Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, aan de agenda van deze week toe te voegen een debat over het tekort aan intensivecarebedden, met maximumspreektijden voor de PvdA, de VVD en het CDA van 7 minuten en de overige fracties van 5 minuten. Hierover is overleg geweest. De achtergrond is dat vele fracties hebben aangegeven dit debat graag deze week te willen hebben. Er komt een aangepast schema.

Het woord is aan de heer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. Ik wil een spoeddebat aanvragen over het doorlaten van drugskoeriers op Schiphol vanwege het tekort aan cellen. Ik zou in dat debat graag 15 à 20 minuten spreektijd willen hebben.

De heer Cornielje (VVD):

Vraagt de heer Rietkerk nu om een spoeddebat of een "spoedig debat"? Gaat het om een interpellatieverzoek of om een gewoon debat waarbij iedereen gelijke spreektijden heeft?

De voorzitter:

Gezien de discussie in de kranten weet de heer Cornielje dat het een "spoeddebat" is. Als de Kamer besluit tot zo'n debat, zal ik spreektijden voorstellen. Zo gaat dat nu eenmaal in deze Kamer.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie vindt de situatie rond Schiphol ernstig genoeg om daaraan spoedig een debat te wijden. Wij steunen het voorstel van de heer Rietkerk.

De heer Dittrich (D66):

Ook de D66-fractie steunt het verzoek van de heer Rietkerk. Ik hoop dat "spoedig" betekent dat het debat morgen zal plaatsvinden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit laatste geldt ook voor mijn fractie. De heer Rietkerk spreekt zeer nadrukkelijk over de drugskoeriers op Schiphol. In het verlengde van de discussie daarover is er nog meer boven water gekomen, waardoor de discussie door de minister in een breder kader werd getrokken. Ik zou dat er uiteraard graag bij willen betrekken.

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van deze week een spoeddebat met de minister van Justitie over de drugssmokkel op Schiphol, met maximumspreektijden van 15 minuten voor de fracties van PvdA, CDA en VVD, 10 minuten voor de fracties van D66 en GroenLinks en 7 minuten voor de overige fracties.

Verder stel ik voor, dit debat en het debat over intensivecarebedden morgen te houden.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Welk tijdstip heeft u in gedachten voor de genoemde debatten?

De voorzitter:

Ik stel voor, mede in het licht van de beschikbaarheid van de bewindspersonen, met het debat over de drugssmokkel te beginnen om 13.00 uur en het debat over de intensivecarebedden te houden in de avonduren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter. In het plan van aanpak dat wij kennelijk morgenmiddag zullen bespreken, wordt een criminaliteitsbeeldanalyse genoemd, vervaardigd door de gemengde werkgroep luchthavens van de drie landen van het Koninkrijk. Ik verzoek de regering, voorafgaand aan het debat, die analyse toe te sturen aan de Kamer.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik wil graag zo snel mogelijk beschikken over de Voorzitterbrief van staatssecretaris Bos aan minister Korthals van juni 2001, zodat deze kan worden betrokken bij het debat van morgen. De brief van december 2001 hebben wij overigens al wel ontvangen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik vraag de aandacht van de leden voor de consequenties van het vaststellen van onze agenda voor deze week, voor de ontvangst van de Nederlandse ambassadeurs in onder andere dit huis. Het was de bedoeling om met hen vooral over justitieonderwerpen te praten. Ik doe een beroep op alle leden om, indien mogelijk, toch gedeeltelijk deel te nemen aan de werkgroepen en aanwezig te zijn bij de informele afsluiting om 16.30 uur morgen.

Het woord is aan de heer Van der Steenhoven.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter. Mede namens de fracties van D66 en de ChristenUnie vraag ik om een brief van het kabinet, met name van de ministers Netelenbos en Jorritsma, over de uitspraken van minister Jorritsma, gedaan vorige week woensdag 16 januari in het Financieele Dagblad. Zij constateerde dat de kilometerheffing overbodig wordt, op het moment dat de CO2-emissiehandel van de grond zou komen. Wat bedoelt zij met deze uitspraken en welk effect hebben deze op de voorbereiding van het wetsvoorstel inzake kilometerheffing? Wij willen de brief van het kabinet over dit onderwerp graag voor volgende week dinsdag ontvangen, aangezien wij op die dag een algemeen overleg hebben over de kilometerheffing. Deze informatie kunnen wij daarbij zeer goed gebruiken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Vliet.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Half januari verschenen in de media diverse berichten over een aantal ziekenfondsverzekerden die klachten hadden ingediend bij consulenten- en patiëntenorganisaties, omdat zij door hun huisartsen gemaand zouden worden naar andere zorgverzekeraars over te stappen omdat dit de administratieve lasten van de desbetreffende huisartsen zou beperken. Tot onze vreugde, want ook D66 is hier zeer tegen, heeft de minister dit sterk afgewezen en zij heeft gezegd dat de keuzevrijheid van de patiënt voorop staat. Verder gaf zij aan dat het ministerie, de zorgverzekeraars en de huisartsen met elkaar hierover een gesprek moeten voeren. De fractie van D66 ontvangt graag van de minister een brief met een antwoord op de volgende vragen.

Wat is in algemene zin de stand van zaken rondom deze gesprekken? Kan een toelichting worden gegeven op de mogelijkheden die er zijn voor huisartsen om, ondanks de regelgeving van de Nederlandse mededingingsautoriteit, in gezamenlijkheid afspraken te maken met zorgverzekeraars? Verder krijgen wij graag een toelichting op het conflict dat, zo begrijpen wij uit de media, bestaat tussen de zorgverzekeraars en de huisartsen over de hoogte van de vergoeding van de avond-, nacht- en weekenddiensten.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Giskes.

Mevrouw Giskes (D66):

De introductie van de euro is voorspoedig verlopen, het is bijna een big bang geworden. In het geheel is er een kleine dissonant en dat betreft de houding en het gedrag van banken bij deze operatie. De stellige indruk bestaat dat er van meet af aan veel minder kleine coupures dan afgesproken was uit de geldautomaten kwamen. Over het wisselen van contant geld dat niet op eigen rekening wordt gestort door bijvoorbeeld kinderen wordt heel moeilijk gedaan. In sommige gevallen wordt er zelfs provisie gevraagd van reguliere klanten. Ook de dienstverlening aan de winkeliers – met een ondertoon van: u had zelf beter moeten sorteren – laat te wensen over. Met het oog op dit alles en gegeven het feit dat tot 28 januari de gulden nog wettig betaalmiddel is, vragen wij op korte termijn een brief van het kabinet – vooruitlopend op de algemene evaluatie – met het antwoord op de vraag wat het kabinet doet en heeft gedaan om de banken in deze laatste fase van de omwisseloperaties een even groot enthousiasme te laten betonen als het publiek zelf. Dat zijn de klanten van de banken, al wekken die af en toe de indruk dat ze er meer last dan voordeel van hebben. Wij horen graag op korte termijn wat voor profijt dit heeft, zodat wij dit de komende tijd merkbaar kunnen waarnemen. Dit verzoek doe ik overigens ook mede namens de PvdA en vermoedelijk ook namens andere woordvoerders op dit dossier.

De voorzitter:

Gelet op het feit dat ik instemmend geknik zie, stel ik voor het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Enig tijd geleden stelde ik schriftelijke vragen aan de minister-president over het verzoek van Hijos – dit zijn kinderen van verdwenen ouders uit Argentinië – om een gesprek met hem in verband met het aanstaande huwelijk. Bij die gelegenheid heb ik vragen gesteld over de openbaarmaking van de gastenlijst voor het huwelijk. Ik vraag nu of de antwoorden op deze vragen morgen kunnen verschijnen, gezien de beperkte tijd die resteert tot de huwelijksdatum.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Atsma.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. In november/december 2001 werd een grote partij verontreinigd visafval vanuit Nederland naar Duitsland geëxporteerd en aldaar verwerkt in veevoer. Wij wilden daarover mondelinge vragen stellen maar die hebben de eindstreep niet gehaald. Inmiddels heeft ook de SP schriftelijke vragen hierover gesteld. Aanvullend verzoeken wij de ministers van VWS en LNV per brief op de volgende vragen in te gaan.

Wanneer heeft de Keuringsdienst van Waren vastgesteld dat er sprake is van een grote hoeveelheid verontreinigd visafval? Hoe is vastgesteld dat dit afval is vervoerd en verwerkt in Duitsland? Op welke wijze en wanneer zijn de Duitse autoriteiten daarvan op de hoogte gesteld? Welke risico's zijn er voor dier en mens als dit verontreinigde visafval in het veevoer is terechtgekomen? Ook voor de volksgezondheid zouden er nogal wat risico's aan zitten. Is het waar dat dit veevoer naar meer landen is geëxporteerd? Wij vragen beide bewindslieden hoe de communicatie over en weer is verlopen en of er wezenlijke verschillen zijn met de communicatie ten tijde van de dioxinecrisis. Kunnen de bewindslieden deze vragen op hoofdlijnen beantwoorden vóór het overleg over de Nederlandse voedselautoriteit, dat komende donderdag plaatsvindt?

De voorzitter:

Voordat de leden zich ongerust maken, zeg ik dat dit de heer Atsma alleen is toegestaan, omdat er enige onduidelijkheid was over het tijdstip van indienen van de schriftelijke vragen van de SP-fractie en het verzoek tot het stellen van mondelinge vragen van de CDA-fractie. Dit is natuurlijk ongebruikelijk.

De heer Poppe (SP):

Ze zijn via de e-mail ingediend; dat tijdstip is dus altijd tot op de minuut duidelijk vast te stellen. Het maakt verder niet uit. Ik vind het natuurlijk een prima zaak, als onze vragen maar wel beantwoord worden naar de volgorde waarin ze gesteld zijn, omdat bij de regeling eigenlijk geen vragen mogen worden gesteld.

De voorzitter:

Daar heeft u gelijk in. Zowel uw vragen als die van de heer Atsma worden beantwoord.

De heer Ter Veer (D66):

Kan de heer Atsma toelichten waarom deze vragen per se voor donderdagochtend beantwoord moeten zijn? Vindt hij het een reden om het geplande algemeen overleg uit te stellen als dat niet het geval is?

De heer Atsma (CDA):

Ik ga ervan uit het overleg donderdag doorgaat. Ik heb met nadruk aangegeven dat het natuurlijk ook gaat om de communicatie tussen de twee ministeries, de vraag wie waarvoor verantwoordelijk is en de vraag hoe het zit met de gezondheid van zowel mens als dier. Dat heeft alles te maken met het debat van komende donderdag over de Nederlandse voedselautoriteit en de vraag onder welk ministerie die moet worden geplaatst en wie het best de communicatie ervan kan verzorgen.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet met het verzoek, de vragen van zowel de heer Poppe als de heer Atsma te beantwoorden vóór het AO van aanstaande donderdag.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Cloe.

De heer De Cloe (PvdA):

Over ongeveer twee weken heeft de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een overleg met de staatssecretaris over het project Weer samen naar school. Omdat het erop lijkt dat de rek uit het proces ten aanzien van het speciaal basisonderwijs is, zou het verstandig zijn dat de Kamer kan beschikken over de leerlingentelling van oktober 2001 waaruit moet blijken of er sprake is van een toename dan wel een daling van dit aantal leerlingen. Kan de staatssecretaris ons deze telling ruim op tijd doen toekomen?

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven