verhouding tussen Nozema en het Rijk, met daarin ieder zijn eigen verantwoordelijkheid, beseft moet worden dat de overheid een aandeel van 60% in Nozema heeft en dat Nozema een grote partij is met een eigen verantwoordelijkheid. Ik kan mij overigens voorstellen dat er mensen in de raad van beheer van Nozema zitten die een probleem van dubbele petten hebben en die zich daar niet helemaal gelukkig bij voelen. Het is goed als wij de komende maanden gebruiken om in een gezonde, onderlinge verhouding en in positief-kritische zin concrete stappen te zetten.

Staatssecretaris Van Leeuwen:

Voorzitter. Ook ik complimenteer uiteraard de heer Heemskerk met zijn maidenspeech. Ik weet dat hij nog een beetje last heeft van zijn linkerarm. Ik zie dan ook uit naar de dag dat die arm geheel genezen zal zijn. Wij kunnen dan zien in hoeverre hij zijn "body language" zal benutten. Zijn vroege partijleider, de heer Den Uyl, kon dat heel goed, met soms beide armen omhoog!

Ik ben toegekomen aan het frequentiedossier. Ik begin met de motie van de heer Blok die strekt tot het laten vervallen van de verplichting tot het uitzenden van nieuwsuitzendingen door regionale zenders en middengolfzenders, alsmede tot het laten vervallen van de verplichting tot het gebruik van de Nederlandse taal in verband met de zware belasting voor de exploitatie. Omdat het wat lastig is dat er in één motie twee onderwerpen worden behandeld, zal ik ze gescheiden behandelen. In het algemeen verwachten luisteraars van een behoorlijk samengesteld programma dat zij op gezette tijden van nieuws worden voorzien. Zij zijn hieraan ook gewend. Het is geen heel zware belasting om elk uur een nieuwsuitzending te verzorgen. Men kan er zelf invulling aan geven en men kan ook nieuwsuitzendingen van bijvoorbeeld het ANP overnemen of samenwerken met andere gezamenlijke nieuwsvoorzieningen. Ik heb bij het debat van gisteravond van een van de aanwezigen vernomen dat de nieuwsuitzendingen voor kleinere stations een relatief zware kostenpost vormen. Ik geef de heer Blok op dat punt ook gelijk. Indien de Kamer met dit voorschrift serieuze problemen houdt, ben ik daarom bereid die eis te laten vallen. In dat geval wordt het meegenomen in het criterium bij de toets dat regionale zenders ten minste 10% regionaal gerichte programmering brengen. In die regionaal gerichte programmering kan de nieuwsvoorziening dan worden opgenomen.

Met het andere deel van de motie, de presentatie in de Nederlandse taal, heb ik meer moeite. Het algemene doel van dit voorschrift is het bevorderen van de integratie. Kennis van de Nederlandse taal is onontbeerlijk voor integratie. Dat is staand beleid. Massamedia, dus ook radiostations, kunnen daaraan uiteraard een belangrijke bijdrage leveren. Op de voorpagina van de Volkskrant van vanmorgen staat dat de mbo-student op zijn Nederlands strandt. Een derde van de studenten blijft op een te laag niveau steken. Dit actuele bericht is zeer verontrustend. Ik wijs ook op de voorschriften in de Mediawet die voor de televisie gelden. Meer dan 40% van de uitzendingen van de commerciële omroepen en meer dan 50% van de uitzendingen van de publieke omroepen moeten Nederlandstalige programma's zijn. Het gaat hier weliswaar om programma's, maar het dient natuurlijk wel hetzelfde doel. Daarom ontraad ik de Kamer aanneming van dit deel van de motie. Ik ben echter wel bereid om het "overwegend Nederlands" in de tekst terug te brengen tot bijvoorbeeld "ten minste 50%". Ik praat nu over de dagprogrammering; 's nachts en in de avond bestaat er volledige keuzevrijheid, dus ook voor de te hanteren taal. Ik wil dus graag dat de heer Blok die verplichting wat betreft het nieuws laat vallen. De verplichting om de Nederlandse taal te gebruiken ligt wat gecompliceerder, maar ik ben bereid om het woord "overwegend" te vervangen door "ten minste 50%".

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik sta buitengewoon sympathiek tegenover dat deel van de motie. De "eagerness" waarmee tegenwoordig alle buitenlandse talen uit het Nederlandse taalgebied geweerd worden, bevreemdt mij. Als de staatssecretaris dat echt serieus neemt, dan neem ik aan dat er ook een offensief komt tegen het Engels op allerlei popzenders. In 95% van de uitzendingen wordt in het Engels gezongen en vaak is het taalgebruik zodanig verengelst dat je een goede opleiding genoten moet hebben om het te begrijpen. Geldt het daar dan ook voor? Ik bedoel daarmee dat er gewoon geen Engels meer gebruikt mag worden op de Nederlandse radio.

Staatssecretaris Van Leeuwen:

Wij moeten de presentatie en de muziek wel uit elkaar houden. Over de muziek zal ik dadelijk spreken naar aanleiding van een andere motie. Het is niet waar dat er op veel zenders in het Engels wordt gepresenteerd in plaats van in het Nederlands. Ik ben het met u eens dat er steeds meer Engelse woorden worden geïntroduceerd in de Nederlandse taal. Dat is een probleem op zichzelf dat deze motie te boven gaat.

De heer Atsma (CDA):

De formulering die de staatssecretaris nu aanhoudt, wordt wel heel erg eng. Op grond van zijn criteria zou het straks niet eens mogelijk zijn dat de niet-landelijke omroep, vaak regionaal georiënteerd, desgewenst programma's in het Limburgs, Haags of Zeeuws brengt. Het moet zelfs een voorrecht zijn dat je bijvoorbeeld in het Limburgs wordt aangesproken! Die optie wil ik in elk geval in beeld houden.

Staatssecretaris Van Leeuwen:

De heer Atsma wijst op een aantal dialecten. Voor zover mij bekend kunnen dialecten onder het Nederlands worden gerekend. Wat dat betreft, is er dus helemaal geen probleem.

De heer Bakker (D66):

Waarmee het Fries is weggezet als dialect, voorzitter, maar de heer Atsma let niet op.

De staatssecretaris vraagt ons de dingen goed uit elkaar te houden. Ik vraag hem dat ook te doen, want de situatie op mbo-scholen is natuurlijk volstrekt onvergelijkbaar met de radiowereld. Als de staatssecretaris wat dat betreft de achtergronden kent, weet hij dat veel allochtone jongeren, al dan niet geïntegreerd, vooral luisteren naar Sky Radio en Radio 538 waarop gewoon Nederlands wordt gesproken, terwijl een heel goed geïntegreerde groep als de Surinaamse Hindoestanen een aantal eigen radiozenders in het Hindoestaans hebben, omdat zij daar nu eenmaal graag naar luisteren. De staatssecretaris zegt nu in wezen: dat mag niet meer, omdat ik vind dat de mbo-leerlingen beter Nederlands moeten spreken. Ik vraag hem die dingen los van elkaar te zien.

Staatssecretaris Van Leeuwen:

Laten wij de zaak wel in de juiste verhoudingen zien. Het gaat natuurlijk om én, én. Er staat nu overwegend. Ik heb gezegd dat ik het kan terugbrengen naar 50%. Dat wil zeggen dat men daarnaast andere talen kan gebruiken. Dat geldt sowieso voor de avonduren. Zo bezien is wat u daarnet naar voren bracht ook uitvoerbaar.

De voorzitter:

Ik zie dat u weer wilt interrumperen, mijnheer Bakker. Dat mag nog één keer heel kort. Het gaat mij nu toch te veel op een herhaling van het AO lijken. Ik volg hier alle AO's en weet het dus precies.

De heer Bakker (D66):

Ik voel altijd uw virtuele aanwezigheid, voorzitter. Ik laat het hier maar bij.

Staatssecretaris Van Leeuwen:

Voorzitter. Aansluitend bij mijn eerdere opmerking moet ik logischerwijs aanvaarding van de motie van de heer Bakker over de kwestie van de Nederlandse taal ontraden.

De heer Atsma heeft een motie ingediend over de Nederlandse muziek; muziek in de rijkstalen zoals hij dat verwoordde. Daarover is gisteren ook gesproken. Laat ik eerst vaststellen dat wij het met elkaar eens zijn over het achterliggende doel, namelijk bevordering van de Nederlandse muziekcultuur. Het criterium beperken tot alleen Nederlandstalige producties heeft als nadeel dat het niet aansluit bij het feit dat veel Nederlandse producties niet Nederlandstalig zijn. Een ander nadeel is dat indien wordt geëist dat er alleen Nederlandstalige muziek wordt uitgezonden de grens van wat nog rendabel te exploiteren valt snel wordt genaderd. In het recente verleden hebben wij die ervaring opgedaan met een Nederlandstalige zender. Het opnemen van het criterium Nederlandse producties is bovendien niet verenigbaar met het Europese recht. Daarom hebben wij nu in de opzet ervoor gekozen voor te schrijven dat minimaal 50% uit Europese producties moet bestaan in combinatie met een minimumaandeel van 25% Nederlandstalige producties. Wij vinden dat die combinatie het beste is wat wij op dit punt kunnen bereiken. Met respect voor het standpunt van de heer Atsma wil ik het zo laten. Ik ontraad de Kamer dus om deze motie aan te nemen.

De heer Atsma (CDA):

Ik wil nog één keer proberen de staatssecretaris op andere gedachten te brengen. Ik wijs hem er overigens op dat de motie is medeondertekend door een aantal collega's, zodat er een Kamermeerderheid voor lijkt te zijn. Het is goed dat in acht te nemen.

Het is toch de markt die zelf uitmaakt of een kavel gericht op Nederlandstalige muziek te exploiteren valt of niet? Daar gaan wij toch niet over?

Staatssecretaris Van Leeuwen:

Dat is op zichzelf juist, maar wij zijn niet blind voor de markt. De inkleding van het geheel op dit moment is natuurlijk voor een deel ingegeven door de kennis van de markt. Wij proberen niet theoretisch, maar praktisch bezig te zijn. Wij weten uit het zeer recente verleden dat een echt Nederlandstalige zender niet exploitabel is gebleken te zijn. Wij moeten ervan uitgaan dat zulks op dit moment nog steeds het geval is.

De leden Bakker en Heemskerk roepen de regering op de voorwaarden die moeten voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord of dat bevolkingsgroepen tegen elkaar worden opgezet, uit de vergunningsvoorwaarden voor radiofrequenties te schrappen, omdat ontoelaatbaar gedrag via strafrecht en Mediawet voldoende kan worden vermeden. De in de voorwaarden gevraagde verklaring dient uitsluitend als ultimum remedium. Als een radiostation meerdere keren strafrechtelijk wordt veroordeeld, dient de mogelijkheid te bestaan om de ethervergunning in te trekken. Het strafrecht blijft uiteraard ook van toepassing, maar als het echt te gortig wordt, moeten wij ook de mogelijkheid hebben een vergunning in te trekken. Op verzoek van Justitie hebben wij dit in de vergunningsvoorwaarden opgenomen. Ik ontraad dan ook het aannemen van deze motie.

In het algemeen overleg liepen de meningen over de multiculturele zender sterk uiteen. Velen zijn tegen een dergelijke "opkleuring" van een kavel. Wij hebben rekening gehouden met de mogelijkheid dat zich een multiculturele zender zou aandienen. Daarbij doet zich de vraag voor, wat hieronder moet worden verstaan; is bijvoorbeeld het personeel, de doelstelling, de doelgroep of de muziek bepalend? Het gaat het kabinet te ver om van tevoren een van de zenders de bestemming te geven van multiculturele zender. Andere partijen zouden dan geen kans hebben op dat kavel. Wij vinden dit minder aantrekkelijk, maar ik zou wel kunnen overwegen om de informatievoorziening iets meer toe te spitsen, zodat de multiculturele partijen meer kans maken om zo'n kavel te krijgen. Ik pleit er echter niet voor een kavel expliciet hiervoor te monopoliseren. Als de motie niet wordt gewijzigd, ontraad ik het aannemen daarvan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat houdt de opkleuring in de richting van een multiculturele zender precies in? Wij moeten dit niet te ingewikkeld maken. Wij zijn allen voorstander van het kleuren van vijf kavels. Het debat gaat over de vraag voor welke kleur wordt gekozen. Het lijkt mij logisch dat het kabinet een voorkeur mag hebben voor een kleur, maar de heer Van den Brink en ik mogen dat ook. Op dat gebied bestaat er volgens mij geen principieel verschil in standpunt. Wat is erop tegen om een zender expliciet uit te rusten met een bepaalde kleur, indien wij dit politiek wenselijk vinden, ook gelet op het algemene klimaat op dit moment? Wij zien dan wel of de marktpartijen daarop betekenisvol kunnen intekenen.

Staatssecretaris Van Leeuwen:

Dat laatste is precies wat wij willen. Wij zijn het dus eigenlijk met elkaar eens over de doelstelling. Laten de marktpartijen maar aangeven of zij dit echt willen, want het is nu al mogelijk. Wat dat betreft zitten wij op één lijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het punt is, dat ik het wil. Ik vind het ook prachtig als er een commerciële klassieke zender komt. Wij weten echter dat Classic FM overeind gehouden wordt door kruissubsidiëring door Sky Radio. Het zou dus best zo kunnen zijn, dat er helemaal geen commerciële klassieke zender komt. Wij stellen dan een kleur vast, terwijl dit niet door de markt wordt opgepakt.

Staatssecretaris Van Leeuwen:

Ik stel vast dat ik het helemaal met u eens ben over de doelstelling. De markt moet een keuze maken. Ik vind het echter een nadeel om van tevoren expliciet een label aan een zender te verbinden, omdat daarmee de keuze van de markt wordt beperkt. Dat werkt weer in het nadeel van andere partijen.

De heer Van den Brink (LPF):

Ik vind dat de staatssecretaris op twee gedachten hinkt. Wij willen één multiculturele zender en dat willen wij zien vastgelegd. Als daarop achteraf niet wordt ingehaakt, dan zien wij wel verder, maar tot nu toe willen wij één multiculturele zender. Punt uit.

Staatssecretaris Van Leeuwen:

Ik moet afwachten of daar daadwerkelijk behoefte aan bestaat en of partijen zich daarvoor willen inschrijven. Dat is nu niet mogelijk. Als het gebeurt, zijn wij blij, maar het wordt ingewikkelder als het nu al wordt vastgelegd, omdat wij in een ander geval opnieuw moeten bezien hoe het op dat kavel uitwerkt.

Mevrouw Gerkens en de heer Bakker hebben een motie ingediend over de naleving op de verschillende geclausuleerde kavels. Er dient sprake te zijn van adequate structuur en de regering moet toezien op de naleving van de programmavoorschriften. Ik ben het eens met deze wens. De motie is echter overbodig, omdat dit al in de diverse regelingen is opgenomen. Verder zal dit expliciet in de vergunningvoorwaarden worden opgenomen. Hierover zijn tevens afspraken gemaakt met het agentschap Telecom en het Commissariaat voor de Media. Zonodig kan ik de Kamer schriftelijk een nadere toelichting sturen.

De heer Atsma stelde een vraag over het cross-ownership, de gelieerdheid van vragende en aanvragende partijen. In het voorstel is vastgehouden aan het uitgangspunt dat een landelijk radiostation maximaal twee vergunningen voor het gebruik van de landelijke FM-kabels kan verwerven. De combinatie kan maximaal één geclausuleerd en één ongeclausuleerd kavel betreffen. Op grond van de Mediawet en het Mediabesluit is bepaald in welke gevallen aanvragers als één commerciële omroepinstelling moeten worden beschouwd. Op 7 februari jongstleden is een mededeling in de Staatscourant gezet om potentiële aanvragers meer inzicht te bieden op welke wijze aan deze bepalingen getoetst wordt. Voorafgaand aan het indienen van de aanvraag zal de aanvrager zelf moeten nagaan of er sprake is van zodanige onderlinge verbondenheid dat hij aanmerkelijke invloed op de inhoud van het beleid van een andere aanvrager kan uitoefenen. Dat is het criterium. De heer Heemskerk vroeg gisterenavond of het om economische of juridische zeggenschap gaat. Er moet echter gekeken worden naar de werkelijke invloed. Als dit het geval is, worden beide aanvragers als een instelling aangemerkt en gelden de hiervoor genoemde beperkingen.

Bij de toetsing op verbondenheid wordt gekeken naar de feitelijke juridische en/of economische mogelijkheden om zeggenschap of invloed te kunnen uitoefenen. De vraag wanneer sprake is van relevante verbondenheid is niet in zijn algemeenheid op dit moment te beantwoorden, omdat dit in specifieke omstandigheden van geval tot geval beoordeeld dient te worden. Zoals gezegd, zullen de betrokken organisaties in eerste instantie zelf hun onderlinge verbondenheid moeten beoordelen. Zij kennen immers de situatie het beste. Nadat de aanvragen zijn ingediend, zal uiteraard kritisch worden getoetst of van een dergelijke verbondenheid sprake is. Ik voeg hieraan nog toe dat onafhankelijke externe deskundigheid op dit punt zal worden ingehuurd.

De heer Heemskerk (PvdA):

Het gaat erom dat partijen op elkaar invloed hebben. Er wordt externe deskundigheid ingehuurd, maar waarop heeft men eigenlijk invloed? Op de muziekprogrammering, het totale businessplan, de redactie, enz.? Invloed vind ik een vaag begrip.

Staatssecretaris Van Leeuwen:

Invloed op het beleid. Je kunt formeel toetsen op juridisch of economische factoren, maar als men via een andere weg invloed op het beleid heeft, is het niet correct om dergelijke partijen als afzonderlijke partijen aan te merken. Er wordt heel kritisch naar gekeken. Wat dat betreft zitten wij op één lijn. Dat zal met behulp van deskundigen goed bekeken worden.

De heer Atsma (CDA):

De vraag over cross-ownership duidt een hele andere richting wat mij betreft. Deze richting is de afgelopen jaren enkele keren met staatssecretaris Van der Ploeg besproken. Het gaat namelijk om de vraag of één partij zowel verticaal als horizontaal belangen mag hebben. Mag een partij zowel mediabelangen hebben als over de inhoud gaan? Kan men kabelexploitant zijn en eigenaar van een krant of kranten en televisienetten en commerciële radiostations exploiteren? Die principiële vraag ligt hieronder. Hoe kijken wij op dit punt aan tegen cross-ownership en wordt dat punt straks meegewogen bij de beoordeling? Dat kan immers buitengewoon "link" zijn!

Staatssecretaris Van Leeuwen:

U stelt nu een heel interessante vraag, mijnheer Atsma. Ik zou voor dit debat het vizier willen beperken tot de materie waarover het nu gaat. Ik heb net zo volledig mogelijk de vraag van de heer Heemskerk beantwoord. Uw vraag strekt echt verder dan dit dossier. Ik denk dat wij die op een ander moment zullen moeten beantwoorden.

De heer Atsma (CDA):

Maar het doet er wel toe.

De voorzitter:

Nee, nu niet meer, mijnheer Atsma.

Staatssecretaris Van Leeuwen:

Ik ben het met u eens, mijnheer Atsma, maar het gaat de reikwijdte van het onderwerp van vandaag te buiten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, direct na de lunchpauze over de ingediende moties te stemmen. Dat zal om ongeveer 13.30 uur zijn.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven