Vragen van het lid Bos aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Financiën over het recht op zorg en het budgettaire systeem voor de zorg naar aanleiding van de opmerkingen van minister Bomhoff, zondagavond 8 september jl. in Netwerk.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Ik heet minister Bomhoff welkom bij zijn debuut in deze zaal. Ik zie dat hij een goede vriend heeft meegenomen ter ondersteuning.

Minister Bomhoff bracht afgelopen zondagavond goed nieuws bij Netwerk. Hier was een minister die de wachtlijsten wilde wegwerken, die bereid was daarvoor concrete doelen uit te dragen en daarop ook wilde worden afgerekend. Hier was een minister die het recht op zorg serieus nam, een minister die letterlijk zei dat budgetten die in augustus op zijn, geen reden mogen vormen om mensen die na augustus geopereerd moeten worden, niet meer te opereren. Er zou niet langer sprake zijn van plafonds en onnodige bureaucratie; onnodige regelgeving zou worden geschrapt. Wij zijn daar echt buitengewoon verheugd over en wij steunen de minister dan ook van harte daarbij. Hij maakt immers af waaraan staatssecretaris Vliegenthart in het vorige kabinet met zoveel verve was begonnen. Boter bij de vis: ziekenhuizen die wachtlijsten weten weg te werken, krijgen daarvoor ook het geld. Zelfs dachten wij heel even dat minister Bomhoff dan toch onze man in het kabinet was.

Welnu, de minister heeft aangekondigd dat hij voor al deze plannen de steun heeft van zijn goede vriend bij Financiën. Die zal hij ook hard nodig hebben en om hem daarbij te helpen wil ik minister Hoogervorst van Financiën de volgende vragen stellen.

Wij kennen uit het Strategisch akkoord de zogenaamde systematiek van de vaste uitgavenkaders, meer specifiek ook het budgettair kader voor de zorg. De eerste vraag is of de in dit akkoord vastgelegde systematiek nog steeds geldt? Mijn tweede vraag is of de nieuwe systematiek die minister Bomhoff zondagavond aankondigde, betekent dat de minister toch extra geld krijgt, wanneer de zorgsector over het budget heen gaat en er niet elders binnen of buiten de zorg ruimte te vinden is waarmee deze overschrijdingen kunnen worden gecompenseerd. Mijn derde vraag is of mensen die moeten worden geholpen, nu ook conform het recht op zorg zullen worden geholpen, ongeacht de hoeveelheid geld die u als minister van Financiën aan de minister van Volksgezondheid aan het begin van het jaar daarvoor heeft gegeven.

Ik wil ook een paar vragen aan minister Bomhoff stellen. Uit de kranten hebben wij vernomen – in een context die ons niet geheel duidelijk is – dat hij het recht op zorg in verband brengt met het eventueel verhogen van de eigen bijdragen en de premies en zelfs met een mogelijke verkleining van het ziekenfondspakket. Kan hij die verbanden verduidelijken? Ten slotte vraag ik hem welke concrete doelstellingen hij zichzelf heeft gesteld voor het wegwerken van de wachtlijsten.

Minister Hoogervorst:

Mijnheer de voorzitter. In het Strategisch akkoord heeft het kabinet de lijn doorgezet om van een systeem van aanbodbudgettering te komen tot een meer vraaggericht, marktgericht en daarmee doelmatiger systeem van zorg. Ik juich de initiatieven van minister Bomhoff van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toe, die op korte termijn kunnen bijdragen aan een doelmatiger zorgsysteem en een oplossing voor de wachtlijsten. Heel belangrijk natuurlijk is dat die maatregelen echt effect hebben. Gezamenlijk zullen minister Bomhoff en ik de effecten van die maatregelen nauwkeurig monitoren. Wij hebben daartoe al een gezamenlijke werkgroep geformeerd.

Dit alles laat onverlet dat in het Strategisch akkoord is afgesproken dat op macroniveau sprake is van budgettaire kaders. De budgettaire kaders die in het Strategisch akkoord zijn afgesproken, blijven dus inderdaad bestaan. Ook voor de zorg geldt een dergelijk kader, het Budgettair Kader Zorg. In het Strategisch akkoord is afgesproken dat bij overschrijdingen de sectoren zelf de problemen oplossen en dat slechts bij hoge uitzondering een beroep kan worden gedaan op andere sectoren. In de afgelopen kabinetsperiode heeft de sector zorg vaak een beroep gedaan op de onderschrijdingen in de sector sociale zekerheid. Ik vermoed dat dit de komende vier jaren minder makkelijk het geval kan zijn, omdat niet van grote onderschrijdingen sprake zal zijn gezien de ontwikkeling van de werkloosheid. De perspectieven voor overschrijdingen zijn volgens mij laag, want in het Strategisch akkoord is al rekening gehouden met een forse uitgavenverhoging voor de zorg. Er komt reëel 15% bij in de komende vier jaar. Dat is het meest van alle sectoren. Het gaat om een reële groei van 3,5% per jaar. De afgelopen twaalf jaar is in geen enkel regeerakkoord ex ante zoveel ruimte gemaakt voor de zorg. Nominaal komt er 9 mld euro bij in de komende vier jaar voor de zorg. Mocht er ondanks die extra ruimte en de doelmatigheidswinsten die de heer Bomhoff naar mijn overtuiging gaat behalen, toch nog sprake zijn van dreigende overschrijdingen, dan moeten binnen de sector compenserende maatregelen worden gevonden. Zo is dat in alle sectoren, ook in de sector sociale zekerheid. De sector sociale zekerheid kent vele openeindregelingen. Als er sprake is van grote overschrijdingen in de werkloosheid of in de WAO, zal ook die sector zelf zijn broek op moeten houden en met maatregelen moeten komen. Dat geldt natuurlijk ook voor de zorgsector.

Minister Bomhoff:

Voorzitter. In Netwerk heb ik met betrekking tot de premies het volgende opgemerkt. Als wij de lagere premies van 30/40 jaar geleden en hetgeen de medische wetenschap toen kon, vergelijken met de hogere premies van heden en wat de medische wetenschap nu kan, zou er dan iemand zeggen: geef mij de lagere premies van 40 jaar geleden en de medische kennis van die tijd? Niemand zou dat doen!

De geachte afgevaardigde de heer Bos, weet heel goed hoe geruststellend het Strategisch akkoord is over het ziekenfondspakket. Daarin wordt gesteld dat het huidige pakket vrijwel identiek zal terugkomen in het nieuwe stelsel. Niemand weet van tevoren in welk tempo nieuwe medicijnen worden uitgevonden of extra behandelingen mogelijk worden, maar die geruststelling is opgenomen in het Strategisch akkoord.

De heer Bos vraagt naar concrete targets met wachtlijsten. Er zijn landen in Europa waar partijen aan de macht zijn die kunnen rekenen op de sympathie van de partij van de heer Bos en waar de overheid zelf inkoper is van de gezondheidszorg. Ik wijs in dit verband op het Verenigd Koninkrijk, daar is dit systeem na de oorlog ingevoerd. In Nederland is echter gekozen voor een systeem waar niet de centrale overheid inkoper is van de gezondheidszorg en waar dus geen staatsgezondheidszorg is, maar waar andere partijen zorg inkopen. U hebt misschien gelezen dat ik mijn uiterste best ga doen om die partijen aan te sporen, dat inkopen zo efficiënt mogelijk te doen en zelfs méér dan dat. Voorzover er in het verleden regels zijn ingevoerd die meer ingegeven waren door de angst om niet een euro over het budget heen te gaan, zal ik stimuleren dat deze vervangen worden door verstandige regels. Als u mij aan targets wilt houden en ik moedig u aan om dat te doen, zouden die betrekking moeten hebben op de vraag hoe streng ik ben tegen die inkopers. Weten de burgers voldoende of die inkopers efficiënt inkopen en kunnen zij een en ander met elkaar vergelijken? Die targets stel ik mij, maar nogmaals, ik koop zelf die zorg niet in.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Ik beperk mij tot een tweetal vragen, de eerste is gericht aan de minister van Financiën.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in Netwerk letterlijk het volgende gezegd: "De minister-president heeft in het parlement gezegd: 'Het recht op zorg geldt van 2 januari tot 31 december'." Dat citaat zou moeten illustreren dat het niet meer zo kan zijn dat iemand ergens tussen 2 januari en 31 december niet meer geholpen wordt omdat de minister van Financiën geen geld beschikbaar stelt. De minister van VWS citeert in Netwerk de minister-president en wat hij daar zegt, strijdt met hetgeen de minister van Financiën zojuist gezegd heeft. Wie heeft hier ongelijk: de minister van VWS, de minister-president of de minister van Financiën?

Mijn tweede vraag is gericht aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik heb grote waardering voor elke poging die hij wil doen om de bureaucratie in de zorg te verminderen, om meer efficiency tot stand te brengen, om welke belemmering dan ook weg te werken. Stel dat alles wat de minister daarmee verdient plus het geld dat hij uit hoofde van het Strategisch akkoord heeft meegekregen, niet voldoende is om het hele jaar lang mensen te helpen die geholpen moeten worden, wat doet hij dan?

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik maak nog even een vergelijking met de sociale zekerheid die zoals ik reeds zei vol zit met openeindregelingen. Het is in ons land nog nooit zo geweest dat als een raming voor de bijstand werd overschreden – laten wij zeggen met eenderde in een bepaald lopend jaar – drie maanden voor het einde van het jaar de loketten voor de bijstand werden gesloten en niemand meer recht had op een bijstandsuitkering omdat het einde van de raming in zicht was. Zo zal het met de zorg natuurlijk ook zijn, maar dat betekent wel dat ik op het moment dat de minister ziet aankomen dat hij het budgettair kader gaat overschrijden, van hem verwacht en dat hij van zichzelf verwacht dat er maatregelen genomen worden om die overschrijding in te dammen. Er worden dan geen ziekenhuizen gesloten, maar er wordt naar het verzekeringsstelsel gekeken of naar doelmatigheidswinst in ziekenhuizen die het een en ander kunnen voorkomen.

Minister Bomhoff:

Voorzitter. Ik sluit mij heel graag aan bij de woorden van mijn vriend de minister van Financiën. Wat wij in het Strategisch akkoord en met de uitspraken van de minister-president daarover hebben bereikt, is dat niemand meer zenuwachtig hoeft te zijn dat de dokter in december met vakantie gaat. Ik mag misschien een vergelijking plaatsen op een punt waarop de heer Bos in het verleden actief is geweest. Stel dat wij midden in het jaar het tarief van de btw veranderen, omdat het lijkt dat er meer of minder geld binnenkomt dan in de raming staat. Dat is een vorm van paniekvoetbal waar niemand iets aan heeft. Voor de langere termijn geldt wat ik ook heb gezegd in de televisie-uitzending van Netwerk: wij moeten als regering de gezondheidszorg een stuk beter krijgen, maar wij hebben ook ambities voor het onderwijs, de veiligheid en de grote steden. Ik heb aangegeven dat het kabinet afwegingen maakt en dat is precies wat de minister van Financiën zegt. Er zijn kaders en ramingen voor de volksgezondheid. Over hypothetische situaties die zich ooit kunnen voordoen, niet alleen daar, maar ook bij de veiligheid of in het onderwijs, zullen wij spreken als het zover is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een vraag voor de goede vriend van de minister van VWS, zijnde de minister van Financiën, want zijn antwoord was toch niet helemaal duidelijk. Van de minister van VWS begrijp ik dat er twee opties zijn als ergens in het najaar het geld voor de zorg op is. De eerste is dat de premies omhooggaan. De minister van VWS heeft immers de vraag aan het Nederlandse volk voorgehouden of het slechtere zorg wil, dan wel de premies van vandaag, zodat de zorg gefinancierd kan worden. De tweede optie is dat het pakket wordt verkleind. Met de hogere groeivoet is het heel wel mogelijk dat de komende jaren het geld opraakt; dat weten wij allemaal. Als ik de minister van Financiën goed begrijp zal de boodschap dan zijn dat de minister van VWS het pakket kleiner moet maken. Dan is het recht op zorg dus niets waard, want het wordt gewoon uit de papieren geschrapt. Men heeft recht op minder zorg. Daar staat de minister van VWS voor. Zegt de minister van Financiën als het geld op is tegen de minister van VWS dat hij het pakket kleiner moet maken of laat hij ruimte om de premies omhoog te gooien?

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Aangezien in de komende vier jaar de zorguitgaven het meest van alle overheidsuitgaven stijgen, maar liefst 15% reëel, zullen de premies de komende jaren hoger worden. Als er daarbovenop uitgavenoverschrijdingen zijn, is extra premieverhoging geen optie. Dan zal er inderdaad doelmatigheidswinst gezocht moeten worden of moet er gekeken worden naar het pakket of de verzekeringsvoorwaarden.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Volgens mij komt nu de aap uit de mouw. Ik was gisteren ook een beetje opgewekt, want ik dacht dat het echt de goede kant op zou gaan, maar vandaag word ik toch weer wat verdrietiger. Ik begrijp namelijk dat er wel een recht op zorg is, maar dat het geld gewoon op is als het op is. De minister van Financiën zegt hier immers klip en klaar dat er een budgettair kader is en dat er dus geen extra geld vrijkomt voor de zorg. Als er dus wachtlijsten weggewerkt worden en daarvoor komt geld beschikbaar, dan moet er op een andere plek in de zorg bezuinigd worden. Accepteert de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat dan? Wordt het pakket dan verkleind of wordt er bezuinigd op verpleeghuiszorg? Ik noem maar wat. Ik moet er niet aan denken, maar het is niet uitgesloten.

De minister van Financiën zei net dat het wat efficiënter kan en dat het wel mee zal vallen. Hij heeft het zelf uitgerekend! 8 mld euro! Het zal dus helemaal niet meevallen. Voordat hij minister werd, heeft hij zelf geschat dat er veel meer extra geld nodig is. Wat als dat straks blijkt? Accepteert hij dan dat dit ten koste gaat van andere belangrijke zaken in de zorg?

Tot slot een heel andere vraag...

De voorzitter:

Mevrouw Kant, u zit ver over de minuut die u hebt in de aanvullende vragen. U moet zich tot deze twee vragen beperken.

Minister Bomhoff:

Voorzitter. Binnen heel strakke kaders wil ik al het mogelijke doen om het goede humeur van mevrouw Kant te bewaren. In antwoord op haar vraag wil ik dus graag nog een keer zeggen dat dit kabinet afstapt van het idee dat wij iets nuttigs kunnen bereiken met paniekvoetbal in de loop van het jaar of met regels die tot gevolg hebben dat dokters tegen het eind van het jaar het moede hoofd in de schoot laten rusten. De minister van Financiën heeft al goed verwoord – ik herhaal dat graag – dat niemand weet in welk tempo de medische wetenschap vooruitgaat, in welk tempo nieuwe medicijnen worden uitgevonden en geïntroduceerd en in welk tempo de levensverwachting toeneemt waardoor mensen nog langer behoefte hebben aan zorg. Op zichzelf zijn dit allemaal positieve ontwikkelingen, maar iedereen zal begrijpen dat de uitgaven voor zorg op de langere termijn sneller omhoog zullen gaan dan de uitgaven voor tafels en stoelen of de uitgaven voor appelstroop en marmite. Natuurlijk zal het kabinet de kaders die nu gesteld zijn, hanteren en mij vragen om daarbinnen te blijven. Dat is ook wat ik ga doen. Als blijkt dat die onzekerheden op lange termijn vragen om een nieuw regeerakkoord voor het kabinet-Balkenende II, dan zal er een goed regeerakkoord worden gemaakt.

Mevrouw Kant (SP):

Mijn tweede vraag...

De voorzitter:

Het spijt mij, maar u mag een keer vragen stellen en krijgt daar dan een antwoord op. Zo zijn de regels van het spel.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb twee vragen gesteld, maar slechts op een daarvan antwoord gekregen.

De voorzitter:

Dat kan gebeuren. Ik kan u wel suggereren om een fractiegenoot te vinden die, als de voorzitter het toestaat, uw tweede vraag nog eens herhaalt. Daar zal echter wel geen tijd meer voor zijn.

Mevrouw Van Geen (D66):

Ik wil de minister van VWS allereerst zeggen dat wij het toejuichen dat het beleid van het vorige kabinet met nieuw elan wordt voortgezet en uitgewerkt. Hij wekt verwachtingen die optimistisch stemmen. Ik hoop dat hij die echt zal waarmaken. Ik wil hem de volgende vragen stellen. Wil hij de financiële gevolgen die er zullen zijn, ook bekijken in samenhang met de personele gevolgen? We weten dat er een tekort is aan artsen en dat dit tekort dreigt op te lopen. Is de minister van plan om extra artsenopleidingen te doen starten? Een ander personeel probleem ligt in de sfeer van verpleging en verzorging. Is de minister bereid, de arbeidsvoorwaarden voor verpleging en verzorging zo goed te maken dat het heel aantrekkelijk wordt om in die sector te werken? Tot slot merk ik op dat de minister dondersgoed zal weten dat elke verandering van een systeem machtsverschuivingen teweegbrengt. Hij heeft hier vast over nagedacht. Welke verschuivingen verwacht hij? Is hij bereid om hier de vinger aan de pols te houden en ons te rapporteren over een en ander?

Minister Bomhoff:

Voorzitter. De geachte afgevaardigde zal volgende week in de stukken die op prinsjesdag verschijnen, lezen over het beleid dat het kabinet wil voeren ten aanzien van het personeel in de gezondheidszorg. Bij twee werkbezoeken gisteren is mij al opgevallen dat veel werknemers in de gezondheidszorg opgelucht zijn dat een aantal contraproductieve regels van eerdere kabinetten die te maken hadden met krampachtige financiële aansturing, niet meer in die vorm gelden. Dat helpt dus. Wat ook helpt – dat is een geluk bij een ongeluk – is dat in de economie als geheel de groei van sommige bedrijfstakken wat afneemt, waardoor de interesse in andere bedrijfstakken weer toeneemt. In antwoord op de vraag over de machtsverhoudingen merk ik op dat uit een brief die ik de Kamer heb gestuurd, duidelijk mag zijn dat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van verzekeraars gaan toenemen. Zij zullen de zorg efficiënter moeten gaan inkopen. Ik zal daarop toezien. De verzekeraars zullen moeten ingroeien in hun rol in het stelsel in 2005. Wij gaan hen daar rapportcijfers voor geven.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Diverse mensen hebben minister Bomhoff geprezen voor het feit dat hij geen proefballonnetje heeft opgelaten, maar gewoon een plan heeft gepresenteerd. Het blijkt nu echter toch een proefballonnetje te zijn. Het is eigenlijk zelfs een luchtballonnetje waar alleen maar lucht in zit, want het is niet duidelijk waar hij een en ander van wil gaan betalen. Hij suggereert dat de premies hoger zullen worden, maar hij zegt ook weer dat dit niet het geval is. De minister spreekt over efficiencybesparingen, maar hij weet waarschijnlijk ook dat al is uitgerekend hoeveel dit kan opleveren. De commissie-De Beer heeft in januari jl. al uitgerekend dat dit slechts 300 mln zijn. Met dit zeer kleine bedrag kan je niet veel doen.

De minister van Financiën heeft gezegd dat het budgettair kader vaststaat, maar de minister van VWS lijkt dit wel te willen openbreken. Dit lijkt mij ook de enige mogelijkheid, want premieverhoging betekent een nog zwaardere aanslag op de mensen met de lagere inkomens die het onder dit nieuwe kabinet toch al veel moeilijker zullen krijgen. Kortom, ik wil graag weten hoe de minister van VWS dit wil betalen. Volgens mij is verruiming van het budgettair kader de enige reële optie.

Minister Bomhoff:

Voorzitter. Ik meen dat de minister van Financiën en ik allebei heel duidelijk hebben gezegd dat wij ons uiteraard willen houden aan de precieze cijfers voor de zorg en voor de uitkeringen die zullen worden gepresenteerd. Ik verschil overigens fundamenteel met de geachte afgevaardigde van mening. Ik heb gisteren met opzet het woord "perestrojka" gebruikt. Niemand kan uitrekenen wat de efficiencywinst zal zijn. Het gaat erom dat verkeerde regels in een stelsel worden vervangen door betere. De huidige regels zijn ingevoerd in een tijd dat wij ten onrechte meenden te weten dat op 2 januari al bekend was hoeveel mensen er in dat jaar ziek zouden worden. Als die regels worden vervangen, zal dat winst opleveren, maar niemand kan voorspellen hoe groot die zal zijn. Ik heb alle hoop – en met mij het gehele kabinet – dat wij de komende vier jaar in de combinatie van meer geld, efficiencywinst en duidelijker verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen die kaders het recht op zorg kunnen waarmaken. Zoals gezegd, men zal volgende week horen hoeveel meer geld er beschikbaar is.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Als de perestrojka niet gedegen wordt uitgevoerd, kunnen er ook negatieve effecten optreden. Ik wil niet spreken over luchtballonnen. Wij gaan ervan uit dat de minister het echt goed meent en dat hij graag aan de slag wil. Wij zien dan ook graag een plan van aanpak tegemoet waarin wordt aangegeven welke doelstellingen op welke termijn langs welke wegen gehaald moeten worden.

Ik bespeur een verschil van opvatting tussen de minister van Financiën en die van VWS op het punt van het verkleinen van het pakket. De minister van VWS zegt dat in het Strategisch akkoord staat dat niet aan het pakket getornd zal worden. De minister van Financiën geeft aan dat de premies moeten worden verhoogd of het pakket moet worden verkleind wanneer de kosten voor de zorg hoger uitvallen. Graag een verheldering.

Tot slot heb ik een vraag aan de woordvoerder van de LPF. Wij hebben steeds van de LPF gehoord dat de burger er bij de maatregelen in de gezondheidszorg niet op achteruit zal gaan. Ik begrijp van het kabinet dat het onvermijdelijk is dat de burger een hogere prijs moet betalen. Wat is het standpunt van de LPF in dezen?

Minister Bomhoff:

Voorzitter. In een uitvoerige brief aan de Kamer heb ik de eerste maatregelen al aangekondigd. Ik zal dit najaar nog meer voorstellen aan de Kamer doen. Al deze voorstellen zullen gaan in de richting van een scherpere aansturing en nadere precisering van verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De burgers zullen geïnformeerd worden over de kwaliteit van de zorg en de verbeteringen daarin.

In het Strategisch akkoord is gemarkeerd dat het pakket van het nieuwe stelstel in 2005 sterk zal lijken op het huidige. Tot die tijd blijven wij binnen de aangegeven kaders, en daarna ook trouwens. De fundamentele onzekerheden spelen op langere termijn, namelijk het tempo van de medische vooruitgang en het tempo van de verlenging van de levensverwachting. Niemand kan die onzekerheden goed inschatten. Als het nodig is, zullen op een later moment nieuwe afwegingen gemaakt worden. Dat is echter een geheel andere problematiek. Nu gaat het erom, binnen de verantwoorde financiële kaders het recht op zorg gedurende het gehele jaar waar te maken. Dat recht staat in het regeerakkoord en dat is voor mij het uitgangspunt om in de zorgsector zo efficiënt mogelijk aan het werk te gaan.

De heer De Graaf (LPF):

Mevrouw Arib vraagt wat wij ervan vinden. Wij zijn heel blij dat er nu eens iemand is die werkelijk de wachtlijsten aanpakt en een beter beleid inzet dan wat er de laatste jaren is geweest. De minister doet dat fantastisch, dus wij zijn daar heel blij mee. Ik denk dat wij veel minder doden in Nederland hebben door de wachtlijsten. Wat vindt zij daarvan? Onze kiezers vinden dat in ieder geval geweldig.

De voorzitter:

U hebt antwoord gekregen op uw vraag.

Mevrouw Arib (PvdA):

Dat is geen antwoord.

De voorzitter:

Dat is aan u, maar het leidt niet tot een andere procedure. Wij zijn gekomen aan het eind van het vragenuur. Ik vraag de heer Van Oven of hij zo vriendelijk wil zijn om nog een keer naar voren te komen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven