Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 40, pagina 2956-2965 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | nr. 40, pagina 2956-2965 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 december 2001 over het drugsbeleid voor het jaar 2001 en het actieplan van de EU inzake drugs voor de periode 2000-2004.
De heer Apostolou (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Tijdens het AO op 12 december 2001 heb ik namens mijn fractie gesproken over de smartshops en de producten die daar worden verkocht. Mijn fractie is voorstander van het stellen van regels waaraan de smartshops dienen te voldoen. Op dit moment groeit het aantal smartshops zonder dat daarop een duidelijke reactie komt van het openbaar bestuur. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de status van de zogenaamde smartshops onduidelijk is, terwijl in deze winkels middelen worden verkocht die respectievelijk vallen onder de Warenwet, de Wet op de geneesmiddelenvoorziening en de Opiumwet;
van mening dat met betrekking tot de vestiging, de exploitatie, het productassortiment, het beheer, de vereiste opleiding en deskundigheid voor de verkoop van middelen in de smartshops duidelijke regels moeten komen en dat smartshops die niet aan deze regels voldoen gesloten moeten worden;
verzoekt de regering, met inachtneming van de Warenwet, de Wet op de geneesmiddelenvoorziening en de Opiumwet regels te stellen waaraan de smartshops dienen te voldoen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Apostolou, Van de Camp, Nicolaï en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 97(24077).
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik begrijp dat de heer Apostolou de smartshops steviger wil kunnen beetpakken en dat er daarvoor een duidelijker beleid moet komen. Maar is hetgeen hij nu voorstelt, in feite niet een uitbreiding van het gedoogbeleid? Mogen onder die voorwaarden dan ook hallucinogene stoffen worden verhandeld in smartshops? Is het niet een uitbreiding van het gedoogbeleid van coffeeshops naar de smartshops?
De heer Apostolou (PvdA):
Nee, want hier gaat het niet om een gedoogsituatie of om een illegale activiteit maar om een activiteit die onduidelijk ingekaderd is. Ik wil die inkadering duidelijker hebben.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
U zegt dat het geen illegale activiteit is, mijnheer Apostolou. Dat valt echter nog te bezien want er zijn ook producten in de smartshops die niet door de beugel kunnen, zo hebben wij begrepen tijdens het overleg. Waarin verschillen die regels die u nu wilt voor de smartshops van de regels die wij bij de coffeeshops onder de naam AHOJ-G criteria hebben leren kennen?
De heer Apostolou (PvdA):
Bij de coffeeshops gaat het om een product wat verboden is en waar wij via regelgeving ruimte geven om dat verboden goed toch op een of andere manier te kunnen kopen. Bij de smartshops gaat het echter om producten die niet illegaal zijn. Soms merken wij echter dat er wel illegale drugs verkocht worden. Naar mijn mening zou dat niet mogelijk moeten zijn en daarom wil ik regels ten aanzien van de smartshops.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dan zouden de regels die u voorstelt dus niet moeten gelden voor die producten die wij op de lijst van de Opiumwet als verboden of met risico hebben bestempeld? U noemt de Opiumwet in uw motie en dat zou volgens mij niet moeten.
De heer Apostolou (PvdA):
Als er producten worden verkocht die onder de Opiumwet vallen, moet ook de Opiumwet van toepassing zijn. Die producten mogen niet verkocht worden in smartshops. Dat wil ik met de motie bereiken. Wij moeten niet gedogen maar juist voorkomen dat dergelijke producten daar verkocht worden.
Tijdens het algemeen overleg is ook gesproken over het testen van XTC-pillen. Mijn fractie vindt het doel van het testen goed, namelijk het monitoren van de markt van de synthetische drugs. Dat moet inderdaad op die manier gebeuren. Mijn fractie is wel gevoelig voor het punt van de negatieve signaalwerking die uit kan gaan van het testen op lokatie. Ik zou graag van de minister willen horen wat de plannen in die richting zijn, omdat wij vinden dat er geen negatieve signaalwerking van uit zou mogen gaan.
De heer Van de Camp (CDA):
Voorzitter. Ik heb de indruk dat de kerstgedachte bij de heer Apostolou een lichte verandering in opvatting teweeg heeft gebracht. Als ik het mij goed herinner, zei hij op 12 december: ik wil geen testen meer op lokatie. Nu vraagt hij aan de minister hoe het staat met de voortgang van die testen. Wat is er met hem gebeurd?
De heer Apostolou (PvdA):
Niets. Uit het verslag blijkt dat ik heb gezegd dat via testen de trends in kaart moeten worden gebracht die zich voordoen op de markt van de synthetische drugs. Ik heb tijdens het overleg gezegd dat ik ertegen ben dat er bij de ingang van een lokatie waar een feest gehouden wordt een tafeltje staat waar getest wordt en waar men tegen de feestgangers zegt: dit is een goede pil en andere pillen zijn er niet. Maar dat is niet de bedoeling van de voorgestelde uitbreiding van de testen die door het Trimbos-instituut uitgevoerd zullen worden.
De heer Van de Camp (CDA):
Maar u en ik hebben indringend met het Trimbos-instituut gesproken en daaruit blijkt dat het wel degelijk gaat over het testen van pillen bij feesten.
De heer Apostolou (PvdA):
Ja, maar onder bepaalde condities. Er moet een aparte ruimte zijn en er moet een gesprek plaats kunnen vinden met een gebruiker of iemand die de pillen aanlevert. Ik heb van het Trimbos-instituut begrepen dat dit een pilot is, waaruit moet blijken of bij het testen op lokatie meer informatie vrijkomt dan uit de testen die op kantoor worden uitgevoerd.
De voorzitter:
Ik wijs de Kamer erop dat het niet de bedoeling is dat wij het debat van vier weken geleden overdoen.
De heer Nicolaï (VVD):
Nee, voorzitter, integendeel. Dit is iets geheel nieuws. Ik ben het met de heer Van de Camp eens dat de heer Apostolou iets anders zegt dan ik van hem begrepen had tijdens het algemeen overleg. Ik had wel degelijk de indruk dat hij de opvatting deelde dat er een verkeerd signaal uitgaat van testen ter plekke. Zit voor hem het verschil erin dat dit niet aan een tafeltje bij de deur maar in een kamertje naast de deur van de ingang gebeurt? Heeft dat hem op een andere gedachte gebracht?
De heer Apostolou (PvdA):
Ik heb Apostolounet gezegd dat mijn fractie zich zorgen maakt over de negatieve signaalwerking die uitgaat van het testen op lokatie en daarom wil ik juist op dat punt verduidelijking van de kant van de minister. Verder vind ik dat wij de tekst van het verslag als uitgangspunt moeten nemen en dat wij daar geen dingen bij moeten verzinnen.
De heer Nicolaï (VVD):
Wat de reden ook is van het testen op lokatie, of het nu gaat om een beter wetenschappelijk inzicht in wat er zoal omgaat in deze wereld of dat het erom gaat de gebruiker een dienst te bewijzen, het maakt voor een feestganger op zo'n houseparty niets uit. Waarom zou het de feestganger duidelijk zijn voor welk doel die informatie wordt gevraagd en gegeven? Hij wil zijn pil getoetst krijgen, hij krijgt die informatie en krijgt als het ware een stempeltje "goedgekeurd door de overheid, maar het is wel gif".
De heer Apostolou (PvdA):
Voorzitter. Ik denk dat een uitleg van de minister nodig is, omdat wij blijkbaar misinformatie hebben gekregen. Ik heb begrepen dat de testen die een aantal jaren geleden plaatsvonden op de manier die de heer Nicolaï schetste, niet meer plaatsvinden en dat het hier uitsluitend gaat om het ontdekken van trends op de markt van de synthetische drugs en niet zozeer om facilitering van de gebruiker. Het Trimbos-instituut zegt uitdrukkelijk dat dit geen preventieve activiteit is. Men wil juist op de hoogte zijn van wat er op de markt is om mensen te kunnen informeren en te waarschuwen, zodat zij die spullen niet gebruiken.
De heer Dittrich (D66):
Ik hoor de heer Apostolou zeggen dat de minister het een en ander moet uitleggen, maar ik vraag nu juist aan de heer Apostolou om nog eens uit te leggen hoe het kan dat hij in december zegt dat hij er tegen is dat bij de ingang van een feestlokatie getest wordt, omdat daar een verkeerd signaal van uitgaat, en dat hij daar nu anders over denkt.
De heer Apostolou (PvdA):
Ik zeg nu niets anders dan in december. Ik heb toen gezegd dat testen voor ons acceptabel is als het gaat om monitoring van trends. Ik ben tegen facilitering van de gebruiker, waardoor hij de indruk kan krijgen dat een XTC-pil veilig is. Daar blijf ik ook tegen, want dat kan nooit de bedoeling zijn. Wij hebben met z'n allen gezegd dat XTC nooit veilig is, dus er kan nooit een boodschap aan de gebruiker worden gegeven wat hij wel of niet kan innemen. Ik ben een voorstander van het testen om de trends te zien, zodat de voorlichting en preventieve activiteiten daarop kunnen worden gebaseerd.
De heer Dittrich (D66):
Daarom moeten wij de gedachte ondersteunen dat bij het testen adequate voorlichting wordt gegeven aan degene die de pillen inlevert, door te zeggen dat XTC een gevaarlijke harddrug is die niet moet worden ingenomen, zodat er geen legitimerende werking van uitgaat. Bent u het met die gedachte van D66 eens?
De heer Apostolou (PvdA):
Zeker, maar dat kan niet bij de ingang gebeuren in een lawaaierige omgeving, omdat je geen gesprek kunt aanknopen met iemand die danst. Ik denk dat het Trimbos-instituut gelijk heeft dat er aparte ruimtes moeten zijn om dat op een goede manier te doen.
De heer Van de Camp (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Wij hebben op woensdag 12 december een indringend debat gehad over de voortgangsrapportage drugsbeleid van beide ministers. Tal van onderwerpen, zoals preventie, gebruik en de risico's en verantwoordelijkheden bij dancefeesten, zijn daarbij aan de orde geweest. Toen ik gisteren in de NRC las dat het cocaïnegebruik in Amsterdam is verdubbeld, vroeg ik mij wel af wat het voor zin heeft om al die AO's te houden. Misschien moeten wij daar de volgende keer over praten.
Er was een onderwerp dat er uitsprong, namelijk het al of niet testen van XTC-pillen op lokatie, waarover de heer Apostolou al is bevraagd. Om aan die onduidelijkheid voor eens en voor altijd een einde te maken heb ik het genoegen om de volgende motie voor te leggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat XTC en andere synthetische drugs zeer schadelijk zijn en dat het gebruik daarvan tegengegaan dient te worden;
constaterende dat tijdens massale danceparty's of gelijksoortige evenementen steeds meer deelnemers in problemen komen en soms overlijden na het gebruik van synthetische drugs;
van mening dat van het testen van XTC-pillen op lokatie een legitimerend signaal naar de gebruiker uitgaat, terwijl niet vaststaat dat het een zinvolle aanvulling is op de door het DIMS verrichte tests ten behoeve van de monitoring van trends op de markt van de synthetische drugs;
verzoekt de regering, het testen van XTC-pillen op lokatie af te wijzen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van de Camp, Nicolaï, Van der Vlies en Rouvoet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 98(24077).
De heer Dittrich (D66):
Ik heb twee vragen over deze motie. In de derde overweging schrijft de heer Van de Camp dat de tests op lokatie geen zinvolle aanvulling op de door het DIMS verrichte tests zullen zijn. Het Trimbos-instituut schrijft in het paarse boekje en de begeleidende brief dat het een compleet beeld van de drugsmarkt geeft. Mijn vraag is welke aanleiding er is voor de overweging dat het beeld niet compleet is van de trends bij XTC en andere synthetische drugs.
De heer Van de Camp (CDA):
Net als de meeste fracties heeft de CDA-fractie een zeer indringend gesprek gehad met het Trimbos-instituut over de voor- en nadelen van de te ondernemen pilotstudies. Bij de CDA-fractie speelt het argument hoe een dergelijk instituut aan zijn kennis komt. Wij vinden dat er grenzen zijn aan kennisverwerving op dit punt. Ik bedoel daarmee dat het testen van pillen op lokatie in Van de Camponze ogen onvoldoende toevoegt, gerelateerd aan het legitimerend effect dat dit heeft voor de gebruiker.
Als ik een dansfeest zou bezoeken en ik ben beslist van plan om een pilletje te gebruiken, dat pilletje wordt getest waarna ik een foldertje krijg, dan moet je wel van beton zijn om dat pilletje vervolgens niet te gebruiken. Met andere woorden: wees als overheid helder. Wij vinden XTC-gebruik gevaarlijk. Wij willen dat niet legitimeren door middel van een test. De kennis die men wil hebben, kan men opdoen via inbeslagname door de politie of door de beveiligingsdienst van dergelijke feesten. Daarvoor hoef je niet zelf te testen.
De heer Dittrich (D66):
Ik constateer dat de heer Van de Camp dus geen wetenschappelijk onderbouwde analyse heeft dat testen op lokatie geen aanvullende werking heeft op de andere testen, maar dat het een politieke stellingname is. Het Trimbos-instituut zegt namelijk dat het die test nodig heeft om een compleet beeld te krijgen, maar de heer Van de Camp vindt dat er grenzen zijn aan wat je test.
De heer Van de Camp (CDA):
U zegt op uw beurt dat alles wat wetenschappelijk verantwoord zou zijn, ook maar moet kunnen. Ik wijs u erop dat er in dit land een grote discussie gaande is over dierproeven. Op een gegeven moment zeggen wij geen dierproeven meer te willen doen vanwege de nadelige effecten op de dieren. Met excuses voor de vergelijking, maar ik vind het testen van XTC-pillen op lokatie in dezelfde sfeer liggen. Je moet als overheid een helder signaal durven afgeven en niet zeggen: er kan er wel eens eentje tussen zitten die ik nog niet ken en daarom ga ik testen.
De heer Dittrich (D66):
Ik zal hierop in mijn eigen termijn ingaan.
Mijn tweede vraag betreft de voorlichting. De heer Van de Camp zegt: dan krijg je een foldertje in je handen geduwd en dan is het logisch dat je denkt dat het allemaal mag. Die voorlichting kan uitgebreid worden tot een echte, reële voorlichting. Zou dat niet beter zijn, omdat je dan echt giftige pillen op zo'n feest eruit kunt halen, waardoor je misschien dodelijke slachtoffers kunt voorkomen?
De heer Van de Camp (CDA):
Mijnheer Dittrich, ik vind u op dit punt prettig naïef. Wij hadden al afgesproken dat wij samen een keer naar zo'n feest zouden gaan. Als je daar met een pilletje loopt en je wilt echt gebruiken, dan kun je zoveel foldertjes uitdelen als je wilt, maar je gaat lekker dansen en gebruiken! Ik zou u willen voorstellen: laten wij er samen naartoe gaan en dan gaat u zo'n jonge danser ervan overtuigen dat hij alsnog niet moet gebruiken. Zo werkt het niet, mijnheer Dittrich!
De voorzitter:
Ik stel voor dat als u dat doet, u ons daarvan op de hoogte stelt. Mij lijkt dat best aardig. Mijnheer Dittrich, u mag nog een aanvullende vraag stellen. De overige opmerkingen horen in uw eigen termijn thuis.
De heer Dittrich (D66):
De heer Van de Camp heeft het weer over een foldertje geven, maar het kan natuurlijk ook een gesprek zijn waarbij inhoudelijk op de gevaren wordt gewezen. Men kan wijzen op de Opiumwet en zeggen dat XTC een harddrug is, dat men op moet passen en niet moet gebruiken. Dat is iets anders dan zo maar een foldertje uitreiken.
De heer Van de Camp (CDA):
Mijnheer Dittrich, ik zeg u dat het proces van voorgenomen gebruik om het eens deftig juridisch te zeggen bij de ingang naar de feestruimte al is voortgeschreden. Dan komt u er niet meer met een biechtgesprek.
Voorzitter. Ik wil nog een opmerking maken over de smartshops. Ik heb de motie van college Apostolou hierover mede ondertekend. Het staat iedereen in Nederland vrij om wierook te verkopen of een transcendentaal zeepje of geurtje. Het mogen echter geen goederen zijn die onder de voornoemde drie wetten vallen. Dat is de bedoeling van de motie. Een smartshop is geen coffeeshop. Er kunnen dus geen softdrugs worden verkocht. Zeep en wierook zijn prima, maar verder mag het niet gaan.
De voorzitter:
U houdt ons op de hoogte van de resultaten van het veldonderzoek dat u samen met de heer Dittrich gaat doen.
De heer Dittrich (D66):
Wij zullen een wetenschappelijk onderbouwd rapport daarover aan de Kamer sturen!
De heer Van der Vlies (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Wij hebben 12 december jl. een AO gehad over de voortgangsrapportage drugsbeleid. Dat is een met een zekere frequentie weerkerende gedachtewisseling. De verslavingsproblematiek is een ernstige problematiek, waaraan door de SGP-fractie zwaar wordt getild. Daarbij gaat het niet alleen om drugs, maar ook om tabak, alcohol en het gokken. De verslavingsproblematiek, het zich overgeven aan en het zich afhankelijk maken van dergelijke middelen, is voor ons een zwaar, ethisch geladen thema. De eigen gezondheid staat ter discussie en de omgeving moet er ook de klappen van opvangen.
Het drugsbeleid is wat ons betreft veel te ver doorgeschoten, in de gedoogsfeer terechtgekomen. Dat had nooit moeten gebeuren. Door de voordeurproblematiek te aanvaarden, hebben wij de achterdeurproblematiek gecreëerd. Nu is er een trend om dat dan ook nog maar even te regelen, terwijl wij eigenlijk de omgekeerde richting willen bepleiten.
In het algemeen overleg van december jl. zijn twee kwesties behoorlijk centraal komen te staan: het testen van pillen op de lokatie van een houseparty of dergelijke festiviteit en de wildgroei in smartshops. Beide ingediende moties zijn door de SGP-fractie ondertekend. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat deze moties ons eindbeeld formuleren. Nee, want wij willen eigenlijk een geheel ander beleid. Dat neemt niet weg dat wij onze verantwoordelijkheid inhoud en vorm willen geven door elke reële stap, elk reëel voorstel waarmee bepaalde door ons betwiste verschijnselen of ontwikkelingen worden teruggedrongen, te steunen. Die worden door ons gedragen. Dat is de motivering voor de handtekeningen onder beide moties. Ook in onze ogen is een smartshop een andere gelegenheid dan een coffeeshop. Met het testen van XTC-pillen op lokatie wordt inderdaad een legitimerend signaal gegeven. Wat ons betreft, wordt daarmee een schijnzekerheid gecreëerd. Die moeten wij elkaar niet gunnen!
De heer Dittrich (D66):
Mevrouw de voorzitter. Soms word je opgeschrikt door het bericht dat iemand op een feest of in een discotheek XTC of andere synthetische drugs gebruikt heeft en daarna doodgaat. Dat is natuurlijk vreselijk. Er ontstaat commotie en iedereen vraagt zich af of die dood niet voorkomen had kunnen worden. Dat is natuurlijk een heel belangrijke vraag. XTC is schadelijk voor de volksgezondheid, het is een harddrug en uit recente onderzoeken is gebleken dat het gebruik ervan ook permanente hersenbeschadiging ten gevolge kan hebben. Daarom is het belangrijk dat de pillen die op de markt zijn, altijd getest worden. Die testen vinden plaats bij GGD's en bij andere instellingen voor verslavingszorg.
Medewerkers van het Trimbos-instituut en andere wetenschappers zeggen echter dat het voor het verkrijgen van een compleet beeld van belang is om ook in de discotheken en op de houseparty's te kijken welke drugs in omloop zijn. Daarvoor is het ook nodig om op lokatie te testen. D66 vindt het dus van belang dat dit gebeurt. Men moet natuurlijk niet het gevoel krijgen dat het wel goed zal zijn, omdat er getest wordt. Dan zou er immers een legitimerende werking van uitgaan. D66 vindt het daarom van belang dat gelijktijdig met het testen op lokatie ook heel duidelijke voorlichting wordt gegeven aan de mensen die de harddrugs bij zich hebben. Zij moeten te horen krijgen: doe het nu niet, want het is gevaarlijk; let op je gezondheid! Er moet op gewezen worden dat XTC ook strafrechtelijk gezien een harddrug is en volgens de opiumwet ook als een harddrug wordt beschouwd, zodat men echt weet dat het gebruik van XTC niet zomaar mogelijk is en toegestaan wordt.
Om dat nog eens te accentueren, wil ik mede namens mevrouw Hermann van GroenLinks de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat deelnemers tijdens danceparty's en soortgelijke evenementen in ernstige problemen kunnen komen of in een enkel geval zelfs overlijden door gebruik van verontreinigde (party)drugs, zoals XTC;
van mening dat het van het grootste belang is (dodelijke) slachtoffers door gebruik van XTC en andere (party)drugs te voorkomen;
verzoekt de regering, te bevorderen dat er, wanneer er op lokatie partydrugs als XTC worden getest, ook voorlichting wordt gegeven over de gevaren van deze drugs en dat deze drugs als een harddrug worden beschouwd, ook in juridisch opzicht, zodat van de tests geen legitimerend signaal naar de gebruiker uitgaat,
en gaat over tot de orde van de dag,
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dittrich en Hermann. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 99(24077).
De heer Nicolaï (VVD):
Ik begrijp de heer Dittrich niet. Volgens mij is het tweeslachtig wat hij zegt. Hij beaamt de ernst van XTC als harddrug en de ernst van de gevolgen van het gebruik ervan. Meent hij oprecht dat er een manier is om als overheid de pillen te testen zonder dat daarvan een min of meer legitimerende werking uitgaat?
De heer Dittrich (D66):
Het allerbelangrijkste van de test op lokatie is dat die samen met de testen op kantoor, om het zo maar eens uit te drukken, een compleet beeld geeft van wat voor gevaarlijk spul er op de markt is. De lokatietesten zijn dus nodig. Er zijn al protocollen van het Trimbos-instituut voor voorlichting. In de motie voeg ik daaraan toe dat ook moet worden gewezen op de Opiumwet. Ik hoop op die manier het eventueel legitimerende signaal te doen verminderen of zelfs te doen verdwijnen.
De heer Nicolaï (VVD):
Dat vind ik een volstrekt naïeve verwachting. Wat ik vooral niet begrijp is, hoe de heer Dittrich kan denken dat het tot de feestganger die zijn pil laat testen, zal doordringen als hem wordt verteld dat die test niet bedoeld is om hem een dienst te bewijzen, zodat hij weet wat erin zit, maar om de overheid wetenschappelijk inzicht te geven.
De heer Dittrich (D66):
Als iemand een pil heeft geslikt die hij had willen laten testen, Dittrichmaar niet kon laten testen, omdat er niet werd getest en hij vervolgens overlijdt omdat er gif in zat, dan zullen wij in de Kamer ook een discussie hebben, zij het een heel andere. U zult zich dat kunnen voorstellen. Dan zullen de ouders u benaderen en vragen waarom er op zo'n feest niet is getest. Wij spreken elkaar dan nog wel.
Het is heel belangrijk dat de voorlichting deugdelijk en inhoudelijk is. Ik weet zeker dat veel mensen die naar die feesten gaan hiervoor openstaan.
De heer Apostolou (PvdA):
De regering wil geen standaardtesten op lokatie invoeren. Is uw motie bedoeld om wel standaardtesten op alle feesten in te voeren? Met andere woorden, wijkt uw motie af van het standpunt van de regering?
De heer Dittrich (D66):
Nee, dan had ik haar anders moeten formuleren. De regering stelt een soort pilot voor, zoals dat in mooi Nederlands heet. Daarmee zijn wij het eens, zoals wij ook al in december hebben gezegd. Wij volgen overigens een rechte lijn. De bedoeling is om door meer aandacht aan de voorlichting te geven en de Opiumwet erbij te halen de eventuele legitimerende werking van de test teniet te doen.
De heer Apostolou (PvdA):
Dat betekent dat er in wezen geen verschil is met de regering. De motie zou dus eigenlijk overbodig moeten zijn.
De heer Dittrich (D66):
Nee, dan hebt u niet goed geluisterd. Ik heb net het element eraan toegevoegd dat in de voorlichting ook de Opiumwet erbij wordt gehaald, dat duidelijk wordt gemaakt dat het een harddrug is, zodat tegen de mensen kan worden gezegd dat XTC ook volgens de Opiumwet als een harddrug wordt beschouwd. Daaraan gaat u volgens mij voorbij.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik vond het interessant dat de heer Dittrich in de tekst van zijn motie vermeldt dat XTC ook juridisch als harddrug wordt beschouwd. Als er op een houseparty of dancefeest grootschalig in XTC-pillen wordt gehandeld, moet dan niet op het moment dat producten van die handel worden aangeboden tot inbeslagname overgegaan worden?
De heer Dittrich (D66):
Als er grootschalig wordt gehandeld in XTC-pillen moet volgens mij inderdaad de politie optreden. Ik vraag de minister van Justitie meteen maar hoe hij daar tegenover staat. Inderdaad zie je wel eens dat er op grote feesten flink wordt gehandeld en dat tientallen pillen worden verkocht. Dat is natuurlijk uit den boze. Ik vraag de minister van Justitie hoe het komt dat er dan niet wordt opgetreden.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dat is interessant, maar de heer Dittrich duikt een beetje weg van mijn vraag, want het gaat natuurlijk ook om de dansende feestganger die er zijn pillen komt aanbieden. Hij kan niet zeggen dat het alleen gebeurt als het grootschalig is. Er wordt op feesten grootschalig gehandeld. In feite zegt hij: je moet die pillen ter controle aanbieden, dan gaan wij ook nog waarschuwen, maar je loopt het risico dat ze in beslag worden genomen. Hoeveel pillen zullen er dan nog worden aangeboden om te testen?
De heer Dittrich (D66):
Ik denk niet dat een dansende feestganger flink staat te handelen. Uit onderzoek weten wij dat het gaat om dealers die puur voor geldelijk gewin pillen aanbieden. Dat moeten wij natuurlijk de kop zien in te drukken en daar is justitie voor. Ik hoor graag van de minister hoe dat gaat. Het lijkt mij overigens goed om in de vergunningverlenende sfeer eens met burgemeesters te overleggen over de vraag in hoeverre tegen grootschalige handel kan worden opgetreden.
De heer Van der Vlies (SGP):
Die lijn houdt mijn fractie ook aan en alleen daarom al heeft zij bezwaar tegen het testen van pillen om vervolgens het gebruik ervan, als de kwaliteit goed is, te gedogen. In de voorlichting die u bepleit, zal toch het eerste punt wel zijn dat het een harddrug is, dat het daarom verboden is en dat je het absoluut niet moet gebruiken?
De heer Dittrich (D66):
De rangorde van alle boodschappen laat ik liever aan deskundigen over. Alle elementen die u noemt, moeten goed en duidelijk worden overgebracht.
Voorzitter. Verschillende Kamerleden hebben mij erop gewezen dat ik niet principieel en duidelijk genoeg ben. Als er echter niet wordt getest en er is giftig spul op de markt gebracht, kan dat de dood ten gevolge hebben. Dat moeten wij ons goed realiseren en ik vind het struisvogelpolitiek om te zeggen: wij testen niet meer, want de politiek heeft een helder signaal gegeven. Tegelijkertijd kunnen er echter rampen gebeuren. Wij moeten echt weten waar wij het over hebben en daarom ga ik graag met de heer Van de Camp eens naar zo'n feest.
De heer Van de Camp (CDA):
Ik denk dat wij ons moeten realiseren dat er nooit kleinschalige handel is zonder grootschalige handel. Ik wil de heer Dittrich nog het volgende voorleggen. Stel dat minister Borst het om gezondheidsredenen van belang vindt dat er testlokaties heroïne, crack of cocaïne komen, waar legt u dan de grens?
De heer Dittrich (D66):
Wij zijn met een tweeminutendebat bezig en nu gaat u allerlei casusposities noemen. Het is serieus genoeg dat een Kamermeerderheid dreigt het testen op lokatie te verbieden met mogelijk dodelijke gevolgen.
De voorzitter:
Waarde collega's, voordat ik de heer Van de Camp het woord geef voor een volgende vraag, wil ik erop wijzen dat wij al een half uur bezig zijn met een tweeminutendebat. Ik wil u vragen u te beperken in uw interrupties, want er is al een uitgebreid algemeen overleg geweest over deze kwestie.
De heer Van de Camp (CDA):
De heer Dittrich kon tijdens dat algemeen overleg zijn stelligheid niet met een motie beleggen.
De voorzitter:
Nu is aan de orde de plenaire afronding en dat betekent dat men niet alle argumenten hoeft te herhalen.
De heer Van de Camp (CDA):
Toch blijft onduidelijk waar D66 de grens legt. De heer Van der Vlies heeft er al op gewezen dat het bij wet verboden is en dat de overheid die wet dient te handhaven. Dat wordt naar mijn mening omzeild door testen op lokatie.
De heer Dittrich (D66):
Dan krijgen wij de discussie die wij in december ook al gevoerd hebben over het gebruik van drugs en strafbaarstelling van de gebruiker. U weet wat de minister daarover heeft gezegd. Het CDA is de grondlegger van de drugswetgeving in Nederland en ik vind het eigenlijk wel een beetje vreemd dat u nu dit soort argumenten hanteert.
Mevrouw Hermann (GroenLinks):
Mevrouw de voorzitter. De fractie van GroenLinks stelt zich ten aanzien van het drugsbeleid altijd op hetzelfde standpunt als de regering, namelijk dat het gezondheidsbelang van de mensen die het aangaat, prioriteit behoort te hebben. Tijdens het algemeen overleg in december jl. heb ik vragen gesteld over het project Hartslag in de gemeente en de regio Heerlen. In deze regio zijn veel drugsgebruikers. Het is door de grote hoeveelheid mensen, het drugsgebruik en de maatschappelijke omstandigheden erg moeilijk een samenhangend beleid te voeren, de openbare orde en veiligheid te handhaven, maar ook om de zorg voor mensen en maatschappelijke opvang te regelen.
De minister heeft toen toegezegd dat zij zou bezien of zij een handje kan helpen, omdat er een tekort dreigde te ontstaan door de invoering van een ander verdelingsmodel. Tot op heden heeft zij nog geen uitvoering gegeven aan haar toezegging en daarom leg ik de Kamer graag een motie voor. Overigens maak ik de aantekening dat ik de motie intrek als de minister aangeeft dat een en ander inmiddels is gerealiseerd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de prevalentie van drugsgebruik in de regio Heerlen aanzienlijk hoger is dan elders;
overwegende dat het gewijzigde verdelingsmodel voor de uitkering maatschappelijke opvang en verslavingszorg een aanzienlijke korting voor de gemeente Heerlen met zich brengt;
overwegende dat het project Hartslag van de gemeente Heerlen tot doel heeft de drugsproblematiek beheersbaar te maken;
constaterende dat voor de uitvoering hiervan een samenhangend beleid op het gebied van de openbare orde, maatschappelijke opvang en verslavingszorg noodzakelijk is;
verzoekt de regering, de toegezegde intentie van een bijdrage van 5 mln euro uit de wachtlijstgelden GGZ ten behoeve van het project Hartslag uiterlijk per 1 april 2002 te verwezenlijken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hermann en Van de Camp. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 100(24077).
De heer Nicolaï (VVD):
Ik vind dit een bijzonder sympathieke motie. Sterker nog, de VVD-fractie heeft al een vergelijkbare motie ingediend bij de behandeling van de nota Criminaliteitsbeheersing. Die motie is aangenomen en is volgens het kabinet al uitgevoerd. Ik vraag daarom aan mevrouw Hermann wat de toegevoegde waarde van haar motie is naast de volgens het kabinet al uitgevoerde motie van de VVD-fractie.
Mevrouw Hermann (GroenLinks):
Zoals de heer Nicolaï weet, behelst het project Hartslag een samenhangend beleid op verschillende terreinen. De minister van Justitie heeft samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties al uitvoering gegeven aan de voornemens met betrekking tot de criminaliteitsbeheersing. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was op 12 december 2001 nog zoekende naar mogelijkheden. Zij zou die mogelijkheden in de ministerraad brengen. Volgens informatie van de gemeente Heerlen is er echter nog geen voortgang geboekt. Dit is mijn insteek.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Ook wat mij betreft was het verrassende van het overleg op 12 december 2001, de steun van de fracties van de VVD en van de PvdA voor ons jarenlange verzet tegen XTC-tests bij houseparty's en dancefeesten. Coffeeshops worden dichtgetimmerd als er harddrugs worden verhandeld, maar wij laten feesten doorgaan, terwijl wij weten wat daar gebeurt. De heer Apostolou heeft zich daar tot tolk gemaakt van de gevoelens van een brede meerderheid van de Kamer en hij haalde daarmee warempel alle kranten op de dagen daarna. Het teleurstellende van dit debat is dat de PvdA-fractie niet bereid lijkt de daad bij het woord te voegen. Toen was het: testen op lokatie, dat willen wij niet. Nu is het: testen op lokatie, wij zijn wel gevoelig voor de argumenten daartegen. Ik vind dat jammer. De motie die inmiddels is ingediend door de heer Van der Camp en die ik mede heb ondertekend, biedt de heer Apostolou en eventuele medestanders in zijn fractie de kans alsnog een meerderheid voor dit standpunt te genereren. Zoals de heer Apostolou als geen ander weet: 50% van deze Kamer plus één is echt een meerderheid in dit huis. Ik zou daarom zeggen: grijp ook op dit punt uw kansen.
De heer Dittrich schoof bijna de tegenstanders van het testen de eventuele dood van XTC-gebruikers in de schoenen; niet testen kan leiden tot de dood en dat zouden de indieners van de motie zich moeten realiseren. Ik ben onaangenaam getroffen door zijn pleidooi dat ik gelet op het gebrek aan bijval uit de Kamer beschouw als een zwaktebod. Mede namens de andere ondertekenaars van de motie meld ik hem dat ik mij zijn woorden niet zomaar laat aanleunen. Wij zouden anders ook moeten testen op coke, crack en heroïne op straat, want ook daar gebeuren zeer betreurenswaardige incidenten. Ik heb hem daarvoor echter niet horen pleiten.
De brief van 2 oktober met betrekking tot smartshops was vaag over maatregelen. Verbieden is moeilijk gelet op het brede assortiment. Ik sta in ieder geval geen uitbreiding van het gedoogbeleid voor. Het doet mij juist deugd dat minister Borst ten aanzien van de smartshops het gedogen verbindt aan ongeloofwaardigheid van de overheid. Ik ben die mening al heel lang toegedaan, niet alleen op het gebied van smartshops maar ook op het gebied van coffeeshops. Ik heb de motie-Apostolou c.s. in eerste instantie niet meeondertekend omdat ik zeker wil zijn dat het gedoogbeleid niet wordt uitgebreid. Ik wacht de reactie van de minister op dit punt af.
Samenvattend is mijn stelling ten aanzien van smartshops: hard optreden, smartshops sluiten zodra er sprake is van handel in harddrugs en geen gedoogregels ten aanzien van softdrugs. Verder ben ik van mening dat zeep en wierook niet in regels behoeven te worden gevat want daarvoor zijn reeds kwaliteitsregels. Als met de motie wordt beoogd dat smartshops wel wierook en zeepjes mogen verkopen maar geen hallucinogene producten van welke aard dan ook, ben ik geneigd het aannemen ervan te steunen.
Minister Borst-Eilers:
Mevrouw de voorzitter. De minister van Justitie zal met name ingaan op het onderwerp smartshops en ik zal reageren op de opmerkingen die gemaakt zijn ten aanzien van het onderwerp testen van XTC-pillen, al dan niet op lokatie, en op de vraag en de motie van mevrouw Hermann over Heerlen.
Het voornemen is om met betrekking tot het testen op lokatie een proefonderzoek uit te voeren van ongeveer een jaar. Na dat jaar kan een en ander geëvalueerd worden. De testen zullen niet op alle party's worden uitgevoerd maar steekproefsgewijs. Deze testen zullen plaatsvinden naast de testen die worden uitgevoerd bij de 25 bureaus. Uit de testen die plaatsvinden bij de bureaus komt niet een volledig beeld van de drugsmarkt naar voren. Om de producten die op die markt verschijnen goed te kunnen monitoren, kan steekproefsgewijs op lokatie worden getest. Op die manier kunnen nieuwe stoffen, nieuwe ontwikkelingen en nieuwe pillen tijdig gesignaleerd worden. Er verschijnen namelijk voortdurend nieuwe pillen, soms met heel gevaarlijke bijmengingen.
De heer Van de Camp (CDA):
Ik wil op dit punt even een vraag stellen want dit luistert heel nauw. Ik heb uit de gesprekken met het Trimbos-instituut begrepen dat de pilot slechts onderdeel is van de voorfase waarin wordt bekeken of de veronderstelling van de minister opgaat. De minister beweert met stelligheid dat die test het beoogde resultaat zal opleveren maar zo ver zijn wij nog niet.
Minister Borst-Eilers:
Wij moeten het inderdaad een slag wetenschappelijker aanpakken. Het betreft een proefonderzoek ingegeven door de veronderstelling dat testen op lokatie een beter inzicht verschaft in de drugsmarkt. Als er geen beter inzicht wordt verschaft, is het sowieso afgelopen.
Wij veronderstellen ook dat testen op lokatie nuttig kan zijn voor het geval er afwijkende tabletten in omloop zijn. Vaak bestaat daarvan reeds een beeld en door testen op lokatie kunnen potentiële gebruikers van die pillen worden gewaarschuwd en erop worden gewezen dat het gebruik ervan tot het einde van hun leven of tot ernstige schade aan de gezondheid kan leiden. Je kunt dan spreken over een soort van noodteam, dat gerichte acties uitvoert en waarschuwingsflyers gaat verspreiden. Over een jaar zal het worden geëvalueerd. Ik kan niet ontkennen dat je de stelling kunt verdedigen dat er een signaalwerking van uitgaat. Het is een verkeerd signaal. Er zit een officieel iemand achter een tafeltje die test. Je denkt dan: het is blijkbaar op de een of andere manier geaccepteerd. Heel belangrijk is het dat het testen gepaard gaat met niet alleen het uitdelen van folders, maar ook het houden van een voorlichtingsgesprek. Dat gesprek heeft niet alleen de functie om te proberen betrokkenen ervan af te houden nog een pil te gebruiken. Ik kan met de heer Van de Camp meevoelen dat het vaak niet lukt. Men is met die stellige intentie naar de party gekomen. Er wordt niet gezegd: als je deze pil inneemt val je dood neer. In het gesprek is een tegensignaal gegeven. Het signaal van het testen moet worden gecompenseerd. Daarvoor is uitgebreide voorlichting op een rustig plekje noodzakelijk. Er is een rapport verschenen, XTC in Nederland, waaruit blijkt dat het testen niet gebruikbevorderend werkt. Over de waarde van dat onderzoek ga ik niet in discussie. Ik heb het niet bij mij. Het is best mogelijk dat die conclusie opnieuw wordt bevestigd. De gebruiker krijgt van gecertificeerde testers niet het signaal dat het gebruik veilig is, wel de boodschap dat aan elk gebruik van XTC risico's verbonden zijn. Het is een gestandaardiseerde boodschap. Het is ook een contrasignaal.
Er is gevraagd: waarom niet op heroïne en cocaïne getest? Ik vind dat geen zuivere vergelijking. De synthetische pillen hebben hun eigen verraderlijkheid. De producent probeert er steeds iets aan toe te voegen waardoor een nog steviger effect ontstaat. Soms worden dramatische fouten gemaakt. Er zijn pillen in omloop gebracht die echt dodelijk zijn. Het kabinet blijft van mening, dat het de moeite waard is om deze proef te doen. Het moet gepaard gaan met een goede voorlichting. Aanvaarding van de motie-Van de Camp ontraadt het kabinet. De motie-Dittrich beschouw ik als een ondersteuning van het beleid.
In een ander verband is eerder over Heerlen een motie ingediend. De herverdeling van de uitkeringen pakt voor Heerlen per saldo positief uit. Ik ben graag bereid dat op schrift toe te lichten. Als men in Heerlen iets anders zegt, dan ben je geneigd in twijfel te raken. Er is ook incidenteel geld gegeven. Als de ontvanger dat als structureel beschouwt, krijg je een andere rekensom. Ik zal de Kamer ons rekensommetje toesturen.
Wat de operatie-Hartslag betreft, financiert Heerlen 30 mln voor drie jaar. Justitie, VWS en Binnenlandse Zaken dragen ieder 10 mln bij. Er is voor mijn bijdrage inmiddels een dekking gevonden in de wachtlijstmiddelen GGZ.
De heer Apostolou (PvdA):
De minister sprak over een proef. Dat betekent dat het kabinet met een standpunt over voortzetting of niet-voortzetting van het testen op lokatie naar de Kamer zal komen. Wij nemen thans geen besluit over testen op lokatie. Het gaat om een proef om te bezien in hoeverre de monitoring wordt bevorderd.
Minister Borst-Eilers:
Dit is een correcte interpretatie. De evaluatie zal na uiterlijk een jaar plaatsvinden.
Mevrouw Hermann (GroenLinks):
Gehoord deze toezegging van de minister, ben ik natuurlijk uiterst benieuwd naar de brief. Met zijn allen worden wij zo steeds wijzer. Aangezien de minister nu zegt dat het geld er is, trek ik hierbij de motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Hermann/Van de Camp (24077, nr. 100) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
De heer Nicolaï (VVD):
De minister zegt dat de testen gepaard gaan met duidelijke voorlichting teneinde het gebruik af te raden. Hoe verhoudt zich dat tot de lijn van het Trimbos-instituut, dat de gebruiker niet op andere gedachten wil brengen, maar slechts informatie over de pillen wil vergaren?
Minister Borst-Eilers:
Ik eis dit toch wel van het Trimbos-instituut. Het instituut richt zich natuurlijk op de wetenschap, maar ik heb ook te maken met het beleid in algemene zin. Ik onderken dat er van het testen op zich een minder gewenst signaal kan uitgaan. Het gaat namelijk om een harddrug. Ik wil via duidelijke voorlichting een tegensignaal geven.
De heer Nicolaï (VVD):
Als er ter plekke meer behoefte is aan informatie over pillen, zou gebruik kunnen worden gemaakt van pillen die door bijvoorbeeld politie, particuliere beveiligers en portiers bij party's en clubs in beslag zijn genomen. Die kunnen dan alsnog worden getest. Heeft de minister de mogelijkheden hiertoe onderzocht? Dit is een alternatief voor het tafeltje in een kamertje met een officiële persoon.
Minister Borst-Eilers:
Hoe moeten wij volgens de heer Nicolaï dan aan die pillen komen? Als de politie bijvoorbeeld signaleert dat er openlijk pillen worden verhandeld, kan zij die handelaar aanpakken. De pillen zijn echter klein en het is vaak moeilijk om in een overvolle zaal tussen het dansende publiek een kleine dealer te herkennen.
De heer Nicolaï (VVD):
Een groot deel van de Kamer heeft gepleit voor meer controle en dan niet alleen door de politie. Er moeten veel hogere eisen worden gesteld aan de organisatoren. Uit het vele geld dat er omgaat in deze sector kunnen zij voorzien in portiers en controleurs. Dit kan en moet een grotere inbeslagname van pillen opleveren, waardoor er meer informatie beschikbaar komt.
Minister Borst-Eilers:
Dat kan inderdaad informatie opleveren. De te testen pillen, waarmee de mensen naar de party komen, heeft men vaak diezelfde dag ergens van een handelaar aangeraden gekregen. Als je die neemt, weet je helemaal niet wat je kan overkomen. Dat is toch een ander stroompje. Je moet het allebei doen.
De voorzitter:
De minister heeft uitgesproken de motie van de heer Dittrich op stuk nr. 99 als ondersteuning van haar beleid te zien. Naar mij blijkt, betekent dit echter niet dat de heer Dittrich haar intrekt.
Minister Korthals:
Voorzitter. Ik ben enigszins verrast door de uitnodiging van de heer Van de Camp aan de heer Dittrich om samen een houseparty te gaan bezoeken. Hoewel ongevraagd, luidt mijn advies: heren, doet u dit niet, want het zien van u beiden als partypartners, zou tot enige beroertes aanleiding kunnen geven. Dat willen wij natuurlijk niet.
De heer Van de Camp (CDA):
Dit is pure jaloezie!
Minister Korthals:
Voorzitter. Mij rest alleen nog een reactie op de motie van de heer Apostolou en de daaraan gekoppelde vraag van de heer Dittrich over de handhaving. Hoewel er min of meer al op is gereageerd door collega Borst, zal ik er toch ook nog iets over zeggen.
In het dictum wordt de regering verzocht, met inachtneming van de Warenwet, de Wet op de geneesmiddelenvoorziening en de Opiumwet, regels te stellen waaraan de smartshops dienen te voldoen. Met betrekking tot de regulering van de smartshops heeft de werkgroep smartshops II geconcludeerd dat er in 2000, evenals overigens in 1998, in het algemeen geen sprake is van onaanvaardbare risico's voor individu en samenleving bij gebruik en verkoop van niet niet-traditionele genotsmiddelen in smartshops en overige verkooppunten. De huidige systematiek voor regulering is als volgt. Vanuit volksgezondheidsperspectief is de Keuringsdienst van Waren primair verantwoordelijk voor de controle op de middelen die in smartshops worden verkocht. Indien de middelen vallen onder de Wet op de geneesmiddelenvoorzieningen of de Opiumwet worden respectievelijk de Inspectie voor de gezondheidszorg en de politie ingeschakeld. Voor middelen die schadelijk kunnen zijn, kan het coördinatiepunt assessment and monitoring nieuwe drugs worden geraadpleegd voor een risicoschatting. Op basis van dit advies kan gezocht worden naar passende regelgeving voor het desbetreffende middel, zoals het Warenwetbesluit kruidenpreparaten of de Opiumwet.
Mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik zijn van oordeel dat het instrumentarium dat beschikbaar is om overlastproblemen rondom smartshops te beheersen afdoende is, mits gemeenten adequaat gebruik maken van de hen ter beschikking staande middelen. De mogelijkheden om de verkoop van verboden middelen te weren worden gevonden in de Opiumwet en de Wet geneesmiddelenvoorziening. Daarnaast hebben gemeenten de mogelijkheid om de overlast rondom smartshops beheersbaar te houden. Dit kan worden geregeld in de algemene plaatselijke verordening, waarover elke gemeente beschikt. In het kader van dit instrument kan in het belang van de bescherming van het woon- en leefklimaat en de handhaving van de openbare orde een vestigingsbeleid voor dergelijke gelegenheden worden gevoerd. In verband met dit vestigingsbeleid kan de burgemeester bij de beoordeling van de vergunningaanvraag onder meer rekening houden met het gedrag van de houder van de inrichting.
Het instrumentarium geeft dus al vele mogelijkheden. De minister van BZK heeft mij laten weten bereid te zijn om samen met de VNG de juridische mogelijkheden in dit kader af te tasten. Het resultaat daarvan kan worden verwerkt in een brochure die wordt opgesteld door het steun- en informatiepunt drugs en veiligheid. In die zin moet ik aangeven dat ik geen moeite heb met de motie die zojuist is ingediend. Vanuit het handhavingsperspectief zeg ik nogmaals voor de goede orde tegen de heer Dittrich: Politie en OM treden op in geval van verkoop van illegale middelen. Het openbaar bestuur kan op basis van artikel 13 van de Opiumwet besluiten een smartshop te sluiten. Als drugshandel wordt waargenomen, wordt er tegen opgetreden. Men zal ter plekke echter een zwak lichtschijnsel aantreffen dat bemoeilijkt de opsporing van de handel. Politie en justitie doen hun best bij deze opsporing. Zij zullen handel aldaar niet gedogen.
De heer Dittrich (D66):
Ik heb het gevoel dat de minister de heer Van de Camp en mij naar een smartshop wil laten gaan, maar dat doen wij niet. Mijn vraag betrof het handhavingsbeleid tijdens grote houseparty's, discotheken, e.d. waar op grote schaal verhandeld wordt. Wij horen allerlei verhalen. Hoe wordt dat gehandhaafd?
Minister Korthals:
Het antwoord daarop luidde dat bij handel in XTC opgetreden wordt door het OM en de politie. Ik heb alleen aangegeven dat dit niet altijd gemakkelijk is.
De heer Dittrich (D66):
Worden er bij de aanvraag voor een vergunning om een dergelijk grootschalig feest te houden ook afspraken gemaakt tussen het OM en burgemeesters dat extra controle wordt ingezet om een dergelijke omvangrijke handel tegen te gaan?
Minister Korthals:
Primair is dit een zaak van de lokale driehoek. In de praktijk blijken hierover afspraken te worden gemaakt. Bovendien wordt gewaarborgd dat er particuliere bewakingsdiensten zijn. Die zullen pillen in beslag nemen en overdragen aan de politie.
De heer Apostolou (PvdA):
De minister vertaalt mijn motie in een brochure die in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de VNG wordt uitgegeven. In de motie vraag ik echter om meer, want ik wil dat hij veel duidelijker signalen geeft dat er opgetreden moet worden tegen shops die in strijd met de regels handelen.
Minister Korthals:
In het eerste deel van mijn antwoord heb ik dat gedaan. Daar waar er illegale producten zijn, zal er worden opgetreden. Het is bepaald niet de bedoeling dat smartshops gedoogd zullen worden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20012002-2956-2965.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.